direct naar inhoud van Regels

NDB

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0505.BP173Ndb-3004

HOOFDSTUK 6 Natuurparagraaf

 

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden

(habitats), maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het netwerk omvat alle gebieden die zijn

beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). De Dordtse

Biesbosch is als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur, een schakel in dit netwerk.

Het Vogelrichtlijngebied maakt formeel al deel uit van het Natura 2000 netwerk. De aanwijzing

van de Habitatrichtlijn is in voorbereiding. In dergelijke situaties wordt volstaan met het volgen

van het beschermingsregime van de Natura 2000 en de daaruit afgeleidde regelgeving van de

Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast is de soortenbescherming vanuit de Flora- en faunawet

van toepassing .

In 2008 heeft het Natuur-Wetenschappelijk Centrum (NWC) de plannen voor Nieuwe Dordtse

Biesbosch getoetst aan de Flora- en faunawet, de EHS en de Natuurbeschermingswet 1998. Aangezien zich in het gebied geen wezenlijke veranderingen hebben voorgedaan die van signifcante invloed zijn op het voorkomen van flora en fauna kan de toendertijd verzamelde basisinformatie nog als voldoende actueel worden beschouwd.

Inmiddels zijn de inrichtingsideeën deels gewijzigd ten opzichte van een paar jaren terug. Belangrijke wijzigingen zijn: Het project de Tongplaat is inmiddels uitgevoerd en blijft hier verder buiten beschouwing, De Noordbovenpolder en een groot deel van de Alloijzen- of Bovenpolder blijft agrarisch en de Wantijdijk is onder de bestemming Natuur 1 gebracht. Op basis van het huidige plan en de basisinformatie uit 2008 is een Habitattoets uitgevoerd door het Natuur-Wetenschappelijk Centrum (NWC) en als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

 

Uit het onderzoek en de toetsing volgt dat de algemene doelen voor het Natura 2000-gebied de

Biesbosch worden versterkt, door verbetering van de samenhang en vergroting van de beoogde

habitat. Habitats van diverse habitatsoorten nemen toe in oppervlakte. Nadelige factor is een toename van recreatie in het plangebied (maar buiten het Natura 2000 gebied).

 

Nadelige effecten kunnen optreden voor de volgende habitats en soorten:

• alluviale bossen met Zwarte els en Es

• voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland en van montane en alpiene zones

• associatie van Doorgroeid fonteinkruid

• Rivierprik

• Zeeprik

• Elft

• Zalm

• Fint

• Bittervoorn

• Grote modderkruiper

• Kleine modderkruiper

• Rivierdonderpad

• Meervleermuis

• Bever

• Noordse woelmuis

• Bruine kiekendief

• Blauwborst

• Fuut

• Kleine zwaan

• Kolgans

• Grauwe gans

• Brandgans

• Smient

• Krakeend

• Wintertaling

• Wilde eend

• Slobeend

• Tafeleend

• Kuifeend

• Meerkoet

 

De vraag of de gevolgen mogelijk verstorend kunnen zijn voor soorten of tot een verslechtering van de kwaliteit van het (natuurlijke) habitat kunnen leiden moet op een aantal punten bevestigend beantwoord worden:

• Mogelijk treedt verslechtering/mechanische verstoring op van de associatie van Doorgroeid

fonteinkruid, wanneer de kreken in Polder de Biesbosch gebruikt gaan worden door

kanovaarders.

• Werkzaamheden aan bestaand water heeft verslechterende en verstorende effecten op

Bittervoorn, Grote modderkruiper, kleine modderkruiper en Rivierdonderpad. Uiteindelijk neemt

het oppervlakte leefgebied toe, mits (zeker voorde Grote modderkruiper) juist ingericht.

• Mogelijk toename visuele verstoring voor de Bever (mogelijk echter afname).

• Tijdelijk minder geschikt zijn van het plangebied als foerageergebied van de Bruine kiekendief.

• Mogelijk verstoring van de Blauwborst tijdens broedperiode.

• Fuut, Kleine zwaan, Kolgans, Grauwe gans, Brandgans, Smient, Krakeend, Wintertaling, Slob-

eend en Tafeleend en zullen te maken krijgen met meer visuele verstoring en hierdoor ver-

slechtering van de kwaliteit van hun habitat.

• Wilde eend, Kuifeend en Meerkoet kunnen te maken krijgen met een verwaarloosbare

verstoring tijdens de uitvoeringsfase.

 

Met bovengenoemde punten zal bij de uitwerking en uitvoering van de plannen rekening moeten worden gehouden. Voorafgaand aan de uitvoering van de plannen zal een toetsing plaatsvinden aan de natuurwetgeving en zal met bovengenoemde punten rekening moeten worden gehouden.

 

Aan de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied wordt geen afbreuk gedaan.

Gevolgen zijn vaak tijdelijk en nooit significant. Belangrijke “mits” is een zeer zorgvuldige

omgang met de Grote modderkruiper.

De conclusie uit het onderzoek en de toetsing is dat indien bij de inrichting rekening wordt

gehouden met de Grote modderkruiper, is er geen kans op het optreden van significant nadelige

effecten.

 

Het NWC is in mei 2012 gevraagd een bureaustudie uit te voeren om te kijken of de uitgevoerde toetsen (Flora en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en EHS) nog voldoen. De conclusies uit dit onderzoek, dat als bijlage bij deze toelichting is, gevoegd luiden als volgt:

 

Flora- en faunawet

De wijziging van het ontwerpbestemmingsplan leidt niet tot toename van nadelige effecten op de betreffende beschermde soorten. Dit betekent niet dat de toets uit 2008 nog volstaat. In het kader van de Flora- en faunawet wordt nieuw verspreidingsonderzoek nodig geacht naar de Grote modderkruiper, de Rivierdonderpad, de Platte schijfhoren, de Waterspitsmuis en de Noordse woelmuis, omdat de verspreiding van deze soorten inmiddels veranderd kan zijn (ongeacht het feit dat het plangebied ongewijzigd is ten opzichte van 2007/2008).

Bij kap van bomen met holtes en/of sloop van gebouwen is onderzoek naar vleermuizen en vogels met een vaste verblijfplaats nodig. Maatregelen kunnen nodig zijn (NB: vleermuisonderzoek duurt gemiddeld een half jaar).

Bij aantasting van buitendijks gebied is eveneens onderzoek nodig naar aanwezigheid van de Spindotterbloem en de Bever. Maatregelen kunnen nodig zijn. Hetzelfde geldt in geval van aantasting of verdwijnen van potentiële habitats van muurplanten of de Rietorchis.

Het sinds de eerdere toetsen aangepaste bestemmingsplan biedt geschikt leefgebied en/of biedt ruimte om geschikt leefgebied te creëren voor de (mogelijk) aanwezige strikt beschermde soorten. Het bestemmingsplan is dan ook niet in strijd met de mogelijke aanwezigheid van deze soorten. Het benodigde onderzoek kan daarom ook plaatsvinden in een later stadium. Dit onderzoek kan, zeker wat betreft vleermuizen, enige tijd in beslag nemen. Naar verwachting zijn hoogstens mitigerende maatregelen nodig en mogelijk bepaalde inrichtingsmaatregelen (die inpasbaar zijn binnen het huidige ontwerpbestemmingsplan).

 

Ecologische Hoofdstructuur

Hernieuwde toetsing aan de doelen voor de EHS is niet nodig.

 

Natuurbeschermingswet 1998

De sinds de vorge toetsen aangepaste bestemmingsplan leidt tot afname van nadelige effecten

op de betreffende soorten. De passende beoordeling dient aangepast en afgerond te

worden en goedgekeurd te worden door de Gedeputeerde Staten van de Provincie

Zuid-Holland.