Artikel 3 Detailhandel
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen, waaronder een warmteverdeelstation;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water en oeverstroken,
en tevens voor:
-
ondersteunende horecabedrijven die behoren tot categorie 2 en categorie 3 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van horecabedrijven en aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca;
-
dienstverlenende bedrijven;
-
parkeervoorzieningen, in de vorm van parkeerdekken op gebouwen ten behoeve van de bestemming.
Het gezamenlijke winkelvloeroppervlak ten behoeve van de detailhandel mag niet meer bedragen dan het bestaande winkelvloeroppervlak aan detailhandel vermeerderd met niet meer dan 4000 m² winkelvloeroppervlak aan detailhandel.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel – onderdoorgang” dient de vrije doorvaarthoogte ten minste 1,55 m te bedragen;
-
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijn, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - boogconstructie” mag niet meer dan 14,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
2 m bedragen; -
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 7 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de oppervlakte van overkappingen, niet zijnde een boogconstructie, mag niet meer dan 20 m² bedragen met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter bevordering van de stedenbouwkundige samenhang en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
plantsoen, groenstroken en bermen;
-
paden;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterstaatkundige kunstwerken;
-
water en oeverstroken;
-
standplaatsen.
4.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de vrije doorvaarthoogte onder bruggen en doorvaarbare duikers dient ten minste 1,55 m te bedragen;
-
de bouwhoogte van sport- en speeltoestellen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter bevordering van de stedenbouwkundige samenhang en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen met een functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als voor de ontsluiting van aanliggende gronden;
-
parkeren;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water en oeverstroken;
-
kunstobjecten;
-
standplaatsen,
en tevens voor:
-
een plein, op de gronden ter plaatse van de aanduiding “plein”;
-
parkeerterreinen, op de gronden ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”;
-
een reclamemast, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – reclamemast”,
met dien verstande dat:
-
in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes en dergelijke zijn begrepen.
5.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de vrije doorvaarthoogte onder bruggen en doorvaarbare duikers dient ten minste 1,55 m te bedragen;
-
de bouwhoogte van sport- en speeltoestellen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 7 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een reclamemast mag niet meer dan 18 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
het bouwen van ondergrondse containers is toegestaan.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter bevordering van de stedenbouwkundige samenhang en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en oeverstroken;
-
waterstaatkundige kunstwerken.
In de bestemming zijn ligplaatsen voor woonschepen niet begrepen.
6.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
steigers, vlonders en meerpalen zijn, uitgezonderd bestaande voorzieningen of ter plaatse van de aanduiding “steiger”, niet toegestaan;
-
de vrije doorvaarthoogte onder bruggen en doorvaarbare duikers dient ten minste 1,55 m te bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 7 Wonen – Appartementengebouw
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Appartementengebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, uitsluitend in de vorm van een appartementengebouw, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
-
groenvoorzieningen;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
-
water en oeverstroken,
en tevens voor:
-
parkeervoorzieningen, in de vorm van een parkeergarage ten behoeve van de bestemming;
-
publiekstrekkende functies, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – publiekstrekkende functie”, met dien verstande dat:
-
onder publiekstrekkende functies wordt verstaan:
-
detailhandel;
-
dienstverlenende bedrijven;
-
ondersteunende horecabedrijven die behoren tot categorie 2 en categorie 3 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van horecabedrijven;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
de uitoefening van de publiekstrekkende functies uitsluitend plaats mogen vinden op de begane grond;
-
er niet meer dan 1.250 m² van de begane grond ten behoeve van de uitoefening van de publiekstrekkende functies mag worden gebruikt, met dien verstande dat niet meer dan 1.136 m² wvo van de begane grond mag worden gebruikt ten behoeve van detailhandel.
Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen en bedrijven geldt dat per woning als onderdeel van een appartementengebouw op gronden als bedoeld in lid 7.1 sub a mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven, mits:
-
de vloeroppervlakte per woning niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;
-
de ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling van een aan huis verbonden beroep of bedrijf met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
het geen detailhandel en/of horeca betreft;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
-
de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
-
het aan huis verbonden beroepen betreffen die:
-
niet-vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer;
-
passen binnen de in artikel 1 sub 4 genoemde omschrijving;
-
het aan huis verbonden bedrijven betreft die vallen binnen de van deze regels deel uitmakende als bijlage 2 opgenomen ‘Staat van Bedrijven’ milieucategorie 1, dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
als gebouwen mogen uitsluitend appartementengebouwen worden gebouwd;
-
gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat de begane grondlaag ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – onderdoorgang” niet mag worden bebouwd;
-
het aantal woningen (appartementen) mag niet meer dan het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” bedragen, met dien verstande dat opbouwen ten behoeve van liftinstallaties en vergelijkbare voorzieningen maximaal 1 m boven de aangegeven bouwhoogte mogen uitsteken.
-
In of op deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen ter bevordering van de stedenbouwkundige samenhang en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 sub a, onder 2 voor het bouwen op de begane grondlaag ten behoeve van publiekstrekkende functies, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca, met uitzondering van detailhandel en horeca die genoemd is in lid 7.1, sub h;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor buitenopslag van goederen ten behoeve van publiekstrekkende functies.
Artikel 8 Woongebied - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
-
groenvoorzieningen;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
-
water en oeverstroken;
-
waterstaatkundige kunstwerken.
Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen en bedrijven geldt dat een hoofdgebouw op gronden als bedoeld in lid 8.1 sub a mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;
-
de ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling van een aan huis verbonden beroep of bedrijf met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
het geen detailhandel en/of horeca betreft;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
-
de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
-
het aan huis verbonden beroepen betreffen die:
-
niet-vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer;
-
passen binnen de in artikel 1 sub 4 genoemde omschrijving;
-
het aan huis verbonden bedrijven betreft die vallen binnen de van deze regels deel uitmakende als bijlage 2 opgenomen ‘Staat van Bedrijven’ milieucategorie 1, dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving.
8.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
hoofdgebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
het aantal woningen mag niet meer dan het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” bedragen.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen geldt de volgende regel:
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van het erf dat zich op meer dan
1 m afstand van de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw bevindt.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- of uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter de voorgevel (en het verlengde daarvan) van hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen;
-
de goothoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 3,5 m;
-
de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 6,5 m bedragen, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen die binnen een afstand van 3 m tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag bedragen;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het achterdakvlak van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakkapel mag uitsluitend op het achterdakvlak van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd;
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 0,5 m bedragen, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aaneengebouwde woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het zijdakvlak van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakkapel mag uitsluitend op het zijdakvlak van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd;
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van de dakkapel tot de voorgevel van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het voordakvlak van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakkapel mag uitsluitend op het voordakvlak van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd;
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aaneengebouwde woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van dakopbouwen aan de achterzijde van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakopbouw mag uitsluitend aan de achterzijde van een hoofdgebouw worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de zijkanten van een dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur dient mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de dakhelling van een dakopbouw en het hoofdgebouw dient hetzelfde aantal graden te bedragen;
-
bij aaneengebouwde woningen mag een dakopbouw op de tussenmuur worden geplaatst, indien een verzoek tot plaatsing op aaneengebouwde woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de oppervlakte van overkappingen mag niet meer dan 20 m² bedragen met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
-
een overkapping dient achter de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
per bouwperceel mag niet meer dan 1 zwembad worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het zwembad niet meer dan 40 m² mag bedragen;
-
het zwembad ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd;
-
de afstand van het zwembad tot de perceelgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van het zwembad niet meer dan 1 m boven het peil mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van hoofdgebouwen, in die zin dat de voorgevel moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak;
-
de plaats van bijgebouwen buiten het bouwvlak;
-
de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ter bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 sub a, onder 3 voor een hogere bouwhoogte van niet meer dan 10 m mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
Artikel 9 Woongebied - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
-
groenvoorzieningen;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
-
water en oeverstroken;
-
waterstaatkundige kunstwerken.
Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen en bedrijven geldt dat een hoofdgebouw op gronden als bedoeld in lid 9.1 sub a mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;
-
de ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling van een aan huis verbonden beroep of bedrijf met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
het geen detailhandel en/of horeca betreft;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
-
de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
-
het aan huis verbonden beroepen betreffen die:
-
niet-vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer;
-
passen binnen de in artikel 1 sub 4 genoemde omschrijving;
-
het aan huis verbonden bedrijven betreft die vallen binnen de van deze regels deel uitmakende als bijlage 2 opgenomen ‘Staat van Bedrijven’ milieucategorie 1, dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving.
9.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
de afstand tussen de as van de Westelijke randweg en de naar de weg gekeerde gevel van hoofdgebouwen dient ten minste de aangegeven afstand als bepaald in het verleende Besluit hogere waarden zoals is opgenomen als bijlage 3 bij deze regels te bedragen;
-
het aantal woningen mag niet meer dan het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” bedragen, met dien verstande dat het aantal woningen niet minder mag bedragen dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding “minimum aantal wooneenheden” ;
-
de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” bedragen;
-
in de zone van de naar de weg gekeerde gevel van vergunde hoofdgebouwen aan de Westelijke randweg + 12 m in oostelijke richting mag de maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer dan respectievelijk 6 m en 11 m bedragen;
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding “gestapeld” mag niet meer dan 1 appartementengebouw worden gebouwd, dat plat mag worden afgedekt en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 10,3 m mag bedragen.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen geldt de volgende regel:
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van het erf dat zich op meer dan
1 m afstand van de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw bevindt.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen;
-
de goothoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 3,5 m;
-
de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 6,5 m bedragen, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen die binnen een afstand van 3 m tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag bedragen;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het achterdakvlak van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakkapel mag uitsluitend op het achterdakvlak van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd;
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 0,5 m bedragen, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aaneengebouwde woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het zijdakvlak van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakkapel mag uitsluitend op het zijdakvlak van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd;
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van de dakkapel tot de voorgevel van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het voordakvlak van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakkapel mag uitsluitend op het voordakvlak van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd;
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aaneengebouwde woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van dakopbouwen aan de achterzijde van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakopbouw mag uitsluitend aan de achterzijde van een hoofdgebouw worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de zijkanten van een dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur dient mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de dakhelling van een dakopbouw en het hoofdgebouw dient hetzelfde aantal graden te bedragen;
-
bij aaneengebouwde woningen mag een dakopbouw op de tussenmuur worden geplaatst, indien een verzoek tot plaatsing op aaneengebouwde woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de oppervlakte van overkappingen mag niet meer dan 20 m² bedragen met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
-
een overkapping dient achter de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
per bouwperceel mag niet meer dan 1 zwembad worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het zwembad niet meer dan 40 m² mag bedragen;
-
het zwembad ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd;
-
de afstand van het zwembad tot de perceelgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van het zwembad niet meer dan 1 m boven het peil mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van hoofdgebouwen, in die zin dat de voorgevel moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak;
-
de plaats van bijgebouwen buiten het bouwvlak;
-
de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ter bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.