|
In deze regels wordt verstaan onder:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijk effect of ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of de legale bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel nog gebouwd kan worden met gebruikmaking van een ontheffing op basis van de Wro of een afwijkingsprocedure op basis van de Wabo.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
richtlijnen ten aanzien van parkeerkencijfers, opgesteld door het Nationale Kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte;
vormen van recreatief gebruik, zoals wandelpaden, visplaatsen en parkeerplaatsen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, geen sprake is van overnachting en geen gemotoriseerde vormen van recreatie zijn toegestaan.
een constuctie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
een bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca activiteiten.
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
constructie voor het afscheiden van een erf of een gedeelte daarvan bij een hoofdgebouw, waarbij er sprake moet zijn van een functionele relatie tussen de erfafscheiding en het hoofdgebouw.
een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
evenement als bedoeld in de begripsbepalingen van de 'Algemene Plaatselijke Verordening' van de gemeente Heerhugowaard, zoals die luidt op de dag van de ter visie legging van dit bestemmingsplan.
opvang van kinderen in een gezinssituatie door een ander dan diegene die als ouder fungeert en hiervoor aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag of een andere tegemoetkoming, waardoor deze vorm als bedrijfsmatig te typeren is.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel personen ter aanwending in een ander bedrijf.
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden:
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen niet of nauwelijks storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een restaurant).
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van lunches of snacks (bijvoorbeeld een cafetaria, lunchroom, tearoom, broodjeszaak of ijssalon).
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het (vrijwel) uitsluitend verstrekken van dranken (bijvoorbeeld een café, bar, café-restaurant en zaalverhuur).
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het dansen en het verstrekken van dranken (discotheek).
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een hotel, pension of jeugdherberg).
persoon of groep personen die een afzonderlijk huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van instellingen en bedrijven.
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, voor het kweken van vruchten, bloemen of planten en dergelijke.
de in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
uiting van één der beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
een gedeelte van een woning of woongebouw, dat dient voor de uitoefening van een beroep, dat in die woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten.
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
oever zonder of met een gedeeltelijk verwijderde beschoeiing en een niet afgewerkt talud.
een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent.
een als zodanig ingerichte openbare locatie voor het ontmoeten van personen, al dan niet met voorzieningen, gebouwen en / of bouwwerken geen gebouw zijnde.
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts met een wand is omgeven;
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
hulpmiddel om een orde van grootte uit te rekenen voor het bepalen van het aantal aan te leggen parkeerplaasten bij een bepaalde voorziening (bijvoorbeeld woonwijk of winkelgebied);
constructie voor het afscheiden van een perceel of een gedeelte daarvan zonder dat er sprake is van een relatie tot bebouwing.
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie waarbij elders hoofdverblijf wordt gehouden.
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
de voorgevellijn van een woning of woningrij, welke de voorgevellijn van de dwars daarop geplaatste woningrij kruist;
een door burgemeester en wethouders aangewezen ruimte op of aan de weg voor het te koop aanbieden, verkopen of verstrekken van goederen, waren of diensten.
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.
een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel (let op: dit is dus de nettovloeroppervlakte).
de naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
alle naar de naastgelegen wegen toegekeerde bouwgrenzen van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan.
het door het hoogheemraadschap vastgestelde streefpeil voor het desbetreffende peilvlak zoals dat geldt op de dag van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
uitoefening van detailhandel waarbij goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht, die niet ter plaatse ter hand worden gesteld en waarbij geen uitstalling van goederen ten verkoop bestaat (geen showroom).
het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0398.BP75SCHRIJFPLANEET-VA01 van de gemeente Heerhugowaard.
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden.
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, valbeveiligingen voor dakterrassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Bij het bepalen van de bouwhoogte wordt gebruik gemaakt van Bijlage 3 Wijze van meten.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c. q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Bij het bepalen van de goothoogte wordt gebruik gemaakt van Bijlage 3 Wijze van meten
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend hoofdgebouw, waar die afstand het kortst is.
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van hoofdgebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, liftschachten en/of airco-units, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en daarmee gelijk te stellen voorwerpen buitenbeschouwing gelaten, onder voorwaarde dat de breedte van de overschrijding van de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,6 meter bedraagt.
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Bestaand aantal woningen
Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal. Hierbij is het bestaand aantal woningen gedefinieerd als:
"Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig
is en het aantal woningen dat:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Naast een gebruik van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 1 en 2.
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Bestaand aantal woningen
Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal. Hierbij is het bestaand aantal woningen gedefinieerd als:
"Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig
is en het aantal woningen dat:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
Naast een gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Afwijken t.b.v. bed en breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder b. voor een bed en breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed en breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m² onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met in achtneming van de parkeerkencijfers van het CROW en/of lokaal vastgesteld parkeerbeleid.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 10 meter mag bedragen, mits de privacy van omliggende woningen niet wordt geschaad door de hoogte van het speeltoestel en het speeltoestel geen afbreuk doet aan de eisen zoals genoemd in de Wet attractiebesluit speeltoestellen (WAS).
Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ten behoeve van verblijfsrecreatie.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen binnen de gebiedsaanduiding 'Wetgevingzone-wijzigingsgebied 2' van de bestemming 'Groen' in de bestemming 'Wonen' met dien verstande dat:
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de bij de bestemming behorende:
Bestaand aantal woningen
Het aantal (bedrijfs en/of dienst)woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal. Hierbij is het bestaand aantal woningen gedefinieerd als:
"Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig
is en het aantal woningen dat:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste gelijk zal zijn aan het maximaal toegestane oppervlakte zoals dat geldt binnen het bouwvlak.
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.3 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 10 meter mag bedragen, mits de privacy van omliggende woningen niet wordt geschaad door de hoogte van het speeltoestel en het speeltoestel geen afbreuk doet aan de eisen zoals genoemd in de Wet attractiebesluit speeltoestellen (WAS).
Naast een gebruik van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 onder b. voor een bed en breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed en breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m² onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met in achtneming van de parkeerkencijfers van het CROW en/of lokaal vastgesteld parkeerbeleid.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen binnen de gebiedsaanduiding 'Wetgevingzone-wijzigingsgebied 1' van de bestemming 'Maatschappelijk' in de bestemming 'Wonen' met dien verstande dat:
a. de woning binnen de bestaande bebouwingscontour wordt gerealiseerd en tevens de
bestaande
bouw- en goothoogte gehandhaafd blijven;
b. maximaal 1 woning wordt gerealiseerd;
c. de uitvoerbaarheid van de bestemming wordt aangetoond;
d. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
e. er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan ten aanzien van het woonmilieu.
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisering van een carport met een maximale hoogte van 3,00 meter, een maximale breedte van 3,00 meter en een maximale lengte van 6,00 meter, onder de voorwaarde dat:
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisering van een carport met een maximale hoogte van 3,00 meter, een maximale breedte van 3,00 meter en een maximale lengte van 6,00 meter, onder de voorwaarde dat:
De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisering van een carport met een maximale hoogte van 3,00 meter, een maximale breedte van 3,00 meter en een maximale lengte van 6,00 meter onder de voorwaarde dat:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de bij de bestemming behorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de bij de bestemming behorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.2 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 10 meter mag bedragen, mits de privacy van omliggende woningen niet wordt geschaad door de hoogte van het speeltoestel en het speeltoestel geen afbreuk doet aan de eisen zoals genoemd in de Wet attractiebesluit speeltoestellen (WAS).
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt eventueel daarbij behorende:
1. bed and breakfast;
2. erven en/of parkeervoorzieningen;
3. bijbehorende bouwwerken;
4. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
5. afmeervoorzieningen (steigers) en natuurvriendelijke oevers als de bestemming 'Wonen' grenst aan de bestemming 'Water';
Bestaand aantal woningen
Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal. Hierbij is het bestaand aantal woningen gedefinieerd als:
"Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is en het aantal woningen dat:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde voorgevelrooilijn en het denkbeeldig verlengde daarvan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen en erfafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde voorgevelrooilijn en het denkbeeldig verlengde daarvan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,30 meter mag bedragen. Uitgezonderd hierop zijn airco-units en andere soortgelijke constructies, deze zijn in het voorerfgebied niet toegestaan.
Naast een gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer voor: type B bedrijven als bedoeld in artikel 1.2 van voornoemd besluit, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving en meer woningen toestaan onder de voorwaarden dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.3.1 onder b voor een bed & breakfastaccomodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij de oppervlakte van de bed & breakfastaccomodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 125 m² onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met in achtneming van de parkeerkencijfers van het CROW en/of lokaal vastgesteld parkeerbeleid.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van een woning en/of wooneenheid, als bedoeld in lid 13.3.2 onder c, door een woon(zorg)initiatief toe te staan voor meerdere huishoudens onder voorwaarde dat,
De voor Wonen-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Bestaand aantal woningen
Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal. Hierbij is het bestaand aantal woningen gedefinieerd als:
"Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig
is en het aantal woningen dat:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde (denkbeeldige) gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen en erfafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,30 meter mag bedragen.
Naast een gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer voor: type A bedrijven als bedoeld in artikel 1.2 van voornoemd besluit, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving en meer woningen toestaan onder de voorwaarden dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.3.1 onder b voor een bed & breakfastaccomodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij de oppervlakte van de bed & breakfastaccomodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 125 m² onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met in achtneming van de parkeerkencijfers van het CROW en/of het lokaal vastgestelde parkeerbeleid.
Burgemeester en wethouders kunnen voor woningen langs de Middenweg en de Stationsweg met een omgevingsvergunning afwijken van het onder 13.3.1 onder a van dit lid genoemde maximum tot 100 m², mits niet meer dan 1/3e van het bruto vloeroppervlak van de woning met de bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt, het woonmilieu en de belangen van derden daardoor niet onevenredig worden geschaad en er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van een woning en/of wooneenheid, als bedoeld in lid 14.3.2 onder c, door een woon(zorg)initiatief toe te staan voor meerdere huishoudens onder voorwaarde dat,
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt eventueel de bijbehorende:
Bestaand aantal woningen
Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal. Hierbij is het bestaand aantal woningen gedefinieerd als:
"Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is en het aantal woningen dat:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen en erfafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,30 meter mag bedragen.
Naast een gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer voor: type A bedrijven als bedoeld in artikel 1.2 van voornoemd besluit, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving en meer woningen toestaan onder de voorwaarden dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.3.1. onder b voor een bed & breakfastaccomodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij de oppervlakte van de bed & breakfastaccomodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 125 m² onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met in achtneming van de parkeerkencijfers van het CROW en/of lokaal vastgesteld parkeerbeleid.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van een woning en/of wooneenheid, als bedoeld in lid 15.3.2 onder c, door een woon(zorg)initiatief toe te staan voor meerdere huishoudens onder voorwaarde dat,
De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van één of meer motorvoertuigen en/of berging voor een huishouden.
Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
met de ten behoeve van de aanleg, onderhoud en de instandhouding van de leiding benodigde:
c. belemmeringenstrook ter breedte van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn voor
de 'Leiding - Gas';
d. belemmeringenstrook ter breedte van 2 meter ter weerszijden van de hartlijn 'Leiding
- Hoogspanning';
e. nutskabels;
f. bouwwerken, ten dienste van de bedoelde leiding.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór op de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen, die geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemmingen 'Leiding - Hoogspanning' en 'Leiding-Gas', daarop voorrang krijgt.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 3,00 meter.
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomene bestemmingen, mogen op de in lid 17.1.1 onder b bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd.
Bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, zijn slechts toegestaan indien daarvoor een omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de belangen van de 'Leiding - Hoogspanning' niet onevenredig worden geschaad.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 17.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van andere bestemming(en) onder voorwaarde dat:
Het is verboden op of in de in lid 17.1.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid 17.1.1 bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 17.4.1 is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:
De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 17.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de leiding.
Alvorens over een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen met betrekking tot de samenvallende bestemming(en) (lid 17.3) of een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden (lid 17.4.1) te beslissen, winnen het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' en/of de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning', indien de betreffende leiding als zodanig niet meer in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 18.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 18.2.1 omgevingsvergunning, voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 18.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:
Voor zover de in lid 18.3.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.1 is niet vereist voor:
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 19.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 19.2.1, omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 19.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 19.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren, voor:
Voor zover de in lid 19.3.1 genoemde werken geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.3.1 is niet vereist voor:
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen in de op die grond gelegen bouwwerken.
De bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is secundair ten opzichte van de bestemming 'Waarde - Archeologie' en primair ten opzichte van de andere bestemmingen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Het college van burgemeester en wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2.1:
Alvorens wordt afgeweken wint het bevoegd gezag advies in bij de monumentencommissie.
Het is verboden op of in de in lid 20.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid 20.1 bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:
De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de waarde cultuur historie, zoals vastgelegd in het rapport 'Gemeente Heerhugowaard een historisch-geografische inventarisatie (inclusief de karakteristieke bebouwing)' dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.
Alvorens over een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 20.4.1 te beslissen, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een deskundige op het gebied van cultuur omtrent de vraag of door de voorgenomen werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden de waarde cultuur, zoals vastgelegd het rapport 'Gemeente Heerhugowaard een historisch-geografische inventarisatie (inclusief de karakteristieke bebouwing)' niet onevenredig wordt geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie te wijzigen of te verwijderen met dien verstande dat;
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige gebouwen worden opgericht, tenzij daarvoor een akoestisch onderzoek-wegverkeer is verricht dan wel een hogere grenswaarde geluid is vastgesteld bij of krachtens de Wet geluidhinder.
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelsation' is een gasdrukmeet- en regelstation toegestaan. Gelet op de ruimtelijke uitstraling van het station is op grond van het genoemde in artikel 3.12 lid 6 van het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer, op de verbeelding een bijbehorende veiligheidscontour opgenomen van 4 meter voor beperkt kwetsbare objecten en 6 meter voor kwetsbare objecten.
Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het (on)bebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de richtlijnen van de op dat moment geldende CROW-publicatie in samenhang met het op dat moment geldende lokale parkeerbeleid. Ten behoeve van ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading wordt getoetst aan de bijbehorende eisen voor locatie en inrichting zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Burgemeesters en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.1 indien:
Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en een goede parkeersituatie gewaarborgd is.
Een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van (de functie van) een bouwwerk wordt slechts verleend indien, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het (on)bebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de richtlijnen van de op dat moment geldende CROW-publicatie in samenhang met het op dat moment geldende lokale parkeerbeleid. Ten behoeve van ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading wordt getoetst aan de bijbehorende eisen voor locatie en inrichting zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Burgemeesters en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.1 indien:
Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en een goede parkeersituatie gewaarborgd is.
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 24.1 ten einde een hogere parkeereis en/of zwaardere eisen ten aanzien van de bijbehorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading toe te passen indien omgevingsfactoren in relatie tot de omvang of aard van het bouwplan of het gebruik, aanleiding kunnen geven voor het stellen van nadere eisen aan parkeren, ontsluiting of bevoorrading. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit en een goede parkeersituatie te borgen.
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van de bouwregels en toestaan dat:
en afwijken van de bestemmingsregels voor het toestaan van:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 onder b en lid 14.2.2 onder b, voor het bouwen van tijdelijke woonruimte voor mantelzorg onder de voorwaarde dat;
Burgemeester en wethouders zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd om de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - 1' te wijzigen in een bestemming 'Tuin', 'Tuin - 1', 'Tuin - 2', 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of in een combinatie van die bestemmingen, waarbij de volgende regels in acht worden genomen:
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is geregeld dat op grond van artikel 3.1 lid 2 van de Wro, de bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan eenmaal in de tien jaar dient te worden herzien. Op 1 juli 2018 is de Wet actualiseringsplicht bestemmingsplannen en beheersverordeningen in werking getreden. Als gevolg voor de inwerkingtreding van de Wet actualiseringsplicht bestemmingsplannen en beheersverordeningen zijn gemeenten echter niet langer verplicht om bestemmingsplannen binnen de periode van 10 jaar opnieuw vast te stellen. De actualiseringsplicht is echter niet voor alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen afgeschaft. Met het oog op de kenbaarheid van de geldende bestemmingsregeling voor burgers en bedrijven is de wet uitsluitend van toepassing op die plannen en verordeningen die elektronisch (beschikbaar gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl) raadpleegbaar zijn. Voor de overige plannen blijft de actualiseringsplicht gelden tot aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
De afschaffing van de actualiseringsplicht brengt echter geen verandering in de mogelijkheid dat gemeenten, al dan niet op verzoek, bestemmingsplannen actualiseren danwel aanpassen. Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk, vastgesteld 22 april 2008, en de huidige situatie in het plangebied is duidelijk dat er in de loop der jaren op ruimtelijk gebied tal van kleine wijzigingen zijn geweest. Bovendien zijn er een aantal afzonderlijke actualisatieplannen voor Heerhugowaard vastgesteld die thans in het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk moeten worden opgenomen. Dit betreft de Actualisatieplannen Heerhugowaard 2014, 2015, 2016 en 2017. Gelet op bovenstaande zijn de in het bestemmingsplan aangewezen bestemmingen en de met het oog daarop gegeven regels niet meer in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening en dient het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2008 aan de huidige actuele situatie te worden aangepast.
Dit nieuwe bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk is als digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar plan opgezet. Verder wordt er gestreefd naar vrijwel identieke regels. Deze regels zijn eenvoudig opgesteld, zodat ze heldere richtlijnen geven voor de bebouwingsmogelijkheden van de gronden en het gebruik van de gronden en gebouwen. In het kader van digitale dienstverlening wordt het daarmee voor iedereen mogelijk om de verbeelding (bestemmingsplankaart) en voorschriften ook thuis, digitaal te raadplegen via het internet.
Het plangebied waarvoor het bestemmingsplan "Schrijverswijk-Planetenwijk 2020" de bestemming, de bouwmogelijkheden, het gebruik van de gronden en de bebouwing regelt, is noordoostelijk gelegen ten opzichte van het hoofdcentrumgebied van Heerhugowaard en wordt gevormd door bestaande wijken. Het plangebied wordt als volgt begrensd:
Het plan bestaat uit
Figuur 1Ligging van het plangebied
Met de herziening van het bestemmingsplan wordt een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande activiteiten opgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met mogelijke toekomstige wensen. Bovendien worden verschillende voor het plangebied geldende regelingen in het bestemmingsplan opgenomen. Een bestemmingspan heeft twee functies: enerzijds een functie om dat wat er al is, vast te leggen en te beheersen en anderzijds een functie om iets nieuws mogelijk te maken. Met dit bestemmingsplan wordt de huidige ruimtelijke situatie in de Schrijverswijk-Planetenwijk vastgelegd. Om te voorkomen dat voor elke kleine ontwikkeling zoals bijvoorbeeld het uitbreiden van een woning steeds een herziening van het bestemmingsplan nodig is, wordt in het bestemmingsplan daarvoor al ruimte geboden, afgestemd op wat in de situatie ter plaatse ruimtelijk toelaatbaar is.
Het bestemmingsplan 'Schrijverswijk-Planetenwijk 2020' vervangt de volgende planologische regelingen:
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en verbeelding. De digitale kaart van het bestemmingsplan wordt 'verbeelding' genoemd, deze kaart vormt samen met de regels het juridisch bindende gedeelte van het plan. Op de verbeelding worden de bestemmingen aangegeven. Per bestemming worden regels gegeven met betrekking tot de functie of het doel van de gronden, de gebouwen en het gebruik. Daarop wordt een toelichting gegeven waarin wordt gemotiveerd waarom met uitvoering van het plan sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In de onderhavige toelichting worden de uitgangspunten voor het bestemmingsplan 'Schrijverswijk-Planetenwijk 2020' weergegeven. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie. In hoofdstuk 3 wordt getoetst aan het ruimtelijk beleid dat op de beoogde ontwikkeling van toepassing is. De milieu- en duurzaamheidsaspecten worden behandeld in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt het plan beschreven en in hoofdstuk 6 de juridische vorm van het bestemmingsplan. De financieel-economische uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 7 aan de orde en tot slot wordt in hoofdstuk 8 de maatschappelijke toetsing en het (voor)overleg behandeld.
Het gebied dat nu de gemeente Heerhugowaard vormt was omstreeks 800 bedekt met veen. De ontginning van het veen door de mens zorgde voor landbouwgrond. Maar in combinatie met stormvloeden ontstonden ook een aantal grote meren, waaronder de Huygenwaert. Rijke kooplieden en notabelen in de gouden eeuw zagen nieuwe beleggingsmogelijkheden in het inpolderen van de meren in Noord - Holland.
De Alkmaarse regenten, met name Nanning van Foreest en Floris van Teylingen, namen het voortouw bij de inpoldering van Huygenwaert. In 1631 viel de polder Heerhugowaard droog. Waar de droogmakerijen de Beemster en de Schermer goede landbouwgrond opleverde, viel dat in Heerhugowaard erg tegen. De nieuwe polder bleek moeilijk droog te houden en de grondkwaliteit was maar matig. Nog geen veertig jaar later gingen er stemmen op om de hele Waert maar weer onder te laten lopen. Als viswater zou het gebied meer opleveren dan als landbouwgrond. Zo ver is het niet gekomen maar tot circa 1850 leidde de polder een kommervol bestaan. Door de komst van kunstmest konden de opbrengsten van de gronden verbeterd worden en werden de inwoners iets welvarender.
Tot achttienhonderd waren het vooral de regenten uit Alkmaar en Amsterdam, die de grond in Heerhugowaard bezaten. In de negentiende eeuw kwam daar verandering in en kwamen de boerderijen met de bijbehorende grond steeds meer in handen van de mensen die er woonden en werkten. De landbouwcrisis van 1875 was de oorzaak van een verandering in de agrarische structuur. Van extensieve landbouw schakelde men over op intensieve tuinbouw, omdat daarvoor veel minder grond nodig was. Dat betekende meer bedrijven. De meeste boeren kochten niet meer grond dan zij zelf konden bewerken. De grond waarvan voorheen één landbouwer leefde, leverde nu inkomsten op voor een veelvoud aan tuinbouwers met hun gezinnen. Rond negentienhonderd was de bevolking dan ook behoorlijk uitgebreid. Voldoende voor de vestiging van een kleine middenstand. Er kwamen bakkers, kruideniers, wagenmakers, manufacturiers én een kerk. Tot eind jaren twintig bloeide het Heerhugowaardse ondernemersleven. De economische crisis van de jaren dertig en direct daarna de Tweede Wereldoorlog brachten echter minder goede tijden. Pas na de oorlog bloeide Heerhugowaard economisch weer op. De ruilverkaveling van eind jaren zestig en de komst ven het kassengebied Alton veranderde het landschap. Door de aanleg van fietspaden verdwenen de karakteristieke sloten aan weerszijden van de Middenweg. Veel boerderijen, ook in Heerhugowaard de Noord, werden gesloopt en vervangen door gewone huizen.
Na de oorlog was er veel vraag naar grond voor woningbouw. In Nederland heerste grote woningnood. De eerste bouwgolf vond voornamelijk in de grote steden plaats. De tweede bouwgolf voltrok zich rond de zogenaamde groeikernen. Hoewel Heerhugowaard nooit als zodanig is aangewezen werd de gemeente vanaf halverwege de jaren zestig een groeikern. Nog steeds is zichtbaar dat de groei van Heerhugowaard begonnen is vanuit de toen dominante functionalistische visie: wonen, werken en recreëren moesten zoveel mogelijk van elkaar gescheiden worden en bewoners moeten zich gemakkelijk van de ene naar de ander 'functie' kunnen verplaatsen. Rond het centrale dorp verrezen de nieuwbouwwijken, het Recreatiepark bood de nodige sport- en ontspanningsmogelijkheden. Het bedrijventerrein ontstond aan de andere kant van de spoorlijn. Maar alles wel binnen de oorspronkelijke verkavelingsstructuur van de droogmakerij. De groei van de gemeente ging verder in zuidelijke richting en werd nagedacht over een nieuw centrum. Dat centrum is het Stadshart geworden waar omheen de stad verder zou gaan groeien. Met de Rivierenwijk en de Edelstenenwijk in de jaren zeventig, Butterhuizen en Oostertocht in de jaren tachtig en negentig. In 1986 is de gemeente aangewezen als Vinex locatie en zijn de woonwijken Zuidwijk, Huygenhoek en ten slotte Stad van de Zon gerealiseerd. Daarnaast worden de wijken De Draai en De Broekhorn ontwikkeld. De gemeente Heerhugowaard telt in 2020 circa 57.500 inwoners.
Het plangebied bestaat uit de Schrijverswijk, de Planetenwijk en een gedeelte van de Heemradenwijk. Dit zijn bestaande wijken, waar de komende jaren weinig ruimtelijke ontwikkelingen zijn te verwachten. Dwars door het plangebied, tussen Middenweg en Westtangent, loopt de Stationsweg, één van de oudste wegen van Heerhugowaard. De oude structuur van de Stationsweg is nog steeds zichtbaar. In het plangebied staat de woonfunctie centraal. Het merendeel van de woningen is laagbouw. Aan de Jacques Perklaan en de H. Roland Holstlaan bevinden zich twee flatgebouwen van elk 5 verdiepingen evenals bij het Van eedenplein en Godfried Bomansstraat waar inmiddels een appartementengebouw en een multifunctioneel centrum met appartementen is ontwikkeld. Aan de Middenweg en de Stationsweg staan vrijstaande woningen met hier en daar een rijtje eengezinswoningen. Aan deze wegen zijn kleinschalige bedrijven gevestigd. Binnen het plangebied bevinden zich 2 basisscholen en een wijkcentrum.
Stationsweg
De Stationsweg is één van de historische assen van Heerhugowaard. Het profiel van de Stationsweg is heel herkenbaar door de maat, de begeleidende boombeplantingen en de bebouwing. Kenmerkend voor dit deel van de Stationsweg zijn ook de vrije kavels en de diepe achtertuinen aan de zuidzijde. Deze diepe achtertuinen vormen tezamen een langgerekt middengebied achter de woningen aan de Stationsweg. Door de sterke ontwikkeling van Heerhugowaard en de behoefte aan infrastructuur is in het verleden de Stationsweg op een aantal plaatsen fors doorsneden. Hierdoor is het gedeelte ten westen van de spoorlijn vrijwel geheel los komen te liggen waarbij het historische karakter vrijwel is verdwenen. Op het gedeelte tussen de Westtangent en de Middenweg is historische karakter nog het best bewaard gebleven.
Het gebied tussen de Zuidtangent, Westtangent, Middenweg en de Stationsweg kent een aantal langgerekte deelgebieden met een geheel eigen karakter. Deze ruimtelijke eenheden hebben een geheel eigen invulling en weinig relatie met elkaar. Dit wordt vooral veroorzaakt door een sterke noordwest -zuidoost oriëntatie. Achtereenvolgens zijn in zuidwestelijke richting te onderscheiden:
De Stationsweg heeft een sterk en geheel eigen historisch karakter. Dit karakter wordt bepaald door het totaal van wegprofiel, boombeplantingen, verkaveling en bebouwing. Daarin speelt het ritme van de bebouwing, het volume en de korrelgrootte, een belangrijke rol. Vanwege de diepe tuinen is het gebied achter de woningen aan de zuidwestkant relatief open en groen, maar door het private karakter wordt dit slechts incidenteel ervaren. Voor het historische karakter en de beleving van de Stationsweg is dit gegeven ruimtelijk gezien, nauwelijks van invloed. Het middengebied is aan alle kanten omsloten door bebouwing en wordt begrensd door enerzijds de bebouwing langs de Stationsweg en anderzijds door de bebouwingsschil parallel aan de Zuidtangent. Aan de westkant vormt de Westtangent de grens en aan de oostzijde de Middenweg, ook een historische as. De belevings- en gebruikswaarde van het middengebied is gering. De bebouwingsschil parallel aan de achterliggende Zuidtangent is een langgerekt, kleinschalig woongebied in de jaren '70-stijl met een geheel eigen sfeer. Het is een naar binnen gekeerd en geïsoleerd gebiedje dat beperkt ontsloten is. De woningen zijn voor een groot deel met de achterzijde gericht op zowel het middengebied als de Zuidtangent. De Zuidtangent vormt zowel ruimtelijk als fysiek een grote barrière ten opzichte van het centrum Middenwaard.
De verkeersstructuur in de directe omgeving kent een sterke hiërarchie. De Zuidtangent, een zelfstandige ruimtelijke eenheid, is een hoofdontsluiting op stadsniveau en heeft geen directe relatie met dit gebied. De Dirk Camphuijsenstraat is een doorgaande ontsluitingsweg op buurtniveau waarbij de omliggende woonbebouwing niet direct op de ontsluiting is georiënteerd. De Stationsweg is een weg van een totaal andere orde. Als historisch lint vormt het een geheel eigen stedenbouwkundige eenheid. Het profiel, de bomen en de aanliggende bebouwing zijn sterk met elkaar verbonden. Op het gebied van verkeer is de Stationsweg een belangrijke schakel, zeker als route voor fietsers. De Ter Braaklaan is de erfontsluitingsweg voor het achterliggende woongebiedje vanaf de Stationsweg. Langzaamverkeersstructuren in noord - zuid richting door het gebied zijn in de huidige situatie aanwezig, maar nauwelijks herkenbaar. De ontsluiting vanaf de Stationsweg ter plekke van de Ter Braaklaan heeft met de invulling van de oude "Tromp locatie' een ruimtelijke verbetering opgeleverd.
Bestemmingsplan inbreidlocatie 'De Horst' 2011
Het deelplangebied 'De Horst' ligt binnen het plangebied van de Schrijverswijk en wordt begrensd door: de Marsmanstraat, de Middenweg, de Van Edenstraat en de waterpartij achter de woningen aan de Erasmussingel. In het jaar 2011 is voor de voltooiing van de (her)ontwikkeling van dit gebied een apart bestemmingsplan opgesteld. Het bestemmingsplan 'De Horst' 2011 is een inbreidplan dat heeft voorzien in de bouw van 58 appartementen, 11 patiowoningen aaneengebouwd, 10 eengezinswoningen aaneengebouwd en 4 vrijstaande woningen. Deelplan 'De Horst' is gefaseerd in ontwikkeling gebracht. Het plan is conform de mogelijkheden in het bestemmingsplan De Horst 2011 gerealiseerd. Hierdoor is het mogelijk geworden dit deelplangebied te integreren in voorliggend bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020. Voor de vier beoogde vrijstaande woningen langs de Middenweg is de situatie echter gewijzigd. Twee van de langs de Middenweg beoogde vier bouwkavels worden in ontwikkeling genomen, de bouwmogelijkheid voor woningen op de twee overige kavels komt door de aanwezigheid van een momumentale boom ter plaatse, te vervallen. Voor de gronden van deze twee beoogde woonkavels, die nu in eigendom blijven van gemeente Heerhugowaard, is in onderhavig bestemmingsplan een bestemming 'Groen' met een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Binnen de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied 2' kan onder voorwaarden, mits de als monumentaal aangewezen boom niet meer levensvatbaar is, alsnog uitvoering worden gegeven aan een woonbestemming.
Bestemmingsplan Ter Braaklaan 2011
Het bestemmingsplan 'Ter Braaklaan' is in 2011 opgesteld. Dit bestemmingsplan heeft een zorgvoorziening mogelijk gemaakt, gericht op dagopvang voor dementerenden op de locatie Ter Braaklaan 44 te Heerhugowaard. Omdat de locatie Ter Braaklaan zich binnen het plangebied van het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk bevindt, wordt met deze actualisatie het bestemmingsplan Ter Braaklaan geintegreerd en onderdeel van het nieuwe bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020. Bestaande rechten in het bestemmingsplan Ter Braaklaan zijn overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Concreet gaat dit om een wijzigingsbevoegdheid waarmee het plan binnen de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied 1' onder voorwaarden van de bestemming 'Maatschappelijk' gewijzigd kan worden in een bestemming 'Wonen'.
Omgevingsvergunning Erasmuslaan 2 t/m 2H
In juni 2018 is onder toepassing van een uitgebreide procedure Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 9 woningen aan de Erasmuslaan te Heerhugowaard. De gronden zijn met de herziening van het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 opgenomen met een woonbestemming.
Omgevingsvergunning Callistolaan 2
In april 2019 is, onder toepassing van een uitgebreide procedure Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woonzorgvoorziening voor dementerende ouderen, locatie Callistolaan 2, Heerhugowaard. De locatie Callistolaan 2 omvat een woonzorgvoorziening die 24 uur per dag verpleeghuis zorg biedt voor mensen met verregaande geheugenproblemen (dementie). Een cliënt komt in aanmerking voor een verpleeghuisplaats vanaf Zorg Zwaarte Pakket 5. Dit houdt in dat een zorgvrager niet meer zelfstandig of met een partner in een normale woonsituatie kan verblijven. Het gebouw heeft intern 20 onzelfstandige slaapkamers, 1 slaapkamer voor crisisopvang, en wordt gerund door een landelijke zorgorganisatie. De bestaande bestemming 'Maatschappelijk' wordt voor deze locatie gehandhaafd, hier wordt een functieaanduiding 'zorginstelling (zoi)' aan toegevoegd.
In de Schrijverswijk staan 1.376 woningen (bron: BAG augustus 2020). Dit is 5,7 % van de woningvoorraad in Heerhugowaard. Van deze woningen worden er per 1 januari 2020 1.340 bewoond door huishoudens. Van hen zijn er 460 (34%) huishoudens met kinderen, 465 (35%) zijn huishoudens zonder kinderen en 420 (31%) zijn alleenstaanden (bron: CBS).
De bevolkingspyramide naar leeftijd ziet er als volgt uit (bron: BRP, september 2020):
- leeftijdscategorie 0 - 19 jaar: 690 personen (22%),
- leeftijdscategorie 20 - 39 jaar: 672 personen (22%),
- leeftijdscategorie 40 - 59 jaar: 1.729 personen (24%),
- leeftijdscategorie 60 - 79 jaar: 825 personen (27%) en
- leeftijdscategorie 80 en ouder: 165 personen (5%).
In de Planetenwijk staan 618 woningen (bron: BAG, augustus 2020). Dit is ca 2,5% van de woningvoorraad in Heerhugowaard. van deze woningen worden er per 1 januari 2020 610 bewoond door huishoudens. Van hen zijn er 235 (39%) huishoudens met kinderen, 235 (39%) zijn huishoudens zonder kinderen en 145 (24%) zijn alleenstaanden (bron: CBS).
De bevolkingspyramide naar leeftijd ziet er als volgt uit (bron: BRP, september 2020):
- leeftijdscategorie 0 - 19 jaar: 327 personen (22%),
- leeftijdscategorie 20 - 39 jaar: 328 personen (22%),
- leeftijdscategorie 40 - 59 jaar: 367 personen (25%)
- leeftijdscategorie 60 - 79 jaar: 396 personen (27%) en
- leeftijdscategorie 80 en ouder: 71 personenen (5%).
In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste beleidsdocumenten op Europees, rijks-, provinciaal-, en lokaal niveau samengevat, voor zover deze documenten relevant beleid en/of besluiten omvatten ten aanzien van dit bestemmingsplan.
Europese Kaderrichtlijn Water
Water is van essentieel belang voor mens, dier en plant maar ook voor de economie. De bescherming en het beheer ervan overstijgen de nationale grenzen. Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Bij de KRW van de EU is een kader vastgesteld voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswateren, kustwateren en grondwater. Hierin staan afspraken die ervoor moeten zorgen dat uiterlijk in 2027 het water in alle Europese landen voldoende schoon en gezond is. Beoogd wordt vervuiling te voorkomen en beperken; duurzaam gebruik van water te bevorderen en waarborgen; het aquatische milieu te beschermen en te verbeteren en de effecten van overstromingen en droogten in te perken.
Bij ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen, moet in het kader van de goede ruimtelijke ordening worden beoordeeld of de gewenste watertoestand uit de KRW van de EU en de Wet op de waterhuishouding (Wwh-plannen) in gevaar wordt gebracht. Als nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of bestemmingen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de watertoestand zijn maatregelen nodig. Ruimtelijke ontwikkelingen en -besluiten moeten worden voorafgegaan door een watertoets. Doel van deze watertoets is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een zo evenwichtig mogelijke wijze in beschouwing worden genomen. Het verband tussen de Kaderrichtlijn Water en ruimtelijke plannen is bij uitstek onderwerp van de watertoetsprocedure welke in samenspraak met het Waterschap wordt uitgevoerd.
Nederland is een waterland en Heerhugowaard is een gemeente met een van oorsprong waterrijk gebied. Bij beheer maar ook bij ruimtelijke ontwikkelingen worden de kaders gehanteerd en de ambities nagestreefd zoals genoemd in het landelijke Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie.
Planspecifiek
In het plangebied Schrijverswijk-Planetenwijk worden geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen en bestemmingen toegevoegd. Op grond hiervan is er geen sprake van gevolgen voor de huidige situatie van de waterhuishouding in het plangebied.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft regels waar concrete ruimtelijke projecten
aan moeten voldoen. Zo is in het Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd.
Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van
ruimte als het gaat om nieuwe ruimtelijke stedelijke ontwikkelingen. Op 1 juli 2017
is het Bro gewijzigd, hierbij is een nieuwe Laddersystematiek geintroduceerd waaraan
een nieuwe ruimtelijke stedelijke ontwikkeling moet worden getoetst. In artikel 3.1.6,
lid 2 Bro is voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke
ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving
van de behoefte van de betreffende ontwikkeling bevat én, indien het bestemmingsplan
die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, een motivering
is opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan
worden voorzien.
Planspecifiek
De ladder hoeft alleen doorlopen te worden als er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'.
Onderhavig plan betreft een actualisatie van een plangebied waarbij geen nieuwe (grootschalige) ruimtelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. De bestaande situatie wordt opnieuw vastgelegd. De ladder voor duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor vaststelling van dit bestemmingsplan.
De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. De NOVI komt als structuurvisie uit onder de bestaande Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4, 2001) en de Rijksnatuurvisie 2014 gaan op in, en worden vervangen door de NOVI en het bijbehorende Nationaal Milieubeleidskader. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel, behalve paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone. De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als een omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
De Omgevingswet geeft aan de NOVI mee dat deze ‘met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht is op het in onderlinge samenhang:
Fysieke leefomgeving
De NOVI is de eerste integrale nationale beleidsvisie conform de Omgevingswet en hanteert dan ook dezelfde brede opvatting van het begrip fysieke leefomgeving: de natuurlijke omgeving met grote wateren en natuurlandschappen, agrarische cultuurlandschappen, de gebouwde omgeving met steden,dorpen, bedrijventerreinen, netwerken en infrastructuur voor het verkeer van personen, goederen, data, stoffen en energie, en het cultureel erfgoed. De ontwikkeling van de leefomgeving moet zo veel als mogelijk in balans zijn met bescherming van waarden als gezondheid, veiligheid, landschap, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit. De fysieke leefomgeving is verweven met de sociale leefomgeving. Naast de ruimtelijk-functionele indeling van de leefomgeving gaat het ook om de activiteiten die een effect hebben op de leefomgeving in brede zin, waaronder het milieu, water, bodem, lucht en het natuurlijk kapitaal. Boven- en ondergrond zijn daarbij onlosmakelijk met elkaar verbonden. De opgaven vragen om een aanpak op korte, middellange en lange termijn. Voor de ontwikkelingen en aanpak wordt er vooruit gekeken naar 2050. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de (sectorale) doelen die al eerder door het kabinet voor het jaar 2050 zijn neergezet. Duidelijk is dat veel doelen op de lange termijn al in de aankomende jaren vragen om handelen. Echter, moet er worden voorkomen dat met het stellen van tussentijdse doelen de langetermijnambities verwateren. Alles wat er gedaan wordt op de korte en middellange termijn, moet ook bijdragen aan de realisatie van de doelen voor 2050.
Nationaal en internationaal
De NOVI is gericht op de nationale schaal, waarbij het conform de Omgevingswet gaat om Europees Nederland inclusief de territoriale wateren, exclusief het Caribisch deel van ons Koninkrijk. Inhoudelijk beperkt de visie zich niet tot Nederland. In de NOVI, en daaraan gerelateerde programma’s, zijn de relevante internationale regels en afspraken vertaald. Veel vraagstukken vragen een grensoverschrijdende aanpak. Afspraken over vliegen en varen worden bijvoorbeeld al langer gemaakt in EU-verband en wereldwijd aan internationale tafels (ICAO, IMO). Ook over riviermanagement worden er al langer afspraken gemaakt met België, Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en Luxemburg voor bijvoorbeeld het gehele stroomgebied van de Rijn of de Maas.
Samenwerking en uitvoering
De NOVI-aanpak is gebaseerd op brede maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden, burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Partners in de samenleving dragen actief bij aan het verbeteren van de leefomgeving en het verduurzamen van de manier waarop er wordt gewoont, gewerkt en gerecreërd. Dit vraagt een Rijksoverheid die samenwerkt en faciliteert waar wenselijk en nodig, en regisseert en richting geeft waar het moet. Deze samenwerking moet tot stand komen onder de volgende hoofddoelstellingen:
De status van strategisch beleid en niet-strategisch beleid in bestaande beleidsdocumenten
Na de vaststelling van de NOVI staan belangrijke beleidsbeslissingen, beleidskeuzes en -uitgangspunten niet alleen in de NOVI, maar soms ook nog in bestaande beleidsdocumenten. In veel gevallen zullen alleen de hoofdlijnen van bestaand strategisch beleid in de NOVI zijn opgenomen. De concretisering en uitwerking daarvan, ofwel het niet-strategische beleid, staat nog steeds in het bestaande beleidsdocument. Als voorbeeld kan worden gewezen op de uitwerking van het hiervoor al genoemde Nationaal Milieubleidsplan. Al deze bestaande beleidsdocumenten (met en zonder wettelijke grondslag) blijven gelden na inwerkingtreding van de Omgevingswet, en het Rijk blijft daaraan nog steeds gebonden.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Het Rijksbeleid zoals genoemd in de op 13 maart 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is, behalve enkele onderdelen van bijlage 6: 'Essentiële onderdelen Nota Mobiliteit, geheel opgegaan in de NOVI.
NOVI definitief
Ondertussen is de laatste hand gelegd aan de definitieve versie van de NOVI en de uitvoeringsagenda. De definitieve documenten zijn op 11 september 2020 aangeboden aan de Tweede kamer, de kamer zal hierop reageren in een debat. Daarna volgt vaststelling van de eerste definitieve NOVI en kan met de uitvoering worden begonnen.
Planspecifiek
De nationale belangen en uitgangspunten die in het NOVI zijn vertaald, zijn niet zo zeer van betekenis voor het actualiseren van onderhavig bestemmingsplan. Het uiteindelijke meest relevante beleidskader wordt gevormd door de provincie Noord-Holland, regionale samenwerkingsverbanden en de gemeente zelf.
Het Rijk geeft met de hiervoor genoemde NOVI richting en helpt keuzes te maken waar dat moet. De NOVI is een visie, maar ook het begin van een proces. Een proces, waarin we – als één overheid – samen met de samenleving werken aan de doelen, ambities en prioritaire opgaven uit de NOVI. Alleen als Rijk, regio en samenleving het samen doen en de opgaven integraal aanpakken, kunnen we met succes werken aan een duurzaam, economisch sterk en leefbaar Nederland, juist ook voor de lange termijn.
In de Uitvoeringsagenda NOVI 2021-2024 wordt visie omgezet in actie. Er wordt, op basis van de uitgangspunten voor uitwerking en samenwerking zoals geformuleerd in de NOVI, uitwerking gegeven aan vier prioriteiten en de beleidskeuzes uit de NOVI:
Om uitvoering te kunnen geven aan de genoemde prioriteiten en NOVI beleidskeuzes moet gebiedsgericht worden gewerkt. De regio is in toenemende mate de meest relevante schaal om opgaven voor de fysieke leefomgeving op te pakken en keuzes te maken. Gegeven de verantwoordelijkheden van het Rijk op nationaal niveau is een samenspel nodig tussen regio en Rijk om tot regionaal maatwerk te komen: gezamenlijk optrekken, steeds passend bij de opgave. Hiervoor hebben het Rijk en de medeoverheden Samenwerkingsafspraken gemaakt. Gebiedsgericht werken betekent ook ‘samen met de samenleving’. Partners, initiatiefnemers en burgers worden met deze werkwijze actief bij het inrichten van de fysieke leefomgeving betrokken.
Aan het gebiedsgericht werken wordt vorm gegeven met behulp van de Omgevingsagenda's, de Gebiedsagenda’s Grote Wateren, de NOVI gebieden, de Regio Deals en andere regionale programma’s en nationale programma’s met een gebiedsgerichte aanpak. Hierbij worden bestuurlijke afspraken gemaakt welke vervolgens doorwerken van Rijksniveau op Provinciaal, Regionaal en lokaal niveau.
Planspecifiek
De vier genoemde prioriteiten en beleidskeuzes die in het NOVI zijn vertaald, zijn niet van directe betekenis voor het actualiseren van onderhavig bestemmingsplan. Het uiteindelijke meest relevante beleidskader wordt gevormd door de provincie Noord-Holland, de regio en vooral de gemeente zelf.
Nederland is een waterland. We leven met, naast, op en in het water. Onder de Waterwet moeten iedere zes jaar twee nationale plannen worden opgesteld. Voor beleid is dat het Nationaal Waterplan, en voor beheer is dat het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren. Deze twee plannen zullen voor de periode 2022 - 2027 in één Nationaal Water Programma worden samengebracht. Hiermee bereidt het rijk zich voor op de komst van de Omgevingswet.
Op dit moment is nog het 'Nationaal Waterplan 2016 - 2021' van toepassing. Dit is het 2e Nationaal Waterplan (NWP2) dat is vastgesteld in december 2015. Het NWP2 beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie, hetgeen betekent dat het nationaal hoofdlijnen bevat voor het door de gemeente te voeren (ruimtelijk) beleid. De eerder in deze paragraaf genoemde NOVI geldt als wijziging van enkele onderdelen van het NWP2 op grond van de Waterwet. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als een omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet is bedoeld.
Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebied beheerplannen. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan ‘Schrijverswijk-Planetenwijk’ betreft een actualisatie en gaat hierbij uit van behoud van de bestaande situatie. Het bestaande water- en groenareaal wordt als zodanig bestemd.
In wat voor Noord-Holland willen we wonen, werken, recreëren en bezoekers ontvangen? Provincie Noord-Holland heeft een omgevingsvisie opgesteld samen met overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en inwoners. De Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is op 19 november 2018 door Provinciale Staten vastgesteld en vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 zorgt voor balans tussen economische groei en leefbaarheid.
Met de kaders en richtlijnen van de Omgevingsvisie kan voor toekomstige generaties het welvaarts-en welzijnsniveau in Noord-Holland op een hoog niveau gehouden worden. Dit betekent dat in Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd; de ruimte voor economische ontwikkeling wordt altijd in samenhang gezien met een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier. De Omgevingsvisie geeft dan ook enerzijds richting, en daarmee houvast naar een onbekende toekomst, en anderzijds voldoende ruimte en handelingsperspectief om te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. Er wordt dus geen eindbeeld voor 2050 gepresenteerd, maar in algemene zin wat de ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden.
Ook worden er vijf samenhangende bewegingen beschreven. Bewegingen die laten zien hoe de provincie omgaat met opgaven die op de samenleving afkomen en die zij graag wil faciliteren. De provincie geeft hier een aantal ontwikkelingsprincipes en randvoorwaarden mee om de beweging naar de toekomst te kunnen maken. Het gaat om de volgende bewegingen waarbij wordt uitgegaan van het principe 'lokaal wat kan, regionaal wat moet':
Heerhugowaard/Langedijk is aangemerkt als groenstedelijke kern direct ten noorden van centrumstad Alkmaar. Groenstedelijke kernen zijn aanvullend en versterkend op de centrumstad en bieden woon- en werkmilieus passend bij dit type kern. Op basis van regionale afstemming en met als basis demografische ontwikkeling en prognoses zorgen regio's dat er in de verschillende gemeenten een goed en complementair woningaanbod is. Hierbij wordt gelet op de diversiteit in de regio en wordt ruimte geboden aan maatwerk en ruimte om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving.
Planspecifiek
In het plangebied Schrijverswijk-Planetenwijk wordt de bestaande situatie opnieuw vastgelegd. Het beleid van de voormalige Structuurvisie Noord-Holalnd 2040 is, voor zover het een bindende werking moet hebben, neergelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening - nieuwe Omgevingsverordening NH2020. In voornoemde Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 staan geen (beleids)richtlijnen waarmee de actualisatie van dit bestemmingsplan in strijd is.
In een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) staan regels en voorwaarden waaraan een (gemeentelijk) ruimtelijk (bestemmings)plan in Noord-Holland moet voldoen. Er zijn regels voor het gehele provinciale grondgebied en regels voor het landelijk gebied. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast en vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Holland. De recentste versie van het PRV is op 7 juni 2019 in werking getreden. In tegenstelling tot de Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is de Provinciale Omgevingsverordening NH2020 bindend.
Inmiddels hebben Gedeputeerde Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de nieuwe omgevingsverordening zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. Hierdoor is het makkelijker geworden om te zien welke regels waar gelden. De provincie wil een eenvoudiger, duidelijker en meer integraler systeem van regels. Met meer ruimte voor lokaal en regionaal maatwerk en bestuurlijke afwegingsruimte wil de provincie NH ontwikkelingen als woningbouw en windenergie mogelijk maken én het waardevolle Noord-Hollandse landschap beschermen. Provinciale Staten heeft op 22 oktober jl. de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De planning is dat de definitieve Omgevingsverordening NH2020 op 16 november inwerking treedt.
Planspecifiek
Voorliggend bestemmingsplan is getoetst aan de laatste versie van de PRV zoals deze op 7 juni 2019 in werking is getreden. Met de actuallisatie van het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 wordt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt. De inhoud sluit aan bij de provinciale belangen zoals genoemd zowel in de PRV als in de Omgevingsverordening. In de Omgevingsverordening NH 2020 zijn geen regels opgenomen waarmee het geactualiseerde bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 in strijd is. Wel dient er, op grond van artikel 33 van de PRV, in een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect duurzaamheid. In dat kader wordt verwezen naar paragraaf 3.5.10.
De behoefte aan mobliteit neemt steeds verder toe. Hierbij worden verplaatsingspatronen steeds duidelijker en de impact en snelheid van technologische veranderingen, omkleed met tal van onderzekerheden, steeds groter. De Provincie zorgt ervoor dat u vlot en veilig door Noord-Holland kunt reizen. Zij is verantwoordelijk voor comfortabel en frequent openbaar vervoer, legt nieuwe wegen aan en onderhoudt bestaande infrastructuur. Bij deze wegwerkzaamheden staat verkeersveiligheid voorop.
In 2018 is het Provinciale verkeers- en vervoerbeleid (PVVP) tegelijkertijd met de vaststelling en inwerkingtreding van de Provinciale Omgevingsvise NH2050, ingetrokken. Het provinciale verkeers- en vervoersbeleid maakt met het programma mobiliteit, anticiperend op de nieuwe Omgevingswet, onderdeel uit van de Omgevingsvisie NH2050.
In november 2018 is het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur (PMI) 2019-2025door Provinciale Staten vastgesteld. Naast het beheer en onderhoud van de infrastructuur heeft de provincie een groot aantal projecten in voorbereiding en uitvoering om de provinciale infrastructuur te verbeteren en uit te breiden. Al deze projecten zijn opgenomen in het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur (PMI). Het PMI is een voortschrijdend vijfjarenprogramma dat nog jaarlijks wordt herzien.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 voorziet niet in verkeerskundige aanpassingen. Vaststelling van dit bestemmingsplan levert geen belemmeringen op ten aanzien van de huidige verkeerskundige situatie en beleidsuitgangspunten.
Op 27 september 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Woonvisie "Goed Wonen in Noord-Holland 2010-2020" vastgesteld. In deze visie staat als doelstelling: "In 2020 beschikken de inwoners van Noord-Holland over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu". Om hiertoe te komen zijn de volgende drie speerpunten benoemd:
De Regionale Actieprogramma’s (RAP’s) zijn voor de provincie het instrument om dit doel te bereiken. De RAP voor de regio Alkmaar is in 2012 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en herzien en vastgesteld in 2017. In 2005 hebben de regiogemeenten de regionale Woonvisie Noord-Kennemerland 2005-2015 vastgesteld. Sindsdien is er veel veranderd. De gegevens van de RAP geven een actueler beeld van de woningmarkt en de nieuwbouwprojecten die in voorbereiding zijn. Daarom is, aan de hand van de RAP, de Regionale Woonvisie regio Alkmaar 2013-2020 vastgesteld (Heerhugowaard, d.d. 27-08-2019). De woonvisie geeft aan dat er in de regio getalsmatig nog geen grote knelpunten zijn. Op den duur krijgt de regio te maken met vergrijzing en kan er schaarste ontstaan in de goedkope woningvoorraad. Er is sprake van een beperkte doorstroming in zowel koop als huur. Naast een kwantitatieve balans is er een verdelingsvraagstuk. Om de markt zijn werk te laten doen en ook in de toekomst de aantallen woningen in balans te houden met de behoefte, zal in de regio Alkmaar slimmer moeten worden omgegaan met de huidige voorraad, verstandig moeten worden toegevoegd en 'vinger aan de pols' moeten worden gehouden ten aanzien van de betaalbaarheid. In de regionale woonvisie is geconstateerd, dat er meer woningen gepland zijn dan nodig om te voorzien in de behoefte. Tegelijkertijd blijken er minder woningen gebouwd te worden dan waar behoefte aan is. In de woonvisie is dan ook afgesproken dit te monitoren.
Planspecifiek
De uitwerking van het RAP vindt plaats in afstemming met de regio. Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande woningvoorraad en voorziet niet in nieuwe grootschalige ruimtelijke woningbouwontwikkelingen. Vaststelling van dit bestemmingsplan heeft geen belemmeringen voor de uitvoering van het Regionale Actieprogramma Wonen en de Regionale Woonvisie.
Met de vaststelling en inwerkingtreding van de Omgevingsvisie NH2050 is ook het Provinciale Milieubeleidsplan 2015-2018 komen te vervallen. Het provinciale Milieubeleid maakt met het programma Milieu én mobiliteit, anticiperend op de nieuwe Omgevingswet, onderdeel uit van de Omgevingsvisie NH2050.
De kwaliteit van bodem, water en lucht is in de loop der jaren verbeterd. We willen gezond en veilig wonen, werken en recreëren in Noord-Holland. Nu èn in de toekomst. De provincie blijft, met de in de Omgevingsvisie NH2050 gestelde richtlijnenen en kaders, minimaal voldoen aan de wettelijke basiskwaliteit. Daarnaast heeft de provincie de ambitie kansen te creëren en te benutten gericht op een duurzamer, gezonder en veiliger Noord-Holland. Verdere verbetering is echter grotendeels afhankelijk van lokale, maar zeker ook landelijke en zelfs internationale regelgeving en nieuwe technologie. De 'hamvraag' daarbij is, hoe geven we metelkaar invulling aan de opgave voor gezonde luchtkwaliteit bij een groeiende verstedelijking en mobiliteit?
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie en voorziet niet in nieuwe grootschalige ruimtelijke (woningbouw)ontwikkelingen. Vaststelling van dit bestemmingsplan heeft geen belemmeringen voor de milieukwaliteit en -situatie ter plaatse van het plangebied.
De provincie heeft een wettelijke taak op het gebied van archeologie. In het Verdrag van Malta ligt vast dat de provincie vindplaatsen in de bodem moet beschermen. Wanneer vindplaatsen verstoord worden, moet er een archeologisch onderzoek plaatsvinden. En, archeologische vondsten moeten toegankelijk zijn voor het grote publiek. Het archeologische beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland ligt vast in de Provinciale Cultuurnota. Verder geeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie informatie over onder andere archeologische verwachtingen.
In paragraaf 4.8 wordt het (lokale) aspect Cultuurhistorie en archeologie verder uitgewerkt.
Essentieel is dat zowel het landelijk als het stedelijk gebied beschermd wordt tegen de gevolgen van klimaatverandering. Dat vergt aanpassingen in zowel de ruimtelijke inrichting als het watersysteem. Met name in gebieden waar sprake is van verdergaande verstedelijking en verdichting, waardoor bij wateroverlast en droogte de schade aan gebouwen en infrastructuur groot kan zijn. Dit speelt helemaal sterk wanneer ook sprake is van bodemdaling. We zorgen ervoor dat we voldoende zijn voorbereid op wateroverlast, hittestress, verdroging, verzilting en de gevolgen van een overstroming.
Nieuwe ontwikkelingen moeten klimaatbestendig en waterrobuust zijn. Ook zijn in sommige
bestaande situaties aanpassingen nodig, bijvoorbeeld bij vitale infrastructuur voor
energie, drinkwater, ICT en mobiliteit. Met name in stedelijk gebied moet ruimte worden
geboden voor het tijdelijk opvangen van water, dat vaker in piekbuien valt. In het
landelijk gebied houden we daarnaast ook rekening met verdroging en verzilting.
De provincie onderzoekt samen met waterschappen en gemeenten, de mogelijkheid om het
waterpeil in bepaalde gebieden niet meer kunstmatig laag te houden, maar om het water
ruimte te geven en de functie van het gebied daarop aan te passen. Denk aan bepaalde
veenweidegebieden, zoals Laag Holland en het Groene Hart, waar de bodemdaling dan
wordt tegengegaan, gestopt en waar mogelijk hersteld. Dat heeft enerzijds consequenties
voor het grondgebruik dat moet veranderen, anderzijds helpt het tegen de uitstoot
van CO2 en methaan – gassen die bijdragen aan klimaatverandering. Zo kan het tegengaan
van bodemdaling bijdragen aan, alsook plaatsvinden door, slimme natuurontwikkeling.
Met vergroting van de biodiversiteit en in sommige gevallen zelfs bodemaangroei als
gevolg. Ook ontstaan er mogelijkheden voor andere vormen van landbouw.
Met de vaststelling van de Omgevingsvisie NH 2050, is in november 2018 de provinciale Watervisie 2021 'Buiten de Oevers', ingetrokken. Beleidsuitgangspunten uit deze Watervisie, voortkomend uit de Stroomgebiedbeheerplannen uit de Europese Kaderrichttlijn Water, zijn geactualiseerd en eveneens, anticiperend op de nieuwe Omgevingswet, integraal uitgewerkt in de Omgevingsvisie NH 2050 en een uitvoeringsprogramma die jaarlijks wordt geactualiseerd. Hierbij stimuleert de provincie innovaties van waterbeheerders, gemeenten, bedrijfsleven en overige relevante stakeholders.
Paragraaf 3.5 en paragraaf 4.4 beschrijft hoe ter plaatse in het plangebied met de waterhuishouding wordt omgegaan.
Dit Waterprogramma is het equivalent van het vijfde Waterbeheersplan dat het hoogheemraadschap wettelijk verplicht is te maken. Het is dus ook een verplichte planvorm. Niet alleen in het kader van de Waterwet, ook in het kader van het Bestuursakkoord Water wordt met dit Waterprogramma invulling gegeven aan de afspraken over de programmering en uitvoering van het waterbeheer.
De komende jaren staat het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voor de taak het beheergebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Deze thema's zijn in dit Waterprogramma nader uitgewerkt. Het Rijk heeft inmiddels beleid ontwikkeld om de gevolgen van klimaatverandering het hoofd te bieden, onder meer met het Deltaprogramma. In dit Waterprogramma bouwt het hoogheemraadschap voort op de eigen Deltavisie (2012), waarin de landelijke Deltabeslissingen zijn verankerd.
De Keur is een speciale verordening van het Hoogheemraadschap waarin de regels voor het beheer, gebruik en onderhoud van waterstaatswerken zijn opgenomen. Particulieren, bedrijven en andere overheden zijn verplicht zich aan de Keur te houden. De huidige Keur is in september 2016 vastgesteld.
Op grond van artikel 3.3 van de Keur is het verboden zonder watervergunning van het bestuur neerslag versneld tot afvoer te laten komen. Door extra versnelde afvoer van neerslag vanaf verhard oppervlak wordt het watersysteem dat in beheer is bij het waterschap zwaarder belast. In verhard gebied vindt nauwelijks of geen infiltratie in de bodem plaats. Vrijwel alle neerslag stroomt, direct of via een rioolstelsel, af naar het oppervlaktewater. Dit betekent dat bij intensieve neerslag het oppervlaktewater onmiddellijk een grote afvoerpiek volledig moet opvangen. Er is dan immers geen vertraging in de afstroom via de bodem en er is ook geen sprake meer van verdamping, opname door beplanting of wegzijging naar het grondwater. Bij de aanleg van nieuw verhard oppervlak moeten compenserende voorzieningen worden aangelegd, die ten doel hebben de versnelde afstroming van neerslag tegen te gaan. Het hoogheemraadschap bepaalt welke compenserende voorzieningen toelaatbaar zijn en het verbindt hieraan in de watervergunning voorschriften die noodzakelijk zijn voor de instandhouding en goede werking van die voorzieningen. Het hoogheemraadschap kan hiervoor ook algemene regels of beleidsregels vaststellen. Het goed doorlopen van het proces van 'De Watertoets' kan de vergunningverlening op basis van dit artikel vergemakkelijken.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie en voorziet niet in nieuwe grootschalige ruimtelijke (woning-) en watergerelateerde ontwikkelingen. Mocht een initiatiefnemer toch ingrepen plegen met vergaande invloed op de waterhuishouding, dan heeft het waterschap het juridisch instrumentarium om ongewenste afvoeren van verharde oppervlakken op het bestaande waterstelsel tegen te gaan.
De gemeenteraad heeft op 13 september 2011 de Structuurvisie Heerhugowaard 2020, met uitgangspunten en richtlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente voor de komende 10 jaar, vastgesteld. De structuurvisie is een verplichting, die voortvloeit uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en is een brede visie op de toekomst van de gemeente die het kader vormt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen. De structuurvisie geeft richting aan zowel de wijze waarop delen van het gemeentelijk grondgebied worden ontwikkeld, als aan de eisen die daaraan worden gesteld. In de structuurvisie komen de ambities van de verschillende beleidsterreinen samen. De doelen en wensen worden vervolgens vertaald in een uitvoeringsprogramma.
De structuurvisie is een actualisering van het Structuurbeeld Heerhugowaard 2005-2015. Het structuurbeeld is vastgesteld in 2004 als ruimtelijke vertaling van de stadsvisie ‘Heerhugowaard, Stad van Kansen’, die in 2001 en 2002 in samenspraak met inwoners, belangenorganisaties en ondernemers tot stand is gekomen. In dat structuurbeeld zijn kansen voor het verenigen van stadse en dorpse waarden voor Heerhugowaard als volgt uitgewerkt:
Deze kansen zijn in het structuurbeeld vertaald naar acties en projecten. In de loop der jaren zijn al veel van deze acties uitgevoerd. Heerhugowaard heeft aantrekkelijke woonmilieus, een goed werkklimaat, een Stadshart en Stationsgebied in ontwikkeling en veel ruimte, water en groen. Hoewel de thema’s uit de stadsvisie nog steeds actueel zijn, is het structuurbeeld aan een actualisatie toe. Heerhugowaard is de afgelopen jaren mede in het kader van het VINEX-beleid sterk gegroeid. Inmiddels is, anno 2020, het inwoneraantal gegroeid tot ruim 57:500 inwoners. Heerhugowaard gaat een nieuwe fase in. De bevolking is kinderrijk en de leeftijdsgroep tussen de 39 en 60 jaar is groot. Het aantal ouderen groeit de komende jaren fors. Dit heeft zijn weerslag op het woningbouwprogramma en de voorzieningenstructuur van Heerhugowaard.
Kaart Structuurvisie Heerhugowaard 2020
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 betreft een actualisatie waarin de bestaande situatie opnieuw wordt vastgelegd. Het voorliggende plan doet geen afbreuk aan de geformuleerde richtlijnen in de Structuurvisie Heerhugowaard 2020. Deze richtlijnen krijgen een vervolg in de momenteel in ontwikkeling zijnde Omgevingsvisie van de gemeente Heerhugowaard. Hierbij vindt een actualisering plaats op basis van nieuwe Wet- en regelgeving in samenhang met, provinciale, regionale en lokale uitgangspunten.
Algemeen
De aantrekkelijkheid van Heerhugowaard als plek om te wonen, te werken en te recreëren wordt in belangrijke mate bepaald door de ruimtelijke kwaliteit. In het Noord-Hollandse landschap zijn de linten en hun bebouwing belangrijke dragers van identiteit. Dat geldt ook voor Heerhugowaard waar de ontwikkeling van de stad en het buitengebied sterk verbonden is met ontstaansgeschiedenis van de droogmakerij. Dat geeft Heerhugowaard een eigen gezicht wat de moeite waard is om zorgvuldig mee om te gaan.
De Heerhugowaardse linten zijn van oorsprong ontginningslinten waarlangs op regelmatige afstanden boerenerven met veelal stolpboerderijen waren te vinden. Vandaag de dag zijn de oorspronkelijke linten nog zeer herkenbaar aanwezig ondanks het feit dat de stad hard is gegroeid. De linten zijn aantrekkelijke lange lijnen die zich sterk onderscheiden ten opzichte van de woongebieden die er omheen zijn gebouwd. Kenmerkend zijn onder meer de wegprofielen, veelal in combinatie met bomen, de aanwezigheid van stolpen en de bijbehorende ruime groene erven met erfbeplantingen. Kwaliteiten die zorgen voor bijzondere beleving, middenin, of direct grenzend aan het dichtbebouwde woongebied. Dat maakt de linten van grote waarde, een beeldmerk voor een stad als Heerhugowaard.
Ruimtelijke kwaliteit in het project
De strategie voor de linten is alleen gericht op lintstructuren die onderdeel uitmaken van het bestaande bebouwde gebied van Heerhugowaard. Dit zijn de linten die onderdeel zijn geworden van de stedelijke ontwikkeling en daarmee weliswaar hun oorspronkelijke functie hebben verloren maar voor de stad van grote waarde zijn als het gaat om identiteit, herkenbaarheid en oriëntatie. In onderhavig plan is dat de Middenweg. Met deze strategie voor de linten van Heerhugowaard wil de gemeente enerzijds een bijdrage leveren aan behoud en versterking van de kwaliteit en identiteit van de stad en de omgeving, en anderzijds daar waar het kan meer vrijheid geven voor initiatief door bewoners. Dit wordt gedaan door zorgvuldig om te gaan met de cultuurhistorische betekenis van de linten maar ook door oog te hebben voor vitaliteit en toekomst.
De linten zijn aantrekkelijke lijnen in de stad met een eigen gezicht. Het belang om de lintstructuren voor Heerhugowaard te behouden wordt in algemene zin breed gedeeld. De historische linten vormen met hun landschappelijke en cultuurhistorische waarden de dragende structuur van de stad. Hiermee is de (cultuur)historie op een tastbare manier verbonden met de identiteit van de stad. De lange lijnen zijn onderscheidend, dragen bij aan herkenbaarheid en oriëntatie en geven een heel eigen karakter aan het stedelijke gebied. Het contrast met de gebouwde omgeving is een bijzondere kwaliteit.
De centrale doelstelling van de visie is tweeledig:
De belangrijkste kernwaarden in de linten worden gevormd door:
De visie voor de linten in het bebouwde gebied van Heerhugowaard is mede tot stand gekomen op basis van vele gesprekken die zijn gehouden met direct belanghebbenden en organisaties. De lintenvisie Heerhugowaard zal dan ook als één van de pijlers worden ondergebracht in de, nog in ontwikkeling zijnde, Omgevingsvisie.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 betreft een actualisatie waarin de bestaande situatie opnieuw wordt vastgelegd. Het voorliggende plan doet geen afbreuk aan de geformuleerde strategie gericht op de lintensctructuren die onderdeel uitmaken van het bestaande bebouwde deel in dit plangebied van Heerhugowaard.
De gemeente Heerhugowaard staat voor een trendbreuk met het woonbeleid van de afgelopen
decennia. De laatste uitbreidingsgebieden zijn gepland, waarna er enkel nog binnen de stadsgrenzen dichter gebouwd zal worden om te voldoen aan de bevolkingsgroei. In combinatie met de landelijke ontwikkelingen op het gebied van aardgasvrij wonen, het invoeren van de omgevingsvisie en het vergrijzen van de bevolking vraagt dit een andere manier van kijken naar woningbouw.
Om deze reden heeft gemeente Heerhugowaard de Woonvisie Heerhugowaard 2018-2050 'Wonen
doen we met elkaar', opgesteld. Dit document is in samenspraak met inwoners van Heerhugowaard
tot stand gekomen. Hun wensen zijn belangrijk. Een ander belangrijk thema is het rekening
houden met veranderingen in de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie die in ontwikkeling
is, gaat hier verder op in. De nog op te stellen uitvoeringsagenda van de woonvisie
zal op basis van beide visies worden samengesteld. De woonvisie Heerhugowaard 2018-2050
gaat in ieder geval in op de volgende speerpunten:
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 betreft het opnieuw vastleggen van de bestaande situatie in het plangebied. Er worden geen nieuwe ruimtelijke (grootschalige) woningbouwontwikkelingen mogelijk gemaakt. De bestaande woningen in de Planetenwijk zijn echter zeer in trek bij (jonge) gezinnen. Ten aanzien van dit gegeven wordt verwezen naar paragraaf 3.5.4 en paragraaf 4.10.
De gemeente Heerhugowaard heeft behoefte aan actuele marktinformatie naar de ontwikkeling van de woningvraag van verschillende doelgroepen op korte en middellange termijn. Hierbij gaat het niet alleen om de woningvraag van 'reguliere' huishoudens, maar ook om de huisvestingsvraag van mensen met een zorgvraag. Denk aan uitstroom van mensen uit Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang. Om vraag en aanbod op de Heerhugowaardse woningmarkt goed op elkaar aan te laten sluiten heeft Companen, in opdracht van gemeente Heerhugowaard, een woningmarktonderzoek uitgevoerd (juni 2020). Dit onderzoek geeft inzicht in relevante ontwikkelingen in het verleden, de huidige situatie van de bevolking en woningvoorraad, en een beeld van de toekomstige kwantitatieve en kwalitatieve behoefte. Daarmee wordt inzichtelijk welke woningen de komende jaren moeten worden toegevoegd, maar ook welke opgaven er liggen in de bestaande voorraad.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek van Companen zijn de belangrijkste opgaven alsvolgt samengevat:
Inmiddels heeft de Provincie Noord-Holland een nieuwe bevolkingsprognose doorgerekend.
In deze prognose is voor Heerhugowaard uitgegaan van een beduidend hoger binnenlands
migratiesaldo. Daarnaast zijn er verschillen in aannames ten aanzien van een buitenlands
migratiesaldo. Op basis van vergelijking van de prognoses met de eerdere uitgewerkte
scenario's blijkt deze voor de eerste vijf jaar redelijk parallel te lopen aan de
eerder berekende bandbreedtes. Voor de periode na 2025 is de bandbreedte aangepast.
Op basis hiervan is de woningbehoefte per periode als volgt geraamd:
De gemeente Heerhugowaard heeft een grote aantrekkingskracht op jonge huishoudens en gezinnen. De grootste groep vestigers in de afgelopen periode zijn één- en tweepersoonshuishoudens in de leeftijd tot en met 35 jaar. Daarnaast trekt Heerhugowaard relatief veel gezinnen en kleine huishoudens in de leeftijd 35 tot en met 55 jaar aan. Vanuit de resultaten van het woningmarktonderzoek is opgevallen dat gezinnen zich sterk richten op de wijken Planetenwijk, De Draai en Broekhorn.
Planspecifiek
In het huidige plangebied Schrijverswijk - Planetenwijk waarop het onderhavige bestemmingsplan betrekking heeft, is het echter niet mogelijk in te zetten op een capaciteitsuitbreiding van de huidige bestaande woningvoorraad. Het bestemmingsplan Schrijverswijk - Planetenwijk 2020 heeft slechts een actualiserend en conserverend karakter waarin geen nieuwe woningbouwlocaties mogelijk worden gemaakt.
Het Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta) is ingevoerd middels een wijziging van de Monumentenwet (Wet op de archeologische monumentenzorg, WAMZ) die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het Verdrag heeft tot doel om archeologie te laten fungeren als inspiratiebron en toevoeging van kwaliteit aan de ruimtelijke ontwikkeling van stad en land, ook wel culturele planologie genoemd. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het archeologisch onderzoek en de juridisch – planologische vertaling daarvan een volwaardige plaats heeft gekregen in het planologisch afwegingsproces. De WAMZ gaat uit van: het zoveel mogelijk bewaren van archeologische waarden in de bodem, het bevorderen van een in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening rekening houden met archeologische waarden en het principe “de verstoorder betaald” voor het archeologisch onderzoek en de eventuele opgraving.
De WAMZ kent drie verschillende regimes:
Het gemeentebestuur heeft een globale inventarisatie van archeologische waarden voor de hele gemeente laten uitvoeren als bedoeld in artikel 38a van de Monumentenwet. De resultaten van het onderzoek zijn weergeven op de “Beleidskaart Archeologie” behorende bij de Nota Erf Goed, die als onderlegger dient voor bestemmingsplannen. Deze beleidsnota zet uiteen op welke wijze de gemeente Heerhugowaard, naar aanleiding van de herziening van de Monumentenwet 1988, verantwoordelijkheid neemt voor het eigen bodemarchief. Met de wetsherziening is het voor gemeenten verplicht bij bodemingrepen van enige omvang het behoud van archeologische waarden af te wegen tegen andere belangen. De bescherming van het gemeentelijk bodemarchief wordt zo veel mogelijk gekoppeld aan het reeds bestaande, maar aan de Archeologische Monumentenzorg aangepaste, beleidsinstrumentarium.
Bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor ruimtelijke ingrepen zal worden getoetst op archeologische waarden en verwachtingen. Indien archeologisch onderzoek noodzakelijk blijkt, zullen de kosten daarvoor ten laste komen van de initiatiefnemer van de bodemverstorende activiteit. Door bij het ontwikkelen van nieuwe of het aanpassen van bestaande bestemmingsplannen archeologische waarden en verwachtingen op te nemen en in de toelichting te verwijzen naar het gemeentelijk archeologiebeleid kunnen de kosten van eventueel archeologisch onderzoek worden verhaald op de verstoorder van het bodemarchief. In het bestemmingsplan wordt ook voorgeschreven welke verplichtingen de vergunningaanvrager heeft op het gebied van de archeologische monumentenzorg. Voor een juiste regeling van de archeologische monumentenzorg in bestemmingsplannen is in het kader van deze nota een inventarisatie van het gemeentelijk bodemarchief uitgevoerd. Daarbij is onderzocht welke archeologische waarden reeds bekend zijn en welke waarden verwacht kunnen worden. Op basis hiervan is de gemeente verdeeld in verschillende archeologiegebieden, elk met een eigen vrijstellingsgrens die aangeeft wanneer de initiatiefnemer is vrijgesteld van de archeologische onderzoeksplicht. Bij het vaststellen van de vrijstellingsgrens is rekening gehouden met de aard van het bodemarchief. De verschillende vrijstellingsgrenzen zijn weergegeven op de Beleidskaart Archeologie, zodat voor een ieder in één oogopslag duidelijk is aan welke archeologische voorwaarden moet worden voldaan bij ruimtelijke ontwikkelingen.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.
Paragraaf 4.8 gaat verder in op de thema's Erfgoed, archeologie, cultuurhistorie en monumenten.
Gemeente Heerhugowaard hecht waarde aan een groene en schone leefomgeving. Groen in de openbare ruimte is op gebied van inrichting, gebruik en beheer niet meer weg te denken. Om invulling te geven aan de wensen en ambities uit de raadsagenda, moet groen nog meer in samenhang worden gezien met andere producten en domeinen. De bestaande groenstuctuurvisie en -beleid is met een verdiepingsslag en verbreding verwerkt in een actuele Groenvisie. Hierin staat Groen centraal als basis voor een toekomstbestendige leefomgeving. Uitgangspunten van de visie worden gebruikt voor het vernieuwen van het groenbeleid en onderhoudsplannen.
In de de Groenvisie 2020-2040 is vastgelegd op welke wijze naar het groen in de gemeente wordt gekeken. Hierbij wordt op verschillende gebiedsniveaus de ambities vastgelegd op een vijftal thema’s:
Schrijverswijk-Planetenwijk is een bestaande woonwijk waar op klimaatgebied nog winst is te behalen. De hoogte van de planten in de plantsoenen maakt wateropname moeilijk. Daarnaast zijn er veel versteende (voor- en achter)tuinen. Bestijden van wateroverlast in natte periodes en vasthouden van water in droge periodes is hiedoor een lastige opgave. De ambitie in de Groenvisie, om bewoners die hun tuin willen ontstenen, tegemoet te komen en zodoende de wijk klimaatbestendiger te maken, wordt verder uitgewerkt in groenbeleid.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie en voorziet niet in nieuwe grootschalige ruimtelijke (woning-) 'groen' gerelateerde ontwikkelingen. Vaststelling van dit bestemmingsplan heeft geen belemmeringen voor de groenstructuur en -situatie ter plaatse van het plangebied.
In januari 2008 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP) vastgesteld. Dit is weliswaar verouderd beleid maar veel van de in het GVVP genoemde doelstellingen zijn in ontwikkeling genomen en/of gerealiseerd. Het GVVP heeft verkeersknelpunten en problemen in kaart gebracht en een visie gegeven voor de toekomst van Heerhugowaard op het gebied van verkeer en vervoer. Binnen die visie zijn de mogelijke oplossingsrichtingen uitgewerkt. Alle in Heerhugowaard lopende infrastructurele projecten worden met elkaar in verband gebracht en op elkaar afgestemd. Zo wil de gemeente doorgaand autoverkeer zoveel mogelijk aan de randen van de stad laten rijden: bijvoorbeeld via de N508, N242, hiervoor is ook inmiddels de Westfrisiaweg ten noorden van Heerhugowaard aangelegd en ingebruik genomen. Bestemmingsverkeer (autoverkeer dat in Heerhugowaard moet zijn), moet in eerste instantie gebruik maken van de lokale hoofdwegenstructuur: Zuid-, Oost- en Westtangent, Smaragd-Amstel en Beukenlaan-Vondellaan. Dat blijven 50 kilometerwegen. Veel gebieden daarbinnen zijn 30 kilometerzones geworden. Daar hoort bij dat het 'binnengebied' aantrekkelijker gemaakt kan worden voor voetgangers en fietsers. De gemeente heeft de fietsinfrastructuur verbeterd en daarmee fietsgebruik gestimuleerd.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 voorziet niet in verkeerskundige aanpassingen. Vaststelling van dit bestemmingsplan levert geen belemmeringen op ten aanzien van de huidige verkeerskundige situatie en beleidsuitgangspunten.
Het Gemeentelijk Verkeersveiligheidsplan is op 22 januari 2013 vastgesteld. Heerhugowaard heeft in de afgelopen jaren goede stappen gezet op weg naar een situatie waarin er geen vermijdbare slachtofferongevallen meer gebeuren in Heerhugowaard. We zijn er echter nog niet. Bovendien wordt vanuit het Rijk van ons gevraagd hogere ambities na te streven. Dat vraagt om een diepe analyse van de verkeersveiligheid in Heerhugowaard en daaraan gekoppeld nieuw beleid voor de komende decennia.
De doelen van dit plan zijn:
Parkeervoorzieningen
Een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van de functie van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van parkeerkencijfers zoals genoemd in de meest recente versie van het CROW, thans toekomstbestendig parkeren 2018, met inbegrip van eventuele wijzigingen/toevoegingen aan deze regeling gedurende de planperiode. Op het moment dat de nog in ontwikkeling zijnde parkeerbeleidsnota gemeente Heerhugowaard 2021 door het bestuur is vastgesteld, krijgt de inhoud van dat beleidsdocument een aanvullende werking op het CROW.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 voorziet niet in verkeerskundige aanpassingen. Vaststelling van dit bestemmingsplan levert geen belemmeringen op ten aanzien van de huidige verkeerskundige situatie en beleidsuitgangspunten.
De gemeenschappelijke visie van de gemeente Heerhugowaard en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier staat beschreven in het ‘Waterplan Heerhugowaard 2006 – 2015’. Het waterplan beoogt een middel te zijn om tot een duurzaam stedelijk waterbeheer te komen dat alle belangen optimaal dient. In het waterplan zijn de verantwoordelijkheden van de twee partijen beschreven. Daarnaast zijn in het waterplan aandachtpunten en potenties van het watersysteem in kaart gebracht. Verder zijn streefbeelden opgesteld voor het stedelijk gebied, landelijk gebied en industriegebied. Er is voor gekozen om het ambitieniveau uit het voorgaande waterplan aan te houden, te weten: “een gezond en goed functionerend watersysteem waarbij voldoende aandacht wordt besteed aan de belevingswaarde van het water en het creëren van mogelijkheden voor natuurontwikkeling”.
Door de integrale aanpak worden het water (kwalitatief en kwantitatief), wonen, werken, recreatie en de natuur in hun onderlinge relaties in het waterplan in beeld gebracht, met een bijbehorende aanpak en invulling in de vorm van streefbeelden. Belangrijk in het streefbeeld voor het stedelijk gebied is de beleving van water. Niet alleen water als zichtbaar element, maar ook de beleving van water door erop of eraan te recreëren. Hiertoe worden mogelijkheden gecreëerd door het opheffen van barrières. De waterkwaliteit in dit streefbeeld voldoet aan de eisen voor een gezond watersysteem en zodoende aan de eisen die onder andere recreatie op en aan het water mogelijk maakt.
In 2015 is de inhoud met doelstellingen van het waterplan 2006-2015 geevalueerd. De gemeente heeft de maatregelen uit het waterplan, gericht op het terugdringen van de negatieve effecten van riooloverstorten op het oppervlaktewater en het bestrijden van grondwateroverlast, in het gemeentelijk rioleringsplan opgenomen. De uitvoering van de maatregelen heeft echter niet alleen in het kader van de realisatie van het rioleringsplan plaatsgevonden maar ook als onderdeel van de binnenstedelijke ontwikkeling en het groot onderhoud wijken. Daarnaast is uit de evaluatie naar voren gekomen dat de eerste generatie waterplannen waren voornamelijk gericht op thema’s als waterkwantiteit, waterkwaliteit enrecreatie. Een relatief nieuw thema in waterplannen is klimaatadaptatie en het concept ‘klimaatbestendige stad’. Ook dit thema heeft verbanden met waterkwantiteit (overlast en droogte), waterkwaliteit en ecologische kwaliteit.Het watersysteem binnen de polder Heerhugowaard voldoet aan de wateroverlastnormen die gebaseerd zijn op het vigerende “WB21-middenscenario 2050” en is in verschillende delen zelfs robuuster uitgevoerd dan strikt noodzakelijk. Er zijn geen grootschalige waterkwaliteitsproblemen bekend en ook de eventueel aanwezige hydraulische knelpunten zijn in de afgelopen waterplanperiode verholpen en/of worden, waar nodig, nog verholpen. De vraag is daarom of de concepten klimaatadaptatie en klimaatbestendige stad een actualisatie van het Waterplan Heerhugowaard 2006-2015, rechtvaardigt. Binnen het samenwerkingsverband Noord-Kennemerland Noord is het projectplan ”Klimaatadaptatie regio Noord-Kennemerland Noord” tot stand gekomen. Hierin is besproken dat het huidige waterplan Heerhugowaard 2006-2015 nog steeds voldoet en daardoor is verlengd. De betreffende gemeenten gaan zich binnen het samenwerkingsverband Noord-Kennemerland Noord, verder richten op het belangrijkste thema: klimaatadaptatie.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van het opnieuw vasteleggen van de bestaande situatie en voorziet niet in nieuwe grootschalige ruimtelijke (woning-) en watergerelateerde ontwikkelingen. Mocht een initiatiefnemer toch ingrepen plegen met vergaande invloed op water- en klimaataspecten, dan heeft de gemeente het juridisch instrumentarium om op grond van wet- en regelgeving en beleidsdoelstellingen, de gewenste en benodigde situatie te bewerkstelligen.
Op alle ruimtelijke schaalniveaus hebben keuzen gevolgen voor de kwaliteit van de leefomgeving. Één van de ruimtelijke instrumenten die de gemeente ter beschikking staat is het bestemmingsplan. De vormgeving van duurzame ambities krijgen daarmee concreet gestalte in ruimtelijke en stedenbouwkundige plannen. Deze duurzame ambities zijn in het Heerhugowaardse programma duurzaamheid “Strategie Duurzame Ontwikkeling 2016 - 2019“ vastgelegd. Het streven is een energieneutraal Heerhugowaard in 2030, maar ook wettelijk zijn er de komende jaren aanscherpingen te verwachten op het gebied van duurzaam bouwen. Vanuit het collegeprogramma wordt duurzaamheid breder getrokken dan alleen energie. Ook het sociaal domein en het economisch domein zijn hier bij gevoegd.
Om ervoor te zorgen dat een duurzame ambitie realiteit wordt, dienen deze niet alleen in het voornoemde programma “Strategie Duurzame Ontwikkeling 2016 - 2019“ terug te komen, maar moeten ze doorwerken naar plannen en projecten binnen de gemeente. Met behulp van deze paragraaf wordt inzichtelijk gemaakt welke ambities worden nagestreefd met een beoogde ontwikkeling. Onderstaand volgt een algemeen overzicht van passieve en actieve mogelijkheden waar aandacht voor wordt gevraagd bij ruimtelijke ontwikkelingen:
Een gebied zodanig inrichten dat zoveel mogelijk passieve en actieve zonne-energie wordt benut. Dit kan passief bijvoorbeeld door opwarming door de zon van het gebouw of actief. Voorbeelden van het passief benutten van zonne-energie zijn bijvoorbeeld grote dakoverstekken, serres, grote ramen op het zuiden, kleine op het noorden en zomernachtventilatie. Voorbeelden van het actief benutten van zonne-energie zijn zonnepanelen voor elektriciteitsopwekking en zonneboilers voor warm water;
Toepassen van groene(sedum) daken en groene gevels om de leefbaarheid en het comfort in de stad te verbeteren. Heeft ook sociale functie. Aangetoond is dat mensen zich prettiger voelen in een groene omgeving. Groene daken en gevels biedt voordelen in de vorm van: afkoeling in de zomer van gebouwen en woningen en isolerend in de winter, retentie van regenwater, verlengen de levensduur van daken, verminderen energie consumptie (van bijvoorbeeld airco en verwarming), een betere luchtkwaliteit en geluidsreductie. Daarnaast bieden groene daken ruimte aan dier en plantensoorten;
Gebouwen en woningen en omliggende terreinen zodanig inrichten dat hemelwater wordt vastgehouden voor lozing op een later tijdstip dan wel voor hergebruik;
Een bouwvorm waarbij de verhouding tussen het gebruiksoppervlak (vloeroppervlak) en het verliesoppervlak (gevels en daken) zo gunstig mogelijk is en de transmissieverliezen klein zijn;
Restwarmte die in het gebied of in de nabijheid gelegen gebieden (ivm te hoge transportverliezen) vrijkomt, benutten voor verwarming van gebouwen en woningen;
Dit betreft het gebruik maken van overige duurzame energiebronnen, bijvoorbeeld aardwarmte, koude- of warmteopslag in de bodem, zonne-energie, biomassacentrales en warmtepompen.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie en voorziet niet in nieuwe grootschalige ruimtelijke (woning-) en duurzaamheidsgerelateerde ontwikkelingen. Mocht een initiatiefnemer toch ingrepen plegen met vergaande invloed op duurzaamheidsaspecten, dan heeft de gemeente het juridisch instrumentarium om op grond van beleidsdoelstellingen gewenste ontwikkelingen en initiatieven te stimuleren via duurzaam bouwloket Heerhugowaard.
De Nota Ruimtelijke Kwaliteit is op 28 juni 2016 vastgesteld. Deze nota maakt samen met het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan onderdeel uit van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Dit zijn de instrumenten waarmee de gemeente regie kan voeren op de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen en hun omgeving waarbij de aanwezige cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden een belangrijke rol spelen. Het bestemmingsplan stuurt met name op de situering en de hoofdvorm, de nota ruimtelijke kwaliteit en het beeldkwaliteitsplan op gevels, materialisatie en detaillering. Het bestemmingsplan geeft een bouwrecht, maar geen bouwplicht en stuurt niet op uiterlijke verschijningsvormen en beeldkwaliteit. Dit is de reden dat er een overlap aanwezig is tussen een bestemmingsplan, de nota ruimtelijk beleid en de eerder genoemde lintenvisie, als het gaat om de situering en de hoofdvorm. Dit ruimtelijke beleid gaat voornamelijk op bij de historische linten, het buitengebied en inbreilocaties.
Met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit wil de gemeente, in samenhang met de lintenvisie, en bestemmingsplannen, drie onderdelen verwezenlijken:
1. Het beleid vereenvoudigen, minder regels en daar waar het kan vrij laten;
2. De minst kwetsbare gebieden, zoals de bestaande woonwijken en de bestaande industrieterreinen de meeste vrijheid geven door het welstandsvrije achtererfgebied te introduceren;
3. Bij de meer kwetsbare gebieden zoals de historische linten de ruimtelijke kwaliteit zoveel mogelijk behouden, maar wel door middel van een minimale set van regels.
Meer vrijheid wordt geboden waardoor iedereen min of meer zijn of haar droomhuis kan realiseren. Met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit is geprobeerd een evenwicht te vinden tussen enerzijds het terugdringen van overbodige en knellende regels waardoor meer vrijheid ontstaat voor de aanvrager en anderzijds het beschermen van de woonomgeving tegen buitensporigheden in het straatbeeld (excessen). In de nota heeft ambtelijke toetsing van de ruimtelijke kwaliteit de grootste rol gekregen. De toetscriteria zijn hierop aangepast. Hiermee is een oude constructie met de welstandscommissie komen te vervallen. In plaats hiervan is de onafhankelijke extern adviseur ruimtelijke kwaliteit geïntroduceerd. Deze wordt alleen op afroep ingeschakeld voor ingrijpende plannen en bij beroep- en bezwaarprocedures. Dit brengt een versnelling en vereenvoudiging met zich mee in het uiteindelijke vergunningenproces.
Het beeldkwaliteitsplan Stationsweg
Centraal in het plangebied ligt de Stationsweg, één van de oudste wegen van Heerhugowaard. De Stationsweg wordt door de spoorlijn en de Westtangent verdeeld in drie delen. Het deel tussen Westtangent en Middenweg is onderdeel van dit bestemmingsplan. Hiervoor is een beeldkwaliteitplan geschreven. Het historische karakter van de weg is in dit gedeelte van de weg het best bewaard gebleven. Dit karakter wordt bepaald door het totaal van wegprofiel, boombeplantingen, verkaveling en bebouwing. Daarin speelt het ritme van de bebouwing en het volume, de korrelgrootte, een belangrijke rol. Het beeldkwaliteitsplan voor de Stationsweg is een indicatief kader en heeft in samenhang met de Nota Ruimtelijke kwaliteit tot doel de karakteristieken van de Stationsweg te behouden.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie en voorziet niet in nieuwe grootschalige ruimtelijke- stedenbouwkundig gerelateerde ontwikkelingen. Mocht een initiatiefnemer toch ingrepen plegen met vergaande (negatieve) invloed op de stedenbouwkundige en architectonische vormgeving en de beeldkwaliteit, dan heeft de gemeente met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit als toetsingskader en het beeldkwaliteitsplan Stationsweg als indicatief kader, een juridisch en beleidsmatig instrumentarium om de gewenste beeldkwaliteit te regisseren.
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de milieu-aspecten die van belang zijn voor het gebied. Het bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, alsmede, waar nodig, de resultaten van de verschillende onderzoeken. Daarbij komen onder andere de volgende aspecten aan de orde: geluid, milieuzoneringen, water (waterparagraaf), luchtkwaliteit, bodem, cultuurhistorie en archeologie, ecologie, duurzaamheid en energie, externe veiligheid, eventuele milieueffecten in het kader van de m.e.r. en andere belemmeringen.
In het kader van de modernisering van het instrumentarium geluidsbeleid is per 1 januari 2007 de Wet geluidhinder (Wgh) gewijzigd. De nieuwe wet heeft vooral gevolgen bij wijzigingen of aanleg van voorzieningen met gevolgen voor geluidhinder. Zo moet volgens de wet worden voorkomen dat bij reconstructie van wegen de geluidhinder toeneemt. Heerhugowaard treft in bestaande situaties soms maatregelen om de geluidhinder te verminderen, zoals het aanleggen van stillere wegdekken bij groot onderhoud. In een protocol of een beleidstuk wordt vastgelegd wanneer een locatie hiervoor in aanmerking komt. De gemeente heeft, samen met regiogemeenten en de omgevingsdienst, een Geluidkaart opgesteld waarop weg-, rail- en industrielawaai zijn aangegeven en de aantallen woningen met een bepaalde geluidbelasting. Deze kaart met bijbehorend rapport gaat in op de heersende geluidsbelasting in 2016 op de gevels van woningen gelegen binnen de agglomeratie Alkmaar, als gevolg van wegen, spoorlijnen en grote industrieterreinen.
Deelplan 'De Horst'
Voor de beoogde vrijstaande woningen die zich aan de Middenweg, in het deelplan 'De
Horst', bevinden (Middenweg) is destijds een akoestisch onderzoek uitgevoerd. op basis
van de uitkomsten van dit onderzoek is voor deze woningen een hogere grenswaarde vastgesteld
(Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan De Horst BK 2010 - 011 - 754BSP). De overige
woningen: 58 appartementen, 11 patiowoningen aaneengebouwd en 10 eengezinswoningen
aaneengebouwd liggen aan straten waarvoor een 30 km regime geldt, deze woningen vallen
daardoor buiten de werking van de Wet Geluidhinder.
Deelplan 'Ter Braaklaan'
De ligging van de op de oude Tromp locatie gerealiseerde zorgvoorziening aan de Ter
Braaklaan valt binnen de zone van de Zuidtangent. Uit de destijds uitgevoerde geluidsberekening
is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 50 d(B)A niet wordt overschreden.
Geluidsbronnen in en nabij het plangebied
Wegen
In het kader van de Wgh bevinden zich langs wegen geluidzones. Binnen de zone moet
voor het realiseren van een nieuwe geluidsgevoelige bestemming onderzoek worden gedaan
naar de optredende geluidbelasting. Het plangebied bevat wegen met een snelheidsregime
van 50 en 30 km/uur. De wegen met een snelheidsregime van 50 km/uur hebben een geluidzone
van 200 meter aan weerszijde van de weg. Wegen op woonerven en wegen waarvoor een
maximum snelheid van 30km/uur geldt, hebben geen zone.
Spoorwegen
Tot 2012 werden de geluidzones rond spoorwegen bepaald volgens de inmiddels vervallen
artikelen 106a en 106b in de Wet geluidhinder. Hierin werd verwezen naar een zonekaart
waarop de zones in meter waren af te lezen. Op 1 juli 2012 is SWUNG 1 in werking getreden.
Met het van kracht worden van SWUNG 1 is de geluidzone afhankelijk van de vastgestelde
geluidproductieplafonds (gpp) ter plaatse van het referentiepunt (artikel 1.4 a Besluit
geluidhinder).De referentiepunten en de vastgestelde gpp's zijn te vinden in het Geluidregister
Spoor. De ter plaatse van de referentiepunten langs het spoortraject vastgestelde
gpp's varieert van 52,9 tot 57,1. De geluidzone langs dit deel van het spoortraject
bedraagt afhankelijk van het vastgestelde geluidproductieplafond 100 of 200 meter.
De afstand tussen het spoor en beide wijken is groter. De woonwijken liggen buiten
de zone, als er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden is een akoestisch onderzoek railverkeersgeluid
niet noodzakelijk.
Industrieterreinen
In of nabij het plangebied is geen gezoneerd industrieterrein aanwezig.
Geluid in de Omgevingswet
In februari 2020 is een nieuw wetsvoorstel (aanvullingswet geluid Omgevingswet) rondom
het thema geluid aangenomen door de eerste kamer. Met deze wet wordt de regelgeving
voor geluid afkomstig van infrastructuur (wegen en spoorwegen) en industrieterreinen
ingevoegd in de Omgevingswet. De onderwerpen die nu zijn geregeld in hoofdstuk 11
van de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder krijgen daarmee een plaats in het stelsel
van de Omgevingswet. Dit geldt ook voor de regelgeving van de Wet geluidhinder voor
nieuw te realiseren geluidgevoelige gebouwen en locaties. Het is de bedoeling dat
de Aanvullingswet geluid gelijktijdig inwerking treedt met de Omgevingswet, vooralsnog
is dat per 1 januari 2022.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 is een bestemmingsplan waarin
de bestaande situatie opnieuw wordt vastgelegd. Er worden geen directe nieuwe geluidgevoelige
functies en bestemmingen toegevoegd, er worden ook geen nieuwe geluidsbronnen gerealiseerd
in het plangebied. Op grond van het vorenstaande is, rekening houdend met de uitgangspunten
zoals genoemd in de Wgh, het doen van nader geluidsonderzoek niet noodzakelijk. Het
thema 'Geluid' geeft geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we, ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit, het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds.
De doelen van milieuzonering zijn:
In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden is gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk.
Planspecifiek
De VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geeft indicatieve richtafstanden tussen
woningen en bedrijven met betrekking tot de aanvaardbaarheid van een plan vanuit het
oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Bij dit bestemmingsplan is een ‘Staat
van bedrijfsactiviteiten’ gevoegd. Aan de hand van deze staat wordt bepaald welke
bedrijven waar kunnen worden toegelaten. De indicatieve richtafstanden gelden in eerste
instantie voor woningen in een rustig woongebied.
Het waterbeleid op rijksniveau is verwoord in het Nationaal Waterplan 2016-2021. Het provinciaal waterbeleid voortkomend vanuit de Watervisie 2021 'Buiten de oevers' (voorheen provinciaal waterplan) is ondergebracht in de Omgevingsvisie NH 2050. De Provinciale Omgevingsvisie geeft de kaders en doelen voor het waterbeleid voor de lange termijn t/m 2050. Voor de planperiode 2016 – 2021 is het Uitvoeringsprogramma Watervisie 2021 van toepassing. Het beleid van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier staat beschreven in het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheerplan).
De verwoording van de gemeenschappelijke visie van de gemeente Heerhugowaard en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vond in de periode 1999 t/m 2015 plaats in de twee gemeentelijke waterplannen. Anticiperend op klimaatverandering wordt in 2019/2020, in plaats van het opstellen van een derde waterplan, het gezamenlijk waterbeleid ontwikkeld in het kader van de Deltabeslissing ruimtelijke adaptatie. De veerkracht van het polderwatersysteem wordt getoetst en, indien nodig, vergroot. Hierbij wordt door integrale aanpak met alle facetten van het waterbeheer en alle functies van het water binnen bebouwde omgeving rekening gehouden. Niet alleen waterkwantiteit en -kwaliteit maar ook natuur, recreatie, ecologische kwaliteit en beleving, worden in onderlinge samenhang nader beschouwd.
Het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk is een conserverend plan. Binnen het plangebied vinden er (nagenoeg) geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Uitgangspunt voor het watersysteem in het plangebied is dat de huidige afvoercapaciteit en beschikbare berging voldoende is. Voor eventuele nadelige effecten van ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied zal moeten worden gecompenseerd. Hierbij geldt het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier ‘dempen is graven’ en dient er extra water te worden gerealiseerd als gevolg van een eventuele toename van het verhard oppervlak. Vanwege het conserverend karakter van het plan is watercompensatie derhalve niet aan de orde. In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Op het plangebied is het in 2002 herziene peilbesluit Heerhugowaard van toepassing. In de Schrijverswijk komen twee hoofdwaterlopen bijeen. Vanuit het noordoosten wordt water aangevoerd vanuit de Heemradenwijk, dat via de waterloop langs de Metiusstraat, de duiker onder de Vondellaan, de waterloop langs de Nicolaas Beetsstraat en de duiker onder de Themislaan, wordt afgevoerd naar de Omgelegde Westertocht. Een tweede waterstroom komt juist ten noorden van de Genestetlaan het plangebied binnen en mondt via de waterloop langs de Potgieterstraat uit op de waterloop langs de Nicolaas Beetsstraat. Deze waterlopen worden aangemerkt als hoofdwaterlopen. De afvoercapaciteit van deze waterlopen is van primair belang waardoor het doorstroomprofiel niet mag worden verkleind. De overige watergangen zijn aangeduid als secundaire waterlopen en hebben waterbergingsfunctie. Hierdoor mag de grootte van het wateroppervlak niet worden verminderd. Alle waterlopen in stedelijk gebied van Heerhugowaard is in beheer van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Uitgangspunt voor het watersysteem in het plangebied is dat de huidige afvoercapaciteit en beschikbare berging voldoende is. Van een aantal duikers is bekend dat dit hydraulische knelpunten zijn. Dit betekent dat de afvoercapaciteit niet voldoende is en dat dit nu al leidt tot wateroverlast. Voor eventuele nadelige effecten van ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied zal extra moeten worden gecompenseerd. Hierbij geldt principe 'dempen is graven'. Ook dient er extra water te worden gerealiseerd bij een eventuele toename van het verhard oppervlak als gevolg van de binnenstedelijke ontwikkelingen.
Kwaliteit van het oppervlaktewater
De in het plangebied gesitueerde riooloverstorten zijn in het kader van de uitvoering
van het Gemeentelijk Rioleringsplan gesaneerd. Daarmee wordt de belangrijkste bron
van verontreiniging van het oppervlaktewater weggenomen. De overstort bij de kruising
P.C. Hooftlaan en Genestetlaan blijft bestaan, zolang de riolering in de Middenweg
niet is vervangen/vergroot. Als gevolg van reeds uitgevoerde rioleringsmaatregelen
treedt deze overstort minder vaak in werking. In de watergangen is voldoende doorstroming
voor een goede waterkwaliteit. Eind 2005 is ca.1.300 m oever tot ecologische oever
omgevormd. Verwacht wordt dat deze maatregel een positief effect heeft op de waterkwaliteit.
Hemel- , afval- en grondwater
De riolering in de Schrijverswijk ten zuiden van de Stationsweg is uitgevoerd als
verbeterd gescheiden rioolstelsel. Het overige deel van het plangebied, met uitzondering
van het wooncomplex De Horst, is voorzien van een gemengd rioolstelsel. Het wooncomplex
De Horst is voorzien van een gescheiden stelsel. In het kader van de laatste herstructureringen
van de Planetenwijk, Schrijverswijk I en Schrijverswijk II is een gecombineerd drainage-afkoppelsysteem
aangelegd. Onder het “afkoppelen” wordt verstaan het afkoppelen van het op de riolering
aangesloten verhard oppervlak, Hiermee wordt schoon hemelwater lokaal vastgehouden
en wordt minder hemelwater afgevoerd via de riolering. Tevens werken de nog aanwezige
riooloverstorten minder vaak. Sinds de aanleg van het drainagesysteem doet zich geen
grondwateroverlast voor.
Planspecifiek
Er vinden op dit moment binnen het plangebied Schrijverswijk-Planetenwijk geen ontwikkelingen
plaats die aanpassing van het watersystemen vereisen. Om echter binnen de huidige
situatie in het plangebied Schrijverswijk-Planetenwijk tot een optimale situatie te
komen ten aanzien van voldoende wateraanvoer-, afvoer- en bergingscapaciteit, zal
een aantal bestaande duikers moeten worden vergroot. Het thema 'Water' geeft echter
geen belemmeringen voor vaststelling van het bestemmingsplan. Vaststelling van het
bestemmingsplan is van procedurele aard.
Van de lucht kun je niet leven, maar zonder schone lucht evenmin. Om dit laatste te bewerkstelligen moet bij ruimtelijke plannen, verkeersplannen en milieuvergunningen het aspect luchtkwaliteit volwaardig in de beoordeling en besluitvorming worden meegenomen. De op 15 november 2007 in werking getreden ‘Wet luchtkwaliteit’ biedt hierbij een hulpmiddel. Met de ‘Wet luchtkwaliteit’ en de bijbehorende bepalingen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De wet kent op het gebied van de luchtkwaliteit eisen, die zijn opgenomen in Hoofdstuk 5 titel 2 van de ‘Wet milieubeheer’. Deze luchtkwaliteitseisen hebben betrekking op plaatsen waar naar redelijke verwachting mensen blootgesteld staan aan luchtverontreiniging. De luchtkwaliteitseisen zijn vastgelegd in normen in de vorm van grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels. In Heerhugowaard zijn in de afgelopen jaren diverse ruimtelijke plannen ontwikkeld, die mogelijk invloed hebben (gehad) op de luchtkwaliteit. Fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) zijn de belangrijkste stoffen in de luchtkwaliteitsregelgeving. Om dit inzichtelijk te krijgen is een Luchtkwaliteitplan (LKP) opgesteld. Ook het gebied, waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, is in het gemeentelijk luchtkwaliteitplan getoetst aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Daaruit is gebleken dat de wettelijke luchtkwaliteitsnormen in dit gebied voor de komende jaren niet zullen worden overschreden. Ook de naderende Omgevingswet bevat instrumenten en regels die de kwaliteit van de binnen- en buitenlucht bewaken en beschermen.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 legt de bestaande situatie opnieuw
vast en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen van kantoren, bedrijvigheid en
woningen of verkeerskundige ontwikkelingen van enige omvang mogelijk. Op grond daarvan
is duidelijk dat sprake is van een "niet in betekenende mate" invloed op de luchtkwaliteit.
Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit is hierdoor niet nodig. De luchtkwaliteit
vormt daarmee geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk.
Verder is het niet nodig om bij het actualiseren van een bestemmingsplan de huidige
stikstofuitstoot in kaart te brengen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dit
wel een vereiste.
Wet bodembescherming
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming in werking getreden.
Het doel van de Wet bodembescherming (Wbb) is in de eerste plaats het beschermen van
de land- of waterbodem zodat deze nu en in de toekomst kan worden benut door mens,
dier en plant. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te
stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen
van stoffen aan de bodem. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop
deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor de
beoogde functie. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van
onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen
bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Besluit bodemkwaliteit
Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en
meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en
provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.
Wet Algemene bepalingen Omgevingsrecht (Wabo)
Op grond van de Wabo geldt een aanhoudingsgrond voor het verlenen van een 'omgevingsvergunning
bouwen' voordat aangetoond is dat de bodem van voldoende kwaliteit is voor de beoogde
functie. Voorts geldt ten aanzien van het thema 'Bodem' dat in een bestemmingsplan
dat nieuwe functies mogelijk maakt, de bodemgesteldheid in kaart moet worden gebracht.
De aard en mate van mogelijk aanwezige verontreiniging moet worden onderzocht.
Volgens de geldende Bodemkwaliteitskaart Regio Alkmaar (gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo) geldt voor het plangebied de gemiddelde gebiedseigen bodemkwaliteit 'wonen'. De aangetroffen globale bodemkwaliteit is echter zodanig dat er geen functiebeperkingen zijn.
Figuur 4.6 - Uitsnede bodemkwaliteitskaart regio Alkmaar
Bodem in de Omgevingswet
Via de Aanvullingswet bodem Omgevingswet en Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet
worden voornoemde regels voor bodem onderdeel gemaakt van de Omgevingswet. Het nieuwe
wettelijke instrumentarium voor bodem berust vervolgens op drie thematische pijlers:
Het is de bedoeling dat de Aanvullingswet- en -besluit gelijktijdig met de Omgevingswet inwerking treden. Vooralsnog is dat per 1 januari 2022.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 betreft een plan, waarin de bestaande
situatie wordt geactualiseerd en vastgelegd. Vanuit bodemmilieuhygiënische oogpunt
zijn er geen belemmeringen. Het uitvoeren van nader bodemonderzoek is niet noodzakelijk
voor vaststelling van dit bestemmingsplan. Bij mogelijke individuele ruimtelijke ontwikkelingen,
gelegen in het plangebied, dient bij een aanvraag om een omgevingsvergunning -middels
een verkennend bodemonderzoek- afzonderlijk te worden aangetoond dat de bodem geschikt
is voor de betreffende beoogde (functie)wijziging en/of - ruimtelijke ontwikkeling.
Plannen, projecten en andere handelingen dienen getoetst te worden aan de wet- en regelgeving voor natuur. Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De natuurbescherming in Nederland bestaat uit de volgende kaders:
Voor alle soorten, dus ook voor de niet beschermde soorten, geldt de zorgplicht. De provincies kunnen ten aanzien van verboden handelingen ontheffing verlenen en bij verordening vrijstellingen geven. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming en vloeien voort uit de Europese richtlijnen (evenals de verboden handelingen). De verbodsbepalingen die gelden voor de overige soorten hebben betrekking op de soorten opgenomen in de Bijlage van de Wet natuurbescherming, behorende bij artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming, onder Onderdeel A en Onderdeel B. In een ruimtelijk plan moeten de gevolgen voor ecologische waarden overwogen worden. Het uitgangspunt van de Wet natuurbescherming is dat geen schade aan soorten mag worden toegedaan, tenzij dit nadrukkelijk is toegestaan (het nee, tenzij principe). Centraal staat hierbij dat de zorgplicht, dat inhoudt dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving.
Aanvullend op de Wnb heeft de provincie Noord-Holland beleid vastgesteld ten aanzien van de gebiedsbescherming van weidevogels in de Weidevogelleefgebieden. Het beleid voor weidevogelleefgebieden voor de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) (juni 2019) en krijgt een doorwerking in de nieuwe provinciale Omgevingsverordening. De afweging voor ingrepen in weidevogelgebieden gaat volgens het “nee, tenzij-principe”. Belangrijk verschil met NNN-gebieden is, is dat voor weidevogelleefgebieden externe werking wel van toepassing is.
Planspecifiek
Naar natuur in de stad is in Heerhugowaard geen onderzoek gedaan. Het bestemmingsplan
Schrijverswijk-Planetenwijk maakt geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen
mogelijk. De procedure die doorlopen wordt heeft niet tot doel nieuwe ontwikkelingen
mogelijk te maken. Onderzoek in het kader van de actualisatie van dit bestemmingsplan
is daarom niet noodzakelijk. Voor incidentele bouwplannen die zich binnen het plangebied
Schrijverswijk-Planetenwijk voordoen wordt, indien nodig, een natuurtoets opgesteld.
Erfgoedwet
De Erfgoedwet heeft in 2016 de Monumentenwet 1988 vervangen als het gaat om gebouwde monumenten, archeologie en roerend erfgoed. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. De omgang met het cultureel erfgoed in onze leefomgeving wordt straks geregeld in de Omgevingswet die in 2022 van kracht wordt.
Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Het betreft:
Modernisering Monumentenzorg (MoMo)
Op 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd waarbij ondermeer
artikel 3.1.6 tweede lid onder a van het Bro is aangevuld. Deze wijziging houdt in
dat een bestemmingsplan een paragraaf moet bevatten met "een beschrijving van de wijze
waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grondaanwezige
of te verwachten monumenten rekening is gehouden”. Op basis van artikel 3.1.6 van
het Besluit ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht om bij vaststelling
van nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met het gebied aanwezige cultuurhistorische
waarden en in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Dit betekent dat
erfgoed aspecten in brede zin (archeologie, architectuurgeschiedenis en historische
(steden)bouwkunde, bouwhistorie, landschap, tuinhistorie en historische geografie)
meegenomen dienen te worden in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel al bij
wet of verordening beschermde (“waardevaste elementen of gebieden”) als niet formeel
beschermde objecten en structuren (“waardevolle elementen of gebieden”): van rijksmonument
tot landschappelijke en stedenbouwkundige elementen. Cultureel erfgoed is de bron
van het verhaal over de geschiedenis van een plek: het maakt het verleden zichtbaar
en versterkt zo ons cultureel en historisch besef en daarmee onze identiteit. Het
biedt ankerpunten om het heden te begrijpen en om over de toekomst na te denken.
Erfgoed wordt vaak vereenzelvigd met een tastbaar object, zoals een vondst, een plek, een schilderij of een gebouw. Voor een beter begrip van wat cultuurhistorisch erfgoed is het echter van belang verder te kijken dan het materiële object zelf en aandacht te besteden aan zijn betekenis, het verhaal (ook in beelden) dat erover wordt verteld, het gebruik ervan en de moeite (ook in geld) die ervoor wordt gedaan. Objecten of elementen worden niet in isolement beschouwd, maar in samenhang met ander erfgoed in de nabijheid (ensembles) en met hun niet-monumentale omgeving. Aandacht voor het laatste maakt een meer gebiedsgerichte erfgoedzorg mogelijk. Een goede zorg voor de omgeving van een monument ondersteunt het behoud ervan en de waarde van een monument straalt af op zijn omgeving. In sommige gevallen is het behoud van de functie van een monument letterlijk afhankelijk van wat er met de omgeving gebeurt. Erfgoed is ook een inspiratiebron voor vernieuwing in vormgeving, beeldende kunst en bij ruimtelijke ontwikkelingen. En die ruimtelijke ontwikkelingen zijn een belangrijke drager van ons erfgoed.
Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijk handelen in het verleden. De uitgangspunten zijn dat archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is en dat initiatiefnemers tot ruimtelijke ontwikkelingen in een vroeg stadium moeten aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodem verstorende ingrepen zal worden omgegaan. Gebieden met archeologische verwachtingswaarden zullen dan ook de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie” met voorrangsbepaling krijgen. De Archeologienota ERF GOED met beleidskaart is de onderlegger voor bestemmingsplannen. Er zijn zones met verschillende gradaties in verwachtingen. Uit de verbeelding (kaart) en de regels van het bestemmingsplan is af te lezen waar archeologische waarden verwacht worden en onder welke voorwaarden onderzoek verplicht is.
De ruimtelijke opzet van de gemeente maakt gebruik van de oude verkaveling patronen, die een herkenbare structuur geeft. De Middenweg is een historische geografische lijn van hoge waarde die kenmerkend is voor de landschappelijke structuur van de grootste droogmakerij binnen de West-Friese Omringdijk. De weg is een voorbeeld van de landschapsgenese van West-Friesland met zijn landaanwinningen. Deze polders zijn zeer rationeel ingericht. De wegen vormen hierin een zeer herkenbaar element. De waarde van de rechte polderwegen ligt met name in de hoge ruimtelijke en genetische samenhang tussen verkaveling, wegen, wonen langs wegen en het rationele afwateringspatroon. Ondanks de expansie van Heerhugowaard is de ruimtelijke en genetische samenhang tussen verkaveling, wegen, wonen langs wegen en het rationele afwateringspatroon nog steeds aanwezig. Een andere belangrijke ontsluitingsweg, de Zuidtangent, is naast de Westertocht gelegd en is daarmee drager geworden van de historische polder structuur. Voor de Middenweg is een visie opgesteld om de Middenweg haar verloren positie op sociaal-, economisch- en cultureel gebied terug te geven. Voor de overige wegen is de Lintenvisie relevant. Voor het hele grondgebied van Heerhugowaard is een historisch geografische inventarisatie opgesteld.
In de gemeente komen diverse objecten met monumentale waarde voor. Er zijn 54 gemeentelijke monumenten, 1 provinciaal monument en 7 rijksmonumenten. De Rijksmonumenten hebben een eigen register: https://cultureelerfgoed.nl/monumentenregister. In het gemeentelijke Erfgoedregister zijn alle Heerhugowaardse monumenten uitgebreid omschreven. De gemeentelijke monumenten weerspiegelen de ontwikkeling van een puur agrarische polder met enkel (stolp)boerderijen naar een droogmakerij met kleinschalige dorpsontwikkeling en voorzieningenniveau. Ook zijn een aantal beeldbepalende panden aangewezen.
Wanneer een pand of terrein aangewezen wordt als gemeentelijk monument, betekent dit dat het cultuurhistorisch waardevol is. Voor nu, maar zeker ook voor toekomstige generaties. Voor de bescherming van die waarden heeft de gemeente regels opgesteld die aangeven wat wel en niet veranderd mag worden aan een monument en hoe deze veranderingen plaats mogen vinden. De bestaande situatie van het pand, object of terrein is het uitgangspunt. Overigens is er wel eens onduidelijkheid over de reikwijdte van de bescherming. Er circuleert de onjuiste gedachte dat bij de status van gemeentelijk alleen het exterieur van de gemeentelijke monumenten beschermd zou zijn. Het is de redengevende beschrijving die de beschermde elementen beschrijft. Ook het interieur kan onder die bescherming vallen. De cultuurhistorische waarde van beeldbepalende panden wordt beschermd doordat de uitwendige hoofdvorm van het bestaande hoofdgebouw en bijgebouwen niet wezenlijk mag worden veranderd.
Planspecifiek
Dit nieuwe bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk betreft het vastleggen van
de bestaande situatie, er worden geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen
mogelijk gemaakt. Gelet hierop is alleen de dubbelbestemming Waarde-Archeologie tot
en met categorie 3 opgeomen. De artikelen uit de Monumentenwet blijven op basis van
het overgangsrecht Erfgoedwet hoofdstuk 9 van kracht tot de inwerkingtreding van de
Omgevingswet.
Binnen het plangebied Schrijverswijk-Planetenwijk zijn op dot moment de volgende beeldbepalende- en/of panden met een monumentale waarde aanwezig:
De identiteit van Heerhugowaard wordt sterk bepaald door haar ontstaan als droogmakerij. De rationeel opgezette structuur en verkaveling van het polderland en de daarin geprojecteerde waterlopen en wegen heeft de basis gevormd voor de ontwikkeling van de eerste woonbebouwing in lange lint structuren en vervolgens voor de verdere ontwikkelingen van Heerhugowaard tot de kern die het nu is. In de huidige kern is die rationele basis nog steeds merkbaar, waarbij een aantal ruimtelijke elementen en aspecten opvallen. Vrijwel overal in de kern is de ruimte en de enigszins landelijke openheid voelbaar en heeft de rationele opzet van de droogmakerij geleid tot een orthogonale structuur van wegen en wijken. Binnen deze structuur is aan de belangrijkste ontsluitingsroute het centrumgebied van de kern ontstaan. De uitstraling en de aanhechting hiervan op de omgeving zorgt voor herkenbare plekken en ruimtes. In de structuur is een klein aantal historische routes herkenbaar, waarvan de Middenweg de opvallendste is en een centrale rol speelt. Door de verschillen in bouwperiode en de daarmee gepaard gaande karakteristieken zijn de diverse wijken herkenbaar.
In de Structuurvisie 2020 beschrijft de paragraaf 'Landschap met Identiteit' het ecologisch kapitaal van de gemeente. Onderwerpen zijn groen, water, lucht, natuur, landschap, milieu, beeldkwaliteit en erfgoed. De ringvaart maakt deel uit van het Natuur Netwerk Nederland. Binnen de ringvaart zijn de linten zowel de dragers van de identiteit als van de belangrijke ecologische structuren. Doelstelling is het vergroten van de natuurwaarden van de groeninrichting door het zoveel als mogelijk toepassen van ecologisch groenbeheer en door het verbinden van gebieden met een hoge ecologische waarde of potentie. Op een aantal plekken in de gemeente zijn de afgelopen jaren natuurvriendelijke oevers aangelegd. De ecologische waarden worden verder versterkt door in bosplantsoenvakken meer verticale en horizontale gelaagdheid aan te brengen.
Het versterken en uitbreiden van het groen blauwe (ecologisch en recreatief) netwerk van belang om een gezonde leefomgeving te kunnen bieden. Om een voldoende groene inrichting te realiseren en in stand houden moeten we maximaal op zoek naar aanvullende mogelijkheden. Daar waar de grond schaars is en de veelheid aan functies elkaar verdringen, liggen er enorme kansen in het realiseren van verticaal groen. Het verdient de aanbeveling nog eens goed na te denken hoe we dit aspect in de bestaande gebied kunnen toepassen. Met de toename van het aantal woningen in het gebied is het van belang voldoende groene verblijfsgebieden en speelterreinen te hebben. Groen is van belang omdat in een sterk versteend gebied er (grote kans op) hittestress is. Er is nu te weinig groen. Het bomenkapbeleid zou hier aangepast moeten worden van 'Ja, mits geen monumentale boom' naar 'Nee, tenzij voldoende gecompenseerd'.
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 (Leidraad) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals woningbouw, agrarische bedrijfsontwikkeling, infrastructuur of vormen van energieopwekking. De Leidraad beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende Noord-Hollandse landschappen. Gemeentelijke bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen in het landelijke gebied dienen rekening te houden met deze karakteristieke eigenschappen. De Leidraad geeft gebiedsgerichte én ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt zo toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie beoogt met deze Leidraad om samen met bijvoorbeeld gemeenten, ontwikkelaars en initiatiefnemers te werken aan het behouden en versterken van de kwaliteit van het landschap en de cultuurhistorie.
Nota Ruimtelijke Kwaliteit Heerhugowaard 2016 (Nr.RB2016044). Het bestemmingsplan stuurt met name op de situering en de hoofdvorm. De nota ruimtelijke kwaliteiten het beeldkwaliteitsplan op gevels, materialisatie en detaillering. Het bestemmingsplan geeft een bouwrecht, maar geen bouwplicht en stuurt niet op beeldkwaliteit. Dit is de reden dat er een overlapaanwezig is tussen het bestemmingsplan en de nota ruimtelijk beleid als het gaat om de situering ende hoofdvorm. Dit gaat voornamelijk op bij de historische linten, het buitengebied en inbreilocaties.
Planspecifiek
Van een bewust gecreëerde ecologische structuur is in het plangebied Schrijverswijk-Planetenwijk
nog geen sprake. Wel zijn er enkele lijnen aanwezig die in potentie kunnen worden
ontwikkeld tot een ecologische verbindingszone. De ringvaart maakt deel van de provinciale
ecologische hoofdstructuur. De Oostertocht kan ontwikkeld worden als centrale as voor
de interne ecologische structuur. Daartoe is de aanleg van ecologische oevers en de
verbetering van zichtbaarheid en toegankelijkheid van belang. De groene geledingszone
tussen de woonwijken Edelstenenwijk en Butterhuizen en Rivierenwijk en Zuidwijk Huygenhoek
kan dienen als dwarsverbinding door het kerngebied van Heerhugowaard. Hiervoor is
een passende inrichting en verbinding met het buitengebied noodzakelijk. Een tweede
dwarsverbinding is langs de Beukenlaan en de Vondellaan gedacht. Voor de vaststelling
van het onderliggende bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk vormt dit echter
geen belemmering.
Energieneutraal in 2030. Dit was de hoofddoelstelling van gemeente Heerhugowaard. Nieuw in de voorliggende strategie is de verbreding van en verbinding met álle domeinen ; sociaal, fysiek en economie. Vrij vertaald : People, Planet, Purpose. Energieneutraliteit is daarmee niet langer de duurzaamheidshoofddoelstelling, maar één van de doelstellingen die past binnen de verbreding. Samen bouwen we aan een toekomstbestendige, vitale stad. In alle opzichten. Duurzaamheid, een woord met zo'n brede betekenis dat we in deze nieuwe strategie voor de komende jaren dit woord ook daadwerkelijk breed willen gaan invullen. Dus niet alleen in relatie tot energieverbruik, maar ook in de betekenis van toekomstbestendigheid in ons sociale, economische en fysieke domein. Het uitgangspunt People, Planet, Purpose is een uiting van deze verbreding, dus geen Profit, dat misschien gelezen wordt alsof het alleen om economie gaat, terwijl duurzaamheid ook vertaald wordt naar winst op andere domeinen en ons steeds doet afvragen: wat willen we toevoegen aan onze stad?
Toekomstbestendig ontwikkelen, streven naar voorspoed voor huidige en toekomstige generaties, houdt niet op na één collegeperiode. Dat kost tijd, en houdt nooit op. Toekomst schuift immers mee met het heden en blijft altijd. De nieuwe duurzaamheidsfilosofie vergt daarom een nieuwe aanpak. Niet langer is een klein team verantwoordelijk voor het realiseren van projecten die bijdragen aan een energieduurzaamheidsdoelstelling. People, Planet, Purpose het raakt ons allemaal. We kunnen en zullen allemaal onze bijdrage gaan leveren. Hoe klein en triviaal die soms ook lijkt. Ontwikkelingen zijn onvoorspelbaar en gaan soms razendsnel. Dat hebben ook de afgelopen jaren opnieuw bevestigd. Soms maakt dit zaken ingewikkelder, en wordt de uitdaging daarmee groter. Vaak ontstaan echter nieuwe inzichten en nieuwe kansen. De Strategie Duurzame Ontwikkeling Heerhugowaard 2016-2019 geeft richting en biedt nog, in samenhang met de Woonvisie 2018-2050, voldoende houvast om ook na 2019 te blijven bouwen aan een toekomstbestendig Heerhugowaard, waar iedereen meedoet en 'onze stad' vitaal en leefbaar wordt achter gelaten voor onze kinderen. Duurzame ontwikkeling betekent integraal vooruitgang boeken op zowel sociaal, fysiek als economisch terrein.
Planspecifiek
Omdat het voorliggende bestemmingsplan het opnieuw vastleggen van de bestaande situatie
omvat, vindt er geen toetsing plaats aan dit duurzaamheidsaspect. Wie tegenwoordig
een woning bouwt doet dit al bijna energieneutraal (EPC 0,4) en bij voorkeur met duurzame
materialen. Eventuele individuele en/of particuliere initiatieven op gebied van energie
en duurzaamheid worden, indien en waar mogelijk, op grond van duurzaamheidsbeleid
op individueel niveau gestimuleerd en gerealiseerd.
De huidige bebouwing van het plangebied zal door de samenvoeging van de in paragraaf 1.4 genoemde planologische regelingen en actualisatie van het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk, niet wijzigen.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risico's bij industriële activiteiten en het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving. Het betreft risico's die verbonden zijn met onder meerde productie, de opslag, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen, voor zover deze stoffen als gevolg van een voorval vrij kunnen komen. De nadruk van het veiligheidsbeleid ligt op een kwalitatieve benadering en heeft tot doelom het risico van (grote) ongevallen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven zo klein mogelijk te maken. Enerzijds door de kans dat dergelijke ongevallen plaatsvinden te verkleinen (preventie), anderzijds door de gevolgen van een eventueel ongeval te verkleinen (repressie).
Ruimtelijke besluiten worden met betrekking totinrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingengetoetst aan de besluiten externe veiligheid;
Sinds 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het Bevi verplicht de bevoegde gezagen Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Wet ruimtelijke ordening (Wro) – de gemeenten en provincies – afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Het Bevi beperkt ook het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. Gemeenten en provincies hanteren de normen uit het besluit bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen. De veiligheidsregio adviseert over de bestrijding en beperking van een ramp. Afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding is van groot belang. De normen in het besluit zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansbenadering, de kans om te overlijden als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Gezondheidsschade, kans op verwonding of materiële schade tellen daarbij niet mee. In het Bevi is geen harde norm voor het groepsrisico vastgelegd. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te handhaven, met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht.
Het doel van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is om mensen in de buurt van een bedrijf met gevaarlijke stoffen te beschermen. In het beleid voor externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebondenrisico (PR) is de kans per jaar, dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met gevaarlijk stoffen. Voor kwetsbare objecten geldt een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico bij een kans van 1 op 1 miljoen per jaar. Het gebied waarbinnen deze norm wordt overschreden wordt begrensd door de 10-6contour. Voor beperkt kwetsbare objecten is dit een richtwaarde. Het groepsrisico (GR) is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers voorkomt. Bij een omgevingsvergunning milieu of een ruimtelijk besluit rond zo'n bedrijf moet het bevoegd gezag rekening houden met veiligheidsafstanden. Deze veiligheidsafstanden dienen ter bescherming van groepen en individuele personen. Hierbij staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico
Onder plaatsgebonden risico wordt verstaan: risico op een plaats buiten een inrichting,
uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken op die plaats zou
verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die
inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. Het plaatsgebonden risico wordt
beheerst door de inherente veiligheid (veiligheidsmaatregelen die aan risicobronnen
zijn opgelegd zonder tussenkomst van externe veiligheid) waarmee risicobronnen zijn
omgeven. De kans op een ongeval is daardoor zowel volgens de risicoanalyseberekeningen
als blijkens de statistiek buitengewoon klein. Het plaatsgebonden risico is daarom
een norm waaraan moet worden voldaan.
Het groepsrisico
Onder groepsrisico wordt verstaan: cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10,
100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het
invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij
een gevaarlijke stof is betrokken. De mogelijkheid van een ramp is een beleidsrelevante
afweging voor de inrichting van de ruimte. Omdat de kans op een ongeval buitengewoon
klein is, is de zeer kleine kans op een ramp daarmee per definitie een gegeven. Het
groepsrisico is om die reden een oriëntatiewaarde, ten aanzien waarvan een afweging
moet worden gemaakt. Oriëntatiewaarde is: de waarde waarmee het groepsrisico wordt
vergeleken. Grafisch wordt dit weergegeven als een lijn in een grafiek. Karakteristieke
kansen van de oriëntatiewaarde zijn:
Het groepsrisico is de risicomaat die bij de bestuurlijke afweging een rol speelt om te verantwoorden welk ramprisico samenhangt met het ruimtelijke ordening- of het milieuvergunningbesluit. Dit komt neer op het aangeven in welke mate de kans op sociale ontwrichting voor de (lokale) samenleving, gegeven de lokale maatschappelijke baten en kosten, te tolereren is. Bij het groepsrisico gaat het niet om de bescherming van de individuele burger, maar om het tolereren van een ramprisico op grond van afwegingen over het belang van ruimtelijke activiteiten naast andere afwegingen.
De verantwoordingsplicht (algemeen)
De kans dat bij een mogelijke ramp in één keer een groep burgers van een bepaalde
omvang komt te overlijden (groepsrisico of misschien duidelijker het ramprisico) moet
worden verantwoord. Het verantwoorden houdt in dat het afwegingsproces voor de burgers
en belanghebbende navolgbaar is. Dit afwegingsproces draagt het besluit om de risicosituatie,
waarbij een zeer kleine kans bestaat dat een ramp zou kunnen plaatsvinden, te aanvaarden.
In de artikelen 12 en 13 van het Bevi is de verantwoordingsplicht voor het bevoegd
gezag ten aanzien van de acceptatie van het groepsrisico wettelijk geregeld. Artikel
12 regelt de verantwoordingsplicht bij milieuvergunningen en artikel 13 bij de vaststelling
van besluiten in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. In artikel 13 lid 1 onder
a tot en met i staat aangegeven welke onderwerpen in elk geval in de verantwoordingsplicht
aan de orde moeten komen. “In elk geval” is limitatieve opsomming en betekent dat
er ook nog andere onderwerpen aan de verantwoordingsplicht kunnen worden toegevoegd.
De informatie die volgens het Bevi in elk geval bij de verantwoordingsplicht moet
worden betrokken is:
De beleidsvisie “Externe Veiligheid”
In juni 2010 heeft de gemeenteraad de “Beleidsvisie externe veiligheid in Heerhugowaard
vastgesteld. De beleidsvisie “Externe Veiligheid” geeft aan dat het beleid zich richt
op het beperkt houden van de toename van het groepsrisico dat ontstaat door ruimtelijke
besluiten of Milieuvergunningen. De beleidsvisie onderscheidt drie soorten te doorlopen
verantwoordingsprocessen. Welk proces voor de verantwoording wordt doorlopen hangt
af van de hoogte van het groepsrisico in relatie tot de oriëntatiewaarde. Schematisch
is dit als volgt weergeven:
Risicokaart inrichtingen
Aan de hand van de risicokaart is in beeld gebracht of en zo ja welke risicovolle inrichtingen er in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Ook aangewezen transportroutes zijn op deze manier in beeld gebracht.
Uitsnede van de risicokaart
Planspecifiek
In en nabij het plangebied Schrijverswijk-Planetenwijk liggen twee risicovolle bedrijven:
namelijk het Texacostation aan de Icaruslaan en het Shellstation aan de Middenweg.
Omdat er geen LPG wordt verkocht geldt er rond deze bedrijven geen risicocontour.
Aan de Zuidtangent (grenst aan het plangebied) ligt een BP-station. Ook hier wordt
geen LPG verkocht. Deze inrichtingen vormen daarmee geen belemmeringen voor het plangebied.
Over het plangebied lopen geen risicocontouren van bedrijven buiten het plangebied. Binnen of direct langs het plangebied lopen geen routes waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is weliswaar wel sprake van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N242. Het invloedsgebied van een weg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, is standaard 355 meter. Aangezien er over de N242 ook sprake is van zogenaamde LT2 transporten reikt het invloedsgebied van deze weg zelfs tot 880 meter. Dit betekent dat het linkergedeelte van het plangebied binnen het invloedsgebied van deze weg ligt. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit gedeelte van het plangebied moet het groepsrisico worden onderzocht. Hierbij kan worden volstaan met een zogenaamde beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Buisleiding
Planologische relevante buisleidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd.
De bestemming leiding wordt gecombineerd met de bestemming van de gronden waarin de
leiding is gelegen en beperkt de rechten en het gebruik van die gronden (de zogenaamde
dubbelbestemming). Planologisch relevante leidingen zijn:
Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming/regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen (riool(pers)leidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) vervullen uitsluitend een functie voor de aanwezige functies in het gebied (kavelaansluitingen) en kunnen ook zonder planologische regeling worden aangelegd. Bij de technische uitwerking van het plan wordt de veiligheid van deze kabels en leidingen gewaarborgd via het KLIC-systeem.
Planspecifiek
Dwars door het plangebied loopt de hogedruk aardgasleiding A-551-05 van Gas Transport
services B.V.. De leiding heeft een invloedsgebied die reikt tot 90 meter naar beide
zijden van de leiding en ligt vrijwel geheel binnen het plangebied. Hierdoor is er
op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) sprake van een 100%
letaliteitsgrens. In het kader van de verantwoordingsplicht zou voor ontwikkelingen
binnen deze zone op basis van artikel 12 van het besluit externe veiligheid buisleidingen
moeten worden verantwoord. Omdat het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk een
actualisatie en het opnieuw vastleggen van de bestaande situatie betreft, er worden
in het plangebied geen nieuwe (beperkt)kwetsbare objecten geïntroduceerd, kan een
verantwoordingsplicht op grond van het Besluit externe veiligheid achterwege blijven.
Een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico is namelijk de analyse van
de zelfredzaamheid van personen en de bestrijdbaarheid van een calamiteit in het plangebied
met de risicobron. Dit wordt gedaan door VRNHN. Omdat de risicobron er al ligt en
de bebouwing in het invloedsgebied niet wijzigt zullen de incidentscenario’s ook niet
wijzigen. De bluswatervoorziening is op orde en het plangebied is goed bereikbaar
voor de hulpdiensten.
In het plangebied is ook een 50kV kabelverbinding van Liander aanwezig. Ter bescherming van deze leiding en de hogedruk aardgasleiding is, op grond van het Bevb op de verbeelding een dubbelbestemming 'Leiding' opgenomen met de functieaanduiding 'Leiding-Gas' en Leiding - Hoogspanning'. Daarnaast is een beschermingsstrook van 5 meter aan beide zijden van de aardgasleiding en een gedeelte van de 50 kV kabelverbinding aanwezig. In de planregels zijn, ter bescherming, beperkingen gesteld aan het gebruik van of voor werken of werkzaamheden binnen de belemmerende strook.
De aanwezigheid van een aardgastransportleiding en een hoogspanningsleiding (50 kV) vormt, mede op grond van de verantwoording van het groepsrisico ten aanzien van de hogedruk aardgasleiding, geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in de hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
Sinds 16 mei 2017 geldt er een directe werking van het Europees recht. Daarom is per 7 juli 2017 het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvije m.e.r.-beoordeling. Gemeenten zijn thans verplicht om voor m.e.r.-(beoordelings) plichtige activiteiten een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (mer).
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 omvat het opnieuw vastleggen
van de bestaande situatie, er is geen spake van de aanleg van een nieuw stedelijk
ontwikkelingsproject. Gelet op deze kenmerken en het feit dat het plangebied zich
niet binnen of grenzend aan Natura-2000 en/of NNN natuurgebieden bevindt, is voor
vaststelling van dit bestemmingsplan een m.e.r. beoordelingsplicht en/of het opstellen
van een milieueffectrapportage niet aan de orde. Er zijn in het plangebied geen ingrijpende
ruimtelijke wijzigingen met grote effecten op het milieu voorzien.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn vertaald naar de inhoud van het plan. Er wordt gemotiveerd aangegeven wat in het bestemmingsplan geregeld wordt en op welke wijze dit plaatsvindt (beheerplan, ontwikkelingsplan). Zijn er specifieke ontwikkelingen in het plan dan zullen deze in het hoofdstuk beschreven worden.
De nadruk van dit bestemmingsplan ligt op het beheer en dat komt tot uiting door het actualiseren en opnieuw vastleggen van een gedetailleerde bestemmingsregeling voor de private bestemmingen. Een gedetailleerd plan biedt directe rechtszekerheid aan de belanghebbenden en is een duidelijk toetsingskader voor het beoordelen van (bouw) aanvragen. De private bestemmingen zijn gedetailleerd in de regels en in de verbeelding opgenomen. Ook de aan te houden bouwhoogten zijn in de verbeelding van het bestemmingsplan vastgelegd. De regels voor de openbare ruimte zijn daarentegen globaal. Ze staan binnen de bestemming een groot aantal functies toe, waardoor het mogelijk is om bij herinrichting van de wijk maatwerk te leveren en in te spelen op de wensen van de wijkbewoners.
Carports in de voortuin
In het bestemmingsplangebied is op een aantal percelen in het verleden, toen dit nog
vergunningvrij kon, een carport gerealiseerd aan de voorzijde van de woning (in de
tuinbestemming). Deze carports zijn in twee typen te onderscheiden: een carport in
het verlengde van de bestaande berging/garage en een carport tussen bestaande bergingen.
In de jaren negentig van de vorige eeuw liet de Woningwet/Bouwbesluit toe dat vergunningvrij
een carport kon worden gebouwd in de voortuin. Onder de huidige Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) is een carport in de voortuin
niet meer toegestaan. Een auto onder een dak in de voortuin is ruimtelijk niet gewenst.
Dit gaat uiteindelijk ten koste van de kwaliteit en de beleving van de (openbare)
buitenruimte en uiteindelijk de leefbaarheid in dit soort wijken. Een voortuin is
een belangrijke schakel tussen het private en het publieke domein, dat onderscheid
moet zichtbaar blijven.
Het bestemmingsplangebied is een woongebied waarbij het openbaar gebied is ingericht als woonerf, ooit bedacht vanuit idealen maar deze sluiten niet meer aan bij de huidige behoeften. Daarbij gaat het niet zozeer om de woningen zelf maar meer de beleving van het openbare gebied. Oorzaken hiervan zijn ondermeer de versnipperde ruimte in het openbare gebied met als gevolg een rommelig beeld, onduidelijke achter- en voorkanten en overgangen openbaar - privé (schuttingen) en parkeren. Het toegenomen autobezit met als gevolg de dominantie van de auto binnen de woonerven is in dit soort wijken voelbaar en pijnlijk zichtbaar. Gevolg hiervan is dat in veel voortuinen wordt geparkeerd, waar dat oorspronkelijk helemaal niet de bedoeling was. Om het karakter van de hoofdbebouwing in relatie tot het straatbeeld op een juiste wijze te behouden is binnen de bestemmingen Tuin, Tuin -1 en Tuin - 2 beschreven welke (beperkte) bouwmogelijkheid aanwezig is en/of en onder welke voorwaarden een auto 'in de tuin' mag worden geparkeerd.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe deze de inhoud van het plan regelen. Deze toelichting dient als uitleg over de wijze waarop de bestemmingsregels moeten worden uitgelegd en de reden waarom deze zijn opgenomen. In de paragraaf over het juridisch systeem wordt nader uitleg gegeven over de verhouding met wet- en regelgeving naast het bestemmingsplan. In de handhavingparagraaf is aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt gehandhaafd. Dit geactualiseerde bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk zal nog onder het huidige werkingsregime van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden vastgesteld.
Ruimtelijke ordening is niet een eigen zelfstandig belang, maar de belangenafweging zelf. Het doel is te komen tot een afstemming van alle ruimtelijk relevante beslissingen. De Wet ruimtelijke ordening heeft geen primaat boven andere ruimtelijk relevante wetgeving. Het is van belang dat de facetlijnen tijdig worden uitgezet, zodat andere beleidsvelden daarop kunnen inspelen. Conflicterende ruimteclaims kunnen worden voorkomen als er duidelijke dwarsverbanden worden gelegd. Een probleem vormt de planningsstructuur in de diverse beleidsvelden, die vaak anders verloopt dan die in de ruimtelijke ordening. Een andere complicerende factor is dat de besluitvorming vaak dwars door de overheidsniveaus heen loopt.
Onderkend moet worden dat er naast de Wet ruimtelijke ordening ook behoefte is aan wetgeving die de, bij een bepaalde ingreep in de bodem, betrokken belangen afweegt (bijvoorbeeld de Ontgrondingenwet), of een bepaald gebruik in het bijzonder beschermd (bijvoorbeeld de Wet natuurbescherming). Niet ieder belang, waaraan een aspect van ruimtelijke ordening is verbonden, kan door de Wet ruimtelijke ordening worden beheerst. Het uitgangspunt is ‘afstemming op maat’, waarbij een creatief gebruik van het beschikbare instrumentarium wordt nagestreefd. Dit geldt in het bijzonder voor de milieuwetgeving die vele raakvlakken heeft met de ruimtelijke ordeningswetgeving. Het milieubelang klinkt steeds vaker door als randvoorwaarde bij het formuleren van het ruimtelijk beleid.
Een bestemmingsplan moet worden aangemerkt als recht in de zin van artikel 99 van de Wet op de rechtelijke organisatie. Bij conflicterende regelgeving gelden de algemene voorrangsregels voor wetten; een hogere wet gaat voor lagere wet en een bijzondere wet gaat voor een algemene wet.
Dit geactualiseerde bestemmingsplan is een conserverend plan waarin de bestaande situatie opnieuw wordt vastgelegd. De nadruk ligt op de beheersfunctie van het plan. Daarvoor is een gedetailleerde bestemmingsregeling de aangewezen planvorm. Een gedetailleerd plan biedt directe rechtszekerheid aan de belanghebbenden en is een duidelijk toetsingskader voor het beoordelen van (bouw) aanvragen. De bestemmingen zijn gedetailleerd in de regels en in de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.
In dit bestemmingsplan wordt tevens gewerkt met functieaanduidingen.Voor veel bestemmingen kan worden volstaan met de naam van een hoofdgroep van bestemming. Het kan echter gewenst zijn in het belang van een goede ruimtelijke ordening en van de leesbaarheid van het bestemmingsplan om specificaties aan te brengen. Bij een bestemming die meerdere functies kent kan worden gespecificeerd door middel van een functieaanduiding. Op deze wijze kan tot uitdrukking worden gebracht dat ter plaatse alleen een bepaalde, met name genoemde functie is toegestaan. Functieaanduidingen lenen zich er ook voor om op een bepaalde locatie een specifieke, niet bij de bestemming passende functie mogelijk te maken.
Verder lenen functieaanduidingen zich ook goed voor het bestemmen in meerdere lagen (ondergronds, begane grond, verdieping enz.). Ook het niet toestaan van een bepaalde functie kan via een functieaanduiding (met een -teken ervoor) worden aangegeven.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Veel voorkomende bouwaanduidingen zijn: vrijstaand, aaneengebouwd, twee-aaneen, gestapeld, onderdoorgang, nokrichting, plat dak, kap, antennemast, karakteristiek, en bijgebouwen. Deze bouwaanduidingen zijn opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP). Bij het opstellen van een bestemmingsplan kan – voor zover van toepassing – van deze bouwaanduidingen gebruik worden gemaakt. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan het echter nodig zijn om ook met andere dan de daar genoemde bouwaanduidingen te werken. Dit kan door gebruik te maken van een verzamelaanduiding die aangeeft dat het hier om een specifieke bouwaanduiding (sba) gaat, dat wil zeggen een bouwaanduiding die niet in de lijst in de van toepassing zijnde SVBP is opgenomen.
Sinds 1 oktober 2010 geldt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Artikel 2.1 is het kernartikel van de wet en noemt in de eerste plaats de activiteiten waarvoor op grond van de wet een omgevingsvergunning is vereist. Voor het bestemmingsplan zijn met name de in lid 1 onder a, (bouwen) b (aanleggen) en c (gebruik) genoemde activiteiten van belang. De vergunningsplicht vloeide, voor het grootste deel van de activiteiten, die in het eerste lid worden genoemd, voor de inwerkingtreding van de Wabo voort, uit afzonderlijke wetten, zoals de Woningwet (bouwvergunning), Wet milieubeheer (milieuvergunning) en het bestemmingsplan (vrijstelling). Deze vergunningstelsels zijn volledig geïntegreerd in de Wabo. De term 'bouwvergunning' is onder de Wabo vervangen door de term 'omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen'. Het artikel voorziet in lid 3 ook in de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur uitzonderingen te maken op de omgevingsvergunningplicht (vergunningsvrije activiteiten).
Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt in het algemeen op twee punten aan het bestemmingsplan getoetst namelijk:
Als aan de eisen van het bestemmingsplan wordt voldaan, is het bestemmingsplan geen grond om de vergunning te weigeren. Wordt niet aan de eisen van het bestemmingsplan voldaan dan kunnen Burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan. Afwijken van het bestemmingsplan kan zowel voor de omvang als voor het gebruik. Het is aan Burgemeester en wethouders om te beoordelen of zij van die bevoegdheid gebruik maken.
De uitzonderingen op de omgevingsvergunningplicht worden genoemd in artikel 2.3 van de Wabo, juncto bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Artikel 2.3 lid 1 van het Bor heeft alleen betrekking op het verbod dat wordt genoemd in artikel 2.1 onder a (bouwen) van de Wabo. Het tweede lid van het artikel heeft zowel betrekking op het verbod genoemd onder a als onder c (bouwen en gebruik). Dat betekent dat de onder lid 1 genoemde categorieën alleen vergunningvrij zijn als het gebruik conform het bestemmingsplan is of met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het gebruik van het bestemmingsplan. De in lid 2 genoemde categorieën zijn altijd, ongeacht het gebruik, vergunningvrij. In bijlage II artikel van het 3 Bor worden de activiteiten genoemd die alleen vergunning vrij zijn als het gebruik confom het bestemmingsplan is danwel met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het gebruik van het bestemmingsplan. In artikel 2 van bijlage II van het Bor worden de activiteiten genoemd die ongeacht het gebruik vergunningvrij zijn. In artikel 5 van bijlage II van het Bor wordt de reikwijdte van de uitzonderingen waarvoor geen vergunning is vereist weer beperkt. Deze beperkingen gelden o.a voor illegaal gebruik, voor monumenten als bedoeld artikel 1 onder d van de Monumentenwet, veiligheidszones rondom een munitieopslag of een inrichting voor activiteiten met ontplofbare stoffen en voor veiligheidszones vanwege het overschrijden van het plaatsgebonden risico van 10 tot de macht -6 als gevolg van de aanwezigheid van een transportroute, buisleiding of inrichting danwel vanwege de ligging in een belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding.
Vergunningvrij betekent niet regelvrij. Ook bouwwerken die vergunningvrij zijn moeten voldoen aan het bouwbesluit, redelijke eisen van welstand, het Burgelijk Wetboek enz. De burger is zelf verantwoordelijk voor de toetsing van zijn bouwinitiatief aan de regelgeving. Handhaving door het bevoegd gezag gebeurt achteraf.
In het eerste hoofdstuk van de planregels worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en wordt ook aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. Begripsbepalingen zijn nodig om een planologisch - juridische precisering ten opzichte van het algemeen spraakgebruik te verkrijgen. In beginsel dient er voor gewaakt te worden een begrip een sterk van het spraakgebruik afwijkende betekenis te geven. Begripsbepalingen zijn alleen dan nodig indien het begrip gebruikt wordt in de planregels en dit begrip zonder nadere definitie tot verwarring zou kunnen leiden. Men kan voorts een definitie nodig hebben indien een term of woord in verschillende wettelijke regelingen niet dezelfde betekenis heeft, of wanneer men een woord wil afzetten tegen een ander woord (bijvoorbeeld woning tegenover zomerhuis). Een aantal begrippen is vastgelegd in de RO - Standaarden, een uitgave van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Van de definiëring van deze begrippen, mag niet worden afgeweken.
In het artikel ‘Wijze van meten’ is aangegeven hoe moet worden gemeten. Het betreft hier technische zaken die deels landelijk zijn voorgeschreven en deels aanvullend zijn opgenomen. Daar waar het in het algemeen spraakgebruik wel duidelijk is wat wordt bedoeld met bijvoorbeeld de hoogte van een gebouw, is het in juridische zin toch van belang om aan te geven dat daarbij gemeten moet worden vanaf het 'peil' tot het hoogste punt van het gebouw. Daarbij wordt het begrip 'peil' uitgelegd onder de begripsbepalingen. Over de wijze waarop in algemene zin 'gemeten' moet worden bestaat zo dus geen verschil van mening.
Voor het bepalen van de bouwhoogte worden onderschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend. Bij het bepalen van de goothoogte worden incidentele verhoogde goten, zoals bij dakkapellen, wolfseinden en dergelijke buiten beschouwing gelaten. Omdat dit niet in de RO - Standaarden is geregeld, is in de bouwregels is opgenomen dat deze goten niet aan de goothoogte worden getoetst.
Voor de dakhelling is aangegeven dat deze alleen geldt voor het dakvlak. Incidentele doorbrekingen van het dakvlak zijn voor het bestemmingsplan van minder belang. De doorbreking van het dakvlak kan wel onderdeel uitmaken van een toetsing op basis van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
De oppervlakte moet buitenwerks worden gemeten en op het peil. Het vloeroppervlak in gebouwen is niet van belang. Voorts is aangegeven dat bovengrondse bouwonderdelen vanaf één meter boven peil moeten worden meegerekend. Hiermee wordt oneigenlijke uitbreiding van gebouwen boven de toegestane oppervlakte voorkomen. De inhoud moet boven peil worden gemeten. Ondergrondse ruimten tellen niet mee voor het bepalen van de inhoud.
De systematiek van de planregels zijn zoveel mogelijk gebaseerd op de modelregels van de gemeente Heerhugowaard.
De op de verbeelding voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2. Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van gevoelige functies in de omgeving (Bedrijven- en milieuzonering). Voor de bestemming 'Bedrijf' is het gebruikelijk om voor dit doel een zogenaamde 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' op te nemen. Deze staat geeft inzicht in de toelaatbare milieucategorieën van bedrijfsactiviteiten. In de planregels wordt aangegeven welke milieucategorieën op welke locatie zijn toegestaan. Milieuzonering zorgt ervoor dat bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en behouden en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd. Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen dient twee doelen:
De belangrijkste bouwstenen voor de milieuzonering zijn de richtafstandenlijsten in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten'. Voor categorie 1 is de maatgevende richtafstand 10 meter en voor categorie 2, 30 meter. In het bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om tevens bedrijven te kunnen toestaan die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die genoemd zijn in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de milieucategorieën 1 en 2. In de praktijk betekent dit, dat in voorkomende gevallen een omgevingsvergunning kan worden verleend voor bedrijven in de milieucategorie 3.1, waarvan de maatgevende richtafstand 50 meter bedraagt, mits die maatgevende richtafstand door het treffen van extra voorzieningen teruggebracht kan worden tot 30 meter of minder. Deze regeling geldt niet voor Bevi inrichtingen.
De bestemming 'Centrum' heeft betrekking op winkelvoorzieningen aan de Stationsweg, de Middenweg en de Erasmusstraat. De op de verbeelding met de bestemming 'Centrum' aangeduide gronden zijn bestemd voor detailhandel en dienstverlenende bedrijven. Ondergronds parkeren is op deze bestemming toegestaan.
De op de verbeelding voor 'Groen' aangewezen gronden hebben een openbare gebruiksfunctie voor het gehele gebied en liggen tussen de woonbebouwing en langs de waterpartijen en ontsluitingswegen. Groen heeft niet alleen een kijkfunctie, maar ook een gebruiksfunctie. Om het groen geschikt te maken voor die openbare gebruiksfunctie, is het toegestaan om 3 % van de gronden te bebouwen en 15 % van de gronden te verharden.
Op de gronden mogen alleen gebouwen worden gebouwd voor nutsvoorzieningen en ontmoetingsplaatsen. Verhardingen mogen worden aangelegd voor o.a. voet- en fietspaden, sport- en speelvoorzieningen, parkeerplaatsen en ontmoetingsplekken. De speelplaatsen mogen worden ingericht met speeltoestellen met een hoogte tot maximaal 6.00 meter. Bij sportvoorzieningen moet worden gedacht aan basketbalveldjes, voetbalveldjes e.d. Op deze bestemming kunnen ook ontmoetingsplaatsen worden ingericht met een overkapte ruimte. Op de bestemming 'Groen' mogen kunstobjecten tot een hoogte van 12.00 meter worden opgericht. Parkeerplaatsen, opstelplaatsen voor de brandweer, inzamelcontainers en weg en waterbouwkundige kunstwerken zijn toegestaan om incidentele problemen op te kunnen lossen. Langs de waterpartijen kunnen plas-/drasoevers worden aangelegd op de bestemming groenvoorziening.
De gronden met de maatschappelijke bestemming zijn o.a. bestemd voor de begraafplaats aan de Stationsweg, onderwijs- en medische voorzieningen, kerken waaronder de kunstkerk (Arthotheek), verenigingsgebouwen, gebouwen voor publieke diensten en transformatorstations. Het woord 'onder meer' geeft aan dat de opsomming van maatschappelijke instellingen niet limitatief is en dat ook andere maatschappelijke instellingen op deze bestemming zijn toegestaan. Binnen de regels is rekening gehouden met de mogelijkheid van één dienstwoning op het perceel van de - als monument aangeduide - gereformeerde kerk aan Stationsweg 53. Verder heeft de maatschappelijke bestemming betrekking op de onderwijsvoorzieningen aan de Plutolaan, de werkvoorziening de Vonder van Esdege Reigersdaal aan de Van Foreeststraat en de woonzorgvoorziening voor dementerende ouderen aan de Callistolaan. Aan het Van Wijngaardeplein is een braakliggend stuk grond gelegen. De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gesitueerd. Van het buiten het bouwvlak gelegen bestemmingsgedeelte mag 5% van de oppervlakte worden gebruikt voor bijbehorende bouwwerken. De maatschappelijke bestemming op het perceel van de Ter Braaklaan 44 is op grond van een gehonoreerde zienswijze, met de vaststelling van dit bestemmingsplan opgeheven.
De bestemmingen 'Tuin', 'Tuin - 1' en 'Tuin - 2' kennen een zeer beperkte bouwmogelijkheid om het karakter van de hoofdbebouwing in relatie tot het straatbeeld te behouden. Het bouwen op de bestemming 'Tuin', 'Tuin - 1' en 'Tuin - 2' is slechts toegestaan voor het aan de voor- en zijgevel aanbouwen van een uitbouw/erker of een entreepartij. De lengte van de uitbouw/erker of een entreepartij is afhankelijk van de gevellengte van de woning. Op de bestemming 'Tuin' mag buiten de oprit niet worden geparkeerd. Op de bestemming 'Tuin - 1' mag buiten de oprit één personenauto en op de bestemming 'Tuin - 2' mogen buiten de oprit twee personenauto’s worden geparkeerd. Op de oprit mag dus altijd worden geparkeerd, waarbij het aantal auto's dat op de oprit mag worden geparkeerd afhankelijk is van de lengte van de oprit. Of van het recht om in de voortuin te parkeren gebruik gemaakt kan worden, is afhankelijk van de inrichting van de openbare buitenruimte. Als vanwege de aanwezigheid van openbare parkeerplaatsen, onaanvaardbare doorsnijding van groenstroken of uit oogpunt van verkeersveiligheid geen inritvergunning kan worden afgegeven, kan er niet in de voortuin worden geparkeerd. Het is niet de bedoeling dat er vrachtauto’s, bestelbussen, caravans e.d. in de voortuin worden geparkeerd.
Deze bestemming heeft betrekking op de hoofdinfrastructuur in het plangebied. Op deze gronden zijn o.a. toegelaten: verhardingen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groenvoorzieningen, weg- en waterbouwkundige werken en bouwwerken t.b.v. nutsvoorzieningen enz.
Deze bestemming heeft betrekking op de overige openbare wegen, parkeervoorzieningen, sport en speelvoorzieningen, achterpaden, groen en water e.d. en geeft een grote mate van vrijheid bij het inrichten van het gebied. Van de gronden mag 3% worden bebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen en ontmoetingsplaatsen. De speelplaatsen mogen worden ingericht met speeltoestellen met een hoogte tot maximaal 5.00 meter. Bij sportvoorzieningen moet worden gedacht aan basketbalveldjes, voetbalveldjes e.d. Op deze bestemming kunnen ook ontmoetingsplaatsen worden ingericht met een overkapte ruimte. Kunstobjecten zijn tot een hoogte van 12.00 m toegestaan. De wegen zijn ingericht als verblijfsgebied, sommige hebben een 30 kilometer zone.
De gronden op de verbeelding aangewezen voor deze bestemming zijn bestemd voor water en de waterhuishouding. Op deze gronden zijn toegelaten waterlopen, bruggen, weg- en waterbouwkundige kunstwerken en kunstobjecten. Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken als ligplaats voor woonschepen, woonarken of een casco, dat tot woonschip of woonark kan worden omgebouwd.
Deze artikelen hebben betrekking op de verschillende woonvormen. De bestemming Wonen is als aanduiding gekozen voor de aaneengesloten eengezinshuizen en twee onder één kap woningen. De bestemming 'Wonen - 1' is de aanduiding voor de in het plan voorkomende vrijstaande woningen en 'Wonen - 2' wordt gebruikt voor woongebouwen (gestapelde bouw). Een onderscheid tussen woningen aaneengesloten, woningen vrijstaand en woongebouwen is noodzakelijk, vanwege een verschillende bijbehorende bouwwerken-, bijgebouwen- en gebruiksregeling. Voor de gronden met de bestemming Wonen-2 geldt dat daar waar, naast de bestemming Wonen-2, een functiaanduiding maatschappelijk aanwezig is, een maatschappelijke functie is toegestaan.
De woning met bijbehorende bouwwerken dient binnen het op de bestemmingsverbeelding aangegeven bouwvlak of op het daartoe bestemde erf te worden gerealiseerd. Daarbij is er vanuit gegaan dat de behoefte aan bijgebouwen niet ten koste mag gaan aan de belevingswaard vande tuin als siertuin. Een erf komt voor bij alle woningtypes. Het erf mag voor één derde worden bebouwd tot een maximum van 40 m2. Voor grote tuinen geldt een bonusregeling; 10% van het oppervlak van meer dan 120 m2 mag worden bebouwd tot een maximum van 60 m2. Aangebouwde of als uitbreiding van hoofdgebouw gebouwde bouwwerken mogen bij vrijstaande en twee onder één kap woningen hoger zijn dan bij aaneen gebouwde woningen.
Erven
Bij hoekwoningen doen zich conflictsituaties voor tussen de private en publieke ruimte.
Bewoners willen hun privacy waarborgen door hun terrein af te scheiden van de openbare
ruimte en vanaf de openbare weg wil men niet al te nadrukkelijk geconfronteerd worden
met deze afscheidingen. In dit bestemmingsplan is de voorgevelrooilijn bepalend voor
de bestemming die op die gronden is gelegd. Als voorgevelrooilijn is de lijn van de
erkers, die op de bestemming tuinen kunnen worden gebouwd, aangehouden. Deze lijn
ligt op 1,50 meter voor de voorgevel. De gronden tussen deze voorgevelrooilijn en
de zijgevel van de hoekwoning zijn voor erven bestemd als er nog minimaal 1,50 meter
rest tussen de bestemming erven en de publieke bestemming. De gronden tussen de bestemming
erven en de publieke bestemming zijn bestemd voor tuinen. Bij situaties waar de ruimte
tussen de snijdende voorgevelrooilijn en de publieke bestemming minder dan 1,50 meter
bedraagt, is gelijk aan het voorgaande plan, de bestemming erven op 1,50 meter uit
de publieke bestemming gehandhaafd.
Dakopbouwen
Het gemeentebestuur heeft als uitgangspunt dat woningen moeten kunnen meegroeien met
de woonwensen van bewoners. Dit heeft inmiddels geleid tot omgevingsvergunningen voor
dakkapellen, erkers, serres en dakopbouwen. Een dakopbouw is een constructie waarbij
doormiddel van een verhoging van het dak een bruikbare ruimte op de bovenverdieping
wordt verkregen. Dit kan in allerlei vormen. Verhoging van de goot vanuit één zijde
van het dakvlak (zgn. kattenrug) of vanuit beide dakvlakken. In beide gevallen zal
sprake zijn van een verhoging van de bouw- en goothoogte over de gehele breedte van
de woning. Dakopbouwen zijn alleen toegestaan aan de achterzijde van de woningen wanneer
wegens strijd met het bouwbesluit en/of de Nota Ruimtelijke Kwaliteit een dakkapel
niet kan worden gerealiseerd. Dakopbouwen aan de voor- en achterzijde van de woning
zijn alleen toegestaan bij een tot één blok behorende rijenwoningen waar deze dakopbouwen
al aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.
Hoofdfunctie
De hoofdfunctie van woningen en woongebouwen is de bewoning door één gezin per eenheid.
In artikel 1 van de planregels is aangegeven wat onder een woning en een huishouden
wordt verstaan. Op grond van deze definities kan, in samenhang met het in de regels
aanmerken van bewoning van één woning door meer huishoudens als een met het bestemmingsplan
strijdig gebruik, tegen het huisvesten van meer huishoudens in één woning worden opgetreden.
Zorg
Door maatschappelijke instellingen worden woningen voor vormen van sociale opvang
gebruikt die niet vallen onder het begrip huishouden, zoals gedefinieerd in het bestemmingsplan.
Op grond van het bestemmingsplan is het niet meer mogelijk om deze vormen van sociale
opvang te faciliteren, omdat het om meer huishoudens per woning of onzelfstandige
bewoning gaat. In dit plan komen deze situaties niet voor. Om in de toekomst toch
medewerking te kunnen verlenen aan mogelijke verzoeken, kan met een omgevingsvergunning
afgeweken worden van het bestemmingsplan. Er moet dan wel sprake zijn van wonen, maar
niet van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden en zelfstandige bewoning. De verleende
omgevingsvergunning kan van de ene instelling overgedragen worden aan een andere instelling,
mits het gebruik waarvoor omgevingsvergunning is verleend, opvolgend is. Instellingen
die een beroep doen op deze regeling moeten voldoen aan de Kwaliteitswet zorginstellingen.
De Kwaliteitswet zorginstellingen geldt voor alle instellingen in de zorgsector. Ook
de commerciële zorginstellingen moeten aan deze wet voldoen. De wetgever stelt eisen
waaraan de zorginstelling moet voldoen. De wijze waarop de zorginstelling hieraan
voldoet is vrij. De instellingen vullen dat zelf in. De wetgever richt zich hierbij
tot de zorgaanbieder en stelt dat de zorg transparant moet zijn voor alle betrokkenen.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht op de naleving van de Kwaliteitswet.
Aan-huis-verbonden beroep
Woningen worden steeds meer en in toenemende mate gebruikt als bakermat voor de vestiging
en/of de uitoefening van een beroep of bedrijf. Traditioneel zijn het de zogenaamde
vrije beroepen waarbij een aangepast gedeelte van de woning voor de uitoefening van
het beroep wordt gebruikt. De praktijk leert evenwel dat woningen ook worden gebruikt
voor een bonte verzameling van andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zoals
opticiens, verzekeringsagentschappen, kap- en schoonheidssalons en hondentrimsalons.
Uit de jurisprudentie blijkt dat de Raad van State een strikte scheiding aanbrengt
tussen vrije beroepen en andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. Vrije beroepen
worden, omdat ze van oudsher vanuit de woning worden beoefend, geacht onder de bestemming
wonen te vallen. De overige beroepen worden doorgaans uitgeoefend op specifiek daarvoor
aangewezen locaties. Deze specifieke vestigingsomstandigheden maken dat de vestiging
van overige beroepen en bedrijven in woningen in strijd is met de bestemming wonen.
Om startende ondernemers te stimuleren, telewerk en andere arbeidsvormen te bevorderen
en handhavingsproblemen te voorkomen wil de gemeente de vrije beroepen en de overige
beroepen en bedrijven, die zich lenen voor een uitoefening vanuit de woning, gelijkschakelen.
De vestiging van overige beroepen en bedrijven in woningen is toegestaan, zolang er
geen sprake van overlast is en de woning in overwegende mate als woning wordt gebruikt
waarbij de woonuitstraling blijft behouden. In de specifieke gebruiksregels zijn de
voorwaarden waaronder vestiging van een beroep en/of bedrijf in een woning is toestaan,
opgenomen.
Detailhandel is in principe niet toegestaan, omdat detailhandel vanuit woningen bij een bepaalde omvang het voorzieningenniveau van de gemeente in gevaar kan brengen. Detailhandel kan ook een uitstraling naar de openbare ruimte hebben door de openingstijden, het af en aan rijden en het parkeren van bezoekers. Maar producten die op het betreffende perceel vervaardigd zijn mogen wel worden verkocht. Langs de Middenweg en Stationsweg kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen voor het gebruik van een groter deel van de woning voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. De Middenweg en de Stationsweg zijn wegen die behoren tot de oorspronkelijke structuur van de gemeente. De woningen langs deze wegen zijn over het algemeen wat groter dan in de nieuwbouw van Heerhugowaard en van oudsher zijn er bedrijven langs deze wegen gevestigd.
Webwinkels
De webwinkel heeft zijn intrede gedaan en er is ook jurisprudentie over. Zo mag een
webwinkel zich, volgens jurisprudentie, niet vestigen in een woonwijk, als men een
uitstraling heeft van een winkel en de klanten de goederen aldaar komen ophalen (met
verkeersaantrekkende werking als gevolg). Ook het hebben van alleen opslag van goederen
bij een webwinkel wordt aangemerkt als detailhandel. Het aantal bekende klachten staat
echter niet in verhouding tot het aantal webwinkels. Dit geeft eigenlijk aan dat webwinkels
niet de overlast opleveren waar eerst voor werd gevreesd. De webwinkel is daarom in
de bedrijf-aan-huis-regeling opgenomen onder de volgende voorwaarden;
Gastouderopvang
Verder vindt er wel eens gastouderopvang plaats in de woning. Ook dit is in de bedrijf-aan-huis-regeling
opgenomen onder de voorwaarde dat het aantal kinderen beperkt blijft tot maximaal
6 (eigen kinderen meegerekend).
Bed & Breakfast
Gemeenten krijgen regelmatig verzoeken voor het starten van een Bed & Breakfast-activiteit
(B&B) binnen een woonfunctie. Het Platform Bed & Breakfast Nederland heeft beleidrichtlijnen
opgesteld voor het exploiteren van een bed & breakfast in de woning. Deze richtlijnen
dienen als handreiking voor gemeenten. Binnen de woonbestemming van het bestemmingsplan
Schrijverswijk-Planetenwijk is het onder voorwaarden toegestaan een B&B te exploiteren.
Omdat de ruimtelijke- en planologische effecten behorende bij een bedrijfsvoering
van maximaal 2 kamers (maximaal 4 slaapplaatsen) zeer gering wordt geacht, is voor
dit aantal kamers geen binnenplanse afwijking opgenomen maar is het als een recht
opgenomen bij de bedrijf aan huis regeling in de gebruiksbepaling. Dit laat onverlet
dat overige regelgeving m.b.t. bed & breakfastgelegenheden in acht moet worden genomen
zoals het bijhouden van een nachtregister als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek
van Strafrecht.
Afwijking van de regels
Langs de Middenweg en de Stationsweg kunnen burgemeester en wethouders omgevingsvergunning
verlenen voor het gebruik van een groter deel van de woning voor beroeps- en bedrijfsmatige
activiteiten. Deze weg behoort tot één van de oorspronkelijke structuren van de gemeente.
De woningen langs deze wegen zijn over het algemeen wat groter dan in de nieuwbouw
van Heerhugowaard en van oudsher zijn er bedrijven langs deze wegen gevestigd. Bij
het verlenen van een omgevingsvergunning voor een gebruik van een groter deel van
de woning voor de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit moet het wel gaan om een woning
die beduidend groter is dan de gemiddelde eengezinswoning
Meldingsplicht milieuwetgeving
Van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep of bedrijf niet meldingsplichtig
mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving kan worden
afgeweken via een omgevingsvergunning voor die activiteiten die al jaren zonder problemen
in woonwijken plaatsvinden, maar op grond van deze regeling niet zijn toegestaan.
Te denken valt aan een tandarts of een dierenarts die over een röntgenapparaat beschikt
en daardoor meldingsplichtig is op grond van de Kernenergiewet. Bij het verlenen van
de omgevingsvergunning voor het afwijken van deze voorwaarde zal het belang van het
woonmilieu voorop staan.
De bestemming 'Wonen - 4' is voor losse garages / bergingen en uitsluitend bedoeld voor de stalling van motorvoertuigen en / of bergruimte voor huishoudelijke doeleinden. Op de garages wordt geen kapconstructie toegestaan, vanwege de beperkte gebruiksfunctie en de voorzienbare nadelige invloed op het woongenot van de nabijgelegen woningen. Garages die al een kap hebben, zijn, door de aangegeven goot- en bouwhoogte, als zodanig bestemd.
De dubbelbestemming 'Leiding' regelt dat de als zodanig aangewezen gronden mede bestemd zijn voor de aanleg en instandhouding van een hoofdtransportleiding voor aardgas. De betreffende aangewezen gronden hebben op de verbeelding een functieaanduiding 'leiding gas (lg)'. In geval van strijdigheid gaan de regels van de bestemming “Leiding” voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden binnen deze bestemming is, behoudens voor werken of werkzaamheden die vallen onder het normale beheer en onderhoud, een omgevingsvergunning nodig. Alvorens een omgevingsvergunning ten behoeve van bouwen en/of aanleggen op grond van deze bestemming te verlenen, wint het bevoegd gezag advies in bij de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord en/of bij de leidingbeheerder.
De op de verbeelding voor de 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor archeologische waarden. De bestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' zijn dubbelbestemmingen. Deze bestemmingen gaan voor de andere bestemmingen op deze gronden. Alleen wanneer duidelijk is dat de waarde archeologie niet wordt geschonden, de waarde archeologie wel wordt geschonden en daarvoor een omgevingsvergunning kan worden verleend, kunnen de andere bestemmingen worden verwezenlijkt.
Aan de toekenning van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' in dit bestemmingsplan, ligt de Archeologienota ErfGoed van de gemeente Heerhugowaard ten grondslag. Deze nota onderscheidt 5 categorieën van bodemroeringen, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Categorie 6 betreft gebieden die al archeologisch onderzocht en vrijgegeven zijn. De verwachting dat er archeologische resten worden aangetroffen is zeer klein, omdat door grondwerkzaamheden in het verleden veel is verstoord. Alleen bij bouwplannen groter dan 10.000 m² is een archeologisch onderzoek nodig. Het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 is een conserverend bestemmingsplan waarin geen dergelijke grootschalige bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Het regime categorie 5 dat onder meer de bebouwde kom beslaat, is dan ook niet als een dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen.
De op de verbeelding voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen in de op die grond gelegen bouwwerken en objecten, die in de nota 'Gemeente Heerhugowaard een historisch - geografische inventarisatie' (inclusief de karakteristieke bebouwing) zijn opgenomen.
De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' voorziet in geval van sloop van deze panden in een herbouw conform de oorspronkelijke contour. Voor het verrichten van werken en werkzaamheden aan objecten met een cultuurhistorische waarde is een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders nodig. Voordat burgemeester en wethouders deze vergunning afgeven, winnen zij advies in van een deskundige op het gebied cultuurhistorie, omtrent de mate van aantasting van de cultuurhistorische waarde en maatregelen ter voorkoming van aantasting van de cultuurhistorische waarde van het object.
Wanneer naast de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op de gronden ligt, gaat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' voor de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. De dubbelbestemmingen gaan voor de bestemming. Ook de monumenten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Voor de monumenten geldt in de eerste plaats de Monumentenwet. De bepalingen van de Monumentenwet gaan voor de regels van het bestemmingsplan. De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' heeft voor de plantoetsers tevens een signaalfunctie dat er met het object iets bijzonders aan de hand is.
In het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 zijn een aantal gebiedsaanduidingen opgenomen. De formulering van deze gebiedsaanduidingen is wettelijk vastgelegd en heeft betrekking op de algemene regels die voor het hele plangebied gelden ongeacht de specifieke bestemming. Voor dit bestemmingsplan gaat dit om een gebiedsaanduiding voor een gebiedsspecifieke geluidzone en een gebiedsaanduiding met een veiligheidszone rondom een gasdrukmeet- en regelstation.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.
Dit artikel biedt o.a. de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het bestemmingsplan voor kleine maatoverschrijdingen die het gevolg zijn van standaardmaten, waardoor het bouwwerk net niet past binnen de maatvoering van het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning kan worden verleend met een overschrijding tot maximaal 10 procent van de in het bestemmingsplan gegeven maten. Het is niet de bedoeling dat de omgevingsvergunning wordt gebruik om standaard 10 procent groter te bouwen dan op de verbeelding staat aangegeven. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient aanvrager gemotiveerd aan te geven waarom hij en/of zij van de afwijkingsmogelijkheid gebruik wenst te maken. Het kan zijn dat het toepassen van deze algemene afwijkingsmogelijkheid vanuit stedenbouwkundig oogpunt, vanwege de belangen van omwonenden of vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening, ongewenst is. Mocht dit bij een bepaalde maximale maat het geval zijn, dan zal in de bestemmingsregels worden aangegeven dat de algemene afwijkingsbevoegdheid niet toegepast kan worden.
ngsvergunning, waarbij wordt afgeweken van de regels van het bestemmingsplan, kan ook worden verleend voor utilitaire bouwwerken en voorzieningen ten dienste van het ontvangen van telefoon- radio- en televisiesignalen. Bij utilitaire bouwwerken gaat het meestal om bouwwerken van nutsbedrijven, waarvan de oppervlakte te klein is om deze op de verbeelding als een afzonderlijke bestemming aan te geven of waarvan de situering op voorhand niet bekend is. Voor het mobiele netwerk is een grote behoefte aan zendmasten. Om een woud van masten te voorkomen, streeft de gemeente naar een gemeenschappelijk gebruik van de zendmasten door de diverse, elkaar beconcurrerende telecombedrijven. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend, indien de noodzaak wordt aangetoond en de aanvrager de bereidheid uitspreekt ook anderen in de gelegenheid te stellen van deze voorziening gebruik te maken.
Overgangsregels zijn van toepassing op situaties (gebruik) die op het moment van het inwerkingtreden van dit bestemmingsplan van het nieuwe plan afwijken, dan wel op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden (bouwwerken). Met deze overgangsregels wordt duidelijk dat die afwijking toegestaan is, maar wel begrensd is tot de bestaande afwijking. Tenslotte wordt in de regels vastgelegd op welk moment het bestemmingsplan is vastgesteld en welke titel het plan heeft.
Ingevolge artikel 3.1.6. onder f van het Besluit ruimtelijke ordening, dienen in de toelichting bij een bestemmingsplan de uitkomsten van het onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het plan weergegeven te worden. Die uitvoerbaarheid kan onderscheiden worden in maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid.
Ten aanzien van de maatschappelijke uitvoerbaarheid is in de eerste plaats een breed draagvlak nodig voor de regels die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Deze regels komen gedeeltelijk voort uit wettelijke verplichtingen. Daarnaast is bestuurlijk draagvlak van belang. Dit wordt bevorderd door het bestemmingsplan goed af te stemmen op het gewenste ruimtelijk beleid van het rijk en de provincie, als ook op de wensen en ambities van het lokale bestuur. Zij zijn het immers die na vaststelling ook de handhaving van het plan ter hand moeten nemen. Behalve door de wet gestelde eisen en bestuurlijke overeenstemming over het plan, is het maatschappelijk draagvlak onder de bevolking en met name onder de bewoners en gebruikers van de wijken van groot belang. Dit bestemmingsplan is een conserverend plan, waarin het vastleggen van de bestaande situatie is geactualiseerd en bestaande rechten zijn gecontinueerd of uitgebreid.
In hoofdstuk 8 ‘Overleg’ wordt gerapporteerd over de verplichte overleggen met instanties op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening worden de bouwwerken genoemd waarvoor een exploitatieplan moet worden opgesteld. Dit bestemmingsplan is conserverend plan dat geen nieuwe grootschalige woningbouwontwikkeling mogelijk maakt. Gelet hierop is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig.
In hoofdstuk 7 wordt nader ingegaan op de financiële onderbouwing van dit bestemmingsplan.
Handhaving en toezicht op de uitvoering zijn geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Burgemeester en wethouders zijn primair verantwoordelijk voor de bestuursrechtelijke handhaving. Aan de aan burgemeester en wethouders opgedragen zorgplicht tot handhaving ligt de in de rechtspraak ontwikkelde ‘beginselplicht tot handhaving’ ten grondslag. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal, ingeval van overtreding van een wettelijk voorschrift, het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Om inzicht te bieden in het (gemeentelijk) handhavingsbeleid is in de Wro voorzien in verplichte rapportages, zoals een jaarlijks handhavingsplan en een handhavingsverslag.
Gemeente Heerhugowaard beschikt over een Nota Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH). In het omgevingrecht zijn regels gesteld waar overheden zich aan moeten houden bij het uitvoeren van de wettelijke taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze regels zijn er om de veiligheid én gezondheid van mens en natuur te beschermen. Het is de taak van het college om de wettelijke taken goed uit te voeren. Naast het gegeven dat het college te maken heeft met het uitvoeren van deze wettelijke taken, heeft het college heeft zich voor de komende jaren ook een aantal doelen gesteld. De samenleving staat centraal, niet de overheid. Het motto ‘Samen leven’ staat de komende jaren centraal en vereist een dynamische en constructieve houding. Daarbij ligt de focus niet op de beperkingen die wet- en regelgeving met zich meebrengen, maar op het zoeken naar mogelijke oplossingen op maat.
De Nota VTH is geschreven om de veiligheid en gezondheid binnen de fysieke leefomgeving van de gemeente Heerhugowaard te waarborgen. De nota beschrijft de bestuurlijke uitgangspunten en beleidskeuzes over de regelgeving van het omgevingsrecht, Algemene Plaatselijke Verordening en bijzondere wetten. Daarmee legt deze nota een koppeling tussen de gestelde collegedoelen en de verplichting de wettelijke taken goed uit te voeren. Op basis van uitgangspunten, beleidskeuzes en omgevingsanalyses worden prioriteiten en operationele doelstellingen voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving geformuleerd. Het uitvoeren van de wettelijke taken wordt vertaald in zogenaamde procescriteria. (Kwaliteits)eisen aan de inrichting van deze processen zijn wettelijk vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en het daarbij behorende Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) en de Ministeriele regeling omgevingsrecht (hierna: Mor) en zijn gebaseerd op een sluitende beleidscyclus.
Leefbaarheid en veiligheid hebben binnen de gemeente Heerhugowaard prioriteit. Het college stelt zich ten doel dat inwoners zich veilig voelen. Om dit bereiken wordt de kantelingsgedachte doorgevoerd, door de vraag te stellen wat de inwoners zélf kunnen bijdragen aan de veiligheid. De nadruk ligt hierbij op preventie. Daarnaast heeft het college bewust gekozen voor een andere benadering ten aanzien van het toepassen van regels en de handhaving daarop. Het college streeft, daar waar mogelijk, naar minder regels en ziet bij handhaving van die regels toe op een houding die inspeelt op mogelijke oplossingen. Voorbeeld daarvan is de recente herijking van de Welstandsnota waarin meer mogelijk is gemaakt. Andere regels zoals die voor het verlenen van vergunningen, worden opnieuw bekeken en zo nodig vereenvoudigd.
Bij wet van 30 juni 2004 zijn de strafbepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening overgeheveld naar de Wet op de economische delicten. Onder deze wet zijn de volgende delicten gebracht:
Deze normoverschrijdingen zullen worden aangemerkt als overtreding en als een economisch
delict. Strafrechtelijk optreden is ook mogelijk bij overtredingen waarvan de gevolgen
niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, overtredingen die zich telkens weer herhalen
en kortdurende overtredingen. Strafbare feiten zijn ingedeeld in 6 categorieën. Er
kan een maximale geldboete worden opgelegd van
€ 87.000,- (5e categorie, peildatum 2020). Tevens biedt de wet de mogelijkheid de
overtreder de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict
goed te maken. Het openbaar ministerie is belast met de uitvoering van de Wet op de
economische delicten en voert daarin een geheel eigen beleid. Een combinatie van bestuursrechtelijke
en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden.
Indien sprake is van een bouwplan en voor de goedkeuring van dit bouwplan een wijziging of afwijking van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk is, is een gemeente op grond van wetgeving verplicht om haar kosten op de initiatiefnemer en/of grondeigenaar te verhalen. Er moet een exploitatieplan worden vastgesteld ter verzekering van het verhaal van kosten. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn categorieën aangewezen waarbij deze verplichting van toepassing is. Het gaat daarbij om de volgende categorieën:
Van het vaststellen van een exploitatieplan kan op basis van artikel 6.12 lid 2 onder a Wet ruimtelijke ordening worden afgezien als er op een andere wijze is voorzien in het verhaal van kosten.
Aangezien het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 zich beperkt tot het opnieuw vastleggen van de bestaande/vergunde situatie en er geen nieuwe grootschalige woningbouw- ontwikkelingen mogelijk zijn gemaakt, zijn met het bestemmingsplan geen te verhalen kosten gemoeid. Hierdoor is de actualisatie van het plan voor de gemeente economisch uitvoerbaar en is er bovendien geen aanleiding tot het vaststellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van Provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg. Aangezien het plangebied van het geactualiseerde bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 geen nieuwe ruimtelijke impact met zich meebrengt en/of nieuwe ruimtelijke ontwikkeling omvat, is het niet nodig om vooroverleg en/of inspraak te houden. Het bestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020 wordt direct als ontwerp ter inzage gelegd en ter kennisname toegezonden aan de overlegpartners.
Het ontwerp van het bestemmingsplan wordt conform afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad van de gemeente Heerhugowaard wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking opnieuw voor een periode van 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voor dit plan is geen vooroverleg nodig. Het plan voorziet in een actualisatie met het opnieuw vastleggen van de bestaande situatie, er worden geen nieuwe bestemmingen toegevoegd en er worden geen nieuwe (grootschalige) woningbouwontwikkelingen planologisch mogelijk gemaakt. Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan echter wel ter kennisname toegezonden aan:
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient de maatschappelijke haalbaarheid van het bestemmingsplan te worden verslagen. Voor dit plan is geen inspraakprocedure noodzakelijk. Dit geactualiseerde bestemmingsplan is een conserverend plan waarin de bestaande situatie opnieuw wordt vastgelegd. De nadruk ligt op de beheersfunctie van het plan.
Het ontwerpbestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk heeft met ingang van zaterdag 28 november 2020, gedurende een periode van zes weken voor eenieder ter inzage gelegen, ook hebben de overlegpartners de mogelijkheid gekregen op de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan te reageren. Over de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is, voorafgaand aan de terinzagelegging, bekendheid gegeven via het Heerhugowaards nieuwsblad-Stadsnieuws en de Staatscourant. Binnen de zienswijzeperiode van het ontwerpbestemmingsplan is een zienswijze en een overlegreactie (Liander) ingediend. In de bijlage (10), reactienota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Schrijverswijk-Planetenwijk 2020, zijn de reacties samengevat en voorzien van een antwoord.