NDB
Status: | Vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.0505.BP173Ndb-3004 |
HOOFDSTUK 4 Beschrijving van het plan
4.1 Keuze planmethodiek
Een gedetailleerd bestemmingsplan biedt een grote mate van rechtszekerheid en duidelijkheid; met het oog op het beheer van het gebied kan een dergelijk plan een stuk maatwerk bieden. Het buitengebied moet meerdere functies herbergen, die onderling nauw samenhangen en die soms beperkt worden door andere regelingen en belangen. Een toename of verandering van activiteiten kan bijvoorbeeld directe gevolgen voor een natuurgebied hebben en een voorziening met een grote publiektrekkende werking kan gevolgen voor de toevoerwegen en de bewoners van panden die daaraan gesitueerd zijn (geluidhinder, luchtkwaliteit).
Juist vanwege deze onderlinge samenhang, is flexibiliteit maar in beperkte mate aanwezig. Bovendien is de huidige Wet ruimtelijke ordening primair gericht op uitvoeringsplanologie; een bestemmingsplan mag in principe alleen datgene mogelijk maken wat ook binnen de planperiode van 10 jaar zal worden gerealiseerd. Ook dit uitgangspunt beperkt de mogelijkheden van een flexibele regeling. Tot slot vormt de eventuele planschade een reden om niet te flexibel te bestemmen.
Om deze redenen is gekozen voor een gedetailleerd bestemmingsplan, met waar nodig en mogelijk flexibiliteit in de vorm van ruime bouwblokken en afwijkingsmogelijkheden. Het plan moet voldoende middelen bieden om via een stringent beheer ongewenste activiteiten in het gebied te voorkomen.
Sinds 1 januari 2010 moeten bestemingsplannen digitaal worden opgesteld en vastgesteld. Door de invoering van landelijke standaarden waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen is het mogelijk alle plannen digitaal vergelijkbaar en raadpleegbaar te maken, onder andere via de landelijke website: www.ruimtelijkeplannen.nl.
Het voorliggende bestemmingsplan is overeenkomstig de RO-standaarden opgesteld.
Met ingang van 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht. In de wet zijn diverse toestemmingen ondergebracht, waaronder een aantal instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. De invoering heeft tot gevolg dat vertrouwde begrippen als bouwvergunning, sloopvergunning, binnenplanse en buitenplanse ontheffing, projectbesluit en aanlegvergunning niet langer worden gebruikt. Vanaf genoemde datum worden deze toestemmingen alle aangeduid als omgevingsvergunning. Een en ander brengt met zich dat in de regels van het bestemmingsplan de aangepaste terminologie wordt toegepast.
4.2 Inhoudelijk
Het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding en een toelichting. De eerste 2 onderdelen zijn juridisch bindend en moeten daarom in samenhang worden gelezen. Deze toelichting gaat in op de achtergronden van het bestemmingsplan, geeft een motivering voor de ruimtelijke keuzes in het plan en kunnen behulpzaam zijn bij het toepassen en interpreteren van regels en verbeelding.
De regels zijn, conform de RO-standaarden, opgebouwd uit 4 hoofdstukken:
1. Inleidende regels
2. Bestemmingsregels
3. Algemene regels
4. Overgangs- en slotregels
In Hoofdstuk 1 zijn bepalingen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het bestemmingsplan.
De belangrijkste begrippen uit het bestemmingsplan worden gedefinieerd in artikel 1.
De wijze waarop in het plan voorkomende afmetingen moeten worden bepaald zijn beschreven in artikel 2.
In Hoofdstuk 2 worden de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen uitgewerkt, door middel van bouw- en gebruiksregels. In het bestemmingsplan Nieuwe Dordtse Biesbosch gaat het om de volgende bestemmingen.
A. Agrarisch met waarden 1 (artikel 3)
In het bestemmingsplan is aan het gebied ten zuiden van de Wieldrechtse Zeedijk en Zeedijk de bestemming “Agrarisch met waarden” gegeven. De gronden binnen deze bestemming zijn overwegend gereserveerd voor aan de grond gebonden volwaardige agrarische bedrijven, groenvoorzieningen, water en voorzieningen als verhardingen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Binnen deze bestemming kan zowel landbouw, tuinbouw als veeteelt worden uitgevoerd. Hierbij gelden de onder meer uit de Verordening Ruimte (Provinice Zuid-Holland) voortvloeiende beperkingen.
Zo is nieuwbouw ten behoeve van nieuwe agrarische bedrijven slechts toegestaan indien het volwaardige agrarische bedrijven betreft. Nieuwbouw ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waaronder burgerwoningen, is uitgesloten. Het oprichten van glastuinbouwbedrijven, het uitbreiden van het kassenbestand van bestaande glastuinbouw-
bedrijven of tuinbouwbedrijven en het oprichten van nieuw ondersteund glas bij andere agrarische bedrijven is eveneens niet toegestaan. De vestiging van nieuwe intensieve veehouderijen is uitgesloten en uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven met intensieve veehouderij als neventak is slechts in zeer beperkte mate mogelijk.
Op de plankaart zijn de bouwblokken, waarbinnen agrarische bebouwing kan worden gerealiseerd, aangegeven. In het algemeen wordt uitgegaan een uitbreidingsmogelijkheid van maximaal 1000 m2 aan bedrijfsbebouwing. De totale bouwmogelijkheid, inclusief de uitbreidingsmogelijkheid, is per agrarisch bouwperceel berekend en op de plankaart aangegeven.
Binnen de bouwpercelen kunnen alle noodzakelijke agrarische bouwwerken worden gerealiseerd. Per volwaardig agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, mits deze niet binnen de zone van de hoogspanningsleiding of andere leidingen wordt gesitueerd. De maximaal toelaatbare bouwhoogte bedraagt 12 m.
In vrijwel alle gevallen is deze bedrijfswoning bij het bedrijf aanwezig. In één geval aan de Nieuwe Merwedeweg is de bedrijfswoning op grote afstand van het bouwperceel, aan de Provincialeweg, gesitueerd. Om te voorkomen dat bij dit bedrijf twee bedrijfswoningen zouden kunnen ontstaan is hier via een aanduiding op de verbeelding en in de regels bepaald dat binnen het betreffende bouwperceel aan de Nieuwe Merwedeweg geen bedrijfswoning kan worden opgericht. Wanneer de huidige bedrijfswoning wordt afgestoten en er alsnog behoefte ontstaat aan een bedrijfswoning op het bouwperceel is daarvoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Nieuwe bedrijfswoningen bij niet-agrarische of niet volwaardige agrarische bedrijven zijn uitgesloten.
Buiten de bouwpercelen mogen geen gebouwen worden gerealiseerd. De reden hiervoor is dat het agrarisch gebied vanuit een oogpunt van cultuurhistorie, maar ook vanwege de landschappelijke kwaliteiten en vanwege de productiemogelijkheden die het gebied moet kunnen bieden zoveel mogelijk open gehouden dient te worden. Via afwijking kan buiten de agrarische bouwpercelen worden toegestaan dat per agrarisch bedrijf een ondergeschikt bouwwerk, zoals schuilgelegenheid voor dieren, wordt opgericht. De oppervlakte van dat bouwwerk wordt beperkt tot 50 m2 per gebouw en de bouwhoogte tot 3 m. De uitvoering en ruimtelijke inpassing zal getoetst worden aan het Beeldkwaliteitsplan.
Het toestaan van nevenactiviteiten is in de planregels door middel van een afwijkingsbevoegdheid toegestaan. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt uitsluitend ten aanzien van volwaardige agrarische bedrijven en kan slechts verleend worden indien geen afbreuk wordt gedaan aan de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden, de natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteit. Verder mogen nevenactiviteiten geen belemmeringen voor agrarische bedrijven veroorzaken.
Nevenactiviteiten dienen op het (hoofd-) bouwperceel te worden uitgevoerd. Bebouwing ten behoeve van nevenactiviteiten is binnen bepaalde grenzen op het bouwperceel toegestaan. Het uitoefenen van nevenactiviteiten buiten het (hoofd-)bouwperceel is niet toegestaan, met uitzondering van een longeerbak bij een paardenstalling die vanwege zijn omvang en geringe ruimtelijke effecten buiten, maar wel aansluitend op het bouwperceel kan worden gerealiseerd.
Nevenactiviteiten mogen de verkeersafwikkeling niet onevenredig belasten. Een nevenactiviteit in de vorm van kinderopvang kan vanwege de mogelijke verkeerseffecten slechts via een wijzigingsbevoegdheid worden toegestaan.
Aan niet-agrarische bedrijven en burgers, die in het buitengebied wonen, wordt het uitoefenen van met nevenactiviteiten niet toegestaan. Nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf mogen geen zelfstandige functie worden en moeten worden beëindigd als de hoofdactiviteit (de agrarische functie) niet meer als zodanig kan worden aangemerkt, bijvoorbeeld doordat uit het agrarisch beroep geen hoofdinkomen meer wordt verworven. Voor alle agrarische activiteiten en nevenactiviteiten geldt dat op eigen terrein in de benodigde parkeerbehoefte dient te worden voorzien.
De in het gebied voorkomende rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten genieten bescherming op grond van de Monumentenwet 1988 c.q. de Monumentenverordening en mogen niet zonder vergunning op basis van die regelingen worden gesloopt, gewijzigd of aangetast.
B. Agrarisch met waarden 2 (artikel 4)
De agrarische gronden ten noorden van de Zeedijk krijgen overwegend de bestemming Agrarisch met waarden 2. De gronden in dit deel van het plangebied maken in het algemeen deel uit van bedrijven, die hun bouwperceel elders hebben. De bouwmogelijkheden in dit gebied zijn van oudsher zeer beperkt en worden ook in het onderhavige bestemmignsplan beperkt tot maximaal 1000 m2, welke via een afwijkingsbevoegdheid kan worden toegestaan. het oprichten van nieuwe bedrijfswoningen is niet toegestaan. Bij de bedrijven binnen deze bestemming zijn nevenactiviteiten in principe niet toegestaan, omdat zich hier geen agrarische (hoofd)bouwpercelen bevinden. Omdat een recreateif medegebruik van de gronden en opstallen in dit gebied planologisch gewenst kan worden geacht, kunnen via een afwijkingsbevoegdheid nevenactiviteiten, uitsluitend gericht op de dagrecreatie woren toegestaan. Voorwaarde daarbij is dat wanneer de agrarische activiteit ter plaatse wordt beëindigd, ook de nevenactiviteit dient te worden gestaakt.
C. Detailhandel (artikel 5)
Voor de bestaande volumineuze detailhandel in meubelen annex verkooppunt van motorbrandstoffen, waaronder LPG, aan de Provincialeweg 8a is een maatbestemming opgenomen. De huidige activiteiten zijn in het bestemmingsplan vastgelegd. Uitbreidings-
mogelijkheden van de bestaande bebouwing en het huidige gebruik worden vanuit ruimtelijke- en milieuoverwegingen ter plaatse ongewenst geacht.
D. Groen (artikel 6)
Langs de Wieldrechtse Zeedijk en de Bildersteeg bevinden zich dijktaluds zonder specifieke natuurwaarden. Deze gronden zijn wel vanuit landschappelijk oogpunt van belang. Aan deze gronden is de bestemming “Groen” gegeven. Op deze gronden mogen uitsluitend binnen de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd.
E. Horeca (artikel 7)
Aan paviljoen de Viersprong aan de Noorderelsweg 6 en de herberg De Kop van ’t Land aan de Zeedijk 32 is een horecabestemming gegeven.
Binnen deze bestemming kunnen hotelvoorzieningen, restaurants en cafés worden gerealiseerd., waarbij ter plaatse van De Viersprong een mogelijkheid wordt geboden de bestaande bebouwing met maximaal 1000 m2 uit te breiden.
Bij de herberg aan de Zeedijk 32 ontbreekt daartoe de ruimte. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m. Op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte die de betreffende horeca-activiteit oproept. Hiervan kan afwijking worden verleend, indien op een andere, vanuit verkeerskundig en landschappelijk oogpunt acceptabele wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.
F. Maatschappelijk (artikel 8)
De percelen Noorderelsweg 2 en 14 zijn bestemd voor maatschappelijke functies.
Op het perceel Noorderelsweg 14 is een zorgboerderij, gericht op dagbehandeling van zorgvragers gevestigd, waarbij de agrarische functie geen wezenlijke betekenis speelt. Op de plankaart is voor dit perceel een bouwvlak aangegeven. De uitbreidingsmogelijkheid bedraagt maximaal 1000 m2 en de maximale bouwhoogte 10 m. Op het perceel mogen uitsluitend educatieve, zorgverlenende en agrarische activiteiten worden verricht. Detailhandel van eventueel ter plaatse vervaardigde goederen is tot een oppervlakte van 100 m2 met afwijking toegestaan.
Op het perceel Noorderelsweg 2 is de Natuur- en Vogelwacht gevestigd. Hier bevindt zich een educatief centrum, worden adviestaken op het gebied van flora- en faunaregelgeving verricht en worden recreatieve taken zoals rondleidingen en rondritten per huifkar georganiseerd. Het centrum beschikt over een beperkte horecafunctie.
Op dit perceel mogen educatieve functies, waaronder voorlichtingsbijeenkomsten, kantooractiviteiten verband houdende met de adviestaken op het gebied van de natuurregelgeving en het natuurbeheer en recreatieve activiteiten in de vorm van de ontvangst van groepen ten behoeve van rondleidingen en rondritten per huifkar worden gehouden. Ten behoeve van deze functies is een horecavoorziening met een oppervlakte van maximaal 100 m2 toegestaan en is detailhandel in de vorm van informatiemateriaal over de nabijgelegen natuurgebieden tot een oppervlakte van 100 m2 toestaan. De uitbreidingsmogelijk van de bestaande bebouwing bedraagt maximaal 1000 m2 en de maximale bouwhoogte 10 m.
G. Natuur-1 (artikel 9)
Binnen de voor Natuur-1 aangewezen gronden staat het behoud en de verbetering van de aanwezige natuurwetenschappelijke waarden en de landschappelijke kwaliteiten centraal. Deze bestemming is gegeven aan gronden waar geen wezenlijke veranderingen in het natuurgebied worden voorzien. Deze bestemming geldt dan ook met name voor het deel van het plangebied dat als Nationaal Park is aangewezen en voor een belangrijk deel van het gebied dat als ecologische verbindingszone is aangewezen.
Het voor Natuur-1 bestemde gebied is met name bestemd voor de bescherming van de aanwezige natuurwetenschappelijke waarden. Het vergroten van de recreatieve gebruiksmogelijkheden - anders dan een beperkt recreatief medegebruik - wordt hier in het algemeen tegengegaan.
In het kader van de bescherming van het natuurgebied en de natuurwetenschappelijke waarden is de aanleg van onder meer waterpartijen, voetpaden en het aanbrengen van oppervlakteverharding toegestaan, maar wel gekoppeld aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van uitkijktorens in buitendijksgebied wordt in verband met de regelgeving op het gebied van water tegengegaan en via afwijking slechts mogelijk gemaakt binnen de buitenkruinlijn van de dijk, waar deze regelgeving niet van toepassing is.
H. Natuur-2 (artikel 10)
Het voor Natuur-2 bestemde gebied is bestemd voor het behoud van bestaande natuurgebieden, maar uitdrukkelijk ook voor de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden en voor een recreatief medegebruik van deze gebieden. Gestreefd wordt naar openbare toegankelijkheid en eenheid van beheer van de gronden binnen deze bestemming.
Het oprichten van bebouwing in de vorm van observatiehutten en gebouwen ten behoeve van het onderhoud van het natuurgebied tot een oppervlakte van in totaal 200 m2 is toegestaan.
Binnen deze bestemming is de aanleg van waterpartijen, voet-, fiets- en ruiterpaden en het aanbrengen van beplanting toegestaan. Tevens is de aanleg van recreatieve voorzieningen zoals speelterreinen, strandjes en uitkijktorens toegestaan. Verder kunnen parkeervoorzieningen tot ten hoogste 20 parkeerplaatsen worden aangelegd.
Evenals bij de bestemming Natuur-1, geldt ook voor Natuur-2 dat bepaalde werken en werkzaamheden niet zonder omgevingsvergunning mogen worden gerealiseerd. Vergunning kan worden verkregen indien de belangen van de natuur niet onevenredig worden geschaad.
I. Recreatie-1 (artikel 11)
De voor Recreatie-1 aangewezen gebieden zijn bestemd voor de ontwikkeling van nieuwe recreatieve knooppunten. Binnen deze bestemming is de aanleg van recreatieterreinen, waterpartijen, groengebieden (waaronder een herdenkingsbos), natuurgebieden, wegen en paden en parkeervoorzieningen mogelijk. Gestreefd wordt naar zoveel mogelijk openbare toegankelijkheid en eenheid van beheer voor de gronden binnen deze bestemming.
Op de plankaart zijn bouwvlakken aangegeven waar bebouwing met een recreatief karakter en deels met een agrarisch karakter kan worden gerealiseerd. De bebouwingsmogelijkheden per bouwvlak en de toegelaten bouwhoogte zijn eveneens op de plankaart aangegeven. In de betreffende bestemmingsplanregel is gespecificeerd welke recreatieve functies op bepaalde plekken kunnen komen. Voor een belangrijk deel van het knooppunt Sterren/Schenkel geldt een beperking als gevolg van de zone van de hoogspanningsverbinding. De ontwikkeling van het knooppunt Knoop in 't Land is pas mogelijk na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
Bij de meeste percelen waarvoor een recreatieve bestemming met een bouwperceel is voorzien, is reeds een (burger)woning aanwezig die als bedrijfswoning kan worden benut. Waar dat niet het geval is, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee bij een volwaardig recreatief bedrijf een bedrijfswoning kan worden toegestaan.
Voor de horecafunctie in het recreatieknooppunt Knoop in ’t land is nog niet duidelijk op welke locatie deze bebouwing precies kan worden gesitueerd. Om die reden is voor deze bebouwing een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Voor een deel van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, waarvoor feitelijk geen zinvol agrarisch meer mogelijk is, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 28) waarmee toepassing kan worden gegeven aan een gebiedsgerichte Ruimte voor ruimteregeling. Wanneer de eigenaar dat wenst kan na sloop van alle voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, met een minimum van 500 m2 te slopen bebouwing, een woning met een inhoud van maximaal 800 m3 worden teruggebouwd. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat in sommige gevallen langs de Provincialeweg de voorkeursgrenswaarde hierbij zal worden overschreden. Dat is niet het geval wanneer op een afstand van ca. 40 m van de Provincialeweg wordt gebouwd. Ook is het denkbaar om tussen de geluidsbron en de te realsieren woning een geluidswal aan te leggen of om met dove gevels te werken. Voorafgaand aan het toepassen van de bovengenoemde wijzigingsbe-
voegdheid dient derhalve de akoestische situatie inzichtelijk te worden gemaakt. De geluidbelasting op de gevel van een via een wijzigingsbevoegdheid te realiseren woning mag de maximale ontheffingswaarde van 53 dB niet overschrijden en tegelijk met de wijzigingsprocedure dienen de benodigde hogere grenswaarden te worden vastgesteld.
J. Recreatie-2 (artikel 12)
De gronden met de bestemming Recreatie-2 worden gereserveerd voor de aanleg van recreatiegebied met natuurwetenschappelijke waarden. Gestreefd wordt naar openbare toegankelijkheid en eenheid van beheer voor de gronden binnen deze bestemming.
Binnen deze bestemming is de aanleg van recreatieterreinen, waterpartijen, groengebieden, natuurgebieden, wegen en paden en verhardingen, waaronder parkeervoorzieningen, mogelijk.
Het oprichten van gebouwen wordt binnen deze bestemming tegengegaan, met uitzondering van onderhoudsgebouwen tot een oppervlakte van in totaal 200 m2. Wel kunnen met de bestemming direct verband houdende bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht.
K. Tuin (artikel 13)
De bestemming Tuin behoort bij de bestemming Wonen en is identiek aan de regeling voor tuinen die voor de bebouwde kom geldt.
Op gronden met de bestemming Tuin mag in principe niet worden gebouwd, behoudens aanbouwen in de vorm van overkappingen van beperkte afmetingen, erfafscheidingen.
L. Verkeer (artikel 14) en Railverkeer (artikel 15)
Alle structurele openbare wegen, straten en paden in het gebied zijn bestemd voor verkeer. Dat geldt ook voor de binnen het agrarisch gebied geplande landbouwweg.
Binnen deze bestemming kan de inrichting en het karakter van de wegen voor zover nodig worden gewijzigd en is het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die rechtstreeks verband houden met de bestemming, zoals verlichting en straatmeubilair, toegestaan. Ook binnen een aantal andere bestemmingen kunnen overigens wegen en paden worden gerealiseerd. Per bestemming is in de planregels aangegeven in hoeverre of dit mogelijk is.
Voor de spoorweg Dordrecht-Lage Zwaluwe, voor zover gelegen binnen het plangebied, is een afzonderlijke bestemming opgenomen.
M. Water (artikel 16)
De structurele vaarwegen, watergangen en waterpartijen, waaronder de landschappelijk belangrijke kreken, zijn bestemd voor water.
Doordat ook binnen andere bestemmingen water is toegestaan, is in sommige gevallen een andere vormgeving van het water mogelijk.
Binnen deze bestemming kunnen met de bestemming verband houdende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals bruggen - waaronder de spoorbrug over het Hollands Diep - en vlonders en dergelijke worden gerealiseerd.
N. Wonen (artikel 17)
Langs de Wiedrechtse Zeedijk, de Zeedijk, de Provincialeweg, de Zuidendijk en op enkele plaatsen verspreid door het plangebied komen burgerwoningen voor. Deze zijn bestemd voor “Wonen” en kennen een vergelijkbare regeling als voor de woningen in de bebouwde kom.
Ook de woningen bij bedrijven die ten behoeve van de natuur- en recreatieontwikkeling van het Strategisch Groenproject zijn verworven, krijgen deze bestemming.
Op de plankaart is per perceel een bouwvlak aangegeven, waarbinnen de woning indien daar ruimte voor is, kan worden uitgebreid. Ook de regeling voor bijgebouwen is vergelijkbaar met die voor de bebouwde kom. In principe wordt maximaal 50 m2 (met afwijking 75 m2) aan bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bij de woning behorende erf met aanbouwen en/of bijgebouwen mag worden bebouwd. In situaties waarin er momenteel al grotere bijgebouwen (vaak voormalige bedrijfsgebouwen) bij burgerwoningen aanwezig zijn, vallen die onder het overgangsrecht.
Op burgerwoningen is de in de gemeente gebruikelijke regeling voor beroepsuitoefening aan huis van toepassing.
Deze regeling houdt in dat een ondergeschikt deel van de woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis, mits de beoefenaar van dat beroep zelf ook daadwerkelijk ter plaatse woont. Het gebruik van bijgebouwen voor deze beroepsuitoefening is niet toegestaan. Hoewel bijgebouwen in het buitengebied zich vaak goed lenen voor een dergelijke beroepsuitoefening is de kans groot dat hierdoor zelfstandige bedrijven ontstaan die feitelijk niet in dit gebied thuishoren en om die reden ongewenst moeten worden geacht.
Om dezelfde reden wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de regeling voor nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven welke elders in dit plan is besproken, niet voor burgerwoningen geldt. Er is bij burgerwoningen geen sprake van een agrarisch bedrijf, zodat ook de nevenactiviteiten niet nodig zijn om het inkomen van een agrarisch bedrijf te waarborgen.
O. Leiding (artikel 18) en Leiding-Hoogspanningsverbinding (artikel 19)
De in het gebied voorkomende belangrijke ondergrondse leidingen (gasleiding, stikstofleiding en waterleidingen met een bovenlokale betekenis) vallen onder de dubbelbestemming Leiding.
Binnen deze bestemming gelden beperkte bouwmogelijkheden. Bouwen voor de andere hier geldende bestemmingen is mogelijk via afwijking, waarbij wordt beoordeeld in hoeverre het belang van de leiding(en) door door bebouwing zal worden geschaad.
Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden die niet tot het normale onderhoud behoren is een omgevingsvergunning vereist, waarbij eveneens het belang van de leiding in de beoordeling wordt meegenomen.
Voor de hoogspanningsverbinding is een afzonderlijke dubbelbestemming opgenomen.
De planregels voorzien in een voorrrangsegeling voor dubbelbestemmingen waarbij het primaat gegeven is aan die bestemmingen die in geval van een calamiteit de grootste effecten voor het plangebied hebben.
P. Waarde-Archeologie 1 en 2 (artikelen 20 en 21)
Om de archeologische belangen binnen het plangebied veilig te kunnen stellen is de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ opgenomen. Omdat binnen het plangebied 2 verschillende beschermingsniveaus gelden, zijn 2 aparte bestemmingen opgenomen.
Binnen deze dubbelbestemming gelden beperkende regels voor het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor de eventueel aanwezige archeologische waarden. Bouwen voor de andere daar voorkomende bestemmingen is toegestaan nadat uit onderzoek en beoordeling door de gemeentelijke archeoloog is vastgesteld dat de archeologische belangen niet onevenredig worden geschaad.
Een vergelijkbare regeling geldt voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden die niet tot het normale onderhoud behoren.
In de gebieden die vallen onder de bestemming 'Waarde-Archeologie 1' geldt de archeologische toets voor activiteiten die dieper dan 70 cm onder maaiveld worden uitgevoerd.
Ter plaatse van de gronden aangewezen voor 'Waarde-Archeologie 2' is een archeologische toets nodig voor activiteiten vanaf 100 cm onder maaiveld.
Q. Waterstaat-Waterkering (artikel 22)
De dijken met een waterkerende functie en de bijbehorende beschermingszone vallen onder de dubbelbestemming “Waterstaat-Waterkering”. Het belang van het beheer en onderhoud van de waterkering staat centraal. Dijkversterking is niet binnen deze bestemming mogelijk, omdat daarmee geen rekening is gehouden in de MER-procedure. Voor de beoogde dijkversterking zal een afzonderlijkie bestemmingsplanherziening worden opgesteld. De bestemmingen die samenvallen met de bestemming Waterkering zijn van secundair belang.
De bouw- en gebruiksmogelijkheden ten behoeve van de samenvallende bestemmingen kunnen slechts worden benut als de belangen van de waterkering dat toestaan. Binnen deze bestemming is het oprichten van gebouwen in de vorm van gemalen tot een oppervlakte van 100 m2 per gebouw met een bouwhoogte van maximaal 6 m toegestaan.
De algemene bepalingen in hoofdstuk 3 zijn van belang voor het gehele plangebied of voor delen die de belangen van een enkele bestemming overstijgen.
In artikel 23 is de zogenaamde Antidubbeltelbepaling opgenomen.
Deze bepaling houdt in dat gronden en/of bebouwing die eenmaal is meegenomen bij het verlenen van een bouwvergunning niet opnieuw bij een volgende bouwvergunning mag worden betrokken. Wanneer bijvoorbeeld een bedrijfswoning bij een volwaardig agrarische bedrijf wordt gerealiseerd, welke na verloop van tijd wordt verkocht, kan door deze bepaling niet opnieuw een bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf worden gerealiseerd. Op die wijze zou immers verkapte woningbouw in het gebied kunnen plaatsvinden, hetgeen ongewenst wordt geacht.
De overige regels in het plan, zoals de algemene bouwregels (artikel 24), algemene gebruiksregels (artikel 25), algemene aanduidingsregels (artikel 26), algemene afwijkingsregels (artikel 27) en algemene wijzigingsregels (artikel 28), spreken voor zich.
Tot slot bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotbepalingen, waarvan de tekst wettelijk is voorgeschreven.