HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het bestemmingsplan Centrumplan Broekerveiling van de gemeente Langedijk;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0416.BPCPBV2009-va01 met bijbehorende regels en bijlagen;
-
aan- of uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden, en door ligging, constructie en/of afmeting daaraan ondergeschikt is;
-
aan-huis-verbonden beroepen:
het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep, of het beroepsmatig verlenen van diensten, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
appartementengebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, die een functionele relatie (eigenaar/be-heerder) heeft met het gebouw of het terrein;
-
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
-
bestaand:
de legale situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
-
bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een op zichzelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van detailhandel in auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;
-
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende
instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf (en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen) en een seksinrichting;
-
dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
-
functieaanduiding:
een aanduiding waarmee wordt aangegeven dat binnen een bestemming specifieke gebruiksmogelijkheden zijn toegestaan of juist niet;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
-
hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voor-keursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
-
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
-
horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
-
kampeermiddel:
een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
-
kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
-
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
-
ligplaats:
een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig;
-
maatschappelijke voorzieningen:
levensbeschouwelijke, medische, sociale, culturele en educatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en/of ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
-
maatvoeringsvlak:
een als zodanig aangegeven geometrisch bepaald vlak ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering;
-
mobiel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onder-komen met de bedoeling deze te plaatsen op een kampeerterrein gedu-rende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
-
nutsvoorziening:
(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (de aansluiting op) het openbare net van afvalstoffen, gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen, met de daarbij behorende gebouwen zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
-
ondergeschikte detailhandel:
de detailhandelsactiviteit die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
-
ondergeschikte horeca:
de horeca-activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
-
overkapping(carport):
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts met één wand is omgeven;
-
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
voor een bouwwerk in, op of boven het water:
-
gemeten van het Nieuw Amsterdams Peil dan wel het ter plaatse geldende waterpeil;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
standplaats:
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
-
vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
-
voorgevel:
een naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;
-
voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
-
woning:
een complex van ruimten in één gebouw, krachtens zijn indeling en inhoud geschikt en uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;
-
woonschip:
een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf;
-
zwembad:
een onoverdekt bassin dat zwemgelegenheid biedt aan alleen particulieren en dat wordt aangemerkt als een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, wordt buiten beschouwing gelaten:
-
galerijen, balkons en luifels, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 2 m bedraagt;
-
(brand)trappen en trappenhuizen.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1 m bedraagt.
Overschrijdingen van niet meer dan 1 m worden niet meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2 sub e van dit plan.
Bij de toepassing van het bepalen van de goothoogte van bouwwerken als bedoeld in artikel 2 onder b worden bouwdelen als dakkapellen, dakopbouwen en wolfseinden niet meegerekend.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen, waaronder een warmteverdeelstation;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water en oeverstroken,
en tevens voor:
-
ondersteunende horecabedrijven die behoren tot categorie 2 en categorie 3 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van horecabedrijven en aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca;
-
dienstverlenende bedrijven;
-
parkeervoorzieningen, in de vorm van parkeerdekken op gebouwen ten behoeve van de bestemming.
Het gezamenlijke winkelvloeroppervlak ten behoeve van de detailhandel mag niet meer bedragen dan het bestaande winkelvloeroppervlak aan detailhandel vermeerderd met niet meer dan 4000 m² winkelvloeroppervlak aan detailhandel.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel – onderdoorgang” dient de vrije doorvaarthoogte ten minste 1,55 m te bedragen;
-
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijn, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - boogconstructie” mag niet meer dan 14,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
2 m bedragen; -
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 7 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de oppervlakte van overkappingen, niet zijnde een boogconstructie, mag niet meer dan 20 m² bedragen met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter bevordering van de stedenbouwkundige samenhang en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
plantsoen, groenstroken en bermen;
-
paden;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterstaatkundige kunstwerken;
-
water en oeverstroken;
-
standplaatsen.
4.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de vrije doorvaarthoogte onder bruggen en doorvaarbare duikers dient ten minste 1,55 m te bedragen;
-
de bouwhoogte van sport- en speeltoestellen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter bevordering van de stedenbouwkundige samenhang en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen met een functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als voor de ontsluiting van aanliggende gronden;
-
parkeren;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water en oeverstroken;
-
kunstobjecten;
-
standplaatsen,
en tevens voor:
-
een plein, op de gronden ter plaatse van de aanduiding “plein”;
-
parkeerterreinen, op de gronden ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”;
-
een reclamemast, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – reclamemast”,
met dien verstande dat:
-
in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes en dergelijke zijn begrepen.
5.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de vrije doorvaarthoogte onder bruggen en doorvaarbare duikers dient ten minste 1,55 m te bedragen;
-
de bouwhoogte van sport- en speeltoestellen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 7 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een reclamemast mag niet meer dan 18 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
het bouwen van ondergrondse containers is toegestaan.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter bevordering van de stedenbouwkundige samenhang en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en oeverstroken;
-
waterstaatkundige kunstwerken.
In de bestemming zijn ligplaatsen voor woonschepen niet begrepen.
6.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
steigers, vlonders en meerpalen zijn, uitgezonderd bestaande voorzieningen of ter plaatse van de aanduiding “steiger”, niet toegestaan;
-
de vrije doorvaarthoogte onder bruggen en doorvaarbare duikers dient ten minste 1,55 m te bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 7 Wonen – Appartementengebouw
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Appartementengebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, uitsluitend in de vorm van een appartementengebouw, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
-
groenvoorzieningen;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
-
water en oeverstroken,
en tevens voor:
-
parkeervoorzieningen, in de vorm van een parkeergarage ten behoeve van de bestemming;
-
publiekstrekkende functies, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – publiekstrekkende functie”, met dien verstande dat:
-
onder publiekstrekkende functies wordt verstaan:
-
detailhandel;
-
dienstverlenende bedrijven;
-
ondersteunende horecabedrijven die behoren tot categorie 2 en categorie 3 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van horecabedrijven;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
de uitoefening van de publiekstrekkende functies uitsluitend plaats mogen vinden op de begane grond;
-
er niet meer dan 1.250 m² van de begane grond ten behoeve van de uitoefening van de publiekstrekkende functies mag worden gebruikt, met dien verstande dat niet meer dan 1.136 m² wvo van de begane grond mag worden gebruikt ten behoeve van detailhandel.
Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen en bedrijven geldt dat per woning als onderdeel van een appartementengebouw op gronden als bedoeld in lid 7.1 sub a mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven, mits:
-
de vloeroppervlakte per woning niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;
-
de ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling van een aan huis verbonden beroep of bedrijf met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
het geen detailhandel en/of horeca betreft;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
-
de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
-
het aan huis verbonden beroepen betreffen die:
-
niet-vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer;
-
passen binnen de in artikel 1 sub 4 genoemde omschrijving;
-
het aan huis verbonden bedrijven betreft die vallen binnen de van deze regels deel uitmakende als bijlage 2 opgenomen ‘Staat van Bedrijven’ milieucategorie 1, dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
als gebouwen mogen uitsluitend appartementengebouwen worden gebouwd;
-
gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat de begane grondlaag ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – onderdoorgang” niet mag worden bebouwd;
-
het aantal woningen (appartementen) mag niet meer dan het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” bedragen, met dien verstande dat opbouwen ten behoeve van liftinstallaties en vergelijkbare voorzieningen maximaal 1 m boven de aangegeven bouwhoogte mogen uitsteken.
-
In of op deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen ter bevordering van de stedenbouwkundige samenhang en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 sub a, onder 2 voor het bouwen op de begane grondlaag ten behoeve van publiekstrekkende functies, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca, met uitzondering van detailhandel en horeca die genoemd is in lid 7.1, sub h;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor buitenopslag van goederen ten behoeve van publiekstrekkende functies.
Artikel 8 Woongebied - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
-
groenvoorzieningen;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
-
water en oeverstroken;
-
waterstaatkundige kunstwerken.
Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen en bedrijven geldt dat een hoofdgebouw op gronden als bedoeld in lid 8.1 sub a mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;
-
de ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling van een aan huis verbonden beroep of bedrijf met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
het geen detailhandel en/of horeca betreft;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
-
de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
-
het aan huis verbonden beroepen betreffen die:
-
niet-vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer;
-
passen binnen de in artikel 1 sub 4 genoemde omschrijving;
-
het aan huis verbonden bedrijven betreft die vallen binnen de van deze regels deel uitmakende als bijlage 2 opgenomen ‘Staat van Bedrijven’ milieucategorie 1, dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving.
8.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
hoofdgebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
het aantal woningen mag niet meer dan het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” bedragen.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen geldt de volgende regel:
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van het erf dat zich op meer dan
1 m afstand van de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw bevindt.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- of uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter de voorgevel (en het verlengde daarvan) van hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen;
-
de goothoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 3,5 m;
-
de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 6,5 m bedragen, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen die binnen een afstand van 3 m tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag bedragen;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het achterdakvlak van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakkapel mag uitsluitend op het achterdakvlak van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd;
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 0,5 m bedragen, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aaneengebouwde woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het zijdakvlak van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakkapel mag uitsluitend op het zijdakvlak van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd;
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van de dakkapel tot de voorgevel van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het voordakvlak van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakkapel mag uitsluitend op het voordakvlak van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd;
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aaneengebouwde woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van dakopbouwen aan de achterzijde van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakopbouw mag uitsluitend aan de achterzijde van een hoofdgebouw worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de zijkanten van een dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur dient mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de dakhelling van een dakopbouw en het hoofdgebouw dient hetzelfde aantal graden te bedragen;
-
bij aaneengebouwde woningen mag een dakopbouw op de tussenmuur worden geplaatst, indien een verzoek tot plaatsing op aaneengebouwde woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de oppervlakte van overkappingen mag niet meer dan 20 m² bedragen met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
-
een overkapping dient achter de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
per bouwperceel mag niet meer dan 1 zwembad worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het zwembad niet meer dan 40 m² mag bedragen;
-
het zwembad ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd;
-
de afstand van het zwembad tot de perceelgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van het zwembad niet meer dan 1 m boven het peil mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van hoofdgebouwen, in die zin dat de voorgevel moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak;
-
de plaats van bijgebouwen buiten het bouwvlak;
-
de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ter bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 sub a, onder 3 voor een hogere bouwhoogte van niet meer dan 10 m mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
Artikel 9 Woongebied - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
-
groenvoorzieningen;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
-
water en oeverstroken;
-
waterstaatkundige kunstwerken.
Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen en bedrijven geldt dat een hoofdgebouw op gronden als bedoeld in lid 9.1 sub a mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;
-
de ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling van een aan huis verbonden beroep of bedrijf met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
het geen detailhandel en/of horeca betreft;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
-
de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
-
het aan huis verbonden beroepen betreffen die:
-
niet-vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer;
-
passen binnen de in artikel 1 sub 4 genoemde omschrijving;
-
het aan huis verbonden bedrijven betreft die vallen binnen de van deze regels deel uitmakende als bijlage 2 opgenomen ‘Staat van Bedrijven’ milieucategorie 1, dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving.
9.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
de afstand tussen de as van de Westelijke randweg en de naar de weg gekeerde gevel van hoofdgebouwen dient ten minste de aangegeven afstand als bepaald in het verleende Besluit hogere waarden zoals is opgenomen als bijlage 3 bij deze regels te bedragen;
-
het aantal woningen mag niet meer dan het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” bedragen, met dien verstande dat het aantal woningen niet minder mag bedragen dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding “minimum aantal wooneenheden” ;
-
de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” bedragen;
-
in de zone van de naar de weg gekeerde gevel van vergunde hoofdgebouwen aan de Westelijke randweg + 12 m in oostelijke richting mag de maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer dan respectievelijk 6 m en 11 m bedragen;
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding “gestapeld” mag niet meer dan 1 appartementengebouw worden gebouwd, dat plat mag worden afgedekt en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 10,3 m mag bedragen.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen geldt de volgende regel:
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van het erf dat zich op meer dan
1 m afstand van de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw bevindt.
-
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen;
-
de goothoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 3,5 m;
-
de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 6,5 m bedragen, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen die binnen een afstand van 3 m tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag bedragen;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het achterdakvlak van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakkapel mag uitsluitend op het achterdakvlak van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd;
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 0,5 m bedragen, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aaneengebouwde woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het zijdakvlak van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakkapel mag uitsluitend op het zijdakvlak van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd;
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van de dakkapel tot de voorgevel van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het voordakvlak van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakkapel mag uitsluitend op het voordakvlak van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd;
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aaneengebouwde woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van dakopbouwen aan de achterzijde van een woning gelden de volgende regels:
-
een dakopbouw mag uitsluitend aan de achterzijde van een hoofdgebouw worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de zijkanten van een dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur dient mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de dakhelling van een dakopbouw en het hoofdgebouw dient hetzelfde aantal graden te bedragen;
-
bij aaneengebouwde woningen mag een dakopbouw op de tussenmuur worden geplaatst, indien een verzoek tot plaatsing op aaneengebouwde woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de oppervlakte van overkappingen mag niet meer dan 20 m² bedragen met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
-
een overkapping dient achter de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
per bouwperceel mag niet meer dan 1 zwembad worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het zwembad niet meer dan 40 m² mag bedragen;
-
het zwembad ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd;
-
de afstand van het zwembad tot de perceelgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van het zwembad niet meer dan 1 m boven het peil mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van hoofdgebouwen, in die zin dat de voorgevel moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak;
-
de plaats van bijgebouwen buiten het bouwvlak;
-
de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ter bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit plan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen. In ieder geval de volgende gebruiksvormen worden als strijdig gebruik aangemerkt:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor ondergronds bouwen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 5, lid 5.2, sub b onder 7.
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
12.1 veiligheidszone - lpg
-
Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg” zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.
-
Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg” geldt voor het bouwen van bouwwerken de volgende regel:
-
anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 12.1 sub a bedoelde gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
-
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 sub b en toestaan dat kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits het groepsrisico aan de hand van een kwantitatieve risicoanalyse wordt afgewogen.
-
Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg” worden in ieder geval de volgende gebruiksvormen aangemerkt als strijdig met deze aanduiding:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
-
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 sub d en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object, mits het groepsrisico aan de hand van een kwantitatieve risicoanalyse wordt afgewogen.
-
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de aanduiding “veiligheidszone – lpg” te verwijderen. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
-
de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, teneinde deze bij de definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes en openbare lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 15 m mag bedragen;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 30 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte per gebouwtje niet meer dan 3 m bedraagt.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
-
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk van openbaar nut mag worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de afmeting (vergroten) en/of de situering (verplaatsen) van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat:
-
de zijwaartse verbreding van een bouwvlak ten hoogste 3 m mag bedragen;
-
het bouwvlak op ten minste 1 m uit de zijdelingse perceelgrens blijft;
-
de diepte van het bouwvlak niet meer dan de bestaande diepte mag bedragen;
-
de bouwregels van de betreffende bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
-
de afstand van een bouwvlak tot de grens van de bestemmingen ‘Groen’, ‘Verkeer’ en ‘Water’ ten minste 1,5 m bedraagt.
-
De onder a en b bedoelde wijzigingsbevoegdheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Centrumplan Broekerveiling”.