Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
1. bedrijven uit categorie 1 uit de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van Bedrijven';
2. bedrijven uit categorie 1 en 2 uit de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van Bedrijven', uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2";
3. bedrijven uit categorie 1 tot en met 3.1 uit de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van Bedrijven', uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1";
4. bedrijven uit categorie 1 tot en met 3.2 uit de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van Bedrijven', uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2";
5. bedrijven uit categorie 1 tot en met 4.1 uit de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van Bedrijven', uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1";
6. bedrijven uit categorie 1 tot en met 4.2 uit de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van Bedrijven', uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2";
7. een constructie- en opslagbedrijf, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - constructie- en opslagbedrijf";
8. gemeentewerken, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerken";
9. een diervoedersfabriek, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - diervoedersfabriek";
10. de opslag van goederen ten behoeve van een bouw- en/of aannemersbedrijf;
-
(inpandige) bedrijfswoningen, met dien verstande dat:
1. per bouwvlak ten hoogste 1 (inpandige) bedrijfswoning is toegestaan;
2. op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" geen (inpandige) bedrijfswoningen zijn toegestaan,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
terreinen;
-
bijgebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het maximale bebouwingspercentage mag niet meer dan de aangegeven hoogten en het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding "maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" bedragen, dan wel de bestaande hoogten en het bestaande percentage indien deze meer zijn.
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
2. per bouwperceel mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, dan wel het bestaande aantal indien dit meer is, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" een bedrijfswoning niet is toegestaan;
3. voor een bedrijfswoning in een bedrijfsgebouw zijn de bebouwingsnormen van toepassing, die gelden voor het bedrijfsgebouw, met dien verstande dat de inhoud van de woning niet meer dan 750 m3 mag bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer is;
4. ingeval een bedrijfswoning vrijstaand of aan een bedrijfsgebouw is gebouwd geldt, dat de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 5,5 m en 10 m mag bedragen en de inhoud van de woning niet meer dan 750 m3 mag bedragen, dan wel de bestaande hoogten en inhoud indien deze meer zijn.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
3. op gronden gelegen voor de naar de weg toegekeerde bouwgrens mag de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is;
4. op gronden gelegen achter de naar de weg toegekeerde bouwgrens mag de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaats-vindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van:
-
het bepaalde in lid 3.2 sub a onder 1 en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per bedrijf niet meer bedraagt dan het maximaal toegestane bebouwingspercentage;
2. de bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan de toegestane goothoogte binnen het bouwvlak;
-
het bepaalde in lid 3.2 sub a onder 2 en toestaan dat ter plaatse van het bedrijventerrein "t Zand het bebouwingspercentage wordt verruimd tot ten hoogste 80%, mits de uitbreiding noodzakelijk is voor de exploitatie van het bedrijf;
-
het bepaalde in lid 3.2 sub b onder 4 en toestaan dat een bedrijfswoning plat is afgedekt, mits de bedrijfsgebouwen ook plat zijn afgedekt.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken, uitgezonderd (inpandige) bedrijfswoningen, voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor detailhandel;
-
opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaats-vindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 1 opgenomen "Staat van Bedrijven", mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd en er geen sprake is van een hogere milieucategorie dan de aan de gronden op basis van lid 3.1 toegekende milieucategorie.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin', met dien verstande dat na wijziging de bestemmingsregels van artikel 24 'Wonen' en artikel 20 'Tuin' van overeenkomstige toepassing zijn.
-
Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.
Artikel 4 Bedrijf - Baggerdepot
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Baggerdepot' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een depot voor de opslag van bagger,
met de daarbij behorende:
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4. 2 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 8 m mag bedragen.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
-
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Dienstverlening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van dienstverlenende voorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels;
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de bouwhoogte van een gebouw en het maximale bebouwingspercentage mag niet meer dan de aangegeven hoogten ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan de toegestane bouwhoogte als bepaald in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2 sub a onder 1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan het maximaal toegestane bebouwingspercentage;
-
de bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan de toegestane goothoogte binnen het bouwvlak.
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
1. wonen;
2. recreatieappartementen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "recreatie";
3. detailhandel;
4. dienstverlening;
5. maatschappelijke voorzieningen;
-
bed & breakfast, met dien verstande dat:
1. bed & breakfast dient te worden gerealiseerd binnen de bestaande woning;
2. bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
3. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloeroppervlak van bestaande woningen;
4. het parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
-
ten dienste van en aan de functie ondergeschikte horecavoorzieningen uit de categorie 1 zoals genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 'Staat van horecatypen';
-
zomerwoningen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - zomerwoning";
-
een zendmast met de daarbij behorende technische voorzieningen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvangst-installatie",
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bijgebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw en het maximale bebouwingspercentage mag niet meer dan de aangegeven hoogten en het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding "maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" bedragen, dan wel de bestaande hoogten en het bestaande percentage indien deze meer zijn;
3. in aanvulling op het bepaalde in lid 7.2, sub a onder 2 geldt dat voor de hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm) gehandhaafd dient te blijven;
4. de maximale inhoud van woningen, waaronder bedrijfs- of dienst-woningen, mag niet meer dan 750 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van zomerwoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van zomerwoningen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
2. de bouwhoogte van zomerwoningen mag niet meer dan 6,5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
3. de oppervlakte van een zomerwoning mag niet meer dan de bestaande oppervlakte bedragen;
4. de afstand van een zomerwoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen bij woningen aan zijgevels gelden de volgende regels:
1. aan- of uitbouwen mogen aan de zijgevel van de woning worden gebouwd;
2. aan- of uitbouwen mogen aan de zijgevel of in het verlengde daarvan van de woning worden gebouwd tot maximaal 3 m voorbij de zijdelingse bouwgrens en tot maximaal 3 m achter de achterste bouwgrens;
3. aan- of uitbouwen aan de zijgevel van de woning mogen van een kap worden voorzien waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en waarvan de dakhelling gelijk is aan die van het hoofdgebouw;
4. aan- of uitbouwen aan de zijgevel van de woning mogen plat worden afgedekt mits de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag met een maximum van 4 m.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen aan achtergevels bij woningen gelden de volgende regels:
1. aan- of uitbouwen mogen aan de achtergevel van de woning worden gebouwd;
2. aan- of uitbouwen mogen aan de achterzijde van de woning tot maximaal 3 m achter de achterste bouwgrens worden gebouwd;
3. de goot- en bouwhoogte van aan- of uitbouwen aan de achterzijde van de woning mag niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedragen, met een maximum van 3 m respectievelijk 4 m.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
2. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is, met dien verstande dat de bouwhoogte van bijgebouwen nooit hoger mag zijn dan de bouwhoogte van woningen.
-
Ten aanzien van oppervlaktenormen voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:
- 50 m2 voor erven met een kleinere oppervlakte dan 2.000 m2, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - zomerwoning" waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en een zomerwoning niet meer mag bedragen dan 85 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
- 70 m2 voor erven met een oppervlakte vanaf 2.000 m2, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - zomerwoning" waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en een zomerwoning niet meer mag bedragen dan 105 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van het erf aan de zij- en achterkant van de woning, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan de toegestane bouwhoogte als bepaald in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) bedragen;
3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
4. de bouwhoogte van de in lid 7.1 sub f bedoelde zendmast mag niet meer dan 21 m bedragen;
5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
-
de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
de plaats, het aantal en de situering van parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming, ten behoeve van:
- de verkeersveiligheid;
- verkeerssituatie.
7.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 7.2 sub a onder 1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan het maximaal toegestane bebouwingspercentage;
-
de bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan de toegestane goothoogte binnen het bouwvlak.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecavoorzieningen uit een hogere categorie, zoals genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 'Staat van horecatypen', dan in de bestemmingsomschrijving is toegestaan;
-
het gebruiken of laten gebruiken van recreatieappartementen en zomerwoningen voor permanente bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor recreatief nacht-verblijf, met uitzondering van zomerwoningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - zomerwoning";
-
het gebruiken of laten gebruiken van woningen voor recreatief nachtverblijf, met uitzondering van het toegestane gebruik voor bed & breakfast.
7.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 7.1 en lid 7.5 voor het gebruik van bestaande woningen voor afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
-
bewoning van de bestaande woning voor afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waarbij deze noodzaak dient te zijn aangetoond door een onafhankelijke deskundige instantie;
-
de afhankelijke woonruimte qua maatvoering binnen de vigerende regeling inzake de bestaande woning wordt ingepast;
-
mantelzorg uitsluitend is toegestaan binnen de bestaande woning;
-
het parkeren op eigen erf dient plaats te vinden.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplanting;
-
waterlopen en waterpartijen,
met de daarbij behorende:
-
speelvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
steigers;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Groen - Ecologisch
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Ecologisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van ecologische en natuurlijke waarden van de gronden;
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplanting;
-
onverharde paden;
-
kunstmatige duinen;
-
waterlopen en waterpartijen,
en tevens voor:
-
een skatebaan, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - skatebaan",
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
9.3 Aanlegvergunning
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
2. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
4. het vergraven en/of dempen van sloten en andere watergangen, het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
5. het vellen, rooien of verwijderen van houtgewassen;
6. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
7. het aanbrengen van bodemdrainage;
8. het aanbrengen van voorzieningen voor recreatief medegebruik.
-
Het onder sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de in werking treding van het bestemmingsplan.
-
De aanlegvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de natuurwaarden in onevenredige mate kunnen worden aangetast.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
1. horecabedrijven uit categorie 1 uit de bij deze regels behorende bijlage 2 'Staat van Horecatypen', uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 1";
2. horecabedrijven uit categorie 2 uit de bij deze regels behorende bijlage 2 'Staat van Horecatypen', uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2";
3. horecabedrijven uit categorie 3 uit de bij deze regels behorende bijlage 2 'Staat van Horecatypen', uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 3";
-
zomerwoningen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - zomerwoning";
-
het gebruik van kelderruimten anders dan voor opslag, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - ondergeschikte publieksgerichte kelderruimte";
-
(inpandige) bedrijfs- en dienstwoningen, met dien verstande dat:
1. per bouwvlak ten hoogste 1 (inpandige) bedrijfs- of dienstwoning is toegestaan;
2. op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" geen (inpandige) bedrijfs- en dienstwoningen zijn toegestaan,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
terrassen, erven en terreinen;
-
bijbouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. gebouwen mogen gestapeld worden gebouwd uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "gestapeld";
3. de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het maximale bebouwingspercentage mag niet meer dan de aangegeven hoogten en het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding "maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" bedragen, dan wel de bestaande hoogten en het bestaande percentage indien deze meer zijn;
4. in aanvulling op het bepaalde in lid 10.2, sub a onder 3 geldt dat voor de hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm) gehandhaafd dient te blijven.
-
Voor het bouwen van bedrijfs- of dienstwoningen gelden de volgende regels:
1. per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfs- of dienstwoning worden gebouwd, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" geen bedrijfs- of dienstwoning is toegestaan;
2. voor een bedrijfs- of dienstwoning in een bedrijfsgebouw zijn de bebouwingsnormen van toepassing, die gelden voor het bedrijfs-gebouw, met dien verstande dat de inhoud van de woning niet meer dan 750 m3 mag bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer is;
3. ingeval een bedrijfswoning vrijstaand of aan een bedrijfsgebouw is gebouwd geldt, dat de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 5,5 m en 10 m mag bedragen en de inhoud van de woning niet meer dan 750 m3 mag bedragen, dan wel de bestaande hoogten en bestaande inhoud indien deze meer zijn.
-
Voor het bouwen van zomerwoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van zomerwoningen mag niet meer mag dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
2. de bouwhoogte van zomerwoningen mag niet meer dan 6,5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
3. de oppervlakte van een zomerwoning mag niet meer dan de bestaande oppervlakte bedragen;
4. de afstand van een zomerwoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan de toegestane bouwhoogte als bepaald in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van:
-
het bepaalde in lid 10.2 sub a onder 1 en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan het maximaal toegestane bebouwingspercentage;
2. de bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan de toegestane goothoogte binnen het bouwvlak.
-
het bepaalde lid 10.1 sub b onder 1 en toestaan dat er een bedrijfs- of dienstwoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
1. op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfwoning uitgesloten" geen bedrijfs- of dienstwoningen mogen worden gebouwd;
2. voor het overige de regels van de bestemming 'Horeca' van overeenkomstige toepassing zijn.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecavoorzieningen uit een hogere categorie, zoals genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 'Staat van horecatypen', dan in de bestemmingsomschrijving is toegestaan;
-
het gebruiken of laten gebruiken van zomerwoningen voor permanente bewoning.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
de bestemming 'Horeca' wijzigen in de bestemming 'Gemengd'.
-
Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
-
ten dienste van en aan de maatschappelijke functie ondergeschikte horecavoorzieningen uit de categorie 2 zoals genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 'Staat van horecatypen';
-
een jeugdhonk, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "jongeren ontmoetingsplek";
-
een begraafplaats, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats",
met de daarbij behorende:
-
speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels;
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het maximale bebouwingspercentage mag niet meer dan de aangegeven hoogten en het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding "maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" bedragen, dan wel de bestaande hoogten en het bestaande percentage indien deze meer zijn.
-
Voor het bouwen van gebouwen op gronden ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats" gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 50 m2 bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan de toegestane bouwhoogte als bepaald in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) bedragen;
2. op gronden ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats" mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
11.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.2 sub a onder 1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan het maximaal toegestane bebouwingspercentage;
-
de bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan de toegestane goothoogte binnen het bouwvlak.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecavoorzieningen uit een andere categorie, zoals genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 'Staat van horecatypen', dan in de bestemmingsomschrijving is toegestaan.
Artikel 12 Natuur
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden;
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplanting;
-
paden;
-
waterlopen en waterpartijen,
met de daarbij behorende;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de onbebouwde gronden als volkstuin;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de onbebouwde gronden voor de opslag van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de onbebouwde gronden als motorcrossterrein.
12.4 Aanlegvergunning
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
2. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
4. het vergraven en/of dempen van sloten en andere watergangen, het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
5. het vellen, rooien of verwijderen van houtgewassen;
6. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
7. het aanbrengen van bodemdrainage;
8. het aanbrengen van voorzieningen voor recreatief medegebruik.
-
Het onder sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerking treding van het bestemmingsplan.
-
De aanlegvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de natuurwaarden in onevenredige mate kunnen worden aangetast.
Artikel 13 Natuur - Duin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Duin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterkering;
-
de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van ecologische en natuurlijke waarden van de gronden;
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplanting;
-
paden,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een uitkijktoren, met dien verstande dat de bouwhoogte van de uitkijktoren niet meer dan 6 m mag bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de onbebouwde gronden als volkstuin;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de onbebouwde gronden voor de opslag van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de onbebouwde gronden als motorcrossterrein.
13.4 Aanlegvergunning
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
2. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
4. het vergraven en/of dempen van sloten en andere watergangen, het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
5. het vellen, rooien of verwijderen van houtgewassen;
6. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
7. het aanbrengen van bodemdrainage;
8. het aanbrengen van voorzieningen voor recreatief medegebruik.
-
Het onder sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerking treding van het bestemmingsplan.
-
De aanlegvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de natuurwaarden in onevenredige mate kunnen worden aangetast.
Artikel 14 Recreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
1. een appartementenhotel;
2. recreatieappartementen;
3. een jeugdherberg / hotel / pension;
4. minigolfterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - minigolfterrein";
-
garageboxen-overkappingen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - garageboxen-overkappingen";
-
zomerwoningen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - zomerwoning";
-
ten dienste van en aan de recreatieve functie ondergeschikte horecavoorzieningen uit de categorie 1 zoals genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 'Staat van horecatypen', uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 1";
-
ten dienste van en aan de recreatieve functie ondergeschikte horecavoorzieningen uit de categorie 2 zoals genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 'Staat van horecatypen', uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2";
-
(inpandige) bedrijfs- en dienstwoningen, met dien verstande dat:
1. per bouwvlak ten hoogste 1 bedrijfs- of dienstwoning is toegestaan;
2. op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" geen (inpandige) bedrijfs- en dienstwoningen zijn toegestaan,
met de daarbij behorende:
-
parkeervoorzieningen, uitsluitend ten behoeve van de bestemming;
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. gebouwen mogen gestapeld worden gebouwd uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "gestapeld";
3. de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het maximale bebouwingspercentage mag niet meer dan de aangegeven hoogten en het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding "maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" bedragen, dan wel de bestaande hoogten en het bestaande percentage indien deze meer zijn.
-
Voor het bouwen van bedrijfs- of dienstwoningen gelden de volgende regels:
1. per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfs- of dienstwoning worden gebouwd, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" geen bedrijfs- of dienstwoning is toegestaan;
2. voor een bedrijfs- of dienstwoning in een bedrijfsgebouw zijn de bebouwingsnormen van toepassing, die gelden voor het bedrijfs-gebouw, met dien verstande dat de inhoud van de woning niet meer dan 750 m3 mag bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer is;
3. ingeval een bedrijfswoning vrijstaand of aan een bedrijfsgebouw is gebouwd geldt, dat de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 5,5 m en 10 m mag bedragen en de inhoud van de woning niet meer dan 750 m3 mag bedragen, dan wel de bestaande hoogten en bestaande inhoud indien deze meer zijn.
-
Voor het bouwen van zomerwoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van zomerwoningen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
2. de bouwhoogte van zomerwoningen mag niet meer dan 6,5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
3. de oppervlakte van een zomerwoning mag niet meer dan de bestaande oppervlakte bedragen;
4. de afstand van een zomerwoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan de toegestane bouwhoogte als bepaald in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van:
-
het bepaalde in lid 14.2 voor het bouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
1. er uitsluitend mag worden gebouwd ter plaatse van de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - kiosken toegestaan";
2. er niet meer dan twee kiosken mogen worden gebouwd;
3. de goothoogte van kiosken niet meer dan 2,6 m mag bedragen;
4. de bouwhoogte van kiosken niet meer dan 3 m mag bedragen;
5. de oppervlakte per kiosk niet meer dan 60 m2 mag bedragen.
-
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 14.2 sub a onder 1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan het maximaal toegestane bebouwingspercentage;
2. de bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan de toegestane goothoogte binnen het bouwvlak.
14.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecavoorzieningen uit een hogere categorie, zoals genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 'Staat van horecatypen', dan in de bestemmingsomschrijving is toegestaan;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de in lid 14.1 onder a genoemde gebouwen voor permanente bewoning.
Artikel 15 Recreatie - Kampeerterrein
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatieve voorzieningen;
-
gebouwen ten dienste van en aan de verblijfsrecreatie ondergeschikte horecavoorzieningen uit de categorie 1 zoals genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 'Staat van horecatypen';
-
gebouwen ten dienste van en aan de functie ondergeschikte detailhandel;
-
1 dienstwoning;
-
kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, met dien verstande dat het aantal kampeerstandplaatsen niet meer dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal kampeermiddelen" mag bedragen;
-
een zendmast met de daarbij behorende technische voorzieningen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvangst-installatie",
met de daarbij behorende:
-
speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van de in lid 15.1 sub a, b, c en d genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer dan 5% van het terreinoppervlakte bedragen;
2. het aantal dienstwoningen mag niet meer dan 1 per bestemmingsvlak bedragen;
3. de goothoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 4,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
4. de bouwhoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 10 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
5. de goothoogte van gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatieve, dagrecreatieve en sanitaire voorzieningen mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
6. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatieve, dagrecreatieve en sanitaire voorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan de toegestane bouwhoogte als bepaald in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) bedragen;
2. de bouwhoogte van de in lid 15.1 sub f bedoelde zendmast mag niet meer dan 14 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaats-vindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 15.1 sub d en lid 15.2 sub a onder 2 voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning, mits:
1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;
2. het betreffende bedrijf duurzaam werkgelegenheid biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten;
3. toezicht door 2 personen noodzakelijk is;
b. het bepaalde in lid 15.2 sub c onder 3 voor het bouwen van zendmast met een bouwhoogte van niet meer dan 40 m.
15.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel met een totale verkoopvloeroppervlakte van meer dan 100 m2;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecavoorzieningen met een totale oppervlakte van meer dan 150 m2;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken, uitgezonderd dienst-woningen, voor permanente bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen, tenzij het gebruik in verband staat met de aard van het bijbehorende gebouw;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecavoorzieningen uit een hogere categorie, zoals genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 'Staat van horecatypen', dan in de bestemmingsomschrijving is toegestaan.
Artikel 16 Recreatie - Manege
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van een manege;
-
1 dienstwoning,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het maximale bebouwingspercentage mag niet meer dan de aangegeven hoogten en het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding "maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" bedragen, dan wel de bestaande hoogten en het bestaande percentage indien deze meer zijn;
3. het aantal dienstwoningen mag niet meer dan 1 bedragen;
4. de inhoud van een dienstwoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan de toegestane bouwhoogte als bepaald in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen, uitgezonderd dienstwoningen, voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen, tenzij het gebruik in verband staat met de aard van het bijbehorende gebouw.
Artikel 17 Recreatie - Recreatiewoning
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
recreatiewoningen,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bijgebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming.
17.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
1. recreatiewoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. het aantal recreatiewoningen mag niet meer dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal recreatiewoningen" bedragen;
3. de afstand van recreatiewoningen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
4. de goothoogte van recreatiewoningen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
5. de bouwhoogte van recreatiewoningen mag niet meer dan 6,5 m bedragen dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
6. in aanvulling op het bepaalde in lid 17.2, sub a onder 4 en 5 geldt dat voor gebouwen ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm) gehandhaafd dient te blijven;
7. de gezamenlijke oppervlakte van recreatiewoningen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 70 m2 dan wel een oppervlakte van niet meer dan 1/3 van het kaveloppervlak tot een maximum van 100 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen bij recreatiewoningen gelden de volgende regels:
1. bijgebouwen mogen op de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;
2. bijgebouwen mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel (de naar de weg gekeerde gevel) van recreatiewoningen worden gebouwd;
3. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
4. de oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 10 m2 bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met in acht neming van het bepaalde in lid 17.2 sub a, onder 6.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan de toegestane bouwhoogte als bepaald in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van het bepaalde onder lid 17.2 sub a onder 5 voor een hogere bouwhoogte en het bepaalde onder lid 17.2 sub a onder 6 voor het vergroten van het oppervlak van een recreatiewoning, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 7 m mag bedragen;
-
de oppervlakte niet meer dan 120 m2 mag bedragen;
-
niet meer dan 27,5 % van het kaveloppervlak mag worden bebouwd.
17.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor permanente bewoning.
Artikel 18 Recreatie - Volkstuin
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
volkstuinen;
-
gebouwen ten behoeve van recreatief gebruik als volkstuinencomplex,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. ten behoeve van centrale voorzieningen mag niet meer dan 1 gebouw worden gebouwd, waarvan de oppervlakte ten hoogste
15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
2. per volkstuin mag niet meer dan 1 gebouw worden gebouwd, waarvan de oppervlakte ten hoogste 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van broeikassen en bergkisten mag niet meer dan 0,60 m bedragen;
2. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 18. 2 sub b onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 2 m mag bedragen.
18.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als opslag voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als kampeerterrein;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken als recreatief nachtverblijf.
Artikel 19 Sport
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportterreinen;
-
sportvoorzieningen;
-
gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine en kleed- en wasruimten;
-
een ijsbaan, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan";
-
(sport)evenementen,
met de daarbij behorende:
-
aan de sportdoeleinden ondergeschikte horecavoorzieningen uit de categorie 2 zoals genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 'Staat van horecatypen';
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het maximale bebouwingspercentage mag niet meer dan de aangegeven hoogten en het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding "maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" bedragen, dan wel de bestaande hoogten en het bestaande percentage indien deze meer zijn.
-
Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan" gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
2. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
3. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 60 m2 bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 15 m bedragen;
3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.
19.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecavoorzieningen uit een andere categorie, zoals genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 'Staat van horecatypen', dan in de bestemmingsomschrijving is toegestaan.
Artikel 20 Tuin
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen;
-
erkers;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend erkers en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
1. de diepte van erkers mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
2. de bouwhoogte van erkers mag niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning waaraan wordt gebouwd bedragen, met een maximum van 3 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan de toegestane bouwhoogte als bepaald in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen.
Artikel 21 Verkeer
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen met een doorgaande functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden;
-
voet- en fietspaden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
21.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 22 Verkeer - Verblijfsgebied
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonstraten en paden;
-
voet- en fietspaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
een benzineverkooppunt waarbij de opslag en de verkoop van L.P.G. niet is toegestaan, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg";
-
garageboxen-bergingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - garageboxen-bergingen";
-
plaatsen voor mobiele verkooppunten, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - plaats mobiel verkooppunt";
-
evenementen;
-
speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
22.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van garageboxen-bergingen, met dien verstande dat voor het bouwen van garageboxen-bergingen geldt dat:
1. garageboxen-bergingen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - garageboxen-bergingen" mogen worden gebouwd;
2. de bouwhoogte van garageboxen-bergingen niet meer dan de bestaande bouwhoogte mag bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verkooppunt voor motorbrandstoffen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van garageboxen-bergingen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van garageboxen-bergingen voor bedrijfsdoeleinden;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als stand- of ligplaats voor onderkomens;
-
het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen.
Artikel 23 Water
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterberging;
-
waterhuishouding;
-
waterlopen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen, duikers en bruggen in ieder geval ter plaatse van de aanduiding "brug".
23.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van oeververbindingen mag, gemeten, in afwijking van het begrip "peil" als bedoeld in artikel 1 onder ax, ten opzichte van het plaatselijke peil van de direct aansluitende oever, niet meer dan 3 m bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag, gemeten, in afwijking van het begrip "peil" als bedoeld in artikel 1 onder ax, ten opzichte van het plaatselijke peil van de direct aansluitende oever, niet meer dan 1,5 m bedragen.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor woonboten.
Artikel 24 Wonen
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met een ruimte voor beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis;
-
bed & breakfast, met dien verstande dat:
1. bed & en breakfast dient te worden gerealiseerd binnen bestaande woningen;
2. bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
3. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloeroppervlak van bestaande woningen;
4. het parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
-
detailhandel, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
-
een praktijkruimte in een woning, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "praktijkruimte";
-
een schildersbedrijf, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - schildersbedrijf";
-
woonwagens, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "woon-wagenstandplaats";
-
kleinschalig kamperen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - kleinschalig kamperen", met dien verstande dat:
1. er niet meer dan 8 kampeerstandplaatsen voor kampeermiddelen zijn toegestaan;
2. het plaatsen van kampeermiddelen is toegestaan gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
-
zomerwoningen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - zomerwoning";
-
garageboxen-overkappingen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - garageboxen-overkappingen",
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken.
Ten aanzien van beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis gelden de volgende regels:
-
een woning en de daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen op gronden als bedoeld lid 24.1 sub a mogen worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis, mits:
a. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de betreffende woningen en de bijbehorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 40 m2;
b. het beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis betreft die:
1. niet vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer;
2. valt binnen de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 'Staat van Bedrijven' milieucategorie 1, dan wel een daar mee voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving gelijk te stellen beroeps- of bedrijfsuitoefening;
c. het geen detailhandel of horeca betreft;
d. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
e. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
f. de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving.
24.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan de aangegeven hoogten ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" bedragen, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer zijn;
3. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal woningen bedragen, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
4. woningen mogen gestapeld worden gebouwd uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "gestapeld";
5. de inhoud van woningen, met inbegrip van aan- en uitbouwen als bedoeld in lid 24.2 onder d en e, mag niet meer dan 750 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer is;
6. hoofdgebouwen dienen op ten minste 3 m van de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende regels:
1. woonwagens mogen uitsluitend binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak worden geplaatst;
2. op gronden ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats" mogen niet meer dan 2 woonwagens worden geplaatst;
3. de bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
4. de oppervlakte van een woonwagen mag niet meer dan 100 m2 bedragen.
-
Voor het bouwen van zomerwoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van zomerwoningen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
2. de bouwhoogte van zomerwoningen mag niet meer dan 6,5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
3. de oppervlakte van een zomerwoning mag niet meer dan de bestaande oppervlakte bedragen;
4. de afstand van een zomerwoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen aan zijgevels bij woningen gelden de volgende regels:
1. aan- of uitbouwen mogen aan de zijgevel van de woning worden gebouwd;
2. aan- of uitbouwen mogen aan de zijgevel of in het verlengde daarvan aan de woning worden gebouwd tot maximaal 3 m voorbij de zijdelingse bouwgrens en tot maximaal 3 m achter de achterste bouwgrens;
3. aan- of uitbouwen aan de zijgevel van de woning mogen van een kap worden voorzien waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en waarvan de dakhelling gelijk is aan die van het hoofdgebouw;
4. aan- of uitbouwen aan de zijgevel van de woning mogen plat worden afgedekt mits de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag met een maximum van 4 m.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen aan achtergevels bij woningen gelden de volgende regels:
1. aan- of uitbouwen mogen aan de achtergevel van de woning worden gebouwd;
2. aan- of uitbouwen mogen aan de achterzijde van de woning tot maximaal 3 m achter de achterste bouwgrens worden gebouwd;
3. de goot- en bouwhoogte van aan- of uitbouwen aan de achterzijde van de woning mag niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedragen, met een maximum van 3 m respectievelijk 4 m.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
2. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is, met dien verstande dat de bouwhoogte van bijgebouwen nooit hoger mag zijn dan de bouwhoogte van woningen.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen bij woonwagens gelden de volgende regels:
1. een bijgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
-
Ten aanzien van oppervlaktenormen voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:
1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:
- 50 m2 voor erven met een kleinere oppervlakte dan
2.000 m2 dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is; met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - zomerwoning" waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en een zomerwoning niet meer mag bedragen dan 85 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
- 70 m2 voor erven met een oppervlakte vanaf 2.000 m2, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - zomerwoning" waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en een zomerwoning niet meer mag bedragen dan 105 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
2. de gezamenlijke oppervlakte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 50% van het erf aan de zij- en achterkant van de woning, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van garageboxen-overkappingen geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van garageboxen-overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan de toegestane bouwhoogte als bepaald in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) bedragen;
2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 24. 2 sub a onder 5 en toestaan dat een hoofdgebouw in twee woningen wordt gesplist, met dien verstande dat:
-
de minimale inhoud van een woning, na splitsing, minimaal 200 m3 bedraagt;
-
de overige regels van de bestemming 'Wonen' blijven van overeenkomstige toepassing;
-
de toename van de parkeerdruk door de splitsing van een hoofdgebouw dient op eigen erf te worden ondervangen.
24.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen en zomerwoningen voor permanente bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van woningen en bijgebouwen als recreatief nachtverblijf, met uitzondering van het gebruik van zomerwoningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - zomerwoning" en met uitzondering van het toegestane gebruik voor bed & breakfast in bestaande woningen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen.
24.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 24.1 en lid 24.5 voor het gebruik van bestaande woningen voor afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
-
bewoning van de bestaande woning voor afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waarbij deze noodzaak dient te zijn aangetoond door een onafhankelijke deskundige instantie;
-
de afhankelijke woonruimte qua maatvoering binnen de vigerende regeling inzake de bestaande woning wordt ingepast;
-
mantelzorg uitsluitend is toegestaan binnen de bestaande woning;
-
het parkeren op eigen erf dient plaats te vinden.
24.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
het plan wijzigingen ten behoeve van een hogere goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen als bedoeld in lid 24, sub a, onder 2 met niet meer dan 1 m, mits de hogere goot- en/of bouwhoogte op het punt van de wet- en regelgeving op het gebied van natuurwaarden in de vorm van een natuurtoets uitvoerbaar is.
Artikel 25 Wonen - Brigantijn
25.1 Bestemmingsregels
De voor 'Wonen - Brigantijn' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met een ruimte voor beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis;
-
bed & breakfast, met dien verstande dat:
1. bed & en breakfast dient te worden gerealiseerd binnen bestaande brigantijnwoningen;
2. bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
3. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloeroppervlak van bestaande brigantijnwoningen;
4. het parkeren op eigen erf dient plaats te vinden,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken.
Ten aanzien van beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis gelden de volgende regels:
-
-
een brigantijnwoning en de daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen op gronden als bedoeld lid 25.1 sub a mogen worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis, mits:
-
a. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de betreffende brigantijnwoningen en de bijbehorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 40 m2;
b. het beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis betreft die:
1. niet vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer;
2. valt binnen de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 'Staat van Bedrijven' milieucategorie 1, dan wel een daar mee voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving gelijk te stellen beroeps- of bedrijfsuitoefening;
c. het geen detailhandel of horeca betreft;
d. op de bij de betreffende brigantijnwoning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
e. in de omgeving van de betreffende brigantijnwoning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
f. de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving.
25.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan de aangegeven hoogten ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" bedragen, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer zijn;
3. het aantal brigantijnwoningen mag niet meer dan het bestaande aantal woningen bedragen;
4. de inhoud van brigantijnwoningen, met inbegrip van aan- en uitbouwen als bedoeld in lid 25.2 onder b en c, mag niet meer dan 750 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer is;
5. hoofdgebouwen dienen op ten minste 3 m van de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen aan zijgevels bij brigantijnwoningen geldt de volgende regel:
- aan de zijgevels bij brigantijnwoningen mogen geen aan- of uitbouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen aan achtergevels bij brigantijnwoningen gelden de volgende regels:
1. aan- of uitbouwen mogen aan de achtergevel van de brigantijnwoning worden gebouwd;
2. aan- of uitbouwen mogen aan de achterzijde van de brigantijnwoning tot maximaal 3 m achter de achterste bouwgrens worden gebouwd;
3. de goot- en bouwhoogte van aan- of uitbouwen aan de achterzijde van de brigantijnwoning mag niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de brigantijnwoning bedragen, met een maximum van 6 m.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen bij brigantijnwoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
2. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is, met dien verstande dat de bouwhoogte van bijgebouwen nooit hoger mag zijn dan de bouwhoogte van brigantijnwoningen.
-
Ten aanzien van oppervlaktenormen voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij brigantijnwoningen gelden de volgende regels:
1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:
- 50 m2 voor erven met een kleinere oppervlakte dan 2.000 m2 dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
- 70 m2 voor erven met een oppervlakte vanaf 2.000 m, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
2. de gezamenlijke oppervlakte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 50% van het erf aan de zij- en achterkant van de brigantijnwoning, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan de toegestane bouwhoogte als bepaald in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb);
2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
25.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van het:
-
bepaalde in lid 25. 2 sub a onder 4 en toestaan dat een hoofdgebouw in twee woningen wordt gesplist, met dien verstande dat:
1. de minimale inhoud van een woning, na splitsing, minimaal 200 m3 bedraagt;
2. de overige regels van de bestemming 'Wonen' blijven van overeenkomstige toepassing;
3. de toename van de parkeerdruk door de splitsing van een hoofdgebouw dient op eigen erf te worden ondervangen.
25.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor permanente bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van woningen en bijgebouwen als recreatief nachtverblijf, met uitzondering van het toegestane gebruik voor bed & breakfast in bestaande brigantijnwoningen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen.
25.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 25.1 en lid 25.5 voor het gebruik van bestaande brigantijnwoningen voor afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
-
bewoning van de bestaande brigantijnwoning voor afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waarbij deze noodzaak dient te zijn aangetoond door een onafhankelijke deskundige instantie;
-
de afhankelijke woonruimte qua maatvoering binnen de vigerende regeling inzake de bestaande brigantijnwoning wordt ingepast;
-
mantelzorg uitsluitend is toegestaan binnen de bestaande brigantijnwoning;
-
het parkeren op eigen erf dient plaats te vinden.
25.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
het plan wijzigingen ten behoeve van een hogere goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen als bedoeld in lid 25, sub a, onder 2 met niet meer dan 1 m, mits de hogere goot- en/of bouwhoogte op het punt van de wet- en regelgeving op het gebied van natuurwaarden in de vorm van een natuurtoets uitvoerbaar is.
Artikel 26 Wonen - Woongebouw
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woongebouwen;
-
centrale voorzieningen, onder andere in de vorm van een centrale eet- en verblijfsgelegenheid,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken.
26.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:
1. woongebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal woningen bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw en het maximale bebouwingspercentage mag niet meer dan de aangegeven hoogte en het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding "maximale bouw-hoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" bedragen, dan wel de bestaande hoogte en het bestaande percentage indien deze meer zijn.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen bij woongebouwen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
2. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
3. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 100 m2 bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
26.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaats-vindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 26. 2 sub c onder 1 en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 2 m mag bedragen.
26.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van woningen en bijgebouwen als recreatief nachtverblijf;
-
het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen.
Artikel 27 Leiding - Gas
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een gasleiding;
-
de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen.
27.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van het aanleggen en onderhouden van de gasleiding.
-
Voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen geldt dat dit:
- geschiedt overeenkomstig de bouwregels van de desbetreffende bestemming;
- niet ten koste gaat van de mogelijkheid tot het onderhouden en aanleggen van de gasleiding;
- geen negatieve invloed heeft op de bestaande gasleiding;
- alleen is toegestaan na positief advies van de beheerder van de gasleiding.
27.3 Aanlegvergunning
-
Het is verboden op of in de in lid 27.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), ter plaatse van de in lid 27.1 bedoelde gronden, de volgende werken niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting;
2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels drainage, leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
5. diepploegen;
6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
-
Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
De werken en/of werkzaamheden bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de leidingen.
-
Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, wint het College van Burgemeester en Wethouders tijdig schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Artikel 28 Waarde - Archeologie - 1
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden;
-
de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen.
28.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd.
28.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 28.2, mits:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waar-door archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens Burgemeester en Wethouders de ontheffing als bedoeld in lid 28.3 verlenen, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
28.4 Aanlegvergunning
-
Het is verboden op of in de in lid 28.4 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
2. het rooien of vellen van houtopstanden;
3. de aanleg van verhardingen;
4. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
5. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
6. het in de grond brengen van voorwerpen;
7. het verrichten van graafwerkzaamheden;
8. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
-
De in sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:
1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
2. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
3. die plaats vinden in of op gronden ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats".
-
Een vergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend, mits:
1. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
2. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden onevenredig kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens Burgemeester en Wethouders de vergunning als bedoeld in lid 28.4 verlenen, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
Artikel 29 Waarde - Archeologie - 2
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden;
-
de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen.
29.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 100 m2 wordt uitgebreid;
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 100 m2 wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld;
-
bouwwerken met een oppervlakte van 100 m2 of minder;
-
bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m2 maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld.
29.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 29.2, mits:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens Burgemeester en Wethouders de ontheffing als bedoeld in lid 29.3 verlenen, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
29.4 Aanlegvergunning
-
Het is verboden op of in de in lid 29.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
2. het rooien of vellen van houtopstanden;
3. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 100 m2;
4. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
5. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
6. het in de grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 35 cm;
7. het verrichten van graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm;
8. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
-
De in sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:
1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
2. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
3. die plaats vinden in of op gronden ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats".
c. Een vergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend, mits:
1. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
2. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/ of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden onevenredig kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens Burgemeester en Wethouders de vergunning als bedoeld in lid 29.4 verlenen, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
Artikel 30 Waarde - Archeologie - 3
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden;
-
de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen.
30.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 500 m2 wordt uitgebreid;
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 500 m2 wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld;
-
bouwwerken met een oppervlakte van 500 m2 of minder;
-
bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m2 maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
30.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 30.2, mits:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord;
1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens Burgemeester en Wethouders de ontheffing als bedoeld in lid 30.3 verlenen, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
30.4 Aanlegvergunning
-
Het is verboden op of in de in lid 30.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
2. het rooien of vellen van houtopstanden;
3. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 500 m2;
4. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
5. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
6. het in de grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 50 cm;
7. het verrichten van graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm;
8. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
-
De in sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:
1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
2. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
3. die plaats vinden in of op gronden ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats".
-
Een vergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend, mits:
1. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
2. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/ of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden onevenredig kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens Burgemeester en Wethouders de vergunning als bedoeld in lid 30.4 verlenen, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
Artikel 31 Waarde - Archeologie - 4
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden;
-
de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen.
31.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 2500 m2 wordt uitgebreid;
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de be-staande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 2500 m2 wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld;
-
bouwwerken met een oppervlakte van 2500 m2 of minder;
-
bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 2500 m2 maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
31.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 31.2, mits:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens Burgemeester en Wethouders de ontheffing als bedoeld in lid 30.3 verlenen, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
31.4 Aanlegvergunning
-
Het is verboden op of in de in lid 31.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
2. het rooien of vellen van houtopstanden;
3. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 2500 m2;
4. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
5. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
6. het in de grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 50 cm;
7. het verrichten van graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm;
8. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
-
De in sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:
1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
2. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
3. die plaats vinden in of op gronden ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats".
-
Een vergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend, mits:
1. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
2. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/ of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden onevenredig kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens Burgemeester en Wethouders de vergunning als bedoeld in lid 31.4 verlenen, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
Artikel 32 Waterstaat - Waterkering
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de waterkering en de waterbeheersing;
-
de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
32.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande reeds gebouwde gebouwen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.
-
Het bouwen en gebruik krachtens deze bestemming mag uitsluitend geschieden:
1. voor zover de belangen van de waterkering dat gedogen;
2. nadat ter zake advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
32.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de waterkerende functie van de zeewering;
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
32.4 Aanlegvergunning
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1. het afgraven of ophogen van gronden;
2. het aanbrengen van beplanting.
-
Het onder sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de in werking treding van het bestemmingsplan.
-
De aanlegvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de waterkerende functie in onevenredige mate kan worden aangetast.