HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude van de gemeente Langedijk;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0416.BPNZSUO1960herz001-va01 met bijbehorende regels en bijlage;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aan huis verbonden beroepen of bedrijven:
het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep, of het beroepsmatig verlenen van diensten, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
appartement:
een voor bewoning bestemd onderdeel van een woongebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een op zichzelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
-
kampeermiddel:
-
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
-
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
maatvoeringsvlak:
een als zodanig aangegeven geometrisch bepaald vlak ter plaatse van de aanduiding “maatvoeringsvlak” ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering;
-
overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;
-
peil:
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
-
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
-
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
-
-
de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
-
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
-
woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een
bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, wordt buiten beschouwing gelaten:
-
galerijen, balkons en luifels, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 2 m bedraagt;
-
(brand)trappen en trappenhuizen.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1 m bedraagt. Overschrijdingen van niet meer dan 1 m worden niet meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2 sub e van dit plan.
Bij de toepassing van het bepalen van de goothoogte van bouwwerken als bedoeld in artikel 2 onder b worden bouwdelen als dakkapellen en dakopbouwen niet meegerekend.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen – Woongebouw
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, uitsluitend in de vorm van appartementen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen en bedrijven geldt dat een hoofdgebouw op gronden als bedoeld in lid 3.1 sub a mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;
-
de ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling van een aan huis verbonden beroep of bedrijf met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
het geen detailhandel en/of horeca betreft;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
-
de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
-
het aan huis verbonden beroepen betreffen die:
-
niet-vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer;
-
passen binnen de in artikel 1 sub 5 genoemde omschrijving;
-
het aan huis verbonden bedrijven betreft die vallen binnen de van deze regels deel uitmakende als bijlage 1 opgenomen ‘Staat van Bedrijven’ milieucategorie 1, dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving.
Parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming dienen op het eigen terrein te zijn gerealiseerd.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd;
-
de hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
het aantal woningen mag niet meer dan het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” bedragen.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
de bijgebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak dan wel op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” te worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer dan 105 m² bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg of het water gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bij woongebouwen mag niet meer dan 20 m² bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken ter bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 4 Anti–dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit plan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen. In ieder geval de volgende gebruiksvormen worden als strijdig gebruik aangemerkt:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor ondergronds bouwen.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, teneinde deze bij de definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes en openbare lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 15 m mag bedragen;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer dan 30 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte per gebouwtje niet meer dan 3 m bedraagt.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels
-
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de afmeting (vergroten) en/of de situering (verplaatsen) van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
-
de zijwaartse verbreding van een bouwvlak ten hoogste 3 m mag bedragen;
-
het bouwvlak op ten minste 1 m uit de zijdelingse perceelgrens blijft;
-
de diepte van het bouwvlak niet meer dan de bestaande diepte mag bedragen;
-
de bouwregels van de betreffende bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
-
de afstand van een bouwvlak tot de grens van de bestemmingen ‘Groen’, ‘Verkeer’ en ‘Water’ ten minste 1,5 m bedraagt.
-
De onder a en b bedoelde wijzigingsbevoegdheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2012