23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden;
23.2 Bouwregels
23.2.1 Eisen bij omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, betreffende de gronden als bedoeld in artikel 23.1, kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de verplichting worden verbonden dat alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate zijn vastgesteld.
23.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 23.2.1, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen in ieder geval voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
tot het doen van opgravingen; of;
de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
23.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming Waarde – Archeologie, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is; |