gemeente: Muiden   status: Vastgesteld
plannaam: Stad Muiden   datum: 16-12-2010
 

Artikel 4 Bos

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. bos en bebossing met landschappelijke waarde;

      2. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

      3. speelvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding en met inachtneming van de keur van het waterschap.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

4.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. lichtmasten 6 m;

      2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

4.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouw-werken zijnde en werkzaamheden

 

4.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

      1. het ontgronden, afgraven, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen, draineren en ophogen van gronden;

      2. het aanplanten en het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 50 m²;

      3. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen van overige oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 50 m²;

      4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen, waterpartijen en overige wateren en het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;

      5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en/of educatief medegebruik;

      6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

      7. het veranderen van het grondwaterpeil.

 

4.3.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

4.3.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

      1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

      2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.