Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene bouwregels
In aanvulling op de bouwregels behorende bij de bestemmingen ‘Wonen - Dubbel’, ‘Wonen – Rij’ en ‘Wonen – Vrijstaand’ gelden voor dakramen en dakkapellen de volgende aanvullend bouwregels:
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het achterdakvlak van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 0,5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand inden deze minder is, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het zijdakvlak van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van de dakkapel tot de voorgevel van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het voordakvlak van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
In aanvulling op de bouwregels behorende bij de bestemmingen ‘Wonen - Appartementengebouw’, ‘Wonen - Dubbel’, ‘Wonen – Rij’ en ‘Wonen – Vrijstaand’ gelden voor het maximale toegestane aantal woningen de volgende regels:
-
binnen de genoemde woonbestemmingen mogen ten hoogste 400 woningen worden gebouwd;
-
het aantal aaneengebouwde woningen binnen de bestemming ‘Wonen – Rij’ binnen het bouwvlak mag ten hoogste 11 woningen bedragen.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding “oever” gelden de volgende regels:
Gebruiksbepaling
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding “oever” voor het realiseren van een talud met een helling steiler dan de verhouding 1:2.
Bouwregel
In afwijking van de bouwregels die gelden voor de bestemming die aan gronden is toegekend, is het niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding “oever” andere bouwwerken in de vorm van erfafscheidingen te realiseren.
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Ter plaatse van de aanduiding “oever” is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
-
het wijzigen en/of dempen van waterlopen;
-
het wijzigen of plaatsen van beschoeiingen;
-
het bouwen van een keermuur dan wel het opwerpen van grond met een hoogte van meer dan 1 m.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
-
het normale beheer en onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaats-vindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van het in het plan bepaalde voor:
-
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de bouw van utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, ge-malen, gasdrukregel- en meetstations en een centrale antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte van een gebouw niet meer dan 25 m² mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
-
het plaatsen van kunstwerken, telecommunicatievoorzieningen en bouw-werken, geen gebouwen zijnde, in alle openbare ruimten, met dien verstande dat de bouwhoogte van kunstwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m mag bedragen. Met uitzondering van lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen en telecommunicatievoorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 40 m mag bedragen;
-
het met ten hoogste 2 m afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens of richting van een straat, de vorm van een plein en van de dienovereenkomstig vastgestelde vorm van een bouwvlak, indien bij definitieve meting blijkt, dat een afwijking in het belang van een behoorlijke bebouwing is.