Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van volwaardige agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat uitsluitend de eerste bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
-
het bedrijfswonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
-
productiegerichte paardenhouderijen;
-
behoud en versterking van aanwezige cultuurhistorische waarden in de vorm van waardevolle bestaande verkavelingspatronen,
en tevens voor:
-
gebruiksgerichte paardenhouderijen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – gebruiksgerichte paardenhouderij’;
-
niet-grondgebonden agrarische bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’;
-
glastuinbouwbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’;
-
grondgebonden agrarische deeltijdbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarische met waarden - deeltijdbedrijf’;
-
viskwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘viskwekerij’;
-
speelvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’;
-
modelvliegterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘modelvliegtuigbaan’;
-
ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ijsbaan’;
-
volkstuin, uitsluitend ter plaatse van aanduiding ‘volkstuin’;
-
zomermelkstallen, schuilhutten en opslagloodsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur’;
-
kleinschalig kamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’;
-
dagrecreatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;
-
windturbines, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘windturbine’;
-
detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
-
paardenbakken;
-
dagrecreatief medegebruik;
-
behoud en/of versterking van de cultuurhistorische waarde van bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’;
-
nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
-
nevenactiviteiten niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarische met waarden - deeltijdbedrijf’;
-
de oppervlakte van de nevenactiviteit binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan is weergegeven in de volgende tabel en wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden:
Functies |
Toegestane oppervlakte aan bebouwing binnen het bouwvlak |
Voorwaarden |
Zorgvoorzieningen ten behoeve van dagbesteding |
150 m² |
- |
Zorgvoorzieningen ten behoeve van 24-uurszorg |
300 m² |
- |
Kinderopvang |
150 m² |
- |
Educatie |
150 m² |
Het aantal bezoekers mag niet meer bedragen dan 7.500 per jaar. |
Dagrecreatie |
150 m²
|
|
Productie (be- en verwerking) van streekproducten |
250 m² |
Enkel op het eigen agrarisch bedrijf geproduceerde producten zijn toegestaan. |
Verkoop van streekproducten |
100 m² |
- |
Agrarisch natuurbeheer |
150 m² |
De functie is tevens toegestaan op gronden grenzend aan het bouwvlak, met dien verstande dat bebouwing buiten het bouwvlak niet is toegestaan. |
Agrarisch landschapsbeheer |
150 m² |
De functie is tevens toegestaan op gronden grenzend aan het bouwvlak, met dien verstande dat bebouwing buiten het bouwvlak niet is toegestaan. |
viskwekerij |
150 m² |
- |
-
wonen, anders dan ten behoeve van een volwaardig agrarische bedrijf, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – plattelandswoning’,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeer-, en picknickvoorzieningen, visplaatsen, aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
-
waterlopen- en partijen.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, ten behoeve van de uitoefening van agrarische bedrijven gelden de volgende regels:
-
bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
per bouwvlak of door de aanduiding ‘relatie’ met elkaar verbonden bouwvlakken mag slechts voor 1 agrarisch bedrijf worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
op de percelen aan de Surmerhuizerweg 25 te Eenigenburg en Breelandsweg 14 te Sint Maarten gebouwen ten behoeve van één bedrijf mogen worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘relatie’ aan de Rijperweg 19 te Sint Maarten en Rijperweg 42 te Sint Maarten voor wat betreft de woning aan de Rijperweg 42 te Sint Maarten sprake is van een (voormalige) tweede agrarische bedrijfswoning behorende bij het perceel Rijperweg 19 te Sint Maarten;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag de oppervlakte van de bebouwing niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
-
bedrijfsgebouwen dienen ten minste 5 m achter (het verlengde van) de achtergevel van een bedrijfswoning te worden gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling dient ten minste 15° te bedragen, met uitzondering van 30% van de bedrijfsgebouwen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
-
Voor het bouwen van kassen ten behoeve van de uitoefening van agrarische bedrijven gelden aanvullend op het bepaalde in sub a de volgende regels:
-
de oppervlakte teeltondersteunend glas mag niet meer bedragen dan 2.000 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de oppervlakte van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ mag niet meer bedragen dan 2 ha, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 5 m en 7 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen ten behoeve van de uitoefening van agrarische bedrijven gelden de volgende regels:
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal bedrijfswoningen mag per bedrijf niet meer bedragen dan het bestaande aantal;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarische met waarden – deeltijdbedrijf’ is geen bedrijfswoning toegestaan, met uitzondering van bestaande bedrijfswoningen;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 8 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van stolpvormige woningen niet meer mag bedragen dan 11,5 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
de oppervlakte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 225 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoningen, met uitzondering van stolpvormige woningen, mag niet meer bedragen dan 15 m, dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt;
-
de afstand van de gevel van een bedrijfswoning tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan 4 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt.
-
In afwijking van het bepaalde in sub a en sub b gelden voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ de volgende regels:
-
voor wat betreft de stolp mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van onderhoud, herstel en inwendige verbouwing waarbij de goothoogte, bouwhoogte, dakvorm en dakhelling overeenkomstig de bestaande situatie gehandhaafd dient te blijven;
-
gebouwen, anders dan de stolp, dienen op ten minste 10 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de stolp te worden gebouwd en op een afstand van ten minste 5 m tot de overige gevels van de stolp.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de totale gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mag niet meer bedragen dan 300 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning.
-
In afwijking van het bepaalde in sub a gelden ter plaatse van de aanduiding ‘ijsbaan’ de volgende regels:
-
per ijsbaan mag één gebouw worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
-
de oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 60 m²;
-
een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt alleen verleend indien de situering van het gebouw niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de landschappelijke openheid van het gebied en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet worden gehinderd of beperkt;
-
tijdelijke bouwwerken ten behoeve van de ijsbaan zijn toegestaan;
-
In afwijking van het bepaalde in sub a gelden ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ de volgende regels:
-
per tuinkavel mag één gebouw worden gebouwd;
-
de bouwhoogte en de oppervlakte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 2,4 m en 15 m², dan wel de bestaande bouwhoogte en oppervlakte indien deze meer bedragen;
-
de oppervlakte van de tuinkavel mag niet minder dan 150 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze minder bedraagt.
-
In afwijking van het bepaalde in sub a gelden voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en de waterhuishouding de volgende regels:
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m².
-
In afwijking van het bepaalde in sub a geldt voor het bouwen van zomermelkstallen, schuilhutten en opslagloodsen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’ de volgende regel:
-
de oppervlakte, goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan:
-
15 m ten behoeve van torensilo’s;
-
4 m ten behoeve van mestsilo’s;
-
3 m ten behoeve van sleufsilo’s;
-
6 m ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de situering van een paardenbak is toegestaan onder voorwaarde dat:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1200 m²;
-
de paardenbak niet verder mag strekken dan 100 meter, berekend vanaf de achterzijde van het hoofdgebouw;
-
de paardenbak is gelegen achter het hoofdgebouw, bezien vanaf de openbare weg, aansluitend aan het bouw- en/of bestemmingsvlakvlak waarop het hoofdgebouw is gesitueerd;
-
de bouwhoogte van de terreinafscheiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de paardenbak moet worden gerealiseerd op een minimale afstand van 30 m tot de woning van een derde;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
-
toren-, mest- en sleufsilo’s zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van bestaande, toren-, mest- en sleufsilo’s buiten het bouwvlak;
-
in afwijking van het bepaalde in sub 3 mag ter plaatse van de aanduiding ‘windturbine’ ten hoogste 1 windturbine dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal windturbines’ met een maximale hoogte van 60 m worden gebouwd.
-
Voor de bouwpercelen op de adressen:
-
Groenvelderweg 13, Dirkshorn;
-
Woudmeerweg 25, Dirkshorn;
-
Valkkogerweg 48, Sint Maarten;
-
Stroet 13, Sint Maarten;
-
Stroet 115, Sint Maarten;
-
Rijperweg 16a, Sint Maarten;
-
Groeneveldsdijk 22A, Sint Maarten;
-
Breelandsweg 7-11, Sint Maarten;
-
Kerkstraat 79, Waarland;
-
Burchtweg 2, Warmenhuizen;
-
Diepsmeerweg 49, Warmenhuizen,
geldt dat uitsluitend een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken kan worden verleend wanneer de landschappelijke inpassing, zoals weergegeven in de bij de plantoelichting opgenomen beeldkwaliteitsplannen is gerealiseerd, dan wel dat de realisatie van de landschappelijke inpassing krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning voldoende is verzekerd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 3.2 sub a, onder 3, ten behoeve van het vergroten van de bestaande oppervlakte aan bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ tot een maximum van 15%, met dien verstande dat:
-
dit noodzakelijk is vanwege eisen voor volksgezondheid, milieu en dierenwelzijn;
-
het aantal dierplaatsen, zoals opgenomen in de milieuvergunning, niet toeneemt;
-
de vergroting plaats dient te vinden binnen het bouwvlak;
-
lid 3.2, sub a, onder 4 ten behoeve van een afwijkende situering van gebouwen ten opzichte van de bedrijfswoning;
-
lid 3.2, sub a, onder 5 voor een hogere goothoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 8 m mag bedragen;
-
lid 3.2, sub a, onder 5 voor een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 14 m mag bedragen;
-
lid 3.2, sub a, onder 6, voor een dakhelling van minder dan 15o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
-
lid 3.2, sub c, onder 2 en toestaan dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits is aangetoond dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor het toezicht;
-
lid 3.2, sub c, onder 4, voor een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6,5 m en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m;
-
lid 3.2, sub c, onder 5, voor een dakhelling van minder dan 30o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
-
lid 3.2 sub d, onder 1 ten behoeve van vervangen en nieuwbouw, indien:
-
het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit;
-
handhaving van de hoofdvorm niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker en met financiële tegemoetkomingen of anderszins de onevenredige nadelige gevolgen voor de eigenaar/gebruiker niet opgeheven kunnen worden,
met dien verstande dat in gevallen waarin een stolpvormige woning wordt gebouwd de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 2,7 en 11,5 m.
Indien geen sprake is van een stolpvormige woning zijn de in lid 3.2 sub c genoemde regels van toepassing;
-
lid 3.2, sub d, onder 2 ten behoeve van een afwijkende situering van gebouwen ten opzichte van de stolp;
-
lid 3.2, sub e, onder 2, voor een grotere oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen in de vorm van een stolp ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ en stolpvormige woningen, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 120 m²;
-
lid 3.2, sub e, onder 2, voor een tijdelijk grotere oppervlakte van niet meer dan 60 m² aan bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
de afwijking uitsluitend van toepassing is in combinatie met een omgevingsvergunning voor gebruik zoals bedoeld in lid 3.5, sub e;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) de bebouwing die als woonvoorzieningen wordt gebruikt, en niet passend is binnen de regels van de bestemming, van het perceel wordt verwijderd;
-
lid 3.2, sub j, onder 1 ten behoeve van de bouw van silo’s tot een bouwhoogte van niet meer dan 25 m;
-
lid 3.2, sub j, onder 2 ten behoeve van een andere situering van de paardenbak, onder de aanvullende voorwaarden dat:
-
bij een afwijkende situering de paardenbak landschappelijk wordt ingepast, inclusief de ligging van de paardenbak ten opzichte van de eigen erfbebouwing;
-
voor een paardenbak die aan de weg is gelegen streekeigen beplanting aan de voorzijde wordt aangebracht;
-
lid 3.2, sub j, onder 2 ten behoeve van de aanleg van een paardenbak anders dan voor het in lid 3.1 genoemde gebruik, onder de aanvullende voorwaarden dat:
-
de paardenbak landschappelijk wordt ingepast, inclusief de ligging van de paardenbak ten opzichte van de bedrijfsbebouwing;
-
voor een paardenbak die aan de weg is gelegen streekeigen beplanting aan de voorzijde wordt aangebracht;
-
lid 3.2, sub j, onder 3 ten behoeve van de bouw van teeltondersteunende voorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
-
lid 3.2, sub j, onder 4 ten behoeve van de bouw van mestsilo’s buiten het bouwvlak, tot een bouwhoogte van niet meer dan 4 m en tot een inhoud van niet meer dan 3.000 m³ per bedrijf, met dien verstande dat:
-
de bouw van een mestsilo buiten het bouwvlak noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering;
-
een mestsilo uitsluitend bij een volwaardig agrarisch bedrijf buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
-
bij de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van het landschaps- en bebouwingsbeeld de beeldkwaliteitseisen worden betrokken zoals die zijn geformuleerd in het Beeldkwaliteitsplan Landelijk gebied Harenkarspel;
-
lid 3.2, sub j, onder 4 ten behoeve van de bouw van sleufsilo’s buiten het bouwvlak, met een gezamenlijk oppervlak van niet meer dan 750 m², mits de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt, met dien verstande dat:
-
de bouw van een sleufsilo buiten het bouwvlak noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering;
-
een sleufsilo uitsluitend bij een volwaardig agrarisch bedrijf buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
-
bij de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van het landschaps- en bebouwingsbeeld de beeldkwaliteitseisen worden betrokken zoals die zijn geformuleerd in het Beeldkwaliteitsplan Landelijk gebied Harenkarspel.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld lid 3.1 wordt in ieder geval aangemerkt:
-
het gebruik en/of inrichten ten behoeve van exploratie en exploitatie van diepe delfstoffen (met uitzondering van seismologisch onderzoek);
-
bodembewerkingen in de vorm van bezanden, omzetten en omspuiten;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van energieopwekking door middel van biomassavergisting;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van niet-agrarische herkomst in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestopslag buiten het bouwvlak, met uitzondering van de bestaande mestopslag;
-
het gebruik van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voor de huisvesting van seizoenarbeiders, met uitzondering van de bestaande huisvestingen;
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten dienste van de woonfunctie voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen op gronden anders dan ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’;
-
het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van ondergeschikte horeca ten behoeve van nevenactiviteiten;
-
het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van nevenactiviteiten in de vorm van verkoop van streekproducten buiten het bouwvlak;
-
het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een grotere oppervlakte aan nevenactiviteiten dan is weergegeven in lid 3.1 sub v;
-
het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren op meer dan één bouwlaag;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grond-gebonden agrarische bedrijfsvoering, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ en met dien verstande dat het aantal dierplaatsen dat is opgenomen in de milieuvergunning van een niet-grondgebonde agrarisch bedrijf niet mag worden uitgebreid;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van dagrecreatie, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’, met dien verstande dat:
-
de dagrecreatieve activiteiten ondergeschikt dienen te blijven aan de agrarische hoofdactiviteit;
-
maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwvlak ten behoeve van dagrecreatieve activiteiten mag worden gebruikt;
-
parkeren op eigen erf dient plaats te vinden
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, voor het houden van dieren anders dan op de eerste bouwlaag.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub c en toestaan dat een biomassavergistingsinstallatie wordt toegestaan, met dien verstande dat een dergelijke omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend wanneer:
-
dit niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van landschappelijke waarden waarbij wordt voldaan aan de beeldkwaliteitseisen welke zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan;
-
de aanvraag betrekking heeft op de realisering van een dergelijke installatie ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering;
-
de aanvraag betrekking heeft op ten hoogste 1 vergister en 1 na-vergister per agrarisch bedrijf;
-
de aanvraag betrekking heeft op vergisters met een maximale diameter van 32 m en een maximale bouwhoogte van 8 m.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub d ten behoeve van het gebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (met uitzondering van kassen) voor een inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van niet-agrarische herkomst.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub e ten behoeve van mestopslag buiten het bouwvlak met een omvang van 3.000 m³.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub f voor het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoenarbeiders, met dien verstande dat:
-
de huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden als nevenfunctie van een volwaardig en als zodanig bestemd bedrijf;
-
ten behoeve van de huisvesting van agrarische seizoenarbeiders uitsluitend overeenkomstig de bestaande bouwregels van deze bestemming mag worden gebouwd;
-
de huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden binnen het bestaande bouwvlak indien een conform deze bestemming door de eigenaar of bedrijfsleider in gebruik zijnde agrarische bedrijfswoning in het bouwvlak aanwezig is;
-
de huisvesting ruimte biedt voor maximaal 25 seizoenarbeiders per bedrijf;
-
een seizoenarbeider maximaal 6 maanden achtereen in de huisvesting mag verblijven;
-
de huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden indien ten minste 5 m² verblijfsplaats per seizoenarbeider wordt gerealiseerd;
-
de huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden indien de seizoenarbeiders noodzakelijk zijn voor het bedrijf waartoe de bedrijfsgebouwen behoren;
-
het parkeren ten behoeve van het huisvesten van agrarische seizoenarbeiders op eigen terrein dient plaats te vinden binnen het bestaande agrarische bouwvlak, waarbij ten minste 1 parkeerplek per agrarische seizoenarbeider aanwezig moet zijn;
-
de huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden indien de huisvesting landschappelijk wordt ingepast;
-
de huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden indien een nachtregister wordt bijgehouden;
-
de huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden, indien wordt voldaan aan het bepaalde in het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de Algemene Plaatselijke Verordening;
-
indien de huisvesting wordt gestaakt, de getroffen voorzieningen worden verwijderd en het pand wordt gebruikt voor agrarische doeleinden.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub g en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
-
de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
-
het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
-
het parkeren op eigen terrein plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt;
-
er geen sprake is van een zelfstandige woning;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub h ten behoeve van kleinschalig kamperen op gronden anders dan ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’, met dien verstande dat:
-
kleinschalig kamperen uitsluitend mag plaatsvinden als nevenfunctie van een volwaardig en als zodanig bestemd agrarisch bedrijf;
-
kleinschalig kamperen uitsluitend mag plaatsvinden binnen het bouwvlak;
-
het aantal kampeerplaatsen niet meer mag bedragen dan 25;
-
de afstand tot overige verblijfsrecreatieve voorzieningen niet minder mag bedragen dan 100 m;
-
de afstand tot woningen niet minder mag bedragen dan 50 m;
-
kleinschalig kamperen uitsluitend mag plaatsvinden in de periode van 15 maart tot 31 oktober;
-
indien binnen een agrarisch bouwvlak een kleinschalig kampeerterrein in of in de directe omgeving van een EHS-gebied, ecologische verbindingszone en/of weidevogelleefgebied wordt opgericht, dan wel wordt uitgebreid, dienen de door de uitbreiding of vestiging verloren natuurwaarden ten minste in de verhouding 1:1 te worden gecompenseerd;
-
kleinschalig kamperen niet mag leiden tot een onaanvaardbare aantasting van landschappelijke waarden waarbij wordt voldaan aan de beeldkwaliteitseisen welke zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan Landelijk gebied Harenkarspel.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub i ten behoeve van het toestaan van onderschikte horeca bij de nevenactiviteiten zoals die zijn genoemd in lid 3.1, onder v.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub j ten behoeve van de nevenactiviteit in de vorm van de verkoop van streekproducten buiten het bouwvlak, met dien verstande dat hiervoor geen bouwwerken mogen worden gebouwd.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub k ten behoeve van het gebruik van de gronden en gebouwen voor een grotere oppervlakte aan nevenactiviteiten dan is weergegeven in lid 3.1 sub v.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van opgaande beplanting;
-
het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
-
het aanleggen van voet- en fietspaden;
-
het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen;
-
het aanleggen van kavelpaden en andere verhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m².
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waardevolle verkaveling’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het dempen of (ver)graven van sloten en andere waterlopen.
-
De onder sub a en b bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerking treden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.
-
De onder sub a en b bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt ten aanzien van cultuurhistorisch waardevolle verkavelingspatronen.
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming in die zin wijzigen dat het bouwvlak als bedoeld in lid 3.2, sub a, onder 1 wordt vergroot tot een gezamenlijke totale oppervlakte van ten hoogste 2 hectare met dien verstande dat:
-
de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarische met waarden – deeltijdbedrijf’ dan wel ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’;
-
aan wijziging van de bestemming uitsluitend wordt meegewerkt indien de bedrijfseconomische noodzaak daartoe wordt aangetoond middels een bedrijfsplan;
-
aan wijziging van de bestemming uitsluitend wordt meegewerkt wanneer een beplantingsplan wordt aangeleverd, waarin de vergroting van het bouwperceel landschappelijk wordt ingepast;
-
bij de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van het landschaps- en bebouwingsbeeld de beeldkwaliteitseisen worden betrokken zoals die zijn geformuleerd in het Beeldkwaliteitsplan Landelijk gebied Harenkarspel.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming in die zin wijzigen dat de vorm van het bouwvlak kan worden veranderd, zonder dat de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming in die zin wijzigen dat de oppervlakte van bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarische met waarden – deeltijdbedrijf’ kan worden vergroot tot maximaal 1 ha, met dien verstande dat:
-
de wijziging uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van deeltijdbedrijven, waarvan de ontwikkeling tot ten minste een volwaardig agrarisch bedrijf binnen een afzienbare termijn een reëel perspectief is;
-
aan de wijziging van de bestemming uitsluitend wordt meegewerkt indien de bedrijfseconomische noodzaak daartoe wordt aangetoond middels een bedrijfsplan;
-
voor het overige de in lid 3.2 opgenomen bouwregels van toepassing zijn.
-
Burgemeester en Wethouder kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van de vestiging van volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven, door aanwijzing van een nieuw bouwvlak van maximaal 1 ha met dien verstande dat:
-
getoetst wordt aan het beeldkwaliteitsplan Westfriese Omringdijk welke is vastgesteld op 30 juni 2009;
-
aan wijziging van de bestemming uitsluitend wordt meegewerkt indien de bedrijfseconomische noodzaak daartoe wordt aangetoond middels een bedrijfsplan;
-
de in lid 3.2 opgenomen bouwregels van toepassing zijn.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen in de bestemmingen ‘Tuin’, ‘Verkeer’ en/of ‘Wonen’ met dien verstande dat:
-
de wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op de voormalige agrarische bebouwing met bijbehorende erven. De overige gronden worden bestemd met bestemming ‘Agrarisch met waarden’ (artikel 3) zonder bouwvlak;
-
de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke;
-
monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing behouden blijft;
-
er ten hoogste 1 woning is toegestaan, met dien verstande dat er plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ ten hoogste 2 woningen zijn toegestaan;
-
voor het overige na toepassing van de wijziging de bestemmingsregels van artikel 13(‘Tuin’), artikel 14(‘Verkeer’) en artikel 17(‘Wonen’) van overeenkomstige toepassing zijn.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van kleinschalige dag- en verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
-
de wijziging uitsluitend betrekking heeft op de voormalige agrarische bebouwing met bijbehorende erven;
-
de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke;
-
monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing behouden blijft;
-
parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
buitenopslag niet is toegestaan;
-
de bedrijvigheid geen onevenredige verkeersaantrekkende werking mag hebben;
-
de functies worden uitgeoefend in de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
-
er niet meer dan 6 verblijfsrecreatieve eenheden per voormalig agrarisch bedrijf gerealiseerd mogen worden;
-
permanente bewoning van de verblijfsrecreatieve eenheden niet is toegestaan.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen in de bestemmingen ‘Bedrijf’, ‘Maatschappelijk’ of ‘Sport – Manege’ ten behoeve van de functies kleinschalige bedrijvigheid, alsmede zorgfuncties, maneges en paardenpensions met dien verstande dat:
-
de wijziging uitsluitend betrekking heeft op de voormalige agrarische bebouwing met bijbehorende erven;
-
de wijziging uitsluitend plaatsvindt bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke;
-
monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing behouden blijft;
-
parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
buitenopslag niet is toegestaan;
-
de bedrijvigheid geen onevenredige verkeersaantrekkende werking mag hebben;
-
de oppervlakte aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen die ten behoeve van de bedrijfsfunctie mag worden gebruikt ten hoogste 650 m² mag bedragen;
-
de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast ten behoeve van bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 in bijlage 2 opgenomen ‘Staat van bedrijven’ dan wel bedrijven welke niet zijn genoemd, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven die wel zijn genoemd;
-
voor het overige na toepassing van de wijziging de bestemmingsregels van artikel 4 (‘Bedrijf’), artikel 7 (‘Maatschappelijk’) en artikel 12 (‘Sport-Manege’) van overeenkomstige toepassing zijn.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1’ wijzigen in de bestemming ‘Sport - Manege’, met dien verstande dat:
-
er ten hoogste 1 bedrijfswoning is toegestaan;
-
voor het overige na toepassing van de wijziging de bestemmingsregels van artikel 12 (‘Sport - Manege’) van overeenkomstige toepassing zijn.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 2’ wijzigen ten behoeve van een hogere hoogte voor windturbines, met dien verstande dat:
-
de hoogte van een windturbine niet meer mag bedragen dan 85 m;
-
het gezamenlijk aantal windturbines ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 2’ afneemt als direct gevolg van het toestaan van een windturbine(s) met een hoogte van 85 m.
De onder a tot en met i genoemde wijzigingen kunnen uitsluitend worden toegepast, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn;
-
bedrijven welke zijn opgenomen in categorie 1 en 2 van de in bijlage 2 ‘Staat van bedrijven’ opgenomen bedrijfsactiviteiten;
-
het bedrijfswonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis,
en tevens voor:
-
landelijke bedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – landelijk bedrijf’;
-
een scheepswerf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – scheepswerf’;
-
een tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘tuincentrum’;
-
behoud en/of versterking van de cultuurhistorische waarde van bebouwing ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en -partijen.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
bedrijfsgebouwen mogen uitsluiten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de afstand van gebouwen tot de perceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van 30% van de bedrijfsgebouwen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd
-
het aantal bedrijfswoningen per bestemmingsvlak bedraagt per bedrijf niet meer dan het bestaande aantal;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 8 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van stolpvormige woningen niet meer mag bedragen dan 11,5 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
de oppervlakte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 225 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoningen, met uitzondering van stolpvormige woningen, mag niet meer bedragen dan 15 m, dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt;
-
de afstand van de gevel van een bedrijfswoning tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan 4 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt.
-
In afwijking van het bepaalde in sub a en sub b gelden voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ de volgende regels:
-
voor wat betreft de stolp mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van onderhoud, herstel en inwendige verbouwing waarbij de goothoogte, bouwhoogte, dakvorm en dakhelling overeenkomstig de bestaande situatie gehandhaafd dient te blijven;
-
gebouwen, anders dan de stolp, dienen te worden gebouwd op ten minste 10 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de stolp en op een afstand van ten minste 5 m tot de overige gevels van de stolp.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de totale gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mag niet meer bedragen dan 300 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van de hijsinstallatie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – scheepswerf’ mag niet meer bedragen dan 10 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 4.2, sub a, onder 4 voor een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 7 m en 11 m mogen bedragen;
-
lid 4.2, sub a, onder 5, voor een dakhelling van minder dan 15o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
-
lid 4.2, sub b, onder 3, voor een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6,5 m en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m;
-
lid 4.2, sub b, onder 4, voor een dakhelling van minder dan 30o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
-
lid 4.2 sub c, onder 1 ten behoeve van vervangen en nieuwbouw, indien:
-
het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit;
-
handhaving van de hoofdvorm niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker en met financiële tegemoetkomingen of anderszins de onevenredige nadelige gevolgen voor de eigenaar/gebruiker niet opgeheven kunnen worden,
met dien verstande dat in gevallen waarin een stolpvormige woning wordt gebouwd de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 2,7 en 11,5 m.
Indien geen sprake is van een stolpvormige woning zijn de in lid 4.2 sub b genoemde regels van toepassing;
-
lid 4.2 sub c onder 2 ten behoeve van een afwijkende situering van gebouwen ten opzichte van de stolp;
-
lid 4.2, sub d, onder 2, voor een grotere oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ en stolpvormige woningen, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 120 m²;
-
lid 4.2, sub d, onder 2, voor een tijdelijk grotere oppervlakte van niet meer dan 60 m² aan bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
de afwijking uitsluitend van toepassing is in combinatie met een omgevingsvergunning voor gebruik zoals bedoeld in lid 4.5;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) de bebouwing die als woonvoorzieningen wordt gebruikt, en niet passend is binnen de regels van de bestemming, van het perceel wordt verwijderd.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld lid 4.1 wordt in ieder geval aangemerkt:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en/of escortbedrijven;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsactiviteiten ten behoeve van transport, distributie of industrie;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van de opslag van zaken of goederen die geen verband houden met de bedrijfsvoering van het bedrijf dat op het perceel gevestigd is;
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten dienste van de woonfunctie voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4, sub f en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
-
de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
-
het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
-
het parkeren op eigen terrein plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt;
-
er geen sprake is van een zelfstandige woning;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Tuin’, ‘Verkeer’ en/of ‘Wonen’, met dien verstande dat:
-
de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de bedrijfsactiviteiten ter plekke;
-
monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing behouden blijft;
-
er ten hoogste 1 woning is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ ten hoogste 2 woningen zijn toegestaan;
-
voor het overige na toepassing van de wijziging de bestemmingsregels van de artikelen 13 (‘Tuin’), 14 (‘Verkeer’) en 17 (‘Wonen’) van overeenkomstige toepassing zijn.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming in die zin wijzigen dat de vorm (ligging) van het bouwvlak wordt veranderd, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van het bestaande bouwvlak niet mag worden vergroot;
-
voor het overige na toepassing van de wijziging de bestemmingsregels van artikel 4 (‘Bedrijf’) van overeenkomstige toepassing is.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch met waarden’, met dien verstande dat:
-
de wijziging gelet op de bedrijfsvoering van het bedrijf noodzakelijk is;
-
voor het overige na toepassing van de wijziging de bestemmingsregels van de artikel 3 (‘Agrarisch met waarden’) van overeenkomstige toepassing is.
De onder a tot en met c genoemde wijzigingen kunnen uitsluitend worden toegepast, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorzieningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
transformator- en verdeelstation;
-
rioolwaterzuiveringsinstallatie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – rioolwaterzuiveringsinstallatie’. Uitsluitend binnen dit aanduidingsvlak zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen inbegrepen,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en -partijen.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte;
-
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
-
In afwijking van het bepaalde in sub a gelden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuiveringsinstallatie’ de volgende regels:
-
het totale bebouwingspercentage mag niet meer dan 30% bedragen, met dien verstande dat:
-
het bebouwingspercentage van bouwwerken met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m niet meer dan 24% mag bedragen;
-
het bebouwingspercentage van bouwwerken met een bouwhoogte van ten hoogste 7 m mag niet meer dan 4% bedragen;
-
het bebouwingspercentage van bouwwerken met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m mag niet meer dan 2% bedragen;
-
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, sub b ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, mits de oppervlakte van de bouwwerken, verdeeld naar de in lid 5.2, sub b onder 1 genoemde bouwhoogten niet meer dan bedraagt dan 5% van de in lid 5.2, sub b onder 1 genoemde percentages.
De genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
Artikel 6 Horeca
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
restaurants en cafés (met uitsluiting van discotheken);
-
het bedrijfswonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en -partijen.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bestemmingsvlak worden gebouwd;
-
het aantal bedrijfswoningen bedraagt per bestemmingsvlak niet meer dan het bestaande aantal;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 8 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van stolpvormige woningen niet meer mag bedragen dan 11,5 m;
-
maximaal 15% van de oppervlakte van het dak mag plat worden afgedekt;
-
de oppervlakte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 225 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoningen, met uitzondering van stolpvormige woningen, mag niet meer bedragen dan 15 m dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5,5 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de totale gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mag niet meer bedragen dan 300 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 6.2, sub b, onder 3, voor een hogere goothoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6,5 m;
-
lid 6.2, sub c, onder 2, voor een grotere totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen in de vorm van stolpvormige woningen, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 120 m².
De genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld lid 6.1 wordt in ieder geval aangemerkt:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het exploiteren van seksinrichtingen en/of escortbedrijven;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
onderwijsvoorzieningen;
-
sociaal-medische voorzieningen;
-
sociaal-culturele voorzieningen;
-
levensbeschouwelijke voorzieningen;
-
het bedrijfswonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis,
en tevens voor:
-
molen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – molen’;
-
begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’,
met de daarbij behorende:
-
speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en -partijen.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van 30% van de gebouwen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal per bestemmingsvlak;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 8 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van stolpvormige woningen niet meer mag bedragen dan 11,5 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
de oppervlakte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 225 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoningen, met uitzondering van stolpvormige woningen, mag niet meer bedragen dan 15 m dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt;
-
de afstand van de gevel van een bedrijfswoning tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan 4 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6m;
-
de totale gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mag niet meer bedragen dan 300 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning.
-
In afwijking van het bepaalde in sub a, b en c gelden voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’ de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van de bestaande gebouwen vermeerderd met 10%;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 8 m, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°;
-
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
-
In afwijking van het bepaalde in sub a, b en c, geldt voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - molen’ de volgende regel:
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – molen’ is uitsluitend de bestaande molen op de bestaande plaats en met de bestaande goothoogte, bouwhoogte, dakvorm en dakhelling toegestaan.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de situering van een paardenbak is toegestaan onder voorwaarde dat:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1200 m²;
-
de paardenbak niet verder mag strekken dan 100 meter, berekend vanaf de achterzijde van het hoofdgebouw;
-
de paardenbak is gelegen achter het hoofdgebouw, bezien vanaf de openbare weg, aansluitend aan het bouw- en of bestemmingsvlak waarop het hoofdgebouw is gesitueerd;
-
de bouwhoogte van de terreinafscheiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de paardenbak moet worden gerealiseerd op een minimale afstand van 30 m tot de woning van een derde.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 7.2, sub a, onder 1, voor het bouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel;
-
lid 7.2, sub a, onder 2, voor een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6,5 m en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m;
-
lid 7.2, sub a, onder 3, voor een dakhelling van minder dan 15o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
-
lid 7.2, sub b, onder 1, voor het bouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel;
-
lid 7.2, sub b, onder 3, voor een hogere goothoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6,5 m;
-
lid 7.2, sub b, onder 4, voor een dakhelling van minder dan 30o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
-
lid 7.2, sub c, onder 2, voor een grotere oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen in de vorm van stolpvormige woningen, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 120 m²;
-
lid 7.2, sub c, onder 2, voor een tijdelijk grotere oppervlakte van niet meer dan 60 m² aan bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
de afwijking uitsluitend van toepassing is in combinatie met een omgevingsvergunning voor gebruik zoals bedoeld in lid 7.5;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) de bebouwing die als woonvoorzieningen wordt gebruikt, en niet passend is binnen de regels van de bestemming, van het perceel wordt verwijderd.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld lid 7.1 wordt in ieder geval aangemerkt:
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten dienste van de woonfunctie voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4, sub a en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
-
de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
-
het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
-
het parkeren op eigen terrein plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt;
-
er geen sprake is van een zelfstandige woning;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
Artikel 8 Natuur
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke waarden, verbonden aan water, riet- en oeverlanden;
-
groenvoorzieningen, bermen en beplanting, paden en water,
met daaraan ondergeschikt:
-
dagrecreatief medegebruik, uitsluitend in de vorm van picknickvoorzieningen, visplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
In de bestemming zijn tevens begrepen watergangen, duikers, leidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming en ten behoeve van waterkering.
8.2 Bouwregels
-
In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
-
het bouwen van steigers is niet toegestaan.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 8.2, sub a en toestaan dat niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van natuurbeheer worden gebouwd, mits:
-
de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 20 m²;
-
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
-
lid 8.2, sub a en toestaan dat niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van de waterhuishouding worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouw niet meer bedraagt dan 50 m³;
-
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
-
lid 8.2, sub b, onder 1 ten behoeve van een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
-
lid 8.2, sub b, onder 2 ten behoeve van het bouwen van een steiger.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de natuurwaarden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld lid 8.1 wordt in ieder geval aangemerkt:
-
het uitvoeren van exploratie- en exploitatieboringen en het doen van seismologisch onderzoek;
-
het gebruik van de gronden ten behoeve van woonschepen.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4, sub a voor het uitvoeren van seismologisch onderzoek.
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen;
-
het aanbrengen van walbeschoeiing en het aanleggen van verhardingen;
-
het ophogen, afgraven, afschuiven en egaliseren van gronden;
-
het dempen, graven of verbreden van vaarten, sloten, vijvers of watergangen;
-
het planten of rooien van opgaande beplanting;
-
het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse leidingen;
-
het scheuren van grasland.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien uit een natuurtoets is gebleken dat de natuurwaarden die dit bestemmingsplan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 9 Recreatie - Dagrecreatie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
dagrecreatieve voorzieningen,
en tevens voor:
-
een golfbaan met bijbehorende aan de functie ondergeschikte horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘golfbaan’;
-
autocrossterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘autocircuit’, met dien verstande dat ten hoogste 6 dagen per jaar wedstrijden mogen worden verreden,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en –partijen.
9.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte vermeerderd met 10%, met dien verstande dat de vermeerdering met 10% tevens buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
-
de afstand van gebouwen tot de perceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘autocircuit’ de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 15°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, sub a, voor het bouwen van een bijgebouw al dan niet buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 50 m²;
-
de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
De genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld in lid 9.1 wordt in ieder geval aangemerkt:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het exploiteren van seksinrichtingen en/of escortbedrijven;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
Artikel 10 Recreatie - Recreatiewoningen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Recreatiewoning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en -partijen.
10.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
het aantal recreatiewoningen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 1;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
-
de oppervlakte per recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 60 m², inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
-
de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 7 m²;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°, behoudens de dakhelling van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld lid 10.1 wordt in ieder geval aangemerkt:
-
het gebruik van de recreatiewoning ten behoeve van permanente bewoning;
-
het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van het huisvesten van seizoenarbeiders.
Artikel 11 Recreatie - Verblijfsrecreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodaties;
-
het bedrijfswonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en -partijen.
11.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van 30% van de bedrijfsgebouwen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
per bedrijf mag ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 8 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van stolpvormige woningen niet meer mag bedragen dan 11,5 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
de oppervlakte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 225 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoningen, met uitzondering van stolpvormige woningen, mag niet meer bedragen dan 15 m dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt;
-
de afstand van de gevel van een bedrijfswoning tot de bestemming 'Verkeer' mag niet minder bedragen dan 4 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de totale gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mag niet meer bedragen dan 300 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 11.2, sub a, onder 1, voor het bouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel;
-
lid 11.2, sub a, onder 2, voor een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6,5 m en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m;
-
lid 11.2, sub a, onder 3, voor een dakhelling van minder dan 15o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
-
lid 11.2, sub b, onder 3, voor een hogere goothoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6,5 m;
-
lid 11.2, sub b, onder 4, voor een dakhelling van minder dan 30o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
-
lid 11.2, sub c, onder 2, voor een grotere oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen in de vorm van stolpvormige woningen, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 120 m²;
-
lid 11.2, sub c, onder 2, voor een tijdelijk grotere oppervlakte van niet meer dan 60 m2 aan bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
de afwijking uitsluitend van toepassing is in combinatie met een omgevingsvergunning voor gebruik zoals bedoeld in lid 11.5;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) de bebouwing die als woonvoorzieningen wordt gebruikt, en niet passend is binnen de regels van de bestemming, van het perceel wordt verwijderd.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld lid 11.1 wordt in ieder geval aangemerkt:
-
het gebruik van de groepsaccommodatie ten behoeve van permanente bewoning;
-
het gebruik van de groepsaccommodatie ten behoeve van het huisvesten van seizoenarbeiders;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het exploiteren van seksinrichtingen en/of escortbedrijven;
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten dienste van de woonfunctie voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.4 sub c en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
-
de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
-
het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
-
het parkeren op eigen terrein plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt;
-
er geen sprake is van een zelfstandige woning;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.
De omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
Artikel 12 Sport - Manege
UEsDBBQAAAAIAAAAAACoeMnbkQEAAI4GAAATAAAAW0NvbnRlbnRfVHlwZXNdLnhtbK2Vy07DMBBF1yDxD5G3KHFhgRBKYMFjSbsoH+A4k9Tgl2yXtn/POC0RQkn6gF2SO2fu9WOU/GGtZPIJzgujC3KVTUgCmptK6KYgb/OX9JYkPjBdMWk0FGQDnjzcX5zn840FnyCtfUEWIdg7Sj1fgGI+MxY0KrVxigV8dQ21jH+wBuj1ZHJDudEBdEhD7EGw21n+BDVbypA8r1HZhnEgPUket7XRriDMWik4C6jTT139Mkp3JhmSbY1fCOsvsYDQIZMoDnuMou8Wml+sUHGNrTCCnUKVyvZS6zQqg1gj6l4sfh+ErO5PGL8PQkHU/VatMIadQK1UP7VOozKIwSAGY1gp9HH30NS14FAZvlSIZEbCtHwHHnYWU5w3JypIZsyFV6awIV0ZV9GOGL+V+x1jN+sMB+9xkJXMOkUxoX9MRF8UrJ05Yz2OqYPjo3wPYaRTDGHBBQH+UFPs/uflQzy7CqrD7dvt92Ejwf//5m/7HpJAL1UJDqn/D9G1PiRHjcZzVsoTjn9fjq51lyOn7b8En74AUEsDBBQAAAAIAAAAAABL9N+R7QAAAGcCAAALAAAAX3JlbHMvLnJlbHOtks1KAzEQgM8KvkOYezfbCiKysRcRehOpDzAks7uhmx+SUdu3dxApVrTswdwyP998GdKt92FSb1SqT9HAsmlBUbTJ+TgYeNk+Lm5BVcbocEqRDByowvr+6rJ7pglZmuroc1VCidXAyJzvtK52pIC1SZmiZPpUArJcy6Az2h0OpFdte6PLdwYI9eIEqzbOQNm4Vs4S1PaQac6I1Pfe0kOyr4Ei/zLpR4WQsQzEBt5Tcdp9hRvBgj4rtZov9fe7dSBGh4zapkKLXKS7sJc9H71E6UnC9bNihtf1fy6L9kzRkTtvhjkfxTp98jkk8gFQSwMEFAAAAAgAAAAAAIwsa/i+AAAAKQEAABAAAABkb2NQcm9wcy9hcHAueG1snY/BigIxEETPCv5DyN1kIigiM8qC7FUPo3iTkPRoYKYTklb0720Rdve8x6KKR7168xh6cYdcQsRGGlVJAeiiD3hp5KH9ni6lKGTR2z4iNPIJRW7Wk3G9zzFBpgBFMAJLI69EaaV1cVcYbFFcIzddzIMljvmiY9cFB9vobgMg6VlVLTQ8CNCDn6YfoPwQV3f6L9RH9/5Xju0zMY//juqvlPrgLLHouj2dt7uTMHNllDFGzatZrf8OWFD/GnJ8AVBLAwQUAAAACAAAAAAAcsd1o+MAAACJAQAAEQAAAGRvY1Byb3BzL2NvcmUueG1sbZBNS8QwEIbPCv6Hkns7rYJIaXdvnhQEFbyGyWw32HyQGe3uvzdbNAruLZP3mYfkHbYHN1eflNgGP6quaVVFHoOxfhrV68t9facqFu2NnoOnUR2J1XZzdTlg7DEkekohUhJLXGWT5x7jqPYisQdg3JPT3GTC53AXktOSxzRB1PiuJ4Lrtr0FR6KNFg0nYR2LUX0rDRZl/EjzKjAINJMjLwxd08EvK5Qcn11Ykz+ks3KMdBb9CQt9YFvAZVma5WZF8/s7eHt8eF6/Wlt/6gpJ5YYuBoO9WJlpM0A55ubgX3X59gtQSwMEFAAAAAgAAAAAAIgKIEbbAAAAPwIAABwAAAB3b3JkL19yZWxzL2RvY3VtZW50LnhtbC5yZWxzrZHPSgMxEIfPCr5DmLubrWiRsrGXIvQq6wOk2dk/mExCJhX37R0QthZEemhu8wv55stMs/0KXn1i5imSgVVVg0JysZtoMPDevt4/g+JiqbM+EhqYkWH7cnfbvKG3RR7xOCVWQiE2MJaSNlqzGzFYrmJCkps+5mCLlHnQyboPO6B+qOu1zr8ZINSbM6zadwbyvqvlPIJq54SXtIh9PzncRXcMSOWPTprL7OUfqrV5wGLgp66EA/pfi6drWtAxHDDLoE8iS3SBy/qaLn2k0tqDx5PLEi0ujT5buiTfUEsDBBQAAAAIAAAAAAAKSxL+pgEAAKcDAAARAAAAd29yZC9kb2N1bWVudC54bWyVk1+PlDAUxZ818TuQvrPALLADGdwHV5/UmIw+mX3otAWabXtJ2x0cP72XfwtqYsYnzsk9nP5IL4f7H1oFZ2GdBFOR5CYmgTAMuDRNRb59/RDuSeA8NZwqMKIiF+HI/ds3rw99yYE9a2F8gBXGlX1FWu+7Mooca4Wm7gY6YXBWg9XUo7VN1IPlnQUmnMMTtIp2cZxHmkpD5hp7TQ3UtWTiYQaYSqxQ1ONXuFZ2bmnru2vquKX9Bud3yIdpuDSeK/JsTTm3hVoyCw5qHzLQ5VmrJQf/yk388+OFNYmveGeAI3gBr/AGTsAvgxx0N4pRfbGTHs3RX5QI+vJMVUW+fx6+Wj2SaE30kkP/Doy3oJYcGEwcorVr1P931EfJH/9omZjhSVP7dPTUegxLXhFcur40VON+1bt4n2dFHfLsNg/TIrsLi4yxcCf2qYhPecYLvtBv2t4b/tIV/U3sBPMbhq45/sQ4bmySFHExnN6izve36aa7az5RiyMPuERJmo6UVjatX+0JvAe9eiXqzbQVlAtc6LvdaGsAv9gVcmUb3Hylg1z+L7S/AFBLAwQUAAAACAAAAAAAvukY4fgAAAAgAwAAEgAAAHdvcmQvZm9udFRhYmxlLnhtbMWSsU7EMAyGZ5B4hyg7l3IDQlXLCQY2GLjyAG7OvUYkThWHhr49uR4VCwwIAZutT/7/X7arzauzYsTAxlMtL1aFFEja7wzta/nU3J1fScERaAfWE9ZyQpab67PTKpWdp8gizxOXqZZ9jEOpFOseHfDKD0iZdT44iLkNe5V82A3Ba2TO8s6qdVFcKgeGZFY8eZcUqSRw2eomGLAzOSDdQ2A80BFsLYtCqgV14IydFsLJMH/AwUTdL2yErNlaPOJKHR0/M2+MQxYPmMSjd0DfjxHmsZ/G2E6u9V8vYf277k3A9iXfM4r77X8dYv4CcWtBP/9RhKXkXL8BUEsDBBQAAAAIAAAAAADWDt/HPQIAADoMAAASAAAAd29yZC9udW1iZXJpbmcueG1svZZbb9sgFMefO2nfwULq4+JLLvWielX2EGnaNFVa9gGIjRNUDBbgpNmn34HYHsla1ZstP4Vz+wM/wDn3D88F8w5EKip4gsJJgDzCU5FRvkvQz836Q4w8pTHPMBOcJOhEFHr49P7d/XHJq2JLJCR6oMHV8pigvdbl0vdVuicFVhNREg6xXMgCazDlzj8KmZVSpEQpqCyYHwXBwi8w5QhUb0AWb5WWONXfq8K7sL5kCQpslkkrKqbpN3IgbHMqCWQeMEuQ9TLjRX6TyQ4MwhR+2nrjhl1J3dSFdfrNeV/roo1kJKUFZk5cVXneRDXeOhGYYkOe29LbcOIEy0d5HhuD8gyyGMl1gqYLgH5c7jHfWerG9v+kwhSqtmqz0YeFmsJSqKsi360yVjO3GcMiXyITDkCm/KFPrD2Lr6L0ov/htpKaPhHm3brV0sUn14JrZaBRrs1KcgwHb2BglVJqJChm3meG0yfLdsXV316ClV4pii8DDvqWtMhz109f8cNVhYW/EkwFE7KJ4UoLNwhnSDU8wSZ+cQPUr8YdRa6/ai8CPM2Lgn3WhFJGsDSbzSm7mtdcBvn2xYhGfTLTTk8mDOIB3oxV6fVopqOymXVjM5sNwcao9GIzG5XNvBubOBiCjVHpxWY+KptFJzZROMT/kFXpxWYxKpu7bmzm0RBsjEovNnejsom7sYmH+BZblV5s4lHZfOzW2kVDfIutyj+xMUOnc647a247an7upMO2k75osa8aECPErUA9Onf8YP8GUEsDBBQAAAAIAAAAAABLt4sD2wQAALIxAAAPAAAAd29yZC9zdHlsZXMueG1s7Vptc+I2EP7czvQ/eHyfezaGAGFCb7hmMs00vWQuuU+dm46wBSgRkisJuPTXVzZ+R3KEeclNDj7Z2tXifVb77Br24sO3ObaWkHFEydBuvXdtCxKfBohMh/aXh6tf+7bFBSABwJTAof0Muf3ht19+vlgNuHjGkFvSAOGD1dCeCREOHIf7MzgH/D0NIZGyCWVzIOQtmzoryoKQUR9yLu3PseO5bteZA0RsafInaTOg/iWcgAUWPFqJltgdS5bilWRpfR3fXFEiuLUaAO4jNLRHDAFsO7kC/08KlwAPba+Trl84uZXkuvAl0UrlSaQdDAQk4j722knWYgykefEcSnBCwMCUgXBmW4noOhjaf3+KIMBfo8VgbVIibaf+ETCH6QNmqk4mhd+EXvrvVYxudh+mwMhrAcY8B0HepWYwnIjoWULK5XO02p0iWDo9z+v2TfTaHdcz0euctbsmemfdnmui1+27Rn70zttGfpy7PSM/Wq7nGjkSAW3kScvr9IxcabW7rpEvLWnQzJmzfq9bTJH8DEVnPQS+TFupPIYyq+V5d6OdYCIgS64xijjC62Q3nxdYLoCFoJnZ1QCRIBLLb062MTSdpdcTxLi4ie24hT2PfumJnSxz0yNfpAUtK8j72Yjw4j0EXIw4AhXikCYyjOhkUnx69TIXDD1BtcynmLJUVAFDyU5yeRak6z6GgK2hweX9BRaLLmPG2YaYEoL7quaiTJrRyxhwGNwSQ7ba3N+IrjL3XziiNYchjyTRReWdG3/UgekbBebdVfzZU2zuF+NEAiaaAJVVGkZJY0QRKucQ0LqvAO1H9IjBFBJrjB6tAFqCQoz8mZDkpkG6dkdD4M1snlJmCzqj/mIuWzQdn2XipoS2aeBIaZL3SkeE8+4F+rnbmXtUFg6L6JGgu0GBBrRY0hCu8t63zNDXZEYXAb8Np2AJNUhWdBpiqrNiiu73jWNaY14oazvXsFPB2iU8W/chB2hDTl3InoNaH8Fdw3WKTdOXKm70XsX39GqlsfPD1O4HJCA2KeCJ4j6qeNXUKUEaVyQGpxBzs2KU6u6nDm1YO0VxK5rD2jeQVNic1PAP8x7yB6WTgIvFkwbLgrwhnCoLx0L09SqwcRHeYx3esRR/3wf1dgkZ0jadmbQhgJv733LSr49LLYHynTl0w8LbOIcjJtCTtuPLpA1x29z/Jn4tvIRaxNaihnBVNh/rt2rvFSCs/pli0rhuKO/4I9ipdd09kPfxqBFggTJyubRZqBT762KzQgFd/U6JYBQroTQNnn7GpqxYM2RTVqyZsikr1ozZlBVr5mzKijWDNmXFmkmbsmLNqE0Fx5pZm03Ezdypm7apaNaM21Q0a+ZtTNM6Tphs4GY9V9NuebVzNfmMzJiKWSEhDWdkHhgcL/wZFNZf94VRmepyPjFTkqgopHW+H1q4vPvnTxp6SlJIZTpKUCT99pxQLJTODl7cwIkYYTQlUM1wFZWGPumsHMqxa8JDJk+q0qVMeNAAaZPG6/eNh9EkCSrT6WgjZ4rufcfMkalhqfNmLTlOUJ4gDD/J7bmnZDEvDvEivMxKbKtInVLvOtiQREgULJTCnswjdvp7Hx+0PmLgP1Ujmq9W4poIlNH19hPddbejDG8iatYoVTefuqRTl3Tqkl6rS8quI6f/B1BLAQIUABQAAAAIAAAAAACoeMnbkQEAAI4GAAATAAAAAAAAAAAAIAAAAAAAAABbQ29udGVudF9UeXBlc10ueG1sUEsBAhQAFAAAAAgAAAAAAEv035HtAAAAZwIAAAsAAAAAAAAAAAAgAAAAwgEAAF9yZWxzLy5yZWxzUEsBAhQAFAAAAAgAAAAAAIwsa/i+AAAAKQEAABAAAAAAAAAAAAAgAAAA2AIAAGRvY1Byb3BzL2FwcC54bWxQSwECFAAUAAAACAAAAAAAcsd1o+MAAACJAQAAEQAAAAAAAAAAACAAAADEAwAAZG9jUHJvcHMvY29yZS54bWxQSwECFAAUAAAACAAAAAAAiAogRtsAAAA/AgAAHAAAAAAAAAAAACAAAADWBAAAd29yZC9fcmVscy9kb2N1bWVudC54bWwucmVsc1BLAQIUABQAAAAIAAAAAAAKSxL+pgEAAKcDAAARAAAAAAAAAAAAIAAAAOsFAAB3b3JkL2RvY3VtZW50LnhtbFBLAQIUABQAAAAIAAAAAAC+6Rjh+AAAACADAAASAAAAAAAAAAAAIAAAAMAHAAB3b3JkL2ZvbnRUYWJsZS54bWxQSwECFAAUAAAACAAAAAAA1g7fxz0CAAA6DAAAEgAAAAAAAAAAACAAAADoCAAAd29yZC9udW1iZXJpbmcueG1sUEsBAhQAFAAAAAgAAAAAAEu3iwPbBAAAsjEAAA8AAAAAAAAAAAAgAAAAVQsAAHdvcmQvc3R5bGVzLnhtbFBLBQYAAAAACQAJAD0CAABdEAAAAAA=
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport - Manege’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een manegebedrijf;
-
aan de functie ondergeschikte horeca;
-
voorzieningen behorende bij een manegebedrijf, zoals een stapmolen, longeercirkel, één of meer binnenrijbanen en één of meer paardenbakken;
-
het bedrijfswonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en -partijen.
12.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte vermeerderd met 10%;
-
de afstand van gebouwen tot de perceelgrens mag niet minde bedragen dan 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van 30% van de bedrijfsgebouwen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
de gezamenlijke vloeroppervlakte van ruimten binnen gebouwen ten behoeve van een kantine, waaronder wordt begrepen een keuken, bar met zitruimte en opslagruimte ten behoeve van de kantine, mag niet meer bedragen dan 100 m².
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
per bedrijf mag ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 8 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van stolpvormige woningen niet meer mag bedragen dan 11,5 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
de oppervlakte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 225 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoningen, met uitzondering van stolpvormige woningen, mag niet meer bedragen dan 15 m dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt
-
de afstand van de gevel van een bedrijfswoning tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan 4 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de totale gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mag niet meer bedragen dan 300 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 12.2, sub a, onder 1, voor het bouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel;
-
lid 12.2, sub a, onder 4 voor een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 7 m en 11 m mogen bedragen;
-
lid 12.2, sub a, onder 5, voor een dakhelling van minder dan 15o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
-
lid 12.2, sub b, onder 3, voor een hogere goothoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6,5 m;
-
lid 12.2, sub b, onder 4, voor een dakhelling van minder dan 30o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
-
lid 12.2, sub c, onder 2, voor een grotere oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen in de vorm van stolpvormige woningen, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 120 m²;
-
lid 12.2, sub c, onder 2, voor een tijdelijk grotere oppervlakte van niet meer dan 60 m² aan bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
de afwijking uitsluitend van toepassing is in combinatie met een omgevingsvergunning voor gebruik zoals bedoeld in lid 12.5;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) de bebouwing die als woonvoorzieningen wordt gebruikt, en niet passend is binnen de regels van de bestemming, van het perceel wordt verwijderd.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld lid 12.1 wordt in ieder geval aangemerkt:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het exploiteren van seksinrichtingen en/of escortbedrijven;
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten dienste van de woonfunctie voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.4 sub b en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
-
de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
-
het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
-
het parkeren op eigen terrein plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt;
-
er geen sprake is van een zelfstandige woning;
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.
De genoemde omgevingsvergunning kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
Artikel 13 Tuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen;
-
groenvoorzieningen;
-
water.
13.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van erkers en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
-
Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
-
de diepte van erkers mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
-
de bouwhoogte van erkers mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning waaraan wordt gebouwd bedragen, met een maximum van 3 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden en geluidswerende voorzieningen;
-
parkeer- en picknickplaatsen;
-
op- en overslagplaatsen voor landbouwproducten;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding,
en tevens voor:
-
de instandhouding en/of het herstel van de van de landschappelijke, cultuurhistorische, archeologisch en natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – dijk’,
met de daarbij behorende:
-
bermbeplanting en bermsloten;
-
voorzieningen voor voetgangers en fietsers. Bushaltes en dergelijke zijn hierbij inbegrepen.
De bestemming voorziet niet in een toename van het aantal rijstroken.
14.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m².
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 5 m.
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
railverkeer,
met de daarbij behorende:
-
beheergebouwen;
-
geluidswerende voorzieningen;
-
bermen en bermsloten;
-
spoorwegovergangen.
De bestemming voorziet niet in een toename van het aantal sporen.
15.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, in afwijking van het bepaalde in artikel 2, gemeten vanuit de bovenkant spoorstaaf;
-
de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 75 m².
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 3 m, in afwijking van het bepaalde in artikel 2, gemeten vanuit de bovenkant spoorstaaf.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en oeverstroken;
-
scheepvaartverkeer;
-
dag- en waterrecreatie;
-
waterhuishouding,
en tevens voor:
-
behoud en versterking van de natuurlijke waarden van water, rietlanden en oevers.
16.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van de waterhuishouding toegestaan en gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m².
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de bouw van steigers is verboden.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 sub b onder 2 ten behoeve van de bouw van een steiger.
De onder a genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de natuurlijke waarden van water, rietlanden en oevers.
16.4 Specifieke gebruiksregels
UEsDBBQAAAAIAAAAAACoeMnbkQEAAI4GAAATAAAAW0NvbnRlbnRfVHlwZXNdLnhtbK2Vy07DMBBF1yDxD5G3KHFhgRBKYMFjSbsoH+A4k9Tgl2yXtn/POC0RQkn6gF2SO2fu9WOU/GGtZPIJzgujC3KVTUgCmptK6KYgb/OX9JYkPjBdMWk0FGQDnjzcX5zn840FnyCtfUEWIdg7Sj1fgGI+MxY0KrVxigV8dQ21jH+wBuj1ZHJDudEBdEhD7EGw21n+BDVbypA8r1HZhnEgPUket7XRriDMWik4C6jTT139Mkp3JhmSbY1fCOsvsYDQIZMoDnuMou8Wml+sUHGNrTCCnUKVyvZS6zQqg1gj6l4sfh+ErO5PGL8PQkHU/VatMIadQK1UP7VOozKIwSAGY1gp9HH30NS14FAZvlSIZEbCtHwHHnYWU5w3JypIZsyFV6awIV0ZV9GOGL+V+x1jN+sMB+9xkJXMOkUxoX9MRF8UrJ05Yz2OqYPjo3wPYaRTDGHBBQH+UFPs/uflQzy7CqrD7dvt92Ejwf//5m/7HpJAL1UJDqn/D9G1PiRHjcZzVsoTjn9fjq51lyOn7b8En74AUEsDBBQAAAAIAAAAAABL9N+R7QAAAGcCAAALAAAAX3JlbHMvLnJlbHOtks1KAzEQgM8KvkOYezfbCiKysRcRehOpDzAks7uhmx+SUdu3dxApVrTswdwyP998GdKt92FSb1SqT9HAsmlBUbTJ+TgYeNk+Lm5BVcbocEqRDByowvr+6rJ7pglZmuroc1VCidXAyJzvtK52pIC1SZmiZPpUArJcy6Az2h0OpFdte6PLdwYI9eIEqzbOQNm4Vs4S1PaQac6I1Pfe0kOyr4Ei/zLpR4WQsQzEBt5Tcdp9hRvBgj4rtZov9fe7dSBGh4zapkKLXKS7sJc9H71E6UnC9bNihtf1fy6L9kzRkTtvhjkfxTp98jkk8gFQSwMEFAAAAAgAAAAAAIwsa/i+AAAAKQEAABAAAABkb2NQcm9wcy9hcHAueG1snY/BigIxEETPCv5DyN1kIigiM8qC7FUPo3iTkPRoYKYTklb0720Rdve8x6KKR7168xh6cYdcQsRGGlVJAeiiD3hp5KH9ni6lKGTR2z4iNPIJRW7Wk3G9zzFBpgBFMAJLI69EaaV1cVcYbFFcIzddzIMljvmiY9cFB9vobgMg6VlVLTQ8CNCDn6YfoPwQV3f6L9RH9/5Xju0zMY//juqvlPrgLLHouj2dt7uTMHNllDFGzatZrf8OWFD/GnJ8AVBLAwQUAAAACAAAAAAAcsd1o+MAAACJAQAAEQAAAGRvY1Byb3BzL2NvcmUueG1sbZBNS8QwEIbPCv6Hkns7rYJIaXdvnhQEFbyGyWw32HyQGe3uvzdbNAruLZP3mYfkHbYHN1eflNgGP6quaVVFHoOxfhrV68t9facqFu2NnoOnUR2J1XZzdTlg7DEkekohUhJLXGWT5x7jqPYisQdg3JPT3GTC53AXktOSxzRB1PiuJ4Lrtr0FR6KNFg0nYR2LUX0rDRZl/EjzKjAINJMjLwxd08EvK5Qcn11Ykz+ks3KMdBb9CQt9YFvAZVma5WZF8/s7eHt8eF6/Wlt/6gpJ5YYuBoO9WJlpM0A55ubgX3X59gtQSwMEFAAAAAgAAAAAAIgKIEbbAAAAPwIAABwAAAB3b3JkL19yZWxzL2RvY3VtZW50LnhtbC5yZWxzrZHPSgMxEIfPCr5DmLubrWiRsrGXIvQq6wOk2dk/mExCJhX37R0QthZEemhu8wv55stMs/0KXn1i5imSgVVVg0JysZtoMPDevt4/g+JiqbM+EhqYkWH7cnfbvKG3RR7xOCVWQiE2MJaSNlqzGzFYrmJCkps+5mCLlHnQyboPO6B+qOu1zr8ZINSbM6zadwbyvqvlPIJq54SXtIh9PzncRXcMSOWPTprL7OUfqrV5wGLgp66EA/pfi6drWtAxHDDLoE8iS3SBy/qaLn2k0tqDx5PLEi0ujT5buiTfUEsDBBQAAAAIAAAAAAA+96GqPgMAAFoaAAARAAAAd29yZC9kb2N1bWVudC54bWztWduO0zAQfQaJf4jyTNukadML210hFiQkQIiFJ8SDE08S7/oS2W7C8vWM06ZNQawiQLCgSK06Ex+fzDieY7s5u/gsuFeBNkzJjR+OA98DmSrKZL7xP7x/MVr6nrFEUsKVhI1/C8a/OH/08KxeU5VuBUjrIYU063rjF9aW68nEpAUIYsaqBIltmdKCWHR1PqmVpqVWKRiDdxB8Mg2CeCIIk/6eRvehUVnGUrjcB7Aj0cCJxSxMwUrTstVlHzqqSd0J5zTIy11jy1ht/K2W6z3bSLBUK6MyO0qVWFeCtzh1F24X//7nEGsY9OjjgvPxATzAJ5AoeutMZ5eN0Vhv9c5unCt7y8Gr1xXhG//jG5c1/+RPjoiaUVU/U9JqxVuckl2EJYnZe3u3xXHIrI9OqczGn8eLQ6+7cOEiCHsBp8to3gsYreJVL+A8DKJewHga9UtmES1+mEzKgegDchUspv2QYTAN4p7QMJoFPaHT2WLWExrFwbInFEn7pjVfLo5pnU1OJhZ2NCVJsdAQzpmTmiic+nvn3ZbjBbK1qjsvr9P2RomyRbdFH0qgIf7S4sLVyf0PMOe0ZdPYQ1UNVTVU1W+sqqb/z1M1Q+DWySYfjLrUYEBX4J8/5cbLIdFbduMxiZsVza6pJ8B6FLwEjAUhcACMEriuYlvlRoNgpwSoAk49zqgXxuPQc0urdRwMKGgkxZA8QmQOAvSNXTeDe0ztz8qF3IqTMWO8OiBP5yoiX9LDgJ6MZ5dkkKBBgu6pBDHp5q97HLvJh06BZdicSbqT8R9UqwJ1qVWrikinUblWkoL0LH4TKBRU0DTVCg8zeBTA88qTQXoG6RmkZ5CeX5Ue3M0kGnBHIxuJQR3K0X7sUSIEXsMPRWUCbcZ/VXEGdRjU4T6qw/CPw1BVQ1X9t1X1ilFXUt8ux4lSN4LomytLtEUwo27fi4YkAtNZZkmQ0jQbJZTGo1kyz0YknpHRKqPzWQyLdE6SNtwO2/Nmp7HjmnwfsYHUdmIo8yuXfe2myipYNfsStONlNOtwl/lrorHJqtI90lkTpWZ5YY8ujrFV4ujv9jqtVwChoLEepo2bKWVb9xjkMTbn7d9COLN9JYTuV1BLAwQUAAAACAAAAAAA0sDFbO0AAACdAgAAEgAAAHdvcmQvZm9udFRhYmxlLnhtbL2RvU7DMBDHZ5B4B8s7ddoBoShuxcJWBhoe4JJcGkv2OfKZmLw9bkvEAgNCsN3pp/+H7qrdm7NiwsDGk5brVSEFUus7Q0ctX+rH23spOAJ1YD2hljOy3G1vrqtU9p4ii6wnLpOWQ4xjqRS3AzrglR+RMut9cBDzGo4q+dCNwbfInO2dVZuiuFMODMnsePVhKVJJ4HLUQzBgz+SE2gEC44lOYLUsCqkW1IMzdl4IJ8P8CUcT22FhE2TPxuIFV+qS+FV4bRyyeMIknr0D+nmNcJb9tsZhdo3//gibv02vAzav+Z9R7A//9Ihl5Dy/A1BLAwQUAAAACAAAAAAA4Y7rb6cBAACyAwAAEgAAAHdvcmQvbnVtYmVyaW5nLnhtbHVTy27jMAw8d4H9B0NAjxs5C/QV1C1yCbBAsegh/QDGphOhehiinLT79Us5lisH6MkaznBIUfTj84fRxRE9KWcrsVyUokBbu0bZfSXetptf96KgALYB7SxW4hNJPD/9/PF4Wtne7NCzsGAPS6tTJQ4hdCspqT6gAVq4Di1zrfMGAkO/lyfnm867Gok402j5uyxvpQFlBbtesS3sKHiow9/eFDP0p6lEOaiizPQ6qBc8ot5+dsjKI+hKRFONQ1jIJNVHzbziz2QQw3wtH1LicpRfnS+2MROj3Qn9C4aAPtNQ37ZJEWCXMVxmix9T+vVykZHdqz+fI1C2YZXGNlTi5vZOMDiA3Q+jj1h+SbkEjWiEyZ+bjYmdo4skmWdFNNVmA5/34TfOBorVleVWGmyBhxtdgWqlKrH2CvTQ3tpSjhEorElBCmUdTw26ts3j6ps4P7N6x2/I2mnnEwd9cDnJV1eB1zfx5cz23/TCD3m8n+bHaz1LODSJqjWCj9dslb6oG+eZZhjP/OjD+srZxo4bbYdNtucNXk4bPFvti+ajkR0MxtP5T2P8H1BLAwQUAAAACAAAAAAAuLrfhisEAACDKAAADwAAAHdvcmQvc3R5bGVzLnhtbO1aUW/TMBB+Bon/EIVnljTt2q5aQQM0gQRsYuMJ7cFNnMabawfbXRm/HidN0iSNPS/tOjTaJ/vufM19Z3/ntHf87vcMW7eQcUTJ2O4cuLYFiU8DRKZj+8fl6ZuhbXEBSAAwJXBs30Fuv3v76uXxYsTFHYbckg4IHy3GdiREPHIc7kdwBvgBjSGRupCyGRByyqbOgrIgZtSHnEv/M+x4rtt3ZgARW7p8IX0G1P8IQzDHgieSRMTOWSZKJZloOU4np5QIbi1GgPsIje0ThgC2nZUB/yOVtwCPba+Xy4+dlZdsXPqSRFJ7EukHAwGJuEijdjJZioF0L+5iCU4MGJgyEEe2lak+B2P757cEAnyVCIOlS4m0ncdHwAzmD1iYOoUW/hZq7a/TFN1iHufAyLEAE74CQc5yNxiGInmWmHL5HJ1urwyWys7z+kMTu27P9UzseofdvondYX/gmtj1h65RHIOjrlEcR+7AKI6O67lGgSRAG0XS8XoDo1A63b5rFEtHOjQL5nA46JePyGoPJXs9Br48ttJ4AuWplvvdTVaCUECWjTFKOMLrFZPvcywFYC5o4XYxQiRI1PKbs2UMTaN8HCLGxZfUj1tac+1XntgpTm6+5cu0oGQFOY9OCC/PIeDihCNQIw7posCIhmH56ZvFXDB0A5t1PsWU5aoaGI3sJMVRkMt9DAFbQoOr60sslgxTxnkIMWUEd9XMRYW2oJcJ4DA4I4Zstb6+FV0V4d+zRTWbYZVJosrKazf9NCdmaJSY16fpZ0u5uZhPMg0IFQmqmrTMksJJQ6qcx4DWfQJo36NrDKaQWBN0bQXQEhRi5EdCkpsCae2KlsCb+dwfmQfQGfXnM3lFU/FZoW5LaOsOdnRMVnelHcJ5fg/9nG/MPU0eHhfRHUH3BQUK0FJNS7iqa58zQ38mEZ0H/CyegluoQLJm0xJTlRdTdP9tHPMac09Z27iG7QvWJul58D3kEa4h+1vIlpOqz+Cm6drnpu1LFTd6r+JberVS+PlvavclEhCbFPDMcBtVvO5qf0BaVyQGpxBzs2KU226nDq1522fxQTSHlW8gubI9qeH/5j3kE6VhwMX8RoFlSd8SziYPu0L06SqwcRHeYh3esBT/2xv17BYypLx0FtqWAK6vf86HfrldtATKN+bQNQ/PYx+eMIFulDe+QtsSt/X1z+LXwo9QidhS1RKu2uJd/VbtPQGE9T9TTC6ua8Yb/gi2v7punsgl0o1py1TtklRfrEvJAgV08YESwShuRNA0Z+rWmqqhpremaqhprqkaarprqoaa9pqqoaa/pmqoabCpGmo6bGo4alps1hE3C0fXZFOz1HTZ1Cw1bTampzk9J0WfzbKdptvxtO00q9aYCRVR6RwatsZcMjiZ+xEU1teLUodMXbxqlKlompijc6Rng2KcBP0XUEsBAhQAFAAAAAgAAAAAAKh4yduRAQAAjgYAABMAAAAAAAAAAAAgAAAAAAAAAFtDb250ZW50X1R5cGVzXS54bWxQSwECFAAUAAAACAAAAAAAS/Tfke0AAABnAgAACwAAAAAAAAAAACAAAADCAQAAX3JlbHMvLnJlbHNQSwECFAAUAAAACAAAAAAAjCxr+L4AAAApAQAAEAAAAAAAAAAAACAAAADYAgAAZG9jUHJvcHMvYXBwLnhtbFBLAQIUABQAAAAIAAAAAAByx3Wj4wAAAIkBAAARAAAAAAAAAAAAIAAAAMQDAABkb2NQcm9wcy9jb3JlLnhtbFBLAQIUABQAAAAIAAAAAACICiBG2wAAAD8CAAAcAAAAAAAAAAAAIAAAANYEAAB3b3JkL19yZWxzL2RvY3VtZW50LnhtbC5yZWxzUEsBAhQAFAAAAAgAAAAAAD73oao+AwAAWhoAABEAAAAAAAAAAAAgAAAA6wUAAHdvcmQvZG9jdW1lbnQueG1sUEsBAhQAFAAAAAgAAAAAANLAxWztAAAAnQIAABIAAAAAAAAAAAAgAAAAWAkAAHdvcmQvZm9udFRhYmxlLnhtbFBLAQIUABQAAAAIAAAAAADhjutvpwEAALIDAAASAAAAAAAAAAAAIAAAAHUKAAB3b3JkL251bWJlcmluZy54bWxQSwECFAAUAAAACAAAAAAAuLrfhisEAACDKAAADwAAAAAAAAAAACAAAABMDAAAd29yZC9zdHlsZXMueG1sUEsFBgAAAAAJAAkAPQIAAKQQAAAAAA==
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.4 sub b voor het aanbrengen van bruggen, dammen en duikers.
16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van walbeschoeiing, kaden en dijken;
-
het aanbrengen van opgaande beplanting;
-
het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse leidingen;
-
het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien uit een natuurtoets is gebleken dat de natuurwaarden die dit bestemmingsplan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
-
een paardenbak;
-
het hobbymatig houden van dieren;
en tevens voor:
-
behoud en/of versterking van de cultuurhistorische waarde van bebouwing ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en -partijen.
17.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1, dan wel het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven aantal;
-
op de gronden ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – woning uitgesloten’ mogen geen woningen worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘relatie’ aan de Rijperweg 19 te Sint Maarten en Rijperweg 42 te Sint Maarten voor wat betreft de woning aan de Rijperweg 42 te Sint Maarten sprake is van een (voormalige) tweede agrarische bedrijfswoning behorende bij het perceel Rijperweg 19 te Sint Maarten;
-
de oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 225 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met uitzondering van stolpvormige woningen, mag niet meer bedragen dan 15 m dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 8 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van stolpvormige woningen niet meer mag bedragen dan 11,5 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel ten minste het bestaande aantal graden indien dit minder is;
-
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 15% van de kavelbreedte, met dien verstande dat de minimale afstand niet minder mag bedragen dan 4 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de afstand van een hoofdgebouw tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan 4 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt.
-
In afwijking van het bepaalde in sub a, gelden voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ de volgende regels:
-
voor wat betreft de stolp mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van onderhoud, herstel en inwendige verbouwing waarbij de goothoogte, bouwhoogte, dakvorm en dakhelling overeenkomstig de bestaande situatie gehandhaafd dient te blijven.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op ten minste 4 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – woning uitgesloten’ geen aan- en uitbouwen mogen worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing, met inbegrip van het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan 300 m² dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat:
-
het bebouwingspercentage op een bouwperceel niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel mag bedragen;
-
de totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
-
de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een stolpwoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ mag niet meer bedragen 120 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het hoofdgebouw voor zover de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ mag niet minder bedragen dan 5 m;
-
de afstand van bijgebouwen tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 35 m, dan wel de bestaande afstand indien deze meer bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1200 m²;
-
de paardenbak niet verder mag strekken dan 100 meter, berekend vanaf de achterzijde van het hoofdgebouw;
-
de paardenbak is gelegen achter het hoofdgebouw, bezien vanaf de openbare weg, aansluitend aan het bouw- en/of bestemmingsvlak waarop het hoofdgebouw is gesitueerd;
-
de bouwhoogte van de terreinafscheiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de paardenbak moet worden gerealiseerd op een minimale afstand van 30 m tot de woning van een derde;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 17.2, sub a, onder 1 en toestaan dat binnen hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ 2 woningen worden gerealiseerd;
-
lid 17.2, sub a, onder 6 voor een hogere goothoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 6,5 m mag bedragen;
-
lid 17.2, sub a, onder 7, voor een dakhelling van minder dan 30o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
-
lid 17.2, sub b, ten behoeve van vervangen en nieuwbouw, indien:
-
het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit;
-
handhaving van de hoofdvorm niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker en met financiële tegemoetkomingen of anderszins de onevenredige nadelige gevolgen voor de eigenaar/gebruiker niet opgeheven kunnen worden,
met dien verstande dat in gevallen waarin een stolpvormige woning wordt gebouwd de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 2,7 en 11,5 m.
Indien geen sprake is van een stolpvormige woning zijn de in lid 17.2 sub a genoemde regels van toepassing;
-
lid 17.2, sub b, ten behoeve van een gedeeltelijk vernieuwing, verandering en uitbreiding, waarbij de bestaande goothoogte, bouwhoogte en dakvorm aangehouden dient te worden met een maximale speling van 0,5 m voor de goothoogte, 1 m voor de bouwhoogte en 5º voor de dakhelling;
-
lid 17.2, sub c, onder 2 en 3, voor een tijdelijk grotere oppervlakte van niet meer dan 60 m² aan bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
de afwijking uitsluitend van toepassing is in combinatie met een omgevingsvergunning voor gebruik zoals bedoeld in lid 17.5;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) de bebouwing die als woonvoorzieningen wordt gebruikt, en niet passend is binnen de regels van de bestemming, van het perceel wordt verwijderd.
-
lid 17.2, sub c, onder 4 voor een afwijkende situering van bijgebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw;
-
lid 17.2, sub d, onder 1 ten behoeve van een andere situering van de paardenbak, onder de aanvullende voorwaarden dat:
-
bij een afwijkende situering de paardenbak landschappelijk wordt ingepast, inclusief de ligging van de paardenbak ten opzichte van de eigen erfbebouwing;
-
voor een paardenbak die aan de weg is gelegen streekeigen beplanting aan de voorzijde wordt aangebracht.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten dienste van de woonfunctie voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
het gebruik van gronden, bouwwerken en vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van derden;
-
het gebruik van bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.4, sub a en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een woning worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
-
de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
-
het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
-
het parkeren op eigen terrein plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt;
-
er geen sprake is van een zelfstandige woning;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.4, sub c ten behoeve van het gebruik van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (met uitzondering van kassen) voor een inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van derden.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
Artikel 18 Leiding - Gas
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen tevens bestemd voor een aardgastransportleiding, met een met belemmerde strook ter breedte van 5 m aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas’.
18.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in de voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van een aardgastransportleiding.
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding, een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van:
-
het bepaalde in lid 18.2 sub a en sub b en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits:
-
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen worden;
-
met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
-
het groepsrisico wordt afgewogen;
-
het bepaalde in lid 18.2 sub a en sub c en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen worden;
-
met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
-
het groepsrisico wordt afgewogen.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden op of in de in lid 18.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
-
het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels drainage en leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
diepploegen;
-
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
-
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
-
De sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.
-
De sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend nadat vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 19 Leiding - Riool
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor een ondergrondse rioolleiding, met een met belemmerde strook ter breedte van 3 m aan weerszijden van de hartlijn van de rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – riool’.
19.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in de voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van een ondergrondse rioolleiding.
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de desbetreffende leiding, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 19.2 sub a en sub b en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
het bepaalde in lid 19.2 sub a en sub c en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
-
het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels drainage en leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
diepploegen;
-
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
-
De sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.
-
De sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend nadat vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 1
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2, mits:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
-
een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
20.4.1. Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
-
het rooien of vellen van houtopstanden;
-
de aanleg van verhardingen;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
-
het in de grond brengen van voorwerpen;
-
het verrichten van graafwerkzaamheden;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
20.4.2. Uitzondering
Het bepaalde in sublid 20.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het inwerkingtreden’ van het plan;
-
plaats vinden in of op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;
-
plaatsvinden in of op gronden waar uit archeologisch onderzoek, uitgevoerd door een deskundige op het gebied van archeologie, is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
20.4.3. Voorwaarden
De in sublid 20.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
-
een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid;
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 100 m² wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld;
-
bouwwerken met een oppervlakte van 100 m² of minder;
-
bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2, mits:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
-
een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
21.4.1. Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
-
het rooien of vellen van houtopstanden;
-
de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 100 m²;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
-
het in de grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 0,35 m;
-
het verrichten van graafwerkzaamheden dieper dan 0,35 m;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
21.4.2. Uitzondering
Het bepaalde in lid 21.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
-
welke het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
-
welke reeds in uitvoering zijn ten tijde van het inwerkingtreden van het plan;
-
welke plaats vinden in of op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;
-
waarbij geen grondroerende werken en/of werkzaamheden groter dan 100 m² plaatsvinden dan wel waar grondroerende werken en/of werkzaamheden plaatsvinden groter dan 100 m² maar niet dieper dan 0,35 m onder het bestaande maaiveld;
-
welke plaatsvinden in of op gronden waar uit archeologisch onderzoek, uitgevoerd door een deskundige op het gebied van archeologie, is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
21.4.3. Voorwaarden
De in lid 21.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
-
een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 3
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
22.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 500 m² wordt uitgebreid;
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 500 m² wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld;
-
bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² of minder;
-
bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2, mits:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
-
een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
22.4.1. Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
-
het rooien of vellen van houtopstanden;
-
de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 500 m²;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
-
het in de grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 0,50 m;
-
het verrichten van graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 m;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
22.4.2. Uitzondering
Het bepaalde in lid 22.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
-
welke het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
-
welke reeds in uitvoering zijn ten tijde van het inwerkingtreden van het plan;
-
welke plaats vinden in of op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;
-
waarbij geen grondroerende werken en/of werkzaamheden groter dan 500 m² plaatsvinden dan wel waar grondroerende werken en/of werkzaamheden plaatsvinden groter dan 500 m² maar niet dieper dan 0,50 m onder het bestaande maaiveld;
-
welke plaatsvinden in of op gronden waar uit archeologisch onderzoek, uitgevoerd door een deskundige op het gebied van archeologie, is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
22.4.3. Voorwaarden
De in lid 22.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
-
een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd.
22.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 23 Waarde - Archeologie 4
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
23.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 2500 m² wordt uitgebreid;
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 2500 m² wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld;
-
bouwwerken met een oppervlakte van 2500 m² of minder;
-
bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 2500 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2, mits:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
-
een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
23.4.1. Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
-
het rooien of vellen van houtopstanden;
-
de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 2500 m²;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
-
het in de grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 0,50 m;
-
het verrichten van graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 m;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
23.4.2. Uitzondering
Het bepaalde in lid 23.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
-
welke het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
-
welke reeds in uitvoering zijn ten tijde van het inwerkingtreden van het plan;
-
welke plaats vinden in of op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;
-
waarbij geen grondroerende werken en/of werkzaamheden groter dan 2500 m² plaatsvinden dan wel waar grondroerende werken en/of werkzaamheden plaatsvinden groter dan 2500 m² maar niet dieper dan 0,50 m onder het bestaande maaiveld;
-
welke plaatsvinden in of op gronden waar uit archeologisch onderzoek, uitgevoerd door een deskundige op het gebied van archeologie, is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
23.4.3. Voorwaarden
De in lid 23.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
-
een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd.
23.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde – Archeologie 4’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 24 Waarde - Archeologie 5
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
24.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 10.000 m² wordt uitgebreid;
-
bouwwerken met een oppervlakte van 10.000 m² of minder.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2, mits:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
-
een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
24.4.1. Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
-
het rooien of vellen van houtopstanden;
-
de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 10.000 m²;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
24.4.2. Uitzondering
Het bepaalde in lid 24.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
-
welke het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
-
welke reeds in uitvoering zijn ten tijde van het inwerkingtreden van het plan;
-
welke plaats vinden in of op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;
-
waarbij geen grondroerende werken en/of werkzaamheden groter dan 10.000 m² plaatsvinden;
-
welke plaatsvinden in of op gronden waar uit archeologisch onderzoek, uitgevoerd door een deskundige op het gebied van archeologie, is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
24.4.3. Voorwaarden
De in lid 24.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien:
-
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
-
is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
-
een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd.
24.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde – Archeologie 5’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 25 Waterstaat - Waterkering
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de waterkering en de waterbeheersing;
-
de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande reeds gebouwde gebouwen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.
-
Het bouwen en gebruik krachtens deze bestemming mag uitsluitend geschieden:
-
voor zover de belangen van de waterkering dat gedogen;
-
nadat ter zake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijke waterbeheerder.
25.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de waterkerende functie van de zeewering;
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2 sub a ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de aldaar geldende bestemmingsregels van artikel 3 (‘Agrarisch met waarden’), artikel 4 (‘Bedrijf’), artikel 5 (‘Bedrijf-Nutsvoorziening’), artikel 6 (‘Horeca’), artikel 7 (‘Maatschappelijk’), artikel 8 (‘Natuur’), artikel 9 (‘Recreatie-Dagrecreatie’), artikel 10 (‘Recreatie-Recreatiewoning’), artikel 11 (‘Recreatie-Verblijfsrecreatie’) artikel 12 (‘Sport-Manege’), artikel 13 (‘Tuin’), artikel 14 (‘Verkeer’), artikel 15 (‘Verkeer-Railverkeer’), artikel 17 (‘Wonen’) nadat terzake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijk waterbeheerder.
25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het afgraven of ophogen van gronden;
-
het aanbrengen van beplanting.
-
Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen.
-
De omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de waterkerende functie in onevenredige mate kan worden aangetast.
-
Voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a pleegt het bevoegd gezag overleg met de verantwoordelijke waterbeheerder.