Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 27 Algemene bouwregels
27.1 dakkapellen en dakopbouwen
In aanvulling op de bouwregels behorende bij de bestemmingen waarin (vrijstaande bedrijfs- en/of dienst)woningen zijn toegestaan gelden voor dakkapellen en dakopbouwen bij de volgende aanvullend bouwregels:
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het achterdakvlak van (vrijstaande bedrijfs- en/of dienst)woningen gelden de volgende regels:
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 0,5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand inden deze minder is. Voor de bestemmingen ‘Wonen - Dubbel’ en ‘Wonen - Rij’ geldt aanvullend dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het zijdakvlak van (vrijstaande bedrijfs- en/of dienst)woningen gelden de volgende regels:
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van de dakkapel tot de voorgevel en tot de achtergevel van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het voordakvlak van (vrijstaande bedrijfs- en/of dienst)woningen gelden de volgende regels:
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is. Voor de bestemmingen ‘Wonen - Dubbel’ en ‘Wonen - Rij’ geldt aanvullend dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van dakopbouwen aan de achterzijde van (vrijstaande bedrijfs- en/of dienst)woningen gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een (vrijstaande bedrijfs- en/of dienst)woning voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan 8,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een dubbele of rij- (bedrijfs- en/of dienst)wo-ning voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan 10,5 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de zijkanten van een dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur dient mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de dakhelling van een dakopbouw en een (vrijstaande bedrijfs- en/of dienst)woning dient hetzelfde aantal graden te bedragen;
-
voor de bestemmingen ‘Wonen - Dubbel’ en ‘Wonen - Rij’ geldt aanvullend dat een dakopbouw op de tussenmuur mag worden geplaatst, indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
Bovenstaande regeling voor dakkapellen en dakopbouwen is niet van toepassing op inpandige bedrijfs- of dienstwoningen.
27.2 bestaande afmetingen
Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:
-
een grotere goothoogte;
-
een grotere bouwhoogte;
-
een grotere dakhelling;
-
een kleinere dakhelling,
heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan zal:
-
de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte;
-
de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
-
de dakhelling ten hoogste de bestaande dakhelling;
-
de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling,
bedragen.
Artikel 28 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met dit bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
-
het gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor ondergronds bouwen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 16, lid 16.2, sub b onder 2.
Artikel 29 Algemene aanduidingsregels
29.1 Gebiedsaanduiding “milieuzone – geurzone 1”
29.1.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “milieuzone – geurzone 1” zijn tevens aangeduid voor de geurzone behorende bij de waterzuiveringsbassin ten behoeve van een zuurkoolfabriek.
29.1.2 Bouwregels
Ten behoeve van geurgevoelige objecten, anders dan woningen, mag niet worden gebouwd.
29.2 Gebiedsaanduiding “milieuzone – geurzone 2”
29.2.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “milieuzone – geurzone 2” zijn tevens aangeduid voor de geurzone behorende bij de bij de waterzuiveringsbassin ten behoeve van een zuurkoolfabriek.
29.2.2 Bouwregels
Ten behoeve van geurgevoelige objecten in de vorm van woningen, mag niet worden gebouwd.
Artikel 30 Algemene afwijkingsregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, teneinde deze bij de definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan en een grotere gezamenlijke oppervlakte hebben dan is toegestaan in de regels, met dien verstande dat:
-
de afwijkingsmogelijkheid uitsluitend betrekking heeft op bestaande legale aan-of uitbouwen en bijgebouwen met een grotere gezamenlijke oppervlakte dan is toegestaan in de bouwregels van de betreffende bestemming;
-
bij vervanging van de bestaande legale aan-of uitbouwen en bijgebouwen, waaronder kassen, met een grotere gezamenlijke oppervlakte dan is toegestaan in de bouwregels van de betreffende bestemming, mag de toegestane gezamenlijke oppervlakte aan aan- of uitbouwen en bijgebouwen zoals opgenomen in de bouwregels van de betreffende bestemming worden teruggebouwd, vermeerderd met ten hoogste 50 % van het verschil tussen de te slopen gezamenlijke oppervlakte aan bestaande legale aan- of uitbouwen en bijgebouwen, waaronder kassen, en de gezamenlijke oppervlakte aan aan- of uitbouwen en bijgebouwen dat op grond van de bouwregels van de betreffende bestemming is toegestaan;
-
bij gedeeltelijke vervanging van de bestaande legale aan-of uitbouwen en bijgebouwen, waaronder kassen, met een grotere gezamenlijke oppervlakte dan is toegestaan in de bouwregels van de betreffende bestemming wordt de regel onder b naar evenredigheid toegepast (evenredige verlaging van het bepaalde onder b);
-
in afwijking van het bepaalde onder b mag bij de vervanging van een karakteristieke aan- of uitbouwen en bijgebouwen de toegestane gezamenlijke oppervlakte aan aan- of uitbouwen en bijgebouwen zoals opgenomen in de bouwregels van de betreffende bestemming worden teruggebouwd, vermeerderd met 100 % van het verschil tussen de te slopen gezamenlijke oppervlakte aan bestaande legale aan- of uitbouwen en bijgebouwen, waaronder kassen, en de gezamenlijke oppervlakte aan aan- of uitbouwen en bijgebouwen dat op grond van de bouwregels van de betreffende bestemming is toegestaan;
-
bij toepassing van het bovenstaande mogen geen kassen worden teruggebouwd;
-
het bepaalde onder a t/m e is tevens van toepassing op aan- of uitbouwen en bijgebouwen waarvan redelijkerwijs kan worden gesteld dat ze bij een eerstvolgende planherziening onder het overgangsrecht worden geplaatst;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes en openbare lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 15 m mag bedragen;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 30 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte per gebouwtje niet meer dan 3 m bedraagt.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verschijningsvorm van karakteristieke gebouwen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
Artikel 31 Algemene wijzigingsregels
-
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
-
een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk van openbaar nut mag worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m;
LOCATIE: KRAB 1
-
ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 1” de bestemming kan worden gewijzigd in de bestemmingen ‘Tuin’ en ‘Wonen - Vrijstaand’, met dien verstande dat:
-
binnen het wijzigingsgebied niet meer dan 2 vrijstaande woningen zijn toegestaan;
-
het parkeren ten behoeve van de bestemmingen wordt gerealiseerd op het eigen terrein;
-
voor het overige de bestemmingsregels van de bestemmingen ‘Tuin’ en ‘Wonen – Vrijstaand’ van overeenkomstige toepassing zijn;
LOCATIE: VOORBURGGRACHT 99
-
ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 2” de bestemming kan worden gewijzigd in de bestemmingen ‘Tuin’ ‘Verkeer’ en ‘Wonen - Vrijstaand’, met dien verstande dat:
-
er 3 vrijstaande woningen en een garage mogen worden gebouwd;
-
het parkeren ten behoeve van de woningen wordt gerealiseerd op het eigen terrein;
-
voor het overige de bestemmingsregels van de bestemmingen ‘Tuin’ ‘ Verkeer’ en ‘Wonen – Vrijstaand’ van overeenkomstige toepassing zijn;
LOCATIE: ACHTER VOORBURGGRACHT 81
-
ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 3” de bestemming kan worden gewijzigd in de bestemmingen ‘Tuin’ en ‘Wonen - Vrijstaand’, met dien verstande dat:
-
het aantal vrijstaande woningen niet meer mag bedragen dan 1;
-
het parkeren ten behoeve van de woning wordt gerealiseerd op het eigen terrein;
-
voor het overige de bestemmingsregels van de bestemmingen ‘Tuin’ en ‘Wonen – Vrijstaand’ van overeenkomstige toepassing zijn;
LOCATIE: LANGEBALKWEG
-
ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 4” de bestemming kan worden gewijzigd in de bestemmingen ‘Tuin’ en ‘Wonen - Vrijstaand’, met dien verstande dat:
-
het aantal vrijstaande woningen niet meer mag bedragen dan 1;
-
het parkeren ten behoeve van de woning wordt gerealiseerd op het eigen terrein;
-
indien een stolp wordt gebouwd de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 12 m mag bedragen;
-
voor het overige de bestemmingsregels van de bestemmingen ‘Tuin’ en ‘Wonen – Vrijstaand’ van overeenkomstige toepassing zijn.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de afmeting (vergroten) en/of de situering (verplaatsen) van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
-
de zijwaartse verbreding van een bouwvlak ten hoogste 3 m mag bedragen;
-
het bouwvlak op ten minste 1 m uit de zijdelingse perceelgrens blijft;
-
de diepte van het bouwvlak niet meer dan de bestaande diepte mag bedragen;
-
de bouwregels van de betreffende bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
-
de wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is op bouwvlakken die betrekking hebben op hoofdgebouwen die zijn aangewezen als rijks-monument als bedoeld in de Rijksmonumentenwet of zijn voorzien van de dubbelbestemming ‘Waarde – Karakteristieke en beeldbepalende panden’;
-
de afstand van een bouwvlak tot de grens van de bestemmingen ‘Groen’, ‘Verkeer’ en ‘Water’ ten minste 1,5 m bedraagt.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gronden gelegen binnen Het lint als bedoeld in de bij deze regels behorende bijlage 4 ‘Gebiedskaart Het lint’ kunnen worden gewijzigd ten behoeve van de woonfunctie, met dien verstande dat:
-
bij wijziging de regels van de bestemming ‘Wonen – Vrijstaand’ van overeenkomstige toepassing zijn.
-
De onder a t/m c bedoelde wijzigingsbevoegdheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verschijningsvorm van karakteristieke gebouwen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
Artikel 32 Overige regels
32.1 Specifieke gebruiksregels
In aanvulling op de specifieke gebruiksregels behorende bij deze regels gelden de volgende aanvullende specifieke gebruiksregels:
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken voor het wonen in de tweede lijn ;
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken voor ondergeschikte kamerverhuur;
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken voor het splitsen van bouwwerken;
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken als recreatiewoning en Bed en Breakfast.
32.2 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 32.1 voor het gebruiken van karakteristieke en beeldbepalende bijgebouwen ten behoeve van het wonen in de tweede lijn, met dien verstande dat:
-
wonen in de tweede lijn uitsluitend is toegestaan in het lint als bedoeld in de bij deze regels behorende bijlage 4 ‘Gebiedskaart Het Lint’;
-
wonen in de tweede lijn uitsluitend is toegestaan in karakteristieke en beeldbepalende bijgebouwen;
-
wonen in de tweede lijn niet mag leiden tot meer dan 1 hoofdgebouw per bouwperceel;
-
de bouwregels van de betreffende bestemming van overeenkomstig toepassing zijn;
-
geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk mag ontstaan;
-
het parkeren ten behoeve van het wonen in de tweede lijn gerealiseerd dient te worden op het eigen terrein;
-
lid 32.1 voor het gebruiken van hoofdgebouwen en karakteristieke en beeldbepalende bijgebouwen ten behoeve van ondergeschikte kamerverhuur, met dien verstande dat:
-
de verhuur van kamers in hoofdgebouwen uitsluitend is toegestaan binnen de bestemmingen ‘Wonen – Dubbel’, ‘Wonen – Rij’, ‘Wonen – Vrijstaand’ en ‘Gemengd’;
-
de verhuur van kamers in bijgebouwen uitsluitend is toegestaan in karakteristieke en beeldbepalende bijgebouwen;
-
de gezamenlijke oppervlakte aan ondergeschikte kamerverhuur per bouwperceel bestemd voor ‘Wonen – Rij’ niet meer mag bedragen dan 30 m²;
-
de gezamenlijke oppervlakte aan ondergeschikte kamerverhuur per bouwperceel bestemd voor ‘Wonen – Dubbel’ niet meer mag bedragen dan 40 m²;
-
de gezamenlijke oppervlakte aan ondergeschikte kamerverhuur per bouwperceel bestemd voor ‘Wonen – Vrijstaand’ en ‘Gemengd’ niet meer mag bedragen dan 50 m²;
-
de te verhuren kamer(s) uitsluitend gebruik mogen maken van gedeelde voorzieningen als keuken, douche etc.;
-
de te verhuren kamer(s) geen eigen opgang mogen hebben;
-
geen afbreuk mag worden gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
-
geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk mag ontstaan;
-
het parkeren ten behoeve van de kamerverhuur gerealiseerd dient te worden op het eigen terrein;
-
lid 32.1 voor het gebruiken van hoofdgebouwen voor splitsing, met dien verstande dat:
-
uitsluitend een hoofdgebouw in de bestemmingen ‘Wonen – Vrijstaand’ en ‘Gemengd’ mag worden gesplitst in niet meer dan twee woningen;
-
na splitsing van een hoofdgebouw mag bestaan uit een bovenwoning en een benedenwoning, horizontale splitsing;
-
indien sprake is van een stolp mag na splitsing het hoofdgebouw tevens bestaan uit een linkerwoning en een rechterwoning, verticale splitsing;
-
het splitsen van een hoofdgebouw in twee woningen niet leidt tot extra bouwrechten ten opzichte van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
-
geen sprake mag zijn van aantasting van het bestaande straat- en bebouwingsbeeld;
-
geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk mag ontstaan;
-
het parkeren ten behoeve van het splitsen van een hoofdgebouw in twee woningen gerealiseerd dient te worden op het eigen terrein;
-
lid 32.1 voor het gebruiken van hoofdgebouwen en karakteristieke en beeldbepalende bijgebouwen ten behoeve van een recreatiewoning en/of Bed en Breakfast, met dien verstande dat:
-
het gebruik als recreatiewoning en/of Bed en Breakfast uitsluitend is toegestaan in Het lint als bedoeld in de bij deze regels behorende bijlage 4 ‘Gebiedskaart Het lint’;
-
een recreatiewoning en/of Bed en Breakfast in hoofdgebouwen uitsluitend is toegestaan binnen de bestemmingen ‘Gemengd’, ‘Wonen – Dubbel’, ‘Wonen – Rij’ en ‘Wonen – Vrijstaand’;
-
een recreatiewoning en/of Bed en Breakfast in bijgebouwen uitsluitend is toegestaan in karakteristieke en beeldbepalende bijgebouwen;
-
de bouwregels van de betreffende bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning en/of Bed en Breakfast per bouwperceel bestemd voor ‘Wonen – Rij’ niet meer mag bedragen dan 30 m²;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning en/of Bed en Breakfast per bouwperceel bestemd voor ‘Wonen – Dubbel’ niet meer mag bedragen dan 40 m²;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning en/of Bed en Breakfast per bouwperceel bestemd voor ‘Gemengd’ of ‘Wonen – Vrijstaand’ niet meer mag bedragen dan 50 m²;
-
geen afbreuk mag worden gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
-
geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk mag ontstaan.