Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgrond, met dien verstande dat houtteelt niet in de bestemming is begrepen;
-
gebouwen ten behoeve van reële en volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven;
-
gebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “glastuinbouw”;
-
bedrijfswoningen;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
-
landbouwontsluitingswegen,
en tevens voor:
-
veldschuren, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – veldschuur”;
-
het opwekken van duurzame energie;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn niet begrepen:
-
seksinrichtingen;
-
risicovolle inrichtingen;
-
mestopslag buiten het bouwvlak.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen voor agrarische bedrijven en bedrijfswoningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
binnen één bouwvlak is slechts bebouwing toegestaan voor 1 agrarisch bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “relatie” geldt dat op de door deze relatie verbonden bouwlakken gezamenlijk, bebouwing ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
-
ten hoogste 70% van het bouwvlak mag worden bebouwd, met dien verstande dat:
-
bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding “glastuinbouw” of volledig mogen worden bebouwd;
-
binnen de bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding “glastuinbouw” de oppervlakte gebouwen, anders dan kassen, ten hoogste 2.000 m² mag bedragen;
-
de oppervlakte van ondersteunend glas mag ten hoogste 2.000 m² bedragen, mits hiermee het in sub c, genoemde percentage niet wordt overschreden;
-
de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
3.2.2 Gebouwen voor bedrijven
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven gelden de volgende regels:
-
de goot- en bouwhoogte van kassen mogen niet meer bedragen dan 5 m respectievelijk 7 m;
-
de goot- en bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan 6 m respectievelijk 10 m;
-
de dakhelling dient minimaal 15° te bedragen, met uitzondering van aan- en uitbouwen bij bedrijfsgebouwen tot een oppervlakte van 100 m²;
-
bedrijfsgebouwen en kassen dienen op een afstand van minimaal 5 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
3.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 per bedrijf;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3,50 m respectievelijk 10 m;
-
de oppervlakte, met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 300 m².
3.2.4 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3,5 m respectievelijk 5,5 m;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag ten hoogste 60 m² bedragen;
-
de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
3.2.5 Veldschuren
Voor het bouwen van veldschuren ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – veldschuur” gelden de volgende regels:
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – veldschuur” mogen zomermelkstallen, schuilhutten en opslagloodsen worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
-
de inhoud mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud.
3.2.6 Openbare nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en de waterhuishouding gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de inhoud mag niet meer bedragen dan 150 m³.
3.2.7 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte binnen het bouwvlak bedraagt voor:
-
silo’s ten hoogste 15 m;
-
mestsilo’s ten hoogste 4 m (exclusief afdekking);
-
sleufsilo’s ten hoogste 3 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 6 m;
-
de bouwhoogte bedraagt buiten het bouwvlak ten hoogste 3 m;
-
mest- en sleufsilo’s mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
worden afgeweken van:
-
het bepaalde in lid 3.2.2, sub a, tot een goothoogte van 6 m voor kassen;
-
het bepaalde in lid 3.2.2, sub b, tot een goothoogte van 7 m en een bouwhoogte van 11 m voor overige bedrijfsgebouwen;
-
het bepaalde in lid 3.2.2, sub d, voor een afwijkende situering van gebouwen ten opzichte van de bedrijfswoning;
-
het bepaalde in lid 3.2.3, sub a, en toestaan dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits de noodzaak voor toezicht is aangetoond;
-
het bepaalde in lid 3.2.7, sub a, onder 2, ten behoeve van de bouw van mestsilo’s tot een bouwhoogte van niet meer dan 15 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik en/of inrichten ten behoeve van exploratie en exploitatie van diepe delfstoffen (met uitzondering van seismologisch onderzoek);
-
bodembewerking in de vorm van bezanden, omzetten en omspuiten;
-
het gebruik en/of inrichten als tuin bij woningen, anders dan bij de in de bestemming opgenomen bedrijfswoningen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.5:
-
voor het gebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (met uitzondering van kassen) voor een inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van niet-agrarische herkomst;
-
voor mestopslag buiten het bouwvlak tot een omvang van 3.000 m³.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de hierna onderscheiden gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
de gronden ter plaatse van de aanduiding “waterkering”:
-
het ophogen, afgraven of afschuiven van gronden;
-
de gehele bestemming:
-
het aanleggen van landbouwontsluitingswegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen.
3.6.2 Uitzondering
Het in lid 3.6.1, vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen.
3.6.3 Overleg dijkbeheerder
Alvorens over de in lid 3.6.1, sub a, genoemde vergunning te beslissen pleegt het bevoegd gezag overleg met de dijkbeheerder, met het oog op de waterkerende functie van de gronden.
3.6.4 Overleg eigenaren/gebruikers
Alvorens over de in lid 3.6.1, sub b, genoemde vergunning te beslissen pleegt het bevoegd gezag overleg met de eigenaren/gebruikers van de aangrenzende gronden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie,
-
de bestemming ‘Agrarisch’ ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 1” wijzigen in de bestemmingen ‘Woongebied’, met dien verstande dat:
-
de gronden uitsluitend mogen worden ingezet voor compensatie op basis van de provinciale Ruimte voor Ruimteregeling;
-
de wijziging moet passen binnen een vastgestelde Structuurvisie, binnen de vastgestelde lokale woonvisie en de regionale actieprogramma’s woningbouw;
-
geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de wettelijke voorkeurswaarde dan wel in overeenstemming is met een verkregen hogere waarde;
-
voor er tot wijziging wordt overgegaan archeologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;
-
voor er tot wijziging wordt overgegaan ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;
-
over de berging van hemelwater overleg wordt gevoerd met het Hoogheemraadschap en er duidelijkheid dient te bestaan over compenserende maatregelen;
-
de wijziging dient te voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
-
het plan wijzigen in die zin dat de grootte van het bouwvlak kan worden vergroot tot maximaal 1,5 ha, met dien verstande dat:
-
de wijziging uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven;
-
ten hoogste 70% van het bouwvlak mag worden bebouwd.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Wonen - 3’ met dien verstande dat:
-
de wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op de voormalige agrarische bebouwing met bijbehorende erven;
-
de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke;
-
monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing behouden blijft;
-
er ten hoogste 1 woning is toegestaan;
-
de wijziging de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven niet mag beperken;
-
voor het overige na toepassing van de wijziging de bestemmingsregels van artikel 13 (‘Wonen - 3’) van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in die zin dat de bestemming van agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven na bedrijfsbeëindiging kan worden veranderd ten behoeve van kleinschalige vormen van bijzondere huisvesting, landelijke bedrijven, hoveniersbedrijven, aan water- en dagrecreatie gerelateerde bedrijven en zorgfuncties, met dien verstande dat:
-
de wijziging de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven niet mag beperken;
-
buitenopslag niet is toegestaan;
-
geen onevenredige verkeersaantrekking mag plaatsvinden;
-
parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
bij bijzondere huisvesting alleen sprake is van afhankelijke woonruimten of woningen als onderdeel van zorgfuncties;
-
permanente bewoning van recreatieverblijven niet is toegestaan.
-
er wordt alleen medewerking verleend aan wijzigingen als bedoeld onder a tot en met d, indien de wijziging past binnen beleidsnota Agrarische bebouwing (3 februari 2009) met bijbehorende Uitwerkingsnotitie en beeldkwaliteitsplan (2 februari 2010) en artikel 16 en 17 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (21 juni 2010).
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in de bij deze planregels behorende, in bijlage 2 opgenomen, Bedrijvenlijst onder categorie 1 en 2;
-
gebouwen ten behoeve van de volgende bedrijven:
-
Autoreparatiebedrijf Garage de Waard, Kerkstraat 47;
-
Mestopslag C.H. Kroon, Westkade 20;
-
Agrarische dienstverlening Fa. Gebr. Bruin, Veluweweg 44;
-
Groenrecycling en baggerbedrijf Stoop, Schaapskuilweg 5;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – schildersbedrijf”, uitsluitend gebouwen ten behoeve van een schildersbedrijf, de onder a genoemde bedrijven zijn ter plaatse niet toegestaan;
-
bedrijfswoningen;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn niet begrepen:
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
seksinrichtingen;
-
risicovolle inrichtingen;
-
detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven en hoofdgebouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
een (hoofd)gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte(m)” aangegeven goot- en bouwhoogte, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 per bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” geen bedrijfswoning is toegestaan.
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
-
60 m², bij bouwpercelen tot en met een oppervlakte van 500 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
100 m², bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat:
a. ten hoogste 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak niet in dit percentage is begrepen;
b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waar aan wordt gebouwd, indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels behorende, in bijlage 2 opgenomen Bedrijvenlijst, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie,
de bestemming ‘Bedrijf’ van het perceel Westkade 20 wijzigen in de bestemmingen ‘Woongebied’, met dien verstande dat:
-
de wijziging moet passen binnen een vastgestelde structuurvisie;
-
de wijziging moet passen binnen de Ruimte voor Ruimteregeling, zoals opgenomen in artikel 16 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie;
-
de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de wettelijke voorkeurswaarde dan wel in overeenstemming is met een verkregen hogere waarde;
-
voor er tot wijziging wordt overgegaan archeologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;
-
over de berging van hemelwater overleg wordt gevoerd met het Hoogheemraadschap en er duidelijkheid dient te bestaan over compenserende maatregelen;
-
voor er tot wijziging wordt overgegaan ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;
-
voor het overige de bestemmingsregels in artikel 5 van toepassing zijn indien de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming “Centrum” en de bestemmingsregels van artikel 15 indien de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Woongebied’.
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, al dan niet in combinatie met:
-
een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
-
mantelzorg;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen;
-
gebouwen ten behoeve van detailhandel;
-
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
-
gebouwen ten behoeve van dienstverlening,
en tevens voor:
-
gebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende in bijlage 2 opgenomen Bedrijvenlijst onder categorie 1 en 2, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf”;
-
gebouwen ten behoeve van horecabedrijven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca”,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn seksinrichtingen en risicovolle inrichtingen niet begrepen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en hoofdgebouwen van woningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, bedrijven, horecabedrijven en hoofdgebouwen van woningen gelden de volgende regels:
-
een (hoofd)gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de afstand van niet-aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
-
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal, dan wel het aantal dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor de inwerkingtreding van het plan is ingediend, kan worden gebouwd;
-
het aantal bouwlagen exclusief kap mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal bouwlagen” aangegeven aantal;
-
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” mogen uitsluitend de bestaande goot- en bouwhoogte bedragen;
-
de dakhelling ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” mag uitsluitend de bestaande dakhelling bedragen.
5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak en/of op de gronden ter plaatse van de aanduiding “erf”;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
-
60 m², bij bouwpercelen tot en met een oppervlakte van 500 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
100 m², bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat:
a. ten hoogste 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak niet in dit percentage is begrepen;
b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels behorende, in bijlage 2 opgenomen Bedrijvenlijst, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verschijningsvorm van de als “karakteristiek” aangeduide gebouwen;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
de bestemming wijzigen in die zin dat:
-
aan gronden de aanduiding “bedrijf” wordt toegekend, met dien verstande dat er uitsluitend bedrijven als genoemd in de in de bij deze planregels behorende in bijlage 2 opgenomen Bedrijvenlijst onder categorie 1 en 2 zijn toegestaan, dan wel bedrijven die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding “wro-zone wijzigingsgebied 2” de bestemming kan worden gewijzigd naar de bestemming ‘Woongebied’ met dien verstande dat:
-
de wijziging moet passen binnen een vastgestelde Structuurvisie;
-
er niet meer dan 4 woningen mogen worden gebouwd;
-
geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de wettelijke voorkeurswaarde dan wel in overeenstemming is met een verkregen hogere waarde;
-
voor er tot wijziging wordt overgegaan archeologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;
-
voor er tot wijziging wordt overgegaan ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;
-
over de berging van hemelwater overleg wordt gevoerd met het Hoogheemraadschap en er duidelijkheid dient te bestaan over compenserende maatregelen;
-
de wijziging dient te voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
-
voor het overige de bestemmingsregels van artikel 15, ‘Woongebied’ van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bebossing en beplanting;
-
voet- en rijwielpaden;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen,
en tevens voor:
-
volkstuinen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”,
met daaraan ondergeschikt:
-
parkeervoorzieningen;
-
verkeersvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
incidentele evenementen;
-
recreatief medegebruik;
-
tuinen, erven en terreinen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van volkstuinen ter plaatse van de aanduiding “volkstuin” gelden de volgende regels:
-
per volkstuin mag 1 gebouw worden gebouwd;
-
per volkstuin mag ten hoogte 10% van het oppervlak van de volktuin bebouwd worden, met een maximum van 15 m² per volkstuin;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
-
voor het overige mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie;
-
bedrijfswoningen;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
-
horeca;
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn niet begrepen:
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
seksinrichtingen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en hoofdgebouwen van bedrijfswoningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van horecabedrijven en hoofdgebouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
een (hoofd)gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte(m)” aangegeven goot- en bouwhoogte, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 per bedrijf.
7.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat:
-
ten hoogste 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak niet in dit percentage is begrepen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waar aan wordt gebouwd, indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen,
-
gebouwen ten behoeve van een zorgboerderij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – zorgboerderij”;
-
een molen met de daarbij behorende gebouwen ter plaatse van het perceel Hoebelaan 6,
met daaraan ondergeschikt en voortvloeiend uit de hoofdfunctie:
-
detailhandel en horeca,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde in sub a, mag buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 200 m²;
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte(m)” aangegeven hoogten, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” mag uitsluitend de bestaande dakhelling bedragen;
-
het aantal dienstwoningen mag niet meer dan één bedragen.
8.2.2 Molen
Voor het bouwen van een molen gelden de volgende regels:
-
de molen mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van de molen bedraagt ten hoogste de bestaande bouwhoogte.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horeca;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel.
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het organiseren van bijeenkomsten met een besloten karakter, het houden van evenementen en mits, op grond van een wettelijk voorschrift een vergunning of ontheffing is vereist, deze is verleend.
Artikel 9 Maatschappelijk - Begraafplaats
9.1 Begripsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
begraafplaatsen,
met daaraan ondergeschikt:
-
bebossing en beplanting;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
verkeersvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horeca;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel.
Artikel 10 Sport
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportterreinen;
-
gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen met daarbij inbegrepen (additionele) voorzieningen als was- en kleedruimten, kantine, bergings- en stallingsruimten en verenigingsgebouwen,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen per bestemmingsvlak buiten het bouwvlak gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 100 m² mag bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte(m)” aangegeven bouwhoogte, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
er mogen geen dienstwoningen worden gebouwd.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van lichtmasten en glijbanen mag niet meer bedragen dan 15 m;
-
de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
Artikel 11 Verkeer - Verblijf
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
(woon)straten en pleinen;
-
voet- en rijwielpaden,
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
recreatief medegebruik;
-
incidentele evenementen;
-
tuinen, erven en terreinen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 5 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak, zodanig dat wegen uit meer dan twee rijstroken bestaan.
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterlopen en waterpartijen;
-
oevers;
-
bermen en beplanting;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke- en natuurwaarden,
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
paden;
-
openbare nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het afgraven of dempen van watergangen.
12.3.2 Uitzondering
Het in lid 12.3.1, onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
12.3.3 Voorwaarden
De in lid 12.3.1, onder a genoemde vergunning wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden.
Artikel 13 Wonen - 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, al dan niet in combinatie met:
-
een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
-
mantelzorg;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen,
en tevens voor:
-
ondergeschikte horecabedrijven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca”;
-
detailhandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen van woningen gelden de volgende regels:
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de afstand van niet-aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
-
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, dan wel:
-
het aantal dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor de inwerkingtreding van het plan is ingediend, kan worden gebouwd;
-
het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal;
-
-
het aantal bouwlagen exclusief kap mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal bouwlagen” aangegeven aantal;
-
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” mogen uitsluitend de bestaande goot- en bouwhoogte bedragen;
-
de dakhelling van de hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” mag uitsluitend de bestaande dakhelling bedragen.
13.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak en/of op de gronden ter plaatse van de aanduiding “erf”;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
-
60 m², bij bouwpercelen tot en met een oppervlakte van 500 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
100 m², bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat:
a. ten hoogste 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak niet in dit percentage is begrepen;
b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waar aan wordt gebouwd, indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
13.3 Afwijken bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
worden afgeweken van het bepaalde onder het bepaalde in lid 13.2.1 onder c voor het bouwen van meer woningen, met dien verstande dat:
-
het plan past binnen een vastgestelde structuurvisie;
-
de betreffende locatie valt binnen bestaand gebouwd gebied op basis van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie;
-
de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de wettelijke voorkeurswaarde dan wel in overeenstemming is met een hogere waarde;
-
er archeologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het bouwplan;
-
er ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het bouwplan;
-
over de berging van het hemelwater overleg wordt gevoerd met het Hoogheemraadschap en er duidelijkheid dient te bestaan over compenserende maatregelen;
-
het plan voorziet in een goede landschappelijke inpassing.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel tenzij het detailhandel bij een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de bedrijfsactiviteit of die binnen het beroep of de bedrijfsactiviteit vervaardigd worden.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.3, sub a, en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
-
de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
-
het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt.
Artikel 14 Wonen - Zorg
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Zorg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, al dan niet in samenhang met centrale voorzieningen ten behoeve van verzorging en verpleging,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve woningen en centrale voorzieningen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, dan wel het aantal dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor de inwerkingtreding van het plan is ingediend, kan worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte(m)” aangegeven hoogten, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
Artikel 15 Woongebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, al dan niet in combinatie met:
-
een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
-
mantelzorg;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen van woningen gelden de volgende regels:
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend met de voorgevel in de lijn ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ worden gebouwd;
-
de afstand van niet-aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
-
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen, dan wel het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal, dan wel het aantal dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor de inwerkingtreding van het plan is ingediend, op een perceel kan worden gebouwd;
-
het aantal bouwlagen exclusief kap mag niet meer bedragen dan 2 bouwlagen;
-
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
ten hoogste 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dat meer is.
15.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
-
60 m², bij bouwpercelen tot en met een oppervlakte van 500 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
100 m², bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat:
a. ten hoogste 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak niet in dit percentage is begrepen;
b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel tenzij het detailhandel bij een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de bedrijfsactiviteit of die binnen het beroep of de bedrijfsactiviteit vervaardigd worden.
15.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.3, sub a, en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
-
de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
-
het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt.
Artikel 16 Woongebied – uit te werken
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied – uit te werken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de aanleg van een woongebied;
-
water;
-
groenvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
infrastructurele en additionele voorzieningen;
-
bouwwerken;
-
werken en werkzaamheden.
16.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en Wethouders werken deze bestemming uit met inachtneming van het bepaalde in de volgende uitwerkingsregels:
-
De uitwerking van de bestemming vindt plaats in goede afstemming met de aangrenzende bestemmingen.
-
Voor de berging van hemelwater wordt overleg gevoerd met het hoogheemraadschap en er dient duidelijkheid te bestaan over compenserende maatregelen.
-
Het aan te leggen water binnen de uit te werken bestemming sluit aan op het bestaande water in en om de omgeving van het uit te werken gebied.
-
De aan te leggen groenvoorzieningen binnen de uit te werken bestemming sluit aan op de bestaande groenvoorzieningen in en om de omgeving van het uit te werken gebied.
-
De aan te leggen ontsluitingsweg(en) binnen de uit te werken bestemming sluit(en) aan op de bestaande ontsluitingsweg(en) in en om de omgeving van het uit te werken gebied.
-
De geluidsbelasting op de woningen wegens wegverkeerslawaai bedraagt niet meer dan 48 dB(A) dan wel een door Burgemeester en Wethouders vastgestelde hogere waarde.
-
Het aantal woningen bedraagt het in het plan aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”.
-
De bestemmingsregels van artikel 15 ‘Woongebied’ zijn na uitwerking van toepassing.
16.3 Bouwregels
Op of in de in lid 16.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen en krachtens het in zodanig plan bepaalde.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.3 voor het bouwen van bouwwerken op of in de gronden, indien:
-
het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerp-uitwerkingsplan;
-
het bouwwerken betreft waarvoor ingevolge of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning is vereist.
Artikel 17 Waterstaat - Waterkering
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor deze gronden aangewezen bestemming (basisbestemming) tevens bestemd voor:
-
waterkerende werken ten behoeve van de waterstaat, waaronder kaden en dijken,
met de daarbij behorende:
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
17.2 Bouwregels
-
-
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
-
-
-
Op of in deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 7 meter bedragen.
-
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de waterkering, een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van:
-
het bepaalde in lid 17.2 sub a en sub b en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
-
het bepaalde in lid 17.2 sub b en sub c en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.