HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
-
plan:
het uitwerkingsplan ‘Partiële herziening Uitwerkingsplan Westerdel 2012’ van de gemeente Langedijk;
-
uitwerkingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0416.PHUPWD2012-va01 met de bijbehorende regels.
Aan artikel 1 van het Uitwerkingsplan Westerdel, dat is vastgesteld op 1 mei 2012 door het college van burgemeester en wethouders, wordt het volgende begrip toegevoegd:
dd. dakvoet:
de bovenkant van de dakgoot.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Wonen - Appartementengebouw
Artikel 7 van het Uitwerkingsplan Westerdel, dat is vastgesteld op 1 mei 2012 door het college van burgemeester en wethouders, komt te vervallen en wordt vervangen door navolgend artikel.
Artikel 7
Wonen - Appartementengebouw
2.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Appartementengebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, uitsluitend in de vorm van appartementen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
Ten aanzien van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven gelden de volgende regels:
-
een woning als onderdeel van een hoofdgebouw op gronden als bedoeld in lid 7.2 sub a mag worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
het aan huis verbonden beroepen of bedrijven betreft die:
-
niet vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer;
-
valt binnen de van deze regels deel uitmakende bijlage ‘Staat van Bedrijven’ milieucategorie 1, dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving;
-
het geen detailhandel of horeca betreft;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen of bedrijven plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
-
de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving.
2.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd;
-
de hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
het aantal woningen mag niet meer dan het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan respectievelijk 12 m en 15 m bedragen;
-
hoofdgebouwen moeten worden afgedekt met een kap;
-
het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven percentage.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen geldt de volgende regel:
-
er mogen geen bijgebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar een weg of water gekeerde gevel van een hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
2.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
2.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 5 voor het gedeeltelijk plat afdekken van een hoofdgebouw tot een maximum van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
-
het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
2.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
Artikel 3 Wonen - Rij
Artikel 9, lid 9.2, sub a, onder 4 van het Uitwerkingsplan Westerdel, dat is vastgesteld op 1 mei 2012 door het college van burgemeester en wethouders, komt te vervallen en wordt vervangen door navolgend onderdeel:
-
-
de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan respectievelijk 3,5 m en
11 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “plat dak” het hoofdgebouw van een platte afdekking mag worden voorzien waarvan de bouwhoogte niet meer dan 9,3 m mag bedragen.
-
Op dit plan zijn voor het overige de regels van het Uitwerkingsplan Westerdel 2012, dat is vastgesteld op 1 mei 2012 door het college van burgemeester en wethouders, van toepassing.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 4 Algemene bouwregels
Artikel 12, sub c, onder 1 van het Uitwerkingsplan Westerdel, dat is vastgesteld op 1 mei 2012 door het college van burgemeester en wethouders, komt te vervallen en wordt vervangen door navolgend onderdeel:
-
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,8 m bedragen;
-
Artikel 5 Algemene aanduidingsregels
Artikel 14 van het Uitwerkingsplan Westerdel, dat is vastgesteld op 1 mei 2012 door het college van burgemeester en wethouders, komt te vervallen en wordt vervangen door navolgend artikel.
Artikel 14
Algemene aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding “oever” gelden de volgende regels:
Gebruiksbepaling
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding “oever” voor het realiseren van een talud met een helling steiler dan de verhouding 1:2.
Bouwregel
In afwijking van de bouwregels die gelden voor de bestemming die aan gronden is toegekend, mogen op gronden ter plaatse van de aanduiding “oever” geen bouwwerken worden gebouwd.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Ter plaatse van de aanduiding “oever” is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
-
het wijzigen en/of dempen van waterlopen;
-
het wijzigen of plaatsen van oorspronkelijke reeds bij de aanleg gerealiseerde beschoeiingen;
-
het opwerpen van grond.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
-
het normale beheer en onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld als bedoeld in het Beeldkwaliteitsplan vastgesteld op 12-07-2011.
Artikel 6 Overige regels
Op dit plan zijn de regels van het Uitwerkingsplan Westerdel 2012, dat is vastgesteld op 1 mei 2012 door het college van burgemeester en wethouders, van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het plan Partiële herziening Uitwerkingsplan Westerdel 2012”.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 4 december 2012