gemeente: Muiden   status: Vastgesteld
plannaam: Schoutenwerf   datum: 16-12-2010
 

Regels

 

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het bestemmingsplan Schoutenwerf van de gemeente Muiden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0424.BP0901SCHOUTEN2010-0301 met de bijbehorende regels;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanbouw en uitbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte danwel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererf

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.8 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke or-dening;

1.9 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.12 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, alternatief geneeskundig, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde horeca- en/of detailhandelsactiviteiten, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.14 bedrijf aan huis

een (ambachtelijk) productiebedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, dat niet krachtens een milieuwet vergunning of meldingsplichtig is, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.15 bestaand

      1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

      2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijgebouw

een niet voor bewoning bestemd, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 bovenwoning;

woning in de tweede bouwlaag en hoger;

1.27 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 -zoals die geldt op het moment van vaststelling van het plan- bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) onderscheidenlijk 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.30 dwarskap

een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan het gebouw is gelegen;

1.31 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.32 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.33 erker

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt;

1.34 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, niet zijnde een overkapping;

1.36 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.37 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

stemming;

1.38 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.39 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.40 nokrichting

de richting van de snijlijnen van de dakvlakken van gebouwen, met dien verstande dat bij één gebouw de grootst voorkomende lengte daarvan als maatgevend wordt aangehouden;

1.41 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.42 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouw-werken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.43 omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.44 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot/gebruiksgenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.45 peil

      1. voor een bouwwerk, waarvan de goothoogte en/of bouwhoogte op de verbeelding is weergegeven: de hoogte ten opzichte van de Hellingstraat ter plaatse van de kruising Hellingstraat-Stadssteeg, zijnde 2,1 m + N.A.P.;

      2. voor een bouwwerk, waarvan de goothoogte en/of bouwhoogte niet op de verbeelding is weergegeven: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

      3. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte ten opzichte van het gemiddelde waterpeil;

1.46 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.47 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.49 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.50 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.51 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een (hoofd)gebouw of, indien het een (hoofd)gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.52 voorerf

gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.53 woning / wooneenheid

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.54 zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw is gelegen;

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

 

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.1.5 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

 

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.1.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

 

2.1.9 verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de wijze van meten en het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt, tenzij in de regels anders is bepaald.

2.3 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf - Scheepswerf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Scheepswerf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. handel in schepen;

      2. detailhandel in scheepsbenodigdheden met dien verstande dat de bruto verkoopvloeroppervlakte niet meer dan 300 m2 mag zijn;

      3. vervaardiging, reparatie en onderhoud van schepen, met dien verstande dat dit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf -1” is toegestaan;

      4. een servicehaven ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - servicehaven”;

      5. bestaande bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding maximale bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;

 

3.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. lichtmasten 6 m;

      2. laggenmasten 6,5 m;

      3. bedrijfsinstallaties 3 m;

      4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5 m.

3.3 Afwijking van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijking bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde tot 10 m;

 

3.3.2 Vereisten afwijking

Afwijking als bedoeld in artikel 3.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

      1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 4 Gemengd - 1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. een bestaande woning;

      2. bovenwoningen;

      3. ateliers, dienstverlening, kantoor, kunstgalerijen;

      4. inpandige parkeergarage;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. de voorgevel dient geheel in de naar de weg toegekeerde bouwgrens te worden gebouwd;

      3. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      5. de minimale dakhelling bedraagt 20º;

      6. de maximale dakhelling bedraagt 60;

      7. in afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1.e en 4.2.1.f geldt voor mansardekappen een minimale dakhelling van 20º en een maximale dakhelling van 80º;

 

4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw bedraagt maximaal 30 m2, met dien verstande dat het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 4.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, niet meer dan voor 30% bebouwd mag worden

      2. goothoogte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;

      3. de minimale dakhelling bedraagt 45º;

      4. de maximale dakhelling bedraagt 60º.

 

4.2.3 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;

      2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5 m.

4.3 Afwijking van de bouwregels

 

4.3.1 Afwijking minimale dakhelling

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1e en 4.2.2c voor het plat afdekken van de gebouwen;
 

4.3.2 Vereisten afwijking

Afwijking als bedoeld in artikel 4.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

      1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

 

Artikel 5 Gemengd - 2

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. ateliers, bedrijven in de milieucategorieën 1 t/m 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dienstverlening, kantoren, kunstgalerijen in de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

      2. wonen, met inbegrip van beroep aan huis met een maximum van 30 m2, met dien verstande dat het aantal wooneenheden in de bestemmingen Gemengd - 2 en Wonen - 1, gezamenlijk niet meer mag zijn dan 58;

      3. in afwijking van het bepaalde in artikel 5.1.b geldt voor het vloeroppervlak van beroep aan huis dat deze 110 m2 mag zijn indien het resterend vloeroppervlak aan woonruimte van een woning minimaal 120 m2 bedraagt;

      4. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat uitsluitend geparkeerd mag worden in gebouwde parkeervoorzieningen in de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, dan wel in de ondergrondse parkeergarage en ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein” van de bestemmingen Gemengd - 2 en Wonen - 1, waarbij voor het aantal te realiseren parkeerplaatsen een parkeernorm geldt van:

        1. twee parkeerplaatsen per woning;

        2. twee parkeerplaatsen per atelier, bedrijf, dienstverlener, kantoor, kunstgalerij;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte” is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - kap 2” zijn uitsluitend gebouwen met hol- of bolgebogen dak, parabooldak, spitsboogdak, tondak, golvend dak, zaagtanddak, lessenaardak, verspringend lessenaarsdak, tentdak, afgeknot tentdak, zadeldak, afgeknot zadeldak, schilddak of mansardekap toegestaan en met dien verstande dat het oppervlakte van het platte deel van een afgeknot tentdak en afgeknot zadeldak niet meer mag zijn dan 65% van het bijbehorende aanduidingvlak;

      5. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - kap 3” zijn uitsluitend gebouwen met één of meer hellende dakvlakken toegestaan;

5.2.2 Ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage”;

      2. de verticale bouwdiepte van een ondergronds bouwwerk mag maximaal - 2 m ten opzichte van N.A.P bedragen.

5.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. Binnen het bouwvlak:

        1. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” is ten hoogste de aangeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      2. Buiten het bouwvlak:

        1. tot maximaal 2,8 meter voorbij de bouwvlakgrens;

        2. per bouwvlakzijde, bedraagt het gezamenlijke oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal 40% van het geveloppervlak van het hoofdgebouw in het betreffende te onderscheiden bouwvlak;

 

5.2.4 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

5.2.5 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;

      2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;

      3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5 m.

5.3 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken buiten het aanduidingsvlak met de aanduiding “parkeergarage”, mits bij bouwen of het uitvoeren van andere-werken binnen het theoretische dijkprofiel, advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

 

Artikel 6 Groen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

      2. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

      3. parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, verhardingen, ontsluitingswegen en in- en uitritten;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en met inachtneming van de keur van het waterschap.

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan;

 

6.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. lichtmasten 6 m;

      2. vlaggenmasten 6,5 m;

      3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. wegen, straten, pleinen, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf;

      2. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;

      3. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. bouwwerken voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer 6 m;

      2. overige bouwwerken 5 m;

Artikel 8 Water

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. wateraanvoer en waterafvoer;

      2. waterberging;

      3. jachthaven ter plaatse van de aanduiding “jachthaven”;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers, afmeerpalen, bewegwijzering en duikers.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, steigers, afmeerpalen en bewegwijzering ten behoeve van de jachthaven worden gebouwd.

 

Artikel 9 Wonen - 1

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. wonen, met inbegrip van beroep aan huis met een maximum van 30 m2 en met dien verstande dat:

        1. het aantal wooneenheden in de bestemmingen Gemengd - 2 en Wonen - 1, gezamenlijk niet meer dan 58 mag zijn en hiervan maximaal 3 wooneenheden zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal woonheden”;

        2. het totale aantal wooneenheden zowel grondgebonden woningen als appartementen betreft;

      2. in afwijking van het bepaalde in artikel 9.1.a geldt voor het vloeroppervlak van beroep aan huis dat deze 110 m2 mag zijn indien het resterend vloeroppervlak aan woonruimte van een woning minimaal 120 m2 bedraagt;

      3. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

        1. ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” parkeren is toegestaan in ongebouwde en gebouwde parkeervoorzieningen, waaronder een ondergrondse parkeervoorziening;

        2. buiten het aanduidingvlak “maximum aantal wooneenheden” parkeren uitsluitend is toegestaan in een ondergronds gebouwde parkeervoorziening en ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”, waarbij voor het aantal parkeerplaatsen een parkeernorm geldt van 2 parkeerplaatsen per woning;

      4. water ten behoeve van een jachthaven;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Hoofdgebouwen;

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat loopbruggen tussen gebouwen buiten het bouwvlak zijn toegestaan;

      2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte” is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - kap 1” zijn uitsluitend gebouwen met dwarskap toegestaan en met dien verstande dat uitsluitend zadeldak, schilddak of mansardekap is toegestaan;

      5. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - kap 2” zijn uitsluitend gebouwen met hol- of bolgebogen dak, parabooldak, spitsboogdak, tondak, golvend dak, zaagtanddak, lessenaardak, verspringend lessenaarsdak, tentdak, afgeknot tentdak, zadeldak, afgeknot zadeldak, schilddak of mansardekap toegestaan en met dien verstande dat het oppervlakte van het platte deel van een afgeknot tentdak en afgeknot zadeldak niet meer mag zijn dan 65% van het bijbehorende aanduidingvlak;

 

9.2.2 Ondergrondse bouwwerken;

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage”;

      2. de verticale bouwdiepte van een ondergronds bouwwerk mag maximaal - 2 m ten opzichte van N.A.P bedragen.

 

9.2.3 Aan- en uitbouwen, balkons, bijgebouwen en overkappingen;

Aan- en uitbouwen, balkons, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. Binnen het bouwvlak:

        1. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” is ten hoogste de aangeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      2. Buiten het bouwvlak:

        1. tot maximaal 2,8 meter voorbij de bouwvlakgrens;

        2. per bouwvlakzijde, bedraagt het gezamenlijke oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal 40% van het geveloppervlak van het hoofdgebouw in het betreffende te onderscheiden bouwvlak;

      3. In afwijking van het bepaalde onder 9.2.3.b geldt het volgende:

        1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - 1” mag tot maximaal 1,5 meter voorbij de bouwvlakgrens worden gebouwd en met dien verstande dat balkons niet zijn toegestaan;

        2. ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” is één bijgebouw toegestaan van maximaal 10 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;

 

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. bouwhoogte muren en scheepskranen maximaal 5m;

      2. vlaggenmasten maximaal 6 m;

      3. kunstobjecten maximaal 8 m;

      4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5 m.

9.3 Afwijking van de bouwregels

 

9.3.1 Ondergrondse bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.2a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken buiten het aanduidingsvlak met de aanduiding “parkeergarage”, mits bij bouwen of het uitvoeren van andere-werken binnen het theoretische dijkprofiel, advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

9.3.2 Bijgebouwen

      1. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.3b en 9.2.3c voor het realiseren van maximaal 2 vrijstaande bijge-bouwen op grotere afstand dan 2,8 m voorbij een bouwvlakgrens, met dien verstande dat het maximale oppervlakte niet meer mag zijn dan 10 m2 per bijgebouw en de maximale bouwhoogte niet meer mag zijn dan 3,5m;

      2. Afwijking als bedoeld in artikel 9.3.2a kan slechts worden verleend, mits:

        1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

        2. het straatbeeld, beeld vanaf het water en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

 

Artikel 10 Waarde - Archeologie

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde – Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden;

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Eisen bij omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit

In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, betreffende de gronden als bedoeld in artikel 10.1, kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de verplichting worden verbonden dat alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate zijn vastgesteld.

 

10.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 10.2.1, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen in ieder geval voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:

      1. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

      2. tot het doen van opgravingen; of;

      3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.

10.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming Waarde – Archeologie, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is;

Artikel 11 Waarde - Archeologische verwachting

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde – Archeologische verwachting aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Op de in artikel 11.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels geen nieuwe gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 100 m2 of de oppervlakte van bestaande gebouwen niet worden vergroot met een oppervlakte van meer dan 100 m2, indien de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als "Waarde - Archeologische verwachting".

11.3 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

11.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouw-werken zijnde en werkzaamheden

 

11.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel  11.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

      1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

      2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

      3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

      4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
        apparatuur;

      5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

      6. het scheuren van grasland.

 

11.4.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

11.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

      1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;

      2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

      3. andere-werken als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 500 m2;

      4. andere-werken waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

      1. het toevoegen van de bestemming Waarde - Archeologische verwachting, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;

      2. het verwijderen van de bestemming Waarde – Archeologische verwachting, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 12 Waarde - Beschermd stadsgezicht

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermd stadsgezicht aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde, zoals nader omschreven in de toelichting bij beschermd stadsgezicht Muiden.

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

 

12.2.2 Gebouwen

Indien kappen van gebouwen zijn ingetekend op de kappenkaart mogen kappen uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig de aanduidingen op deze kaart voor zover het betreft:

      1. de nokrichting;

      2. de kapvorm;

12.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken

 

12.3.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 12.1 bedoelde gronden te slopen.

 

12.3.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is vereist voor:

      1. het slopen ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;

      2. sloopwerkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

      3. sloopwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het gedeeltelijk veranderen of vernieuwen van een bouwwerk overeenkomstig een onherroepelijke bouwvergunning.

12.4 Specifieke procedureregels

Bij de beoordeling van aanvragen voor het verlenen van afwijkingen en vergunningen dient advies bij de monumentencommissie ingewonnen te worden.

 

3 Algemene regels

 

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

      1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

      2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

      3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

 

15.1 Afwijking bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

      1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;

      2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

      3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

15.2 Voorwaarde

Afwijking als bedoeld in artikel 15.1 is slechts toegestaan, mits:

      1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

      1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet
        onevenredig worden geschaad.

Artikel 17 Algemene procedureregels

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuurrecht van toepassing.

Artikel 18 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

      1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

      2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

      3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

      4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

      5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

      6. de ruimte tussen bouwwerken.

4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 19 Overgangsregels

 

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

19.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

      1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

      2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

19.1.2 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 19.1.1 met maximaal 10%.

19.1.3 Uitzondering

Artikel 19.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik

 

19.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 19.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 19.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.2.4 Uitzondering

Artikel 19.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Schoutenwerf

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 16 december 2010