gemeente: Muiden   status: Vastgesteld
plannaam: Muiderberg   datum: 16-12-2010
 

Regels

 

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het bestemmingsplan Muiderberg van de gemeente Muiden

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0424.BP0100MUIDERBE2008-0301 met de bijbehorende regels;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanbouw en uitbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte danwel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererf

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.8 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.12 bedrijfsmatige exploitatie van zomerwoning

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de in de regels aangegeven recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;

1.13 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, alternatief geneeskundig, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde horeca- en/of detailhandelsactiviteiten, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.14 bedrijf aan huis

een (ambachtelijk) productiebedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, dat niet krachtens een milieuwet vergunning of meldingsplichtig is, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.15 bestaand

      1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

      2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijgebouw

een niet voor bewoning bestemd, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 carport

een overdekte stallingsruimte voor een voertuig op meer dan twee wielen, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.27 dagrecreatie

vormen van recreatie die niet gericht zijn op het verstrekken van een nachtverblijf;

1.28 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.29 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.30 erker

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt;

1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, niet zijnde een overkapping;

1.33 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.34 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.35 horeca

een onderneming waar in hoofdzaak en waarbinnen bedrijfsmatig:

      1. dranken, maaltijden of logies worden verstrekt en;

      2. gelegenheid wordt geboden voor het gebruik van de producten ter plaatse en;

      3. sprake is van een zekere dienstverlening, zoals het serveren en/of verstrekken van servies en bestek;

      4. met een in principe open karakter (voor een ieder toegankelijk).

      5. In het kader van het bestemmingsplan worden hierbij onderscheiden:

        1. categorie 1: spijsverstrekkers, zoals ijssalons, lunchrooms, croissanterieën, koffie-/theehuizen, waarbij geen alcoholische dranken worden geschonken;

        2. categorie 2: maaltijdverstrekkers, zoals restaurants, bistro’s, eetcafes, cafetaria’s/snackbars, fastfood restaurants, creperies, grillrooms, shoarma/pizzabedrijven;

        3. categorie 3: drankverstrekkers, zoals cafés/bars;

        4. categorie 4: logiesverstrekkers, zoals hotels, pensions en motels;

        5. categorie 5: nachtclubs, dancings, disco’s en partycentra.

1.36 ondersteunende horeca

het verstrekken van etenswaren en/of dranken voor gebruik ter plaatse op een perceel dat geen horecabestemming heeft en ondergeschikt en ondersteunend is aan die bestemming;

1.37 hoofdwoonverblijf

de plaats waar men werkelijk verblijft, waar men zijn zaken behartigt, zijn post ontvangt, zijn eigendommen beheert, kortom de plaats die als “thuis” fungeert en die bij familie en vrienden bekend is als woonplaats. Het hoofdwoonverblijf bestaat minimaal uit een woon- en slaapgelegenheid, keuken, toilet en badkamer.

1.38 kampeermiddel

een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen

of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40, lid 2 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is;

1.39 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.40 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.41 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouw-werken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.42 oorspronkelijk gevel

een gevel zoals deze is weergegeven in de bouwvergunning voor de oprichting van het hoofdgebouw;

1.43 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.44 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot/gebruiksgenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.45 peil

      1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

      2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

      3. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.46 permanente bewoning

Voor kampeermiddelen is er sprake van permanente bewoning indien:

      1. betrokkene niet elders beschikt over een hoofdwoonverblijf;

      2. betrokkene buiten het recreatieseizoen door de week in het kampeermiddel overnacht. Buiten het recreatieseizoen mogen derden uitsluitend verblijf houden op de kampeerplaats gedurende de feestdagen, weekends en schoolvakanties.

Nadrukkelijk zij opgemerkt, dat al sprake is van permanente bewoning indien niet wordt voldaan aan het bepaalde onder a.

 

Voor recreatiewoningen is er sprake van permanente bewoning indien betrokkene niet elders beschikt over een hoofdwoonverblijf;

1.47 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.48 recreatiewoning

Een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen bouwwerk of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.49 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.50 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.51 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.52 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een (hoofd)gebouw of, indien het een (hoofd)gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.53 voorerf

gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.54 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.55 zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.56 zomerwoning

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend gedurende een gedeelte van het jaar, hoofdzakelijk het zomerseizoen, te worden bewoond en welk gebouw permanent aanwezig is;

1.57 zomerseizoen

de periode tussen 15 maart en 31 oktober;

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

 

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.1.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.1.5 de horizontale diepte van een aan- of uitbouw

de diepte van een aan- of uitbouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

 

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.1.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

 

2.1.9 verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de wijze van meten en het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. exploitatie van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;

      2. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitings-, parkeer-, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Hoofdgebouwen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding maximale bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;

3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 70 m2;

      2. goothoogte is:

        1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;

        2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 m;

      3. bouwhoogte is:

        1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;

        2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. lichtmasten 6 m;

      2. vlaggenmasten 6,5 m;

      3. erf- en terreinafscheidingen 1,5 m;

      4. hoogte silo’s 7 m;

      5. hoogte hooitoren 7 m;

      6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;

      7. kassen, warenhuizen, stookhuizen en dergelijke glasopstallen mogen niet worden gebouwd.

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. bedrijven in de milieucategorieën 1 t/m 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

      2. in afwijking van het bepaalde in artikel 4.1.a is ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf” tevens een gemeentewerf (categorie 3.1) toegestaan;

      3. in afwijking van het bepaalde in artikel 4.1.a is ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” uitsluitend een nutsvoorziening toegestaan;

      4. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding maximale bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. lichtmasten 6 m;

      2. vlaggenmasten 6,5 m;

      3. bedrijfsinstallaties 3 m;

      4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

      1. Bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

      2. Vuurwerkbedrijven;

      3. Inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.

Artikel 5 Bos

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. bos en bebossing met landschappelijke waarde;

      2. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

      3. kampeerterrein voor maximaal 15 kampeermiddelen, alsmede één bestaande recreatiewoning;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding en met inachtneming van de keur van het waterschap.

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Met uitzondering van een bestaande recreatiewoning, mogen gebouwen niet worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. lichtmasten 6 m;

      2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

5.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouw-werken zijnde en werkzaamheden

 

5.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

      1. het ontgronden, afgraven, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen, draineren en ophogen van gronden;

      2. het aanplanten en het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 50 m²;

      3. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen van overige oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 50 m²;

      4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen, waterpartijen en overige wateren en het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;

      5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en/of educatief medegebruik;

      6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

      7. het veranderen van het grondwaterpeil.

5.3.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

5.3.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

      1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

      2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 6 Centrum

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

6.1.1 Algemeen

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. bedrijven in de milieucategorieën 1 t/m 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

      2. detailhandel;

      3. dienstverlening;

      4. horeca in de horecacategorie 1;

      5. horeca in de horecacategorie 1 t/m 4 ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met horecacategorie 4”;

      6. kantoren;

      7. maatschappelijke voorzieningen;

      8. wonen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

 

6.1.2 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik zoals bedoeld in Artikel 25 wordt aangemerkt het gebruik van voorerf ten behoeve van parkeren.

6.2 bouwregels

 

6.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding maximale bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;

      5. in afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.1.c is ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - 3” een kap toegestaan met een helling van niet meer dan 55 graden en niet minder dan 25 graden.

 

6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, voorzover het zwembaden en open bakconstructies betreft, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw bedraagt maximaal:

        1. 40 m² indien het oppervlak van het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 6.1.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, kleiner is dan 100 m2;

        2. 60 m² indien het oppervlak van het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 6.1.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, groter is dan 100 m2 en kleiner is dan 200 m2;

        3. 70 m² indien het oppervlak van het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 6.1.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, groter is dan 200 m2;

met dien verstande dat het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 6.1.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, niet meer dan voor 45% bebouwd mag worden;

      1. de diepte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de diepte van een bestaande aanbouw tot een maximum van 4 m;

      2. de breedte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkappingen aan de zijgevel, gemeten uit de oorspronkelijke zijgevel, mag niet meer bedragen dan 3 m

      3. goothoogte bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;

      4. bouwhoogte bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw – 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 6 meter.

 

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
        de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;

      2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;

      3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toevoegen van een aanduiding horeca tot en met horecacategorie 2 op de voor Centrum aangewezen gronden met uitzondering van Dorpstraat 17-19-21, mits:

      1. het aantal aanduidingen van horeca tot en met horecacategorie 2 op de voor Centrum aangewezen gronden, na wijziging, niet meer is dan één;

      2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 7 Gemengd

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

7.1.1 Algemeen

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. ateliers;

      2. detailhandel;

      3. dienstverlening;

      4. horeca in de horecacategorie 1;

      5. kantoor;

      6. kunstgalerijen;

      7. het bestaande aantal woningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

 

7.1.2 Afwijkende bepaling

In afwijking van het bepaalde in artikel 7.1.1 is horeca niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding “horeca uitgesloten”.

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding maximale bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

7.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, voorzover het zwembaden en open bakconstructies betreft, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw bedraagt maximaal:

        1. 40 m² indien het oppervlak van het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 7.1.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, kleiner is dan 100 m2;

        2. 60 m² indien het oppervlak van het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 7.1.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, groter is dan 100 m2 en kleiner is dan 200 m2;

        3. 70 m² indien het oppervlak van het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 7.1.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, groter is dan 200 m2;

met dien verstande dat het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 7.1.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, niet meer dan voor 45% bebouwd mag worden;

      1. de diepte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de diepte van een bestaande aanbouw tot een maximum van 4 m;

      2. de breedte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkappingen aan de zijgevel, gemeten uit de oorspronkelijke zijgevel, mag niet meer bedragen dan 3 m

      3. goothoogte bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;

      4. bouwhoogte bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw – 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 6 meter.

 

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;

      2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;

      3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

Artikel 8 Groen

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

      2. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

      3. parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en verhardingen;

      4. kinderboerderij;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, muziektent en speelvoorzieningen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding maximale bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. lichtmasten 6 m;

      2. vlaggenmasten 6,5 m;

      3. speeltoestellen 5 m;

      4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;

 

Artikel 9 Maatschappelijk

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

9.1.1 Algemeen

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor

      1. maatschappelijke voorzieningen;

      2. ter plaatse van de aanduiding “dagrecreatie” is tevens dagrecreatie met ondersteunende horeca toegestaan;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

 

9.1.2 Dienstwoningen

Dienstwoningen zijn niet toegestaan.

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. goothoogte maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte;

      3. bouwhoogte maximaal de op de plankaart aangegeven bouwhoogte;

      4. indien op de plankaart een bebouwingspercentage is aangegeven, geldt dat bebouwingspercentage als maximum.

 

9.2.2 Afwijkende bepaling

In afwijking van het bepaalde in artikel 9.2.1 zijn ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – 1”, buiten het bouwvlak gebouwen toegestaan met de volgende kenmerken:

      1. maximaal 1 gebouw met een goothoogte van maximaal 3,5 m en een oppervlakte van maximaal 150 m2

      2. maximaal 1 gebouw met een goothoogte van maximaal 3 m en een oppervlakte van maximaal 80 m2;

      3. maximaal 1 gebouw met een goothoogte van maximaal 3 m en een oppervlakte van maximaal 56 m2;

      4. bouwhoogte maximaal de goothoogte vermeerderd met de hoogte van een denkbeeldige dakvlak met maximale dakhelling van 55 graden, bepaald vanuit beide langsgevels van het gebouw.

 

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. lichtmasten 6 m;

      2. vlaggenmasten 6,5 m;

      3. speeltoestellen 5 m;

      4. klokkentoren 6 m;

      5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

 

Artikel 10 Recreatie - Dagrecreatie

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor dagrecreatie met ondersteunende horeca en bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. maximaal 2 gebouwen zijn toegestaan;

      2. het gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 100 m2;

      3. de goothoogte bedraagt maximaal 2,5 m;

      4. bouwhoogte bedraagt maximaal de goothoogte vermeerderd met de hoogte van een denkbeeldige dakvlak met maximale dakhelling van 55 graden, bepaald vanuit beide langsgevels van het gebouw;

 

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. lichtmasten 6 m;

      2. vlaggenmasten 6,5 m;

      3. speeltoestellen 5 m;

      4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

 

Artikel 11 Recreatie - Jachthaven

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Jachthaven aangewezen gronden zijn bestemd voor een jachthaven met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding maximale bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

11.2.2 Afwijkende bepaling

In afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.1 zijn steigers buiten het bouwvlak toegestaan;

 

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. vlaggenmasten, 10 m;

      2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;

 

Artikel 12 Recreatie - Strand

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie-strand aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. strand;

      2. dagrecreatie;

      3. watersport;

      4. horeca in de horecacategorie 1 t/m 2;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen

Toegestaan zijn gebouwen met de volgende kenmerken:

      1. het gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 100 m2;

      2. goothoogte bedraagt maximaal 3 m;

      3. bouwhoogte bedraagt maximaal de goothoogte vermeerderd met de hoogte van een denkbeeldige dakvlak met maximale dakhelling van 55 graden, bepaald vanuit beide langsgevels van het gebouw;

      4. steigers zijn niet toegestaan;

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. vlaggenmasten, 6,5 m;

      2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;

 

Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie-verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 49 zomerwoningen met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen

Toegestaan zijn gebouwen met de volgende kenmerken:

      1. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

      2. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      3. de oppervlakte van een zomerwoning, inclusief berging, bedraagt maximaal 21 m2, danwel de bestaande oppervlakte;

      4. uitsluitend vrijstaande zomerwoningen;

      5. de afstand tussen twee zomerhuizen is minimaal 0,5 m;

      6. ter plaatse van de aanduiding maximale bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. lichtmasten 6 m;

      2. vlaggenmasten 6,5 m;

      3. speeltoestellen 5 m;

      4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

 

Artikel 14 Tuin

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

14.1.1 Algemeen

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor

      1. tuinen,

      2. carports ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – 2”

      3. met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

14.1.2 Strijdig gebruik

      1. Als strijdig gebruik zoals bedoeld in Artikel 25 wordt aangemerkt het gebruik van de op de plankaart met de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – 2” opgenomen bouwwerken op een dusdanige wijze, waardoor het stallen van personenauto’s in deze bouwwerken onmogelijk wordt gemaakt.

      2. Als strijdig gebruik zoals bedoeld in Artikel 25 wordt aangemerkt het gebruik van voortuinen ten behoeve van parkeren, tenzij het parkeren op een bestaande oprit voor een bestaande garage of carport betreft.

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Toegestane bouwwerken

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

 

14.2.2 Afwijkende bepaling

In afwijking van het bepaalde in 14.2.1 zijn carports toegestaan indien nader aangeduid met “specifieke bouwaanduiding – 2”, met dien verstande dat:

      1. de bouwhoogte maximaal 2,75 meter bedraagt;

      2. de oppervlakte maximaal 15 m2 bedraagt, dan wel het bestaande oppervlak indien deze meer is.

 

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;

      2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;

      3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

14.3 Afwijking van de bouwregels

 

14.3.1 Erkers

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

      1. artikel 14.2.1 voor het toestaan van uitbouwen in de vorm van erkers of uitbouw bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, mits:

        1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;

        2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;

        3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;

        4. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.

14.3.2 Voorwaarden

Afwijking als bedoeld in artikel 14.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

      1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;

      3. parkeerplaatsen op eigen terrein, danwel het gebruik hiervan, hiermee niet komen te vervallen.

Artikel 15 Tuin - 1

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

15.1.1 Algemeen

De voor “Tuin - 1” aangewezen gronden zijn bestemd voor

      1. tuinen,

      2. carports ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - 2”

      3. met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.1.2 Strijdig gebruik

      1. Als strijdig gebruik zoals bedoeld in Artikel 25 wordt aangemerkt het gebruik van de op de plankaart met de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - 2” opgenomen bouwwerken op een dusdanige wijze, waardoor het stallen van personenauto’s in deze bouwwerken onmogelijk wordt gemaakt.

      2. Als strijdig gebruik zoals bedoeld in Artikel 25 wordt aangemerkt het gebruik van voortuinen ten behoeve van parkeren, tenzij het parkeren op een bestaande oprit voor een bestaande garage of carport betreft.

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Toegestane bouwwerken

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met uitzondering van erkers of uitbouw, met dien verstande dat:

      1. de horizontale diepte van de erker of uitbouw maximaal 1,5 m bedraagt;

      2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;

      3. voor zover de erker of uitbouw wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;

      4. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.

 

15.2.2 Bijzondere bepaling

In afwijking van het bepaalde in 15.2.1 zijn carports toegestaan indien nader aangeduid met “specifieke bouwaanduiding-2”, met dien verstande dat:

      1. de bouwhoogte maximaal 2,75 meter bedraagt;

      2. de oppervlakte maximaal 15 m2 bedraagt, dan wel het bestaande oppervlak indien deze meer is.

 

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;

      2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;

      3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

Artikel 16 Verkeer

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. wegen, straten, pleinen, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

      2. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;

      3. gebouwde parkeervoorzieningen en bergingen ter plaatse van de aanduiding “garage”;

      4. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding maximale bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. bouwwerken voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer 6 m;

      2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

 

Artikel 17 Water

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor wateraanvoer en waterafvoer, waterberging, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder duikers, bruggen en dammen.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers en bruggen worden gebouwd.

Artikel 18 Wonen

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. het bestaande aantal woningen;

      2. een nieuwe vrijstaande woning ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;

      3. onderdoorgang voor verkeer ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”;

      4. beroepen aan huis met een maximum vloeroppervlak van 30 m2;

      5. een kantoor, woning of gemengde kantoor- en woonfunctie, ter plaatse van de aanduiding “kantoor”;

      6. een maatschappelijke voorziening, woning of gemengde maatschappelijke en woonfunctie ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk”;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangeven maximale goothoogte toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangeven maximale bouwhoogte toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding maximale bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;

      5. in afwijking van het bepaalde in artikel 18.2.1.c is ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - 3” een kap toegestaan met een helling van niet meer dan 55 graden en niet minder dan 25 graden.

 

18.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, voorzover het zwembaden en open bakconstructies betreft, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw bedraagt maximaal:

        1. 40 m² indien het oppervlak van het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 18.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, kleiner is dan 100 m2;

        2. 60 m² indien het oppervlak van het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 18.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, groter is dan 100 m2 en kleiner is dan 200 m2;

        3. 70 m² indien het oppervlak van het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 18.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, groter is dan 200 m2;

met dien verstande dat het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 18.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, niet meer dan voor 45% bebouwd mag worden en, in afwijking hiervan, de gronden ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” voor 100% mogen worden bebouwd;

      1. de diepte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 5 m;

      2. de breedte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkappingen aan de zijgevel, gemeten uit de oorspronkelijke zijgevel, mag niet meer bedragen dan 3 m;

      3. goothoogte bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;

      4. bouwhoogte bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw – 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 6 meter.

 

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;

      2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;

      3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

      1. een bovengrondse 380 kV hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding hoogspanningsverbinding

      2. het beheer en onderhoud van de verbinding;

      3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 18) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

19.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. hoogspanningsmasten 40 m;

      2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

19.3 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

19.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

 

19.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 19.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

      1. het ophogen van gronden;

      2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

      3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

      4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.

19.4.2 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

19.4.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

      1. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

      2. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

Artikel 20 Waarde - Archeologie

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde – Archeologie aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Op de in artikel 20.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels geen nieuwe gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 100 m2 of de oppervlakte van bestaande gebouwen niet worden vergroot met een oppervlakte van meer dan 100 m2, indien de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als "Waarde - Archeologie".

20.3 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

20.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

 

20.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel artikel 20.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

      1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

      2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

      3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

      4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
        apparatuur;

      5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

      6. het scheuren van grasland.

 

20.4.2 Weigering

Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

20.4.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

      1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;

      2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

      3. andere-werken als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 500 m2;

      4. andere-werken waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

      1. het toevoegen van de bestemming Waarde - Archeologie, indien uit
        archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;

      2. het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

 

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat – Waterkering” aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 18) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

21.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m.

21.3 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

21.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

 

21.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel artikel 21.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

      1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

      2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

      3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

      4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

      5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

21.4.2 Weigering

Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en/of de mogelijkheden tot beheer en onderhoud van de waterkering en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

21.4.3 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

21.4.4 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

      1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

      2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

 

3 Algemene regels

 

Artikel 22 Antidubbeltelbepaling

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene bouwregels

 

23.1 Bestaande maatvoering en bebouwingspercentages

 

23.1.1 Bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, dakhelling, inhoud en/of afstand tot enige op de plankaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

23.1.2 Bestaand bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

23.2 Ondergronds bouwen

 

23.2.1 Bouwregels

Ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan, tenzij in deze regels anders is bepaald.

23.2.2 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.2.1, met dien verstande dat:

      1. het bepaalde in deze regels omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergronds bouwen,

      2. de verticale bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m.

      3. vooraf een advies wordt gevraagd aan de waterbeheerder.

23.3 Karakteristieke bouwwerken

 

23.3.1 Bouwregels

In afwijking van de regels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, mogen bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek ", slechts gedeeltelijk worden vernieuwd en/of veranderd, mits:

      1. het uitwendig karakter van het bouwwerk niet wordt veranderd voor wat betreft de hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, de dakvorm, de nokrichting en de dakhelling alsmede de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;

      2. overigens voldaan wordt aan het bepaalde in de bouwregels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming.

23.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 23.3.1 onder a en b is niet van toepassing indien een vernieuwing en/of verandering plaatsvindt in overeenstemming met een krachtens de Monumentenwet 1988 verleende bouwvergunning.

23.3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en maatvoering van bouwwerken indien en voor zover dat noodzakelijk is om de karakteristieke waarden van een op hetzelfde bouwterrein gesitueerd en van een aanduiding "karakteristiek" voorzien bouwwerk te beschermen.

23.3.4 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.3.1, mits:

      1. de karakteristieke waarden van het bouwwerk niet in onevenredige mate worden aangetast;

      2. vooraf een advies is gevraagd aan de gemeentelijke monumentencommissie.

23.3.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken

Het is verboden om bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning te slopen.

23.3.6 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen is vereist voor:

      1. het slopen ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;

      2. sloopwerkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;  

      3. indien en voor zover sprake is van sloopwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het gedeeltelijk veranderen of vernieuwen van een bouwwerk overeenkomstig een onherroepelijke bouwvergunning.

Artikel 24 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

      1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

      2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

      3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

      4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

      5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

      6. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

      1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

      2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

      3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

 

26.1 Afwijking bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

      1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;

      2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

      3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;

      4. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

26.2 Voorwaarde

Afwijking als bedoeld in artikel 26.1 kan slechts worden verleend, mits:

      1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 27 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

      1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet
        onevenredig worden geschaad.

Artikel 28 Algemene procedureregels

 

28.1 Nadere eis

Op de voorbereiding van een besluit tot nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

      1. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;

      2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;

      3. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;

      4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

28.2 Wijzigingsprocedure

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuurrecht van toepassing.

4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 29 Overgangsrecht

 

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

29.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

      1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

      2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

29.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 29.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 29.1.1 met maximaal 10%.

29.1.3 Uitzondering

Artikel 29.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

29.2 Overgangsrecht gebruik

 

29.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

29.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 29.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

29.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 29.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

29.2.4 Uitzondering

Artikel 29.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Muiderberg.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 16 december 2010