| |
|
|
Artikel 11 Verkeer |
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten;
-
voet- en rijwielpaden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
verkeersvoorzieningen;
-
gebouwen ten behoeve van openbare- en nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken zoals bruggen, duikers, dammen, viaducten en dergelijke;
-
kunstobjecten.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
ten hoogste 3 % van de oppervlakte van de gronden met de bestemming Verkeer mag worden bebouwd;
-
de oppervlakte van enig bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m²;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4,50 meter.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8,00 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 12,00 meter bedragen.
11.2.3 Inrichtingseisen
Ten aanzien van de ruimtelijke indelingen gelden de volgende regels:
-
het is verboden de gronden in te richten in afwijking van een op de verbeelding aangegeven dwarsprofiel;
-
het is toegestaan de verhardingsbreedte ten behoeve van in- en uitvoegstroken en bushaltes te vergroten, mits het aantal rijbanen en rijstroken overeenkomstig de op de verbeelding aangegeven dwarsprofielen wordt gehandhaafd.
|
|