|
Een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke effect of ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
Bebouwing die wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.
Auto's, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
Een door burgemeester en wethouders aangewezen ruimte op of aan de weg of parkeerterreinen voor het te koop aanbieden, verkopen of verstrekken van goederen, waren of diensten.
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
Het oppervlak van het bouwvlak, bestemmingsoppervlak dan wel van het bouwvlak dat ten hoogste met gebouwen mag worden bebouwd.
Het oppervlak van het bouwvlak, bestemmingsoppervlak dan wel van het bouwvlak dat ten hoogste met gebouwen mag worden bebouwd.
Een in de regels of op de verbeelding in procednten uitgedrukt deel van een bouwvlak dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde een kas.
De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
Een eendaags of meerdaags evenement vindt plaats tussen 07.00 - 24.00, vrijdag, zaterdag en dagen voorafgaand aan een wettelijke vrije dag tussen 07.00 - 01.00 en zondag tussen 13.00 - 24.00, tenzij in de regels voor het evenemententerrein een afwijking van deze tijden is opgenomen.
Het bestaand aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig is en/of in uitvoering is krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen en/of gebruiken van een woning dan wel nog gebouwd kan worden met gebruikmaking van een reeds verleende ontheffing op basis van de Wro of een afwijkingsprocedure op basis van de Wabo.
Het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of de legale bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel nog gebouwd kan worden met gebruikmaking van een reeds verleende ontheffing op basis van de Wro of een afwijkingsprocedure op basis van de Wabo.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw gebonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoasl schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Bouwwerk of gedeelte daarvan voor zover geen gebouw of onderdeel daarvan is.
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond om ter plaatse te functioneren.
Richtlijnen ten aanzien van parkeerkencijfers, opgesteld door het Nationale Kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en of historische gaafheid.
Een constructie ter vergroting van een gebouw die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
Een constructie ter vergroting van een gebouw die zich boven de dakgoot bevindt waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlakken zijn geplaatst.
Een bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca activiteiten.
Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
Bebouwd of onbebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijke opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw waarbij het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
Constructie voor het afscheiden van een erf of een gedeelte daarvan bij een hoofdgebouw, waarbij er sprake moet zijn van een functionele relatie tussen de erfafscheiding en het hoofdgebouw.
Een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
Evenement als bedoeld in de begripsbepalingen van de 'Algemene Plaatselijke Verordening' van de gemeente Heerhugowaard, zoals die luidt op de dag van de ter visie legging van dit bestemmingsplan.
Als gesproken wordt van een evenement van een dag, moet daaronder worden verstaan een periode van 24 uur aansluitend, wat betekent dat de periode over 2 kalenderdagen verspreid kan zijn.
Die vormen van openluchtrecreatie waarbij rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is.
Opvang van kinderen in een gezinssituatie door een ander dan diegene die als ouder fungeert en hiervoor aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag of een andere tegemoetkoming, waardoor deze vorm als bedrijfsmatig te typeren is.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Evenementen waarbij het geluid maximaal 95 dB(A)/105 dB(C) op 30 meter van het podium/luidsprekers en 75 dB(A) op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen bedraagt.
Evenementen waarbij het geluid maximaal 70dB(A) op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen bedraagt.
Evenementen waarbij het geluid van luidsprekers e.d. op een afstand van 5 tot 7 meter maximaal een geluidsniveau (gemeten over 1 minuut) van 65 dB(A) mag bedragen en waarbij het geluid op de gevel van dichtstbijzijnde woningen niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). Indien de dichtstbijzijnde woningen zich op kortere afstand dan 15 meter bevinden mag het invallend geluid maximaal 55 dB(A) bedragen.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel personen ter aanwending in een ander bedrijf.
Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.
Degene die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat alsmede de personen die deel uitmaken van zijn haar huishouden.
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden:
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen niet of nauwelijks storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een restaurant).
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van lunches of snacks (bijvoorbeeld een cafetaria, lunchroom, tearoom, broodjeszaak of ijssalon).
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het (vrijwel) uitsluitend verstrekken van dranken (bijvoorbeeld een café, bar, café-restaurant en zaalverhuur).
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het dansen en het verstrekken van dranken (discotheek).
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een hotel, pension of jeugdherberg).
De lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.
Persoon of groep personen die een afzonderlijk huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
(Dag)recreatie dat zich kenmerkt door ontspanningsmogelijkheden, in een weinig kwetsbaar terrein, waarvoor veel voorzieningen aanwezig zijn en waaraan veel mensen tegelijkertijd op dezelfde plek kunnen deelnemen. Hieronder wordt daarnaast mee verstaan:
Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.
Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, voor het kweken van vruchten, bloemen of planten en dergelijke.
Een op zichzelf staand gebouw geplaatst in de buitenruimte, dat wordt gebruikt voor consumptieve en/of detailhandelsdoelstellingen.
De in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
Ruimte die nodig is voor een kraanopstelling bij een windturbine en het manoeuvreren met een kraan, vrachtauto's en onderdelen.
Uiting van één der beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, keerwanden, beschoeiingen dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
Een levensloopbestendige woning is een huis dat zo is aangepast of gebouwd dat het geschikt is om in te wonen, ook als er zorg nodig is of als mensen slecht ter been zijn. Dat betekent voor een grondgebonden woning dat er op de begane grondverdieping een slaapkamer en badkamer aanwezig zijn, of dat alle voorzieningen aanwezig zijn bij de oplevering van de woning zodanig dat een slaap- en badkamer zonder grote bouwkundige ingrepen op termijn gerealiseerd kunnen worden.
Een ligplaats is een door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen plaats in het water al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan die bestemd is voor het permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikt vaartuig.
Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
Huisvesting in of bij een woning van een huishouden van maximaal twee personen van wie ten minste een persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
Oever zonder of met een gedeeltelijk verwijderde beschoeiing en een niet afgewerkt talud.
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
Detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
Een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent.
Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf waarbij het gaat om detailhandel dat niet zelfstandig functioneert maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient.
Een als zodanig ingerichte openbare locatie voor het ontmoeten van personen, al dan niet met voorzieningen, gebouwen en / of bouwwerken geen gebouw zijnde.
Op- en afbouw activiteiten behorend bij een evenement waarbij voldaan wordt danwel dient te worden aan de begin- en eindtijden, zoals deze zijn opgenomen in artikel 8.3 van het Bouwbesluit.
1. In geval van ligplaatsen voor bedrijfs- en pleziervaartuigen: alle wateren dien
, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of op een andere manier
toegankelijk zijn, met uitzondering van bevaarbare en openbaar toegankelijke wateren
die geen eigendom zijn van de gemeente;
2. In overige gevallen: alle wateren die voor het publiek bevaarbaar of op een andere
manier toegankelijk zijn, met inbegrip van de wal.
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
Hulpmiddel om een orde van grootte uit te rekenen voor het bepalen van het aantal aan te leggen parkeerplaatsen bij een bepaalde voorziening (bijvoorbeeld woonwijk of winkelgebied).
Voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en of motoren en bromfietsen zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox
Constructie voor het afscheiden van een perceel of een gedeelte daarvan zonder dat er sprake is van een relatie tot bebouwing.
Detailhandel in volumineuze goederen die wegens aard en omvang en de specifieke vestigingseisen, met name op het gebied van bereikbaarheid en parkeren, niet thuishoort in het kernwinkelgebied of bestaande winkelcentra, zoals detailhandel in grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting en meubelen.
Het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 met identificatienummer NL.IMRO.0398.BP204HHWZUID2021-ON01 van de gemeente Heerhugowaard.
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
De bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie waarbij elders het hoofdverblijf wordt gehouden.
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Het structureel aanbieden van een kamer, appartement of deel daarvan voor tijdelijk verblijf aan personen die niet per se een huishouden vormen voor een aansluitende periode van minimaal zeven dagen en maximaal zes maanden.
De (denkbeeldige) doorgetrokken voorgevelrooilijn van een woning of woningrij, welke de voorgevelrooilijn van de dwars daarop geplaatste woningrij kruist.
Een door burgemeester en wethouders aangewezen ruimte op of aan de weg voor het te koop aanbieden, verkopen of verstrekken van goederen, waren of diensten buiten vestigingen.
Een gebouw, dat dient voor de uitstalling van goederen ten behoeve van detail- en/of groothandel.
Een gebouw van eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten (maximaal 2 nachten).
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel (let op: dit is dus de nettovloeroppervlakte).
De diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.
De (naar de openbare weg gerichte) gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
Een denkbeeldige lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
De evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
Het door het hoogheemraadschap vastgestelde streefpeil voor het desbetreffende peilvlak zoals dat geldt op de dag van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Uitoefening van detailhandel waarbij goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht, die niet ter plaatse ter hand worden gesteld en waarbij geen uitstalling van goederen ten verkoop bestaat (geen showroom).
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dient voor het omzetten van de energie van bewegende lucht in andere vormen van energie zoals elektriciteit.
Een gebouw, dat een (verkoop)ruimte omvat, welke door zijn indeling bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden.
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden.
Een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.
Een al dan niet afgesloten inrichting met een cluster van wooneenheden waarbij de functie wonen wordt gecombineerd met zorg- en welzijnsvoorzieningen, veelal voorzien van bijbehorende voorzieningen gericht op dagbesteding, recreatie en educatie.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, valbeveiligingen voor dakterrassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Bij het bepalen van de bouwhoogte wordt gebruik gemaakt van de Bijlage: Wijze van meten.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c. q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Bij het bepalen van de goothoogte wordt gebruik gemaakt van Bijlage 3 Wijze van meten
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend hoofdgebouw, waar die afstand het kortst is.
Bouwdelen als goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en dergelijke worden buiten beschouwing gelaten, mits de breedte van de overschrijding van de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,60 meter bedraagt.
Indien een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouw- of bestemmingsvlak gebouwd moet worden mag hiervan worden afgeweken ten behoeve van de (zijdelingse) grenzen van een standplaats en enig punt van het op die standplaats voorkomend gebouw/woonwagen, waar die afstand het kortst is.
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de bij de bestemming behorende ondergeschikte:
h. verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen;
i. tuinen, erven en terreininrichtingen;
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder luifels;
k. oevervoorzieningen en water;
l. transformatorstation behorende bij een windturbine conform de onder g. genoemde
aanduiding en zoals op de verbeelding is aangegeven;
m. een kraanopstelplaats, gedurende onderhoud aan de windturbine.
Bestaand aantal (bedrijfs)woningen
Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal. Hierbij is het bestaand
aantal woningen gedefinieerd als:
'Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan
legaal aanwezig is' en het aantal woningen dat:
Voor het bouwen van (hoofd)gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Voor een windturbine gelden de volgende regels:
Ten aanzien van het transformatorstation (bouwwerk) geldt dat:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsverguning afwijken van:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de in lid 3.4.1 genoemde afwijkingen en deze slechts verlenen als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van:
De op de plankaart voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met als nevenactiviteit:
b. indirect voor de aanleg, inrichting en onderhoud van huis en tuin en benodigde
artikelen, alsmede decoratie en kleinmeubelen/woonaccessoires binnenshuis, (tuin)kleding,
buitenspeelgoed, (buiten) koken met bijbehorende accessoires,
zwembaden/sauna's;
c. gelegenheidsassortiment: artikelen ten behoeve van bepaalde festiviteiten, zoals
Pasen, Kerstmis en Nieuwjaar;
d. verkoop van consumentenvuurwerk;
e. verkoop van snijbloemen;
f. ambulante handel;
g. verhuur van kleine machines, gereedschappen en aanhangers;
h. het aanbieden van activiteiten op het gebied van tuinarchitectuur en tuinlease;
i. aan het bedrijf gerelateerde kinderopvang;
en als ondersteunende (ondergeschikte) functies:
j. dierenservice (trimmogelijkheid, medische en preventieve zorg, advies);
k. aan het bedrijf gerelateerde horeca categorie 1 tot en met 2 zoals is bedoeld in
1.63.1 en 1.63.2;
l. workshops/presentaties;
m. cursussen en/of shows;
n. ondersteunende detailhandel: ambachtelijke diensten;
o. ondersteunende detailhandel: streekproducten;
p. ondersteunende detailhandel; overig;
q. kantoren;
r. buitenverkoop en opslag;
met de daarbij behorende:
s. wegen en paden;
t. parkeervoorzieningen;
u. groenvoorzieningen;
v. oevervoorzieningen en water;
w. geluidbeperkende voorzieningen in de vorm van een geluidswal ter plaatse van de
aanduiding 'geluidswal';
x. terreinen;
y. tuinen en erven;
z. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1.c en toestaan dat het maximum van 250 m2 voor de functies onder n. en o. wordt overschreden onder voorwaarde dat:
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de bij de bestemming behorende
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Ten aanzien van de ruimtelijke indeling en gebruik van de gronden met de bestemming 'Groen' geldt dat:
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 10 meter mag bedragen, mits de privacy van omliggende woningen niet wordt geschaad door de hoogte van het speeltoestel en het speeltoestel geen afbreuk doet aan de eisen zoals genoemd in de Wet attractiebesluit speeltoestellen (WAS).
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de bij de bestemming behorende:
e. verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen;
f. sport- en speelvoorzieningen;
g. water;
h. kunstwerken;
i. erven en terreinen;
j. kunstobjecten;
k. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
l. dienstwoningen.
Bestaand aantal woningen
Het aantal (dienst- en/of zorg) woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal. Hierbij is het bestaand aantal woningen gedefinieerd als: 'Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig' is en het aantal woningen dat:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste gelijk zal zijn aan het maximaal toegestane oppervlakte zoals dat geldt binnen het bouwvlak.
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.3 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 10 meter mag bedragen, mits de privacy van omliggende woningen niet wordt geschaad door de hoogte van het speeltoestel en het speeltoestel geen afbreuk doet aan de eisen zoals genoemd in de Wet attractiebesluit speeltoestellen (WAS).
Naast een gebruik van de dienstwoning en de bijgebouwen voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen binnen de gebiedsaanduiding van de bestemming 'Maatschappelijk' zoals genoemd onder lid 7.5.1 en 7.5.2, met dien verstande dat:
Daar waar binnen de bestemming Maatschappelijk het bouwvlak is voorzien van de aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied 1', is voorzienbaar dat de aldaar gerealiseerde maatschappelijke (onderwijs)voorziening in omvang kan afnemen. Gelet daarop zijn burgemeester en wethouders bevoegd, de bestemming geheel of gedeeltelijk te wijzigen in een bestemming Wonen-2 als bedoeld in artikel 19 en/of de bestemmingsomschrijving zoals genoemd in artikel 7 lid 1 aan te vullen met:
Daar waar binnen de bestemming Maatschappelijk het bouwvlak is voorzien van de aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied 2', is voorzienbaar dat de aldaar gerealiseerde maatschappelijke (onderwijs)voorziening in omvang kan afnemen. Gelet daarop zijn burgemeester en wethouders bevoegd, de bestemming geheel of gedeeltelijk te wijzigen in een bestemming Wonen-1 als bedoeld in artikel 18 met zo nodig te bebouwen erven als bedoeld in artikel 12, 'Tuin-2'.
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Met daaraan ondergeschikt:
g. horeca, categorie tot en met categorie 2, zoals bedoeld in lid 1.50.1 en 1.50.2
met bijbehorende geluidsvoorzieningen en terras;
Met de bij de bestemming behorende:
h. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen (utilitaire voorzieningen);
i. gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer sanitaire voorzieningen;
j. transformatorstation behorende bij een windpark conform de onder f genoemde aanduiding
en zoals op de verbeelding is aangegeven;
k. speelvoorzieningen;
l. verkeersvoorzieningen in de vorm van fiets- en wandelpaden, ongebouwde parkeervoorzieningen
en gebouwde fietsvoorzieningen;
m. bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde, waaronder kunstwerken;
n. kunstobjecten;
o. verhardingen;
p. groenvoorzieningen en water;
q. kraanopstelplaatsen.
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van Utilitaire bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
Voor een windturbine gelden de volgende regels:
Ten aanzien van het transformatorstation (bouwwerk) geldt dat:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van:
De in lid 8.4.1 onder a genoemde afwijking kan slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van;
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die in strijd is met de bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 8.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt bijbehorende voorzieningen:
met de daarbij behorende:
e. wegen en paden;
f. parkeervoorzieningen;
g. water;
h. kunstwerken, zoals bruggen, duikers, dammen, e.d.;
i. groenvoorzieningen;
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
k. kunstobjecten.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en gebouwen, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
De omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien belangen van derde niet onevenredig worden geschaad en / of gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisering van een carport met een maximale hoogte van 3,00 meter, een maximale breedte van 3,00 meter en een maximale lengte van 6,00 meter onder de voorwaarde dat:
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van:
De realisering van een carport met een maximale hoogte van 3,00 meter, een maximale breedte van 3,00 meter en een maximale lengte van 6,00 meter, onder de voorwaarde dat:
De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van:
De realisering van een carport ter plaatse met een maximale hoogte van 3,00 meter, een maximale breedte van 3,00 meter en een maximale lengte van 6,00 meter onder de voorwaarde dat:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de bij de bestemming behorende:
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken zoals bruggen, duikers,
dammen, viaducten en dergelijke;
l. kunstobjecten.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de bij de daarbij behorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.2 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 10 meter mag bedragen, mits de privacy van omliggende woningen niet wordt geschaad door de hoogte van het speeltoestel en het speeltoestel geen afbreuk doet aan de eisen zoals genoemd in de Wet attractiebesluit speeltoestellen (WAS).
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De op de plankaart voor Water - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt, bijbehorende:
f. bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, paalconstructies,
kabelconstructies, steigers en een startplatform;
g. gebouw(en);
h. kunstobjecten.
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.3.1 met dien verstande dat indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikt;
Bestaand aantal woningen
Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal. Hierbij is het bestaand
aantal woningen gedefinieerd als: "Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is" en het aantal woningen dat:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 onder h, in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp', wordt afgeweken van de bestaande maatvoering, met dien verstande dat:
Naast een gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer voor: type B bedrijven als bedoeld in artikel 1.2 van voornoemd besluit, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.3.1 onder b voor een bed & breakfastaccomodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij de oppervlakte van de bed & breakfastaccomodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met inachtneming van de parkeerkencijfers van het CROW en/of lokaal vastgesteld parkeerbeleid(splan).
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 en meer woningen toestaan onder de voorwaarden dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod om de woning te gebruiken voor meer dan één huishouden als bedoeld in lid 17.3.2 onder c, door een woon(zorg)initiatief toe te staan voor meerdere huishoudens, onder voorwaarde dat:
De voor Wonen-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
b. horeca, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2, zoals bedoeld
in lid 1.64.2;
c. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
d. bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 2' zoals
bedoeld in VNG bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de milieucategorieën
1 en 2;
e. bed and breakfast;
f. erven;
g. bijbehorende bouwwerken;
h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
i. afmeervoorzieningen (steigers) en natuurvriendelijke oevers als de bestemming 'Wonen
-1' grenst aan de bestemming 'Water';
j. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' wonen en zorg voor ouderen met
dagbesteding;
k. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een bijgebouw;
l. parkeervoorzieningen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'parkeerplaats', minimaal
één parkeerplaats op eigen terrein moet zijn gerealiseerd.
Bestaand aantal woningen
Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal. Hierbij is het bestaand
aantal woningen gedefinieerd als: "Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is" en het aantal woningen dat:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Naast een gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer voor: type A bedrijven als bedoeld in artikel 1.2 van voornoemd besluit, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.3.1 onder b voor een bed & breakfastaccomodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij de oppervlakte van de bed & breakfastaccomodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met inachtneming van de parkeerkencijfers van het CROW en/of lokaal vastgesteld parkeerbeleid.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1 en meer woningen toestaan onder de voorwaarden dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van een woning en/of wooneenheid, als bedoeld in lid 18.4.2 onder c, door een woon(zorg)initiatief toe te staan voor meerdere huishoudens, onder voorwaarde dat;
De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt eventueel de bijbehorende:
e. bed & breakfast;
f. erven en terreininrichtingen;
g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
h. balkons.
Bestaand aantal woningen
Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal. Hierbij is het bestaand
aantal woningen gedefinieerd als: "Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is" en het aantal woningen dat:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Naast een gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer voor: type A bedrijven als bedoeld in artikel 1.2 van voornoemd besluit, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving en meer woningen toestaan onder de voorwaarden dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.3.1. onder b voor een bed & breakfastaccomodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij de oppervlakte van de bed & breakfastaccomodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 125m² onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met in achtneming van de parkeerkencijfers van het CROW en/of lokaal vastgesteld parkeerbeleid.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van een woning en/of wooneenheid, als bedoeld in lid 19.3.2 onder c, door een woon(zorg)initiatief toe te staan voor meerdere huishoudens onder voorwaarde dat,
De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van één of meer motorvoertuigen en/of berging voor één huishouden.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt eventueel:
Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,00 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde zijde van de woonwagen of het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 meter mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en kwaliteit van de erfafscheidingen om afzondering van het woonwagencentrum van de openbare buitenruimte te voorkomen.
In iedere woonwagen is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit waaronder een webwinkel alsmede gastouderopvang en mantelzorg toegestaan onder de voorwaarden dat:
Verkeersaantrekkende activiteiten, waardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen buiten het eigen erf, noodzakelijk zijn, zijn niet toegestaan.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Afwijken van de meldingsplicht milieu
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.
Voorzienbaar is, dat binnen de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone- wijzigingsgebied 3' de behoefte aanwezig kan zijn om in plaats van een woonwagen,een woonhuis te bouwen. Gelet daarop zijn burgemeester en wethouders bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), om bouwvoorschiften onder 21.2 om te zetten in de bouwvoorschiften als genoemd onder artikel 18.2.1 van de bestemming Wonen - 1, met inachtname van de bouwvlak- en de hoogtebepalingen als genoemd in artikel 21.2.1.
De voor 'Wonen - Uit te werken' gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende
l. kunstwerken;
m. kunstobjecten;
n. geluidwerende voorzieningen.
Burgemeester en wethouders werken de in lid 22.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
Ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen geldt dat;
Ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en kantoren geldt dat;
Bij het uitwerken van de bestemming moet voldaan worden aan de dan geldende parkeerkencijfers danwel parkeernormen op basis van respectievelijk het CROW en/of het lokaal vastgestelde parkeerbeleid van de gemeente Heerhugowaard.
Ten aanzien van groen-, sport- en speelvoorzieningen geldt dat;
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken kan worden verleend zodra het desbetreffende uitwerkingsplan of een concept daarvoor ter inzage is gelegd, dan wel nog niet ter inzage is gelegd maar voldoende concreet is en naar verwachting rechtskracht zal verkrijgen.
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding:
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór op de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen, die geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemmingen, 'Leiding - Hoogspanning', 'Leiding- Water', en/of 'Leiding-Gas', daarop voorrang krijgt.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter.
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 23.1.1 onder a bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd.
Bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen zijn slechts toegestaan indien daarvoor een omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de belangen van de 'Leiding - Hoogspanning' niet onevenredig worden geschaad.
Burgemeester en wethouders kunnen (onder voorwaarden) ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen onder voorwaarde dat:
Het is verboden op of in de in lid 29.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid 23.1 bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in 23.4.1 is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:
De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet in strijd is met de belangen van de leiding.
Alvorens over een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen met betrekking tot de samenvallende bestemming(en) (23.3) of een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden (lid 23.4.1) te beslissen, winnen het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding-Gas', 'Leiding - Water' en/of 'Leiding - Hoogspanning' indien de betreffende leiding als zodanig niet meer in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 24.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 24.2.1 omgevingsvergunning, voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 24.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 24.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:
Voor zover de in lid 24.3.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.3.1 is niet vereist voor:
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 25.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 25.2.1 omgevingsvergunning, voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 25.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:
Voor zover de in lid 25.3.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.3.1 is niet vereist voor:
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 26.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 26.2.1, omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 26.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 26.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren, voor:
Voor zover de in lid 26.3.1 genoemde werken geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.3.1 is niet vereist voor:
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 27.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 27.2.1, omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 27.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 27.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren, voor:
Voor zover de in lid 27.3.1 genoemde werken geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.3.1 is niet vereist voor:
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzicht van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 28.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 28.2.1 omgevingsvergunning, voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 28.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 28.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:
Voor zover de in lid 28.3.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.3.1 is niet vereist voor:
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen in de op die grond gelegen bouwwerken.
De bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is secundair ten opzichte van de bestemming 'Waarde - Archeologie' en primair ten opzichte van de andere bestemmingen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Het college van burgemeester en wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2.1 onder a en b voor het realiseren van een kleinere of grotere goot- en bouwhoogte en breedte van het hoofdgebouw onder de voorwaarde dat:
Het is verboden op of in de in lid 29.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid 29.1 bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:
De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 29.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de waarde cultuur historie, zoals vastgelegd het rapport 'Gemeente Heerhugowaard een historisch-geografische inventarisatie (inclusief de karakteristieke bebouwing)' dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.
Alvorens over een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden (lid 29.4.1) te beslissen, winnen het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een deskundige op het gebied van cultuur omtrent de vraag of door de voorgenomen werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden de waarde cultuur, zoals vastgelegd het rapport 'Gemeente Heerhugowaard een historisch-geografische inventarisatie (inclusief de karakteristieke bebouwing)' niet onevenredig wordt geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie toe te voegen, te wijzigen dan wel te verwijderen met dien verstande dat;
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, mede bestemd voor primaire en secundaire waterkering. De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is primair ten opzichte van de andere daar voorkomende bestemmingen.
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 30.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd.
Voordat wordt besloten omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder(s) van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2.1 van in dit artikel voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde overeenkomstig de bestemming, indien de belangen van de waterkering daar niet onevenredig door worden geschaad.
Het is verboden op of in de in lid 30.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid 30.1 bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 30.4.1 is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:
De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 30.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering.
Voordat wordt besloten omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder(s) van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen uitvoering werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bouwwerken, zoals steigers, oeverbeschermingen en dergelijke in het water zijn toegestaan indien:
Een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van (de functie van) een bouwwerk wordt slechts verleend indien, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het (on)bebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de richtlijnen van de op dat moment geldende CROW-publicatie in samenhang met het op dat moment geldende lokale parkeerbeleid. Ten behoeve van ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading wordt getoetst aan de bijbehorende eisen voor locatie en inrichting zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Burgemeesters en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.2 indien:
Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en een goede parkeersituatie gewaarborgd is.
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 32.2 ten einde een hogere parkeereis en/of zwaardere eisen ten aanzien van de bijbehorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading toe te passen indien omgevingsfactoren in relatie tot de omvang of aard van het bouwplan of het gebruik, aanleiding kunnen geven voor het stellen van nadere eisen aan parkeren, ontsluiting of bevoorrading. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit en een goede parkeersituatie te borgen.
De gronden ter plaatse van de aanduiding Evenemententerrein - Huygendijkbos zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd als evenemententerrein.
Ter plaatse van de aanduiding Evenemententerrein - Huygendijkbos zijn 5 evenementen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
De gronden ter plaatse van de aanduiding Evenemententerrein - Strand van Luna zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd als evenemententerrein.
Ter plaatse van de aanduiding Evenemententerrein - Strand van Luna zijn 8 evenementen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd als:
Werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het is verboden op of in de in lid 33.3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid 33.3.1 bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
Uitzonderingsregel
Het verbod als bedoeld in 'Werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden ' is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:
Toetsingscriteria voor vergunningverlening
De 'werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden' zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de veiligheidszone.
Advies
Voordat wordt besloten omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders advies van een deskundige over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het veiligheidsbelang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Verbod
Het is verboden het reservoir voor lpg, het vulpunt voor lpg en afleveringszuilen
voor lpg, zoals die op de verbeelding zijn vastgelegd door het middelpunt van de veiligheidszones
- lpg, te verplaatsen.
Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het (on)bebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de richtlijnen van de op dat moment geldende CROW-publicatie in samenhang met het op dat moment geldende lokale parkeerbeleid. Ten behoeve van ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading wordt getoetst aan de bijbehorende eisen voor locatie en inrichting zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Burgemeesters en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 34.1 indien:
Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en een goede parkeersituatie gewaarborgd is.
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van de bouwregels en toestaan dat:
en afwijken van de bestemmingsregels voor het toestaan van:
Burgemeester en wethouders kunnen bij Woningen een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2 onder a, voor het bouwen van tijdelijke woonruimte voor mantelzorg onder de voorwaarde dat;
Burgemeester en wethouders zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd om de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - 1' te wijzigen in een bestemming 'Tuin', 'Tuin - 1', 'Tuin - 2', 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of in een combinatie van die bestemmingen, waarbij de volgende regels in acht worden genomen:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het plan wijzigen ten behoeve van het verschuiven van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is geregeld dat op grond van artikel 3.1 lid 2 van de Wro, de bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan eenmaal in de tien jaar dient te worden herzien. Op 1 juli 2018 is de Wet actualiseringsplicht bestemmingsplannen en beheersverordeningen in werking getreden. Als gevolg voor de inwerkingtreding van de Wet actualiseringsplicht bestemmingsplannen en beheersverordeningen zijn gemeenten echter niet langer verplicht om bestemmingsplannen binnen de periode van 10 jaar opnieuw vast te stellen. De actualiseringsplicht is echter niet voor alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen afgeschaft. Met het oog op de kenbaarheid van de geldende bestemmingsregeling voor burgers en bedrijven is de wet uitsluitend van toepassing op die plannen en verordeningen die elektronisch (beschikbaar gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl) raadpleegbaar zijn. Voor de overige plannen blijft de actualiseringsplicht gelden tot aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
De afschaffing van de actualiseringsplicht brengt echter geen verandering in de mogelijkheid dat gemeenten, al dan niet op verzoek, bestemmingsplannen actualiseren danwel aanpassen. Nieuw beleid van hogere overheden, maar ook nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied worden op deze manier actueel gehouden.Ten opzichte van de huidige beheersverordening, vastgesteld 22 april 2008, en de huidige situatie in het plangebied is duidelijk dat er in de loop der jaren op ruimtelijk gebied tal van (kleine) wijzigingen zijn geweest. Bovendien zijn er in de afgelopen jaren een aantal afzonderlijke planologische regelingen voor Heerhugowaard vastgesteld die thans in het nieuwe bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 zijn opgenomen. Dit betreft onder andere de Actualisatieplannen Heerhugowaard 2014, 2015, 2016 en 2017. Gelet op bovenstaande zijn de in de beheersverordening aangewezen bestemmingen en de met het oog daarop gegeven regels niet meer in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening en wordt ook de huidige beheersverordening omgezet in een nieuw actueel bestemmingsplan. De functionele en ruimtelijke situaties en de eventuele ontwikkelingsmogelijkheden zijn in de planherziening volgens bestaande rechten en huidige wet-, regelgeving en inzichten vertaald. De toelichting van het nieuwe plan gaat uit van een eenduidig ruimtelijk beleid. Waar nodig wordt ingegaan op de voor het (woon)gebied specifieke aspect.
Dit nieuwe bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 is als digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar plan opgezet. Verder is er gestreefd naar vrijwel identieke regels. Deze zijn eenvoudig opgesteld, zodat ze heldere richtlijnen geven voor de bebouwingsmogelijkheden van de gronden en het gebruik van de gronden en gebouwen. In het kader van digitale dienstverlening wordt het daarmee voor iedereen mogelijk om de verbeelding (bestemmingsplankaart) en voorschriften ook thuis, digitaal te raadplegen via het internet.
Het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 heeft betrekking op de woongebieden in Heerhugowaard die tot stand gekomen zijn op basis van de zogenaamde VINEX-taakstelling. Het is een afgerond en overzichtelijk plangebied, waarvan de plangrens op een logische wijze aansluit op de aanliggende bestemmingsplannen. Het plangebied Heerhugowaard-Zuid is door de aanwezigheid van een groot recreatiegebied meer dan alleen een woongebied. In de afgelopen jaren zijn de functies wonen en recreëren in dit gebied op een logische wijze met elkaar in verband gebracht. Het plangebied Heerhugowaard-Zuid omvat ca.120 hectare woongebied en 180 hectare recreatiegebied. Samengevat biedt het nieuwe bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 een nieuw en overzichtelijk juridisch-planologische basis het gehele plangebied.
Het plangebied "Heerhugowaard-Zuid 2021" is gelegen tegen de zuidelijke en zuidwestelijke gemeentegrens van Heerhugowaard aan. Het plangebied wordt als volgt begrensd:
Het plan bestaat uit:
Figuur 1 Ligging van het plangebied
Met de herziening van het bestemmingsplan wordt een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande activiteiten opgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met mogelijke toekomstige wensen. In het bestemmingsplan zijn verschillende voor het plangebied geldende regelingen opgenomen. Een bestemmingspan heeft twee functies: enerzijds een functie om dat wat er al is, vast te leggen en te beheersen en anderzijds een functie om iets nieuws mogelijk te maken. Met dit bestemmingsplan wordt de huidige ruimtelijke situatie in het plangebied Heerhugowaard-Zuid vastgelegd. Dit betekent ook dat er binnen het plangebied nog enkele voor woningbouw bestemde gebieden aanwezig zijn die nog niet zijn uitgewerkt, hiervoor zijn bestaande rechten overgenomen uit het bestemmingsplan Heerhugowaard-zuid ontwikkelgebied. Om te voorkomen dat voor elke kleine ontwikkeling zoals bijvoorbeeld het uitbreiden van een woning steeds een herziening van het bestemmingsplan nodig is, wordt daarvoor al in het bestemmingsplan ruimte geboden, afgestemd op wat in de situatie ter plaatse ruimtelijk toelaatbaar is.
Het plangebied Heerhugowaard Zuid kent verschillende afzonderlijke planologische regelingen. In het nieuwe bestemmingsplan 'Heerhugowaard-Zuid 2021' zijn de volgende planologische regelingen samengevoegd:
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en verbeelding. De digitale kaart van het bestemmingsplan wordt 'verbeelding' genoemd, deze kaart vormt samen met de regels het juridisch bindende gedeelte van het plan. Op de verbeelding worden de bestemmingen aangegeven. Per bestemming worden regels gegeven met betrekking tot de functie of het doel van de gronden, de gebouwen en het gebruik. Daarop wordt een toelichting gegeven waarin wordt gemotiveerd waarom met uitvoering van het plan sprake is van een wettelijke goede ruimtelijke ordening. In de onderhavige toelichting worden de uitgangspunten voor het bestemmingsplan 'Heerhugowaard-Zuid 2021' weergegeven. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie. In hoofdstuk 3 wordt getoetst aan het ruimtelijk beleid dat op de beoogde ontwikkeling van toepassing is. De milieu- en duurzaamheidsaspecten worden behandeld in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt het plan beschreven en in hoofdstuk 6 de juridische vorm van het bestemmingsplan. De financieel-economische uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 7 aan de orde en tot slot wordt in hoofdstuk 8 de maatschappelijke toetsing en het (voor)overleg behandeld.
Het gebied dat nu de gemeente Heerhugowaard vormt was omstreeks 800 bedekt met veen. De ontginning van het veen door de mens zorgde voor landbouwgrond. Maar in combinatie met stromvloeden ontstonden ook een aantal grote meren, waaronder de Huygenwaert. Rijke kooplieden en notabelen in de gouden eeuw zagen nieuwe beleggingsmogelijkheden in het inpolderen van de meren in Noord-Holland.
De Alkmaarse regenten, met name Nanning van Foreest en Floris van Teylingen, namen het voortouw bij de inpoldering van Huygenwaert. In 1631 viel de polder Heerhugowaard droog. Waar de droogmakerijen de Beemster en de Schermer goede landbouwgrond opleverde, viel dat in Heerhugowaard erg tegen. De nieuwe polder bleek moeilijk droog te houden en de grondkwaliteit was maar matig. Nog geen veertig jaar later gingen er stemmen op om de hele Waert maar weer onder te laten lopen. Als viswater zou het gebied meer opleveren dan als landbouwgrond. Zover is het niet gekomen maar tot circa 1850 leidde de polder een kommervol bestaan. Door de komst van kunstmest konden de opbrengsten van de gronden verbeterd worden en werden de inwoners iets welvarender.
Tot achttienhonderd waren het vooral de regenten uit Alkmaar en Amsterdam, die de grond in Heerhugowaard bezaten. In de negentiende eeuw kwam daar verandering in en kwamen de boerderijen met de bijbehorende grond steeds meer in handen van de mensen die er woonden en werkten. De landbouwcrisis van 1875 was de oorzaak van een verandering in de agrariche structuur. Van extensieve landbouw schakelde men over naar intensieve tuinbouw, omdat daarvoor veel minder grond nodig was. Dat betekende meer bedrijven. De meeste boeren kochten niet meer grond dan zij zelf konden bewerken. De grond waarvan voorheen één landbouwer leefde, leverde nu inkomsten op voor een veelvoud aan tuinbouwers met hun gezinnen. Rond negentienhonderd was de bevolking dan ook behoorlijk uitgebreid. Voldoende voor de vestiging van een kleine middenstand. Er kwamen bakkers, kruideniers, wagenmakers, manufacturiers én een kerk. Tot eind jaren twintig bloeide het Heerhugowaardse ondernemersleven. De economische crisis van de jaren dertig en direct daarna de Tweede Wereldoorlog brachten echter minder goede tijden. Pas na de oorlog bloeide Heerhugowaard economisch weer op. De ruilverkaveling van eind jaren zestig en de komst van het kassengebied 'Alton' veranderde het landschap. Door de aanleg van fietspaden verdwenen de karakteristieke sloten aan weerszijden van de Middenweg. Veel boerderijen, ook in Heerhugowaard de Noord, werden gesloopt en vervangen door gewone huizen.
Na de oorlog was er veel vraag naar grond voor woningbouw. In Nederland heerste grote woningnood. De eerste bouwgolf vond voornamelijk in de grote steden plaats. De tweede bouwgolf voltrok zich rond de zogenaamde groeikernen. Hoewel Heerhugowaard nooit als zodanig is aangewezen werd de gemeente vanaf halverwege de jaren zestig een groeikern. Nog steeds is zichtbaar dat de groei van Heerhugowaard begonnen is vanuit de toen dominante functionalistische visie: wonen, werken en recreëren moest zoveel mogelijk van elkaar gescheiden worden en bewoners moeten zich gemakkelijk van de ene 'functie' naar de andere kunnen verplaatsen. Rond het centrale dorp verrezen de nieuwbouwwijken en het Recreatiepark bood de nodige sport- en ontspanningsmogelijkheden. het bedrijventerrein ontstond aan de andere kant van de spoorlijn. Maar alles bleef wel binnen de oorspronkelijke verkavelingsstructuur van de droogmakerij. De groei van de gemeente ging verder in zuidelijke richting en er werd nagedacht over een nieuw centrum. Dat centrum is het Stadshart geworden waar omheen de stad verder zou groeien. Met de Rivierenwijk en de Edelstenenwijk in de jaren zeventig en Butterhuizen en Oostertocht in de jaren tachtig en negentig. oin 1986 is de gemeente aangewezen als Vinex locatie en zijn de woonwijken Zuidwijk, Huygenhoek en uiteindelijk Stad van de Zon gerealiseerd. Gemeente Heerhugowaard telt anno 2020 circa 57.500 inwoners.
De Middenweg
De Middenweg loopt door de gehele polder Heerhugowaard. Het tracé van de Middenweg
valtuiteen in drie delen: het noordelijke deel boven de woonkern Heerhugowaard, het
middelste deelbinnen het stedelijk gebied van Heerhugowaard en het zuidelijk deel
binnen het onderhavige plangebied. De Middenweg is de eerste aangelegde weg in de
polder Heerhugowaard. In die zin is de weg qua aanliggende bebouwing en gebruik meegegroeid
met de ontwikkeling van Heerhugowaard. Van agrarisch gebied naar een overwegend woongebied.
De ontstaansgeschiedenis van de polder is als het ware af te lezen aan de aanliggende
bebouwing. In die zin is de Middenweg een te behouden beeldbepalend element, ook in
Heerhugowaard-Zuid. Dit deel is ongeveer twee kilometer lang. De weg ligt iets verhoogd
ten opzichte van het maaiveld en manifesteert zich als een (lage) dijk. Opvallend
is de beplanting van de laan met hoge populieren. Langs de Middenweg liggen enkele
(stolp-)boerderijen waarvan sommige een cultuurhistorische waarde hebben. De statige
beplanting en het autoluwe karakter maken de Middenweg in de huidige tijd geschikt
als een (recreatieve) route voor langzaam verkeer.
Op basis van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX) is begin van de jaren 90 van de vorige eeuw, in samenspraak met de omliggende gemeenten Alkmaar en Langedijk het overwegend agrarische gebied dat nu aangeduid wordt als Heerhugowaard-Zuid, aangewezen als locatie om de omvangrijke taakstelling op het gebied van woningbouw en aanleg van een recreatiegebied te realiseren.
Het gebied Stad van de Zon is een afgerond en overzichtelijk plangebied, waarvan de loop van de plangrens op een logische wijze aansluit op de aanliggende bestemmingsplannen. Heerhugowaard-Zuid is in zijn totaliteit een bijzonder gebied. Het is meer dan een woongebied van Heerhugowaard, het is meer dan een grootschalig recreatiegebied voor de omliggende gemeenten. Heerhugowaard-Zuid is het gebied, waar de drie HAL-gemeenten (Heerhugowaard, Alkmaar en Langedijk) op basis van de intergemeentelijke structuurvisie gekozen hebben een project te realiseren, waarin de functies wonen en recreëren op een nieuwe manier met elkaar in verband zijn gebracht en dat vooral op het gebied van duurzame energievoorziening, waterkwaliteit en natuurwaardenontwikkeling een zeer hoog ambitieniveau kent. Heerhugowaard-Zuid omvat ca. 120 hectare woongebied en 180 hectare recreatiegebied.
Het plangebied vertoont als gebied eenheid en samenhang. De realisatie van dit gebied heeft plaatsgevonden op basis van planologische uitwerkingen in de vorm van diverse (deel-) uitwerkingen en afwijkingen van het geldende bestemmingsplan. Ter afsluiting van de onderzoeksfase naar de mogelijkheden die het gebied heeft, is in april 1997 door de gemeenteraad een Nota van Uitgangspunten voor Heerhugowaard-Zuid vastgesteld. De woningbouwopgave in het kader van de VINEX van 2400 woningen met bijbehorende voorzieningenstructuur, gecombineerd met ca. 100 hectare recreatiegebied is vorm gegeven en uitgewerkt. Het ambitieniveau, gericht op stedenbouwkundige, architectonische, sociale en milieukwaliteit is behaald. Heerhugowaard-Zuid is duurzaam ontwikkeld met thema's als landschap, natuur, milieu en sociale kwaliteit. Dat betekent dat er in het gehele plandeel Heerhugowaard-Zuid op een duurzame wijze is omgegaan met zaken als energie, water, groen, materialen, verkeer, afval en sociale aspecten. De bestaande voetbalvereniging Reigerboys groeide in het oude centrum uit z'n 'jasje' en zorgde ook voor grote druk op het bestaande gebied voor wat betreft parkeren en verkeer. De vereniging kreeg een nieuwe plek in Heerhugowaard Zuid.
Waerdse Tempel
Het perceel met de Waerdse Tempel ligt in het recreatiegebied 'De Druiplanden'. De
Druiplanden liggen aan de westzijde van Heerhugowaard-Zuid in een ongeveer 1500 meter
lange strook langs de Westerweg. Naast de Waerdse Tempel zijn de volgende functies
aanwezig: een strand, een dagcamping, een kabel-waterskibaan, speelweiden en sanitaire
voorzieningen. In het gebied zijn op meerdere plaatsen parkeerterreinen aangelegd.
Daarnaast zijn er windturbines aanwezig. Twee van die windturbines zijn gesitueerd
in de Druiplanden en één op het bedrijventerrein Overtoom. Door het gebied is een
fietspad aangelegd dat het recreatiestrand van de groenstructuur scheidt. Langs de
Westerweg is een dijklichaam aangelegd om het achterliggende recreatiegebied af te
schermen van het wegverkeersgeluid. Aan de zijde van de Westerweg is het talud stijl,
aan de andere zijde is het glooiend. De glooiende zijde is in gebruik als zonneweide.
Het plangebied van het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 bestaat uit de woonwijken en -buurten Stad van de Zon, Park van Luna, Butterhuizen 2, Zuidwijk 2, Huygenhoek 2 en Huygenhoek 3. dit zijn bestaande wijken waar de komende jaren weinig nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden verwacht. In het plandeel Heerhugowaard-Zuid staat wonen en recreëren centraal. Aan de zuidoostzijde wordt het gebied begrenst door de Jan Glijnisweg. De Jan Glijnisweg is een historische ontginningsweg en één van de structuurlijnen in de droogmakerij. Ruimtelijk gezien vormt de Jan Glijnisweg de zuidoostelijke begrenzing van de kern Heerhugowaard, zeker na de realisatie van nieuwbouwwijk Stad van de Zon met het omliggende recreatiegebied. Grofweg het gehele gebied noordwestelijk van de Jan Glijnisweg tot aan de oude ringdijk wordt ingenomen door de kern Heerhugowaard. Zuidoostelijk van de Jan Glijnisweg zijn de gronden voornamelijk agrarisch in gebruik, hier is de oorspronkelijke openheid en het historische verkavelingspatroon van de droogmakerij duidelijk zichtbaar. De Jan Glijnisweg heeft zich ontwikkeld tot een bebouwingslint met twee gezichten: de bebouwing aan de noordwestzijde hoort met de dichte bebouwingsstructuur in ruimtelijke zin bij de kern, de bebouwing aan de zuidoostzijde van de Jan Glijnisweg hoort veel meer bij het agrarische landschap. Langs het historische bebouwingslint bevinden zich diverse karakteristieke stolpboerderijen. Aan deze zijde van de kern van Heerhugowaard is de nieuwbouwwijk Stad van de Zon ontwikkeld, met daarom heen recreatiegebied Park van Luna. Het Stad van de Zon kent een orthogonale stedenbouwkundige structuur, deels aansluitend op de historische polderstructuur, deels een kwartslag gedraaid ten opzichte van de polderstructuur. Het recreatiepark kent een geheel eigen structuur van slingerende paden, bosgebieden, waterpartijen en sportvoorzieningen. De toename van het aantal woningen in het gehele plangebied had ook een nieuwe wegenstructuur met de bijbehorende parkeervoorzieningen tot gevolg. Zowel de Middenweg als de Rustenburgerweg spelen hierbij een belangrijke rol. De ruimtelijke structuur van plangebied Zuid blijft ongewijzigd. Qua woningtypen varieerd het plangebied in de aanwezigheid van vrijstaande woningen, twee-onder-een kap woningen, rijwoningen en gestapelde bouw.
De woningen in het gebied dat aansluit op het Huygendijkbos zijn gebouwd in een bomenrijke omgeving dat een overloopgebied vormt tussen het recreatiegebied en de woongebieden. Het centrale deel van dit gebied is daarom ingericht als groenzone met recreatieve functies als speelvoorzieningen en fiets- en voetpaden.
De Overtoom
Het deelgebied De Overtoom ligt ten weten van de Westerweg en ten zuidwesten van het
plangebied tegen de grens met de gemeente Alkmaar. In dit gebied, dat wordt begrensd
door het Nollencircuit en het Kanaal Omval-Kolhorn bevindt zich een bedrijventerrein
met uitsluitend een bedrijfsfunctie. Het bedrijventerrein is ongeveer 7 hectare groot.
De Overtoom is een voormalige woonwagenlocatie. De toenmalige bewoners zijn in het
kader van het spreidingsbeleid, naar woonlocaties elders in de gemeente verhuisd.
Om hen werkgelegenheid te garanderen is bedrijvenlocatie Overtoom ontstaan. Het terrein
wordt geexploiteerd voor werkgelegenheidsactiviteiten van de voormalige bewoners van
het gebied. De aanwezige bedrijven betreffen voornamelijk autodemontage- en recyclingbedrijven,
bedrijven voor grondverzetactiviteiten en een cafetaria/lunchroom. Verder zijn langs
de waterrand van het gebied van oudsher een aantal woningen aanwezig.
Het recreatiegebied bestaat uit een landschap van water, eilanden, rietoever, moeras en bos. Op basis van de verschillende functies van het recreatiegebied zijn de deelgebieden de Druiplanden/Strand van Luna, het gebied met een Waterskibaan en het park Huygendijkbos duidelijk te onderscheiden. De kleinschaligere recreatieve activiteiten die bij het park Huygendijkbos horen zijn wandelen, fietsen en sportbeoefening als hardlopen, skeeleren, paardrijden en mountainbiken. De inrichting van het gebied bestaat uit bosgebied, open (lig)weiden en natuuroevers. In het bos zijn twee verhogingen aangebracht die als uitzichtpunt fungeren. De exacte ligging van de fiets- en wandelpaden zijn niet in het bestemmingsplan vastgelegd. Er is sprake van tenminste één doorgaande fiets- en wandelverbinding door het recreatiebos. Het gebied De Druiplanden/Strand van Luna kenmerkt zich als recreatiegebied met een grote bezoekerscapaciteit. In het gebied zijn de volgende functies aanwezig: een strand, een dagcamping, speelweiden, een permanante horecavestiging (De Waerdse Tempel) en sanitairevoorzieningen. In beide gebieden zijn verschillende vormen van recreatie en evenementen toegestaan.
Evenementen dragen bij aan de aantrekkelijkheid en naamsbekendheid van de gemeente. Binnen de gemeente Heerhugowaard vinden dan ook regelmatig evenementen plaats. Evenementen dragen enerzijds bij aan een bruisend stads/dorpsleven. Anderzijds hebben evenementen ook nadelige neveneffecten zoals geluids- of parkeeroverlast. Er moet dan ook op een goede wijze rekening gehouden worden met de omgeving. Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te kunnen garanderen voor omwonenden is het nodig om randvoorwaarden te stellen waardoor het organiseren van evenementen is toegestaan. In 2018 is een bestemmingsplan evenemententerreinen Heerhugowaard opgesteld. Omdat de aangewezen evenemententerreinen Huygdendijkbos en Strand van Luna zich binnen het plangebied van de actualisatie Heerhugowaard-Zuid 2021 bevinden, zijn voor deze 2 evenemententerreinen in de onderhavige planregels gebiedsaanduidingen opgenomen waarin per terrein is vastgelegd hoeveel evenementen er gehouden kunnen worden ,hoeveel daarvan langer dan één dag mogen duren, hoeveel geluid er geproduceerd mag worden en hoeveel personen aanwezig mogen zijn.
In het park Huygendijkbos is het veld met de naam Vide met de naastgelegen parkeerterreinen aangewezen als evenemententerrein. Het veld ligt ten zuiden van het parkeerterrein en heeft een beperkte omvang in vergelijking met de andere terreinen. Het gebied is aangelegd als park voor bewoners met aandacht voor recreatie en natuur. Op dit terrein worden al enkele evenementen gehouden, hiervoor is het terrein geschikt. Er is parkeergelegenheid aanwezig. Er zijn goede paden en wegen als toegangs-en vluchtwegen en er is voldoende afstand tot omliggende woningen. De maximale capaciteit bedraagt 10.000 personen tegelijkertijd aanwezig. Het werkelijk maximaal aantal bezoekers zal bij elke vergunningaanvraag worden bepaald op basis van de inrichting van het evenement en de ten tijde van het evenement mogelijk aanwezige risicofactoren. Er worden 5 evenementen per jaar toegestaan. Er zijn maximaal 2 evenementen toegestaan in geluidscategorie 1. De overige evenementen vallen binnen geluidscategorie 2, waarvan maximaal 1 meerdaags evenement.Tijdens het broedseizoen mogen de rietstroken in het water rondom de evenemententerreinen niet betreden worden in verband met broedende watervogels.
Strand van Luna is het grootste evenemententerrein in Heerhugowaard. Het terrein maakt deel uit van het recreatiegebied en ligt nabij de Waerdse Tempel en de N242. Het gebied is voorzien van ruime parkeergelegenheid, voorzieningen voor bezoekers en ligt op grotere afstand van omliggende woningen. Grenzend aan het evenemententerrein staan twee windturbines van de lijnopstelling bij Heerhugowaard Zuid. Op het terrein Strand van Luna worden de grote evenementen gehouden van Heerhugowaard. Het terrein is zeer groot. In de praktijk wordt niet altijd het hele gebied dat is aangewezen als evenemententerrein benut .Daarom zijn het aantal vluchtwegen bepalend voor de maximale capaciteit. Er kunnen evenementen met maximaal 13.000 personen tegelijkertijd aanwezig gehouden worden. Ook hier zal het werkelijk maximaal aantal bezoekers bij elke vergunningaanvraag worden bepaald op basis van de inrichting van het evenementen en de ten tijde van het evenement mogelijk aanwezige risicofactoren. Er worden 8 evenementen toegestaan op jaarbasis. Alle evenementen moeten aan de standaardregels voor het geproduceerde geluidsniveau voldoen. Daarbij is van belang dat op het buitenterrein bij Strand van Luna maximaal 3 ééndaagse evenementen in geluidscategorie 1 mogelijk zijn. Hiervoor is gekozen omdat het pand van Strand van Luna in verhouding het dichtste bij de woonwijken van de Stad van de Zon ligt en daar voldoende mogelijkheden zijn om ook evenementen binnen het goed geïsoleerde naastgelegen gebouw te organiseren. Op de rest van het evenemententerrein mogen 3 eendaagse of meerdaagse evenementen in geluidscategorie 1 gehouden worden. Overige evenementen mogen in geluidscategorie 2 vallen.
Binnen het recreatiegebied bevindt zich een Waterskibaan. De waterskibaan bevindt zich aan de zuidzijde van Heerhugowaard, ten westen van "het vierkant" in het plangebied Heerhugowaard-Zuid en heeft een waardevolle rol in de mogelijkheden van recreëren in dit gebied. Aan deze zijde van woongebied "het vierkant" is een gebied gelegen dat is bestemd voor (intensieve) recreatie en water, bestaande uit een oever en een waterpartij. De kabelskibaan beslaat ongeveer een achtste deel van de totale wateroppervlakte rondom “het Vierkant”. De entree van het gebied is gelegen aan de Middenweg, nabij de horecavoorziening 'Skeef'. Kabelskiën is een seizoengebonden activiteit. De baan is niet het gehele jaar door geopend. Ten tijde van het niet in gebruik zijn van de baan zal ter plaatse uitwisseling mogelijk zijn met andere watersporten zoals varen en buitenevenementen op het water. De waterskibaan biedt diversiteit als het gaat om waterrecreatie en is een belangrijke recreatieve regionale voorziening, met name voor jongeren.
Momenteel wordt het bestaande 'bestemmingsplan evenemententerreinen' herzien. Eventuele wijzigen worden verwerkt in het toekomstig Omgevingsplan Dijk en Waard.
In Heerhugowaard Zuid staan 3.300 woningen (bron: BAG, november 2020). Dit is 13,6 % van de woningvoorraad in Heerhugowaard. Van deze woningen worden er per 1 januari 2020 3.100 bewoond door huishoudens. Van hen zijn er 1.680 (54%) huishoudens met kinderen, 730 (23%) zijn huishoudens zonder kinderen en 740 (24%) zijn alleenstaanden (bron: CBS, januari 2020).
De bevolkingspyramide naar leeftijd ziet er als volgt uit (bron: BRP, september 2020):
- leeftijdscategorie 0 - 19 jaar: 2.810 personen (32%),
- leeftijdscategorie 20 - 39 jaar: 2.270 personen (26%),
- leeftijdscategorie 40 - 59 jaar: 2.670 personen (31%),
- leeftijdscategorie 60 - 79 jaar: 875 personen (10%) en
- leeftijdscategorie 80 en ouder: 80 personen (1%).
Het merendeel van de woningen zijn eengezinswoningen (73%). Vrijwel alle woningen zijn gebouwd na het jaar 2000 (99%) en de verdeling naar eigendom lijkt op die van Heerhugowaard als geheel; 69% is een koopwoning, 20% wordt verhuurd door een woningcorporatie en 8% door een overige verhuurder.
Binnen het plangebied bevinden zich een aantal recreatieve terreinen. De functionele structuur sluit aan bij de recreatieve functie en het gebruik als multifunctionele recreatieve functie voor evenementen, dagrecreatie en poppodium. De voorzijde is in gebruik als entree. Bezoekers verzamelen zich hier voordat zij het gebouw betreden. Het achterterrein was in gebruik als terras, kende enkele voorzieningen voor rokers en is nu in gebruik als recreatief verblijfsgebied. In de toekomst zal het achterterrein ingericht worden als recreatief verblijfsgebied voor de gebruikers/bezoekers van het gebouw.
Tijdens (grootschalige) evenementen is het buitenterrein in gebruik als evenemententerrein. Er kan dan sprake zijn van versterkte muziek, popconcerten en een groot aantal bezoekers. Voor deze evenementen wordt een aparte vergunning afgegeven. Het aantal evenementen is op jaarbasis gelimiteerd. Het beheer van de recreatieterreinen is in handen van het Recreatieschap Geestmerambacht.
Voor Heerhugowaard-Zuid is gekozen voor een constant hoge kwaliteit, ook ten aanzien van voorzieningen. In het 'centrum' van zuid is één schoolgebouw gerealiseerd dat in gebruik is voor het basisonderwijs. Ook voor de kinderopvang is één gebouw gerealiseerd dat dienst doet als kinderdagverblijf en peuterspeelzaal. Daarnaast zijn er in de wijken op vier locaties zogenoemde multifunctionele accommodaties neergezet. Hierin zijn basisscholen en kinderopvang gehuisvest. Wanneer het kindertal in de wijken terug gaat lopen, kan de functie van het gebouw (al dan niet geleidelijk) worden gewijzigd. Er wordt dan gekeken of er andere maatschappelijke functies in gehuisvest kunnen worden of dat er panden worden omgebouwd tot woningen.
Dagindeling en Brede School
De voorzieningen basischool, peuterspeelzaal, naschoolse opvang en kinderdagverblijf
moeten idealiter niet te ver van elkaar liggen. Ouders zijn dan minder tijd kwijt
aan het halen en brengen van hun kinderen.Ook levert dit een bijdrage aan een veilige
schoolroute voor kinderen die zonder begeleiding naarschool gaan. In Heerhugowaard-Zuid
liggen de basischolen en de kinderdagverblijven daarom naast elkaar c.q. zijn in één
gebouw gehuisvest. Bovendien zijn ze vanwege de bereikbaarheid zoveel mogelijk aan
fietsroutes gebouwd.Om fietsende kinderen zelfstandig tussen de voorzieningen te kunnen
laten fietsen, zijn er vrijliggende fietspaden aangelegd en zijn er in het plangebied
veilige schoolroutes gecreëerd. De instellingen voor basisonderwijs, naschoolse opvang
en welzijn proberen tegemoet te komen aan een zo efficiënt mogelijk gebruik van de
voorzieningen. Er is gekeken naar uitbreidingsmopgelijkheden ten aanzien van opvang
en of er meer activiteiten voor de jeugd na schooltijd mogelijk zijn. De samenwerking
tussen welzijn, kinderopvang en onderwijs wordt 'de brede school' genoemd.
Sport
De sporthal 'Heerhugowaard-Zuid' voor het bewegingsonderwijs ligt net buiten het plangebied.
Deze sporthal wordt overdag gebruikt door de basisscholen. In de avonduren en in de
weekendsis de hal in gebruik bij diverse verenigingen en is daarmee een belangrijk
onderdeel van de basissportinfrastructuur. Ter ondersteuning van de capaciteit voor
het basisonderwijs is bij de school aan de Lotte Beesedijk een gymnastieklokaal gebouwd.
Voor de buitensport is De Wending als voetbalcomplex een van de kwalitatief goede
voorzieningen in het plangebied. In het recreatiebos aan de zijde van de Oosttangent
is een grote sportaccommodatie “De Sportlagune” ontwikkeld.
Spelen
Voor speelvoorzieningen gelden specifieke kwaliteitseisen, voortvloeiend uit geldende
wet- enregelgeving. Voor de bereikbaarheid van de speelvoorzieningen gelden de zgn.
cirkels voorspecifieke doelgroepen (respectievelijk 100 m, 300 m en 1000 m).
Welzijn, zorg en dienstverlening
In 'het vierkant' is aan het Brandpunt een voorzieningencluster (De Mediaan) gerealiseerd.
In dit wijkcentrum worden voor alle wijkbewoners activiteiten op het gebied van ontmoeting,
participatie, perspectief en een restaurant met een open tafelfunctie aangeboden.
In het wijkcentrum is op de verdieping een aparte ruimte ingericht voor tieneractiviteiten.
Het Dag Activiteiten Centrum biedt dagbestedingsactiviteiten voor kwetsbare groepen,
met name gehandicapten. In de voorzieningencluster zijn gevestigd een huisartsenpost,
een apotheek, gecombineerd met andere eerstelijns aanbieders, dagverzorging voor ouderen
en het Algemeen Maatschappelijk Werk. Met de realisatie van de woningen lopen we wat
betreft concept en ontwerp vooruit op de te verwachten vergrijzing in de gemeente.
Bovenop de voorzieningencluster zijn huurwoningen gerealiseerd die ontworpen zijn
om zorg te kunnen leveren. Er is een 24-uurspost in het gebouw om deze zorg op elk
moment van de dag te kunnen bieden, zodat je kunt spreken van een zorgcentrum nieuwe
stijl. Aan het plein is een supermarkt aanwezig. Gezien de sterke toename van het
aantal ouderen in de gemeente vanaf 75 jarige leeftijd en vanwege de voortgaande maatschappelijke
trend van minder opnames van kwetsbare burgers (extramuralisering), is deze wijk meer
levensloopbestendig gemaakt. Dit is niet van toepassing op alleen de woningen, maar
ook de inrichting van de openbare ruimte speelt hierbij een belangrijke rol. De aanwezigheid
van welzijns- en zorgvoorzieningen heeft de kwaliteit van de woonomgeving verbeterd
.Voor de indeling van zorgwoningen zijn vijf categoriën gebruikt: Intramuraal, Cluster,
Begeleid, WoZoCo (Woon-zorg-complex) en zelfstandig. Voor Heerhugowaard-Zuid geldt
dat voor clusterwonen en begeleid wonen voldoende wooneenheden beschikbaar zijn of
komen.
In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste beleidsdocumenten op Europees, rijks-, provinciaal-, regionaal- en lokaal niveau samengevat, voor zover deze documenten relevant beleid en/of besluiten omvatten ten aanzien van dit bestemmingsplan.
Europese Kaderrichtlijn Water
Water is van essentieel belang voor mens, dier en plant maar ook voor de economie. De bescherming en het beheer ervan overstijgen de nationale grenzen. Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Bij de KRW van de EU is een kader vastgesteld voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswateren, kustwateren en grondwater. Hierin staan afspraken die ervoor moeten zorgen dat uiterlijk in 2027 het water in alle Europese landen voldoende schoon en gezond is. Beoogd wordt vervuiling te voorkomen en beperken; duurzaam gebruik van water te bevorderen en waarborgen; het aquatische milieu te beschermen en te verbeteren en de effecten van overstromingen en droogten in te perken.
Bij ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen, moet in het kader van de goede ruimtelijke ordening worden beoordeeld of de gewenste watertoestand uit de KRW van de EU en de Wet op de waterhuishouding (Wwh-plannen) in gevaar wordt gebracht. Als nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of bestemmingen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de watertoestand zijn maatregelen nodig. Ruimtelijke ontwikkelingen en -besluiten moeten worden voorafgegaan door een watertoets. Doel van deze watertoets is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een zo evenwichtig mogelijke wijze in beschouwing worden genomen. Het verband tussen de Kaderrichtlijn Water en ruimtelijke plannen is bij uitstek onderwerp van de watertoetsprocedure welke in samenspraak met het Waterschap wordt uitgevoerd.
Nederland is een waterland en Heerhugowaard is een gemeente met een van oorsprong waterrijk gebied. Bij beheer maar ook bij ruimtelijke ontwikkelingen worden de kaders gehanteerd en de ambities nagestreefd zoals genoemd in het landelijke Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie.
Planspecifiek
In het plangebied Heerhugowaard-Zuid worden geen nieuwe relevante ontwikkelingen en
bestemmingen toegevoegd. Op grond hiervan is geen sprake van gevolgen voor de huidige
situatie van de waterhuishouding in het plangebied.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft regels waar concrete ruimtelijke projecten aan moeten voldoen. Zo is in het Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte als het gaat om nieuwe ruimtelijke stedelijke ontwikkelingen. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, hierbij is een nieuwe Laddersystematiek geïntroduceerd waaraan een nieuwe ruimtelijke stedelijke ontwikkeling moet worden getoetst. In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte van de betreffende ontwikkeling bevat én, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, een motivering is opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Planspecifiek
De ladder voor duurzame verstedelijking hoeft alleen doorlopen te worden als er sprake
is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Onderhavig plan betreft een actualisatie
van een plangebied waarbij geen nieuwe (grootschalige) ruimtelijke ontwikkeling mogelijk
wordt gemaakt. De bestaande situatie wordt opnieuw vastgelegd. De ladder voor duurzame
verstedelijking is geen toetsingskader voor vaststelling van dit bestemmingsplan.
De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. De NOVI komt als structuurvisie uit onder de bestaande Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4, 2001) en de Rijksnatuurvisie 2014 gaan op in, en worden vervangen door de NOVI en het bijbehorende Nationaal Milieubeleidskader. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel, behalve paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone. De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze NOVI structuurvisie gelden als een omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
De Omgevingswet geeft aan de NOVI mee dat deze ‘met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht is op het in onderlinge samenhang:
Fysieke leefomgeving
De NOVI is de eerste integrale nationale beleidsvisie conform de Omgevingswet en hanteert
dan ook dezelfde brede opvatting van het begrip fysieke leefomgeving: de natuurlijke
omgeving met grote wateren en natuurlandschappen, agrarische cultuurlandschappen,
de gebouwde omgeving met steden,dorpen, bedrijventerreinen, netwerken en infrastructuur
voor het verkeer van personen, goederen, data, stoffen en energie, en het cultureel
erfgoed. De ontwikkeling van de leefomgeving moet zo veel als mogelijk in balans zijn
met bescherming van waarden als gezondheid, veiligheid, landschap, natuur, cultureel
erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit. De fysieke leefomgeving is verweven
met de sociale leefomgeving. Naast de ruimtelijk-functionele indeling van de leefomgeving
gaat het ook om de activiteiten die een effect hebben op de leefomgeving in brede
zin, waaronder het milieu, water, bodem, lucht en het natuurlijk kapitaal. Boven-
en ondergrond zijn daarbij onlosmakelijk met elkaar verbonden. De opgaven vragen om
een aanpak op korte, middellange en lange termijn. Voor de ontwikkelingen en aanpak
wordt er vooruit gekeken naar 2050. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de (sectorale)
doelen die al eerder door het kabinet voor het jaar 2050 zijn neergezet. Duidelijk
is dat veel doelen op de lange termijn al in de aankomende jaren vragen om handelen.
Echter, moet er worden voorkomen dat met het stellen van tussentijdse doelen de langetermijnambities
verwateren. Alles wat er gedaan wordt op de korte en middellange termijn, moet ook
bijdragen aan de realisatie van de doelen voor 2050.
Nationaal en internationaal
De NOVI is gericht op de nationale schaal, waarbij het conform de Omgevingswet gaat
om Europees Nederland inclusief de territoriale wateren, exclusief het Caribisch deel
van ons Koninkrijk. Inhoudelijk beperkt de visie zich niet tot Nederland. In de NOVI,
en daaraan gerelateerde programma’s, zijn de relevante internationale regels en afspraken
vertaald. Veel vraagstukken vragen een grensoverschrijdende aanpak. Afspraken over
vliegen en varen worden bijvoorbeeld al langer gemaakt in EU-verband en wereldwijd
aan internationale tafels (ICAO, IMO). Ook over riviermanagement worden er al langer
afspraken gemaakt met België, Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en Luxemburg voor
bijvoorbeeld het gehele stroomgebied van de Rijn of de Maas.
Samenwerking en uitvoering
De NOVI-aanpak is gebaseerd op brede maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden,
burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Partners
in de samenleving dragen actief bij aan het verbeteren van de leefomgeving en het
verduurzamen van de manier waarop er wordt gewoont, gewerkt en gerecreërd. Dit vraagt
een Rijksoverheid die samenwerkt en faciliteert waar wenselijk en nodig, en regisseert
en richting geeft waar het moet. Deze samenwerking moet tot stand komen onder de volgende
hoofddoelstellingen:
1. Gezamenlijke verantwoordelijkheid van betrokken overheden;
2. De sturingsfilosofie van de Omgevingswet gebaseerd op vertrouwen;
3. Toepassen van het Omgevingsrecht;
4. Strategisch verbinden;
5. Werken met de Uitvoeringsagenda.
De status van strategisch beleid en niet-strategisch beleid in bestaande beleidsdocumenten
Na de vaststelling van de NOVI staan belangrijke beleidsbeslissingen, beleidskeuzes
en -uitgangspunten niet alleen in de NOVI, maar soms ook nog in bestaande beleidsdocumenten.
In veel gevallen zullen alleen de hoofdlijnen van bestaand strategisch beleid in de
NOVI zijn opgenomen. De concretisering en uitwerking daarvan, ofwel het niet-strategische
beleid, staat nog steeds in het bestaande beleidsdocument. Als voorbeeld kan worden
gewezen op de uitwerking van het hiervoor al genoemde Nationaal Milieubleidsplan.
Al deze bestaande beleidsdocumenten (met en zonder wettelijke grondslag) blijven gelden
na inwerkingtreding van de Omgevingswet, en het Rijk blijft daaraan nog steeds gebonden.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Het Rijksbeleid zoals genoemd in de op 13 maart 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur
en Ruimte (SVIR) is, behalve enkele onderdelen van bijlage 6: 'Essentiële onderdelen
Nota Mobiliteit, geheel opgegaan in de NOVI.
NOVI definitief
De definitieve versie van de NOVI en de uitvoeringsagenda zijn op 11 september 2020
aangeboden aan de Tweede kamer. Inmiddels is de definitieve versie van de Nationale
Omgevingsvisie vastgesteld en inwerking getreden per 21 maart 2021.
Planspecifiek
De nationale belangen en uitgangspunten die in het NOVI zijn vertaald, zijn niet zo
zeer van betekenis voor het actualiseren van onderhavig bestemmingsplan. Het uiteindelijke
meest relevante beleidskader wordt gevormd door de provincie Noord-Holland, regionale
samenwerkingsverbanden en de gemeente zelf.
Het Rijk geeft met de hiervoor genoemde NOVI richting en helpt keuzes te maken waar dat moet. De NOVI is een visie, maar ook het begin van een proces. Een proces, waarin we – als één overheid – samen met de samenleving werken aan de doelen, ambities en prioritaire opgaven uit de NOVI. Alleen als Rijk, regio en (lokale) samenleving het samen doen en de opgaven integraal aanpakken, kunnen we met succes werken aan een duurzaam, economisch sterk en leefbaar Nederland, juist ook voor de lange termijn.
In de Uitvoeringsagenda NOVI 2021-2024 wordt visie omgezet in actie. Er wordt, op basis van de uitgangspunten voor uitwerking en samenwerking zoals geformuleerd in de NOVI, uitwerking gegeven aan vier prioriteiten en de beleidskeuzes uit de NOVI:
Om uitvoering te kunnen geven aan de genoemde prioriteiten en NOVI beleidskeuzes moet gebiedsgericht worden gewerkt. De regio is in toenemende mate de meest relevante schaal om opgaven voor de fysieke leefomgeving op te pakken en keuzes te maken. Gegeven de verantwoordelijkheden van het Rijk op nationaal niveau is een samenspel nodig tussen regio en Rijk om tot regionaal maatwerk te komen: gezamenlijk optrekken, steeds passend bij de opgave. Hiervoor hebben het Rijk en de medeoverheden Samenwerkingsafspraken gemaakt. Gebiedsgericht werken betekent ook ‘samen met de samenleving’. Partners, initiatiefnemers en burgers worden met deze werkwijze actief bij het inrichten van de fysieke leefomgeving betrokken.
Aan het gebiedsgericht werken wordt vorm gegeven met behulp van de Omgevingsagenda's, de Gebiedsagenda’s Grote Wateren, de NOVI gebieden, de Regio Deals en andere regionale programma’s en nationale programma’s met een gebiedsgerichte aanpak. Hierbij worden bestuurlijke afspraken gemaakt welke vervolgens doorwerken van Rijksniveau op Provinciaal, Regionaal en lokaal niveau.
Planspecifiek
De vier genoemde prioriteiten en beleidskeuzes die in het NOVI zijn vertaald, zijn
niet van directe betekenis voor het actualiseren van onderhavig bestemmingsplan. Het
uiteindelijke meest relevante beleidskader wordt gevormd door de provincie Noord-Holland,
de regio en vooral de gemeente zelf.
Nederland is een waterland. We leven met, naast, op en in het water. Onder de Waterwet moeten iedere zes jaar twee nationale plannen worden opgesteld. Voor beleid is dat het Nationaal Waterplan, en voor beheer is dat het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren. Deze twee plannen zullen voor de periode 2022 - 2027 in één Nationaal Water Programma worden samengebracht. Hiermee bereidt het rijk zich voor om de komst van de Omgevingswet.
Op dit moment is nog het 'Nationaal Waterplan 2016 - 2021' van toepassing. Dit is het 2e Nationaal Waterplan (NWP2) dat is vastgesteld in december 2015. Het NWP2 beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie, hetgeen betekent dat het nationaal hoofdlijnen bevat voor het door de gemeente te voeren (ruimtelijk) beleid. De eerder in deze paragraaf genoemde NOVI geldt als wijziging van enkele onderdelen van het NWP2 op grond van de Waterwet. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als een omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet is bedoeld.
Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebied beheerplannen. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Dit gegeven moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar houden en maken.
Planspecifiek
Ook bij de ontwikkeling van locaties in Heerhugowaard wordt ernaar gestreefd dat de
hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Het bestemmingsplan
‘Heerhugowaard-Zuid 2021' betreft een actualisatie en gaat hierbij uit van behoud
van de bestaande situatie. Het bestaande water- en groenareaal blijft als zodanig
bestemd.
Er gebeurt steeds meer in de grond. Uit de ondergrond worden bijvoorbeeld drinkwater, aardgas en olie gewonnen. Daarnaast liggen er kabels en buisleidingen en worden er tunnels in gegraven. Ook worden steeds vaker warmte en koude in de grond opgeslagen, om de temperatuur van huizen en bedrijven mee te regelen. Het gebruik van de ondergrond is belangrijk voor bijvoorbeeld drinkwatervoorziening en energievoorziening. De ondergrond kan woningen of bedrijfspanden aardwarmte geven. Het kan dus belangrijk zijn om te weten welke mogelijkheden de bodem heeft.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat en in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninrijksrelaties op 8 juni 2018 de Structuurvisie Ondergrond vastgesteld. De Structuurvisie Ondergrond is in samenwerking met bedrijven, burgers, provincies, gemeenten, waterschappen, kennisinstellingen en belangengroepen tot stand gekomen en gaat over het beschermen van belangrijke bronnen in de diepe bodem die voor ons hele land belangrijk zijn: voldoende goed drinkwater en (duurzame) energie. In de Structuurvisie voor de ondergrond staan afspraken over nieuwe activiteiten in de diepe bodem, waaronder mogelijkheden voor de winning van grondwater voor drinkwaterwinning in de diepe ondergrond.
Planspecifiek
De inhoud van de Structuurvisie Ondergrond heeft geen directe doorwerking voor het
actualiseren van onderhavig bestemmingsplan. Het uiteindelijke meest relevante beleidskader
wordt gevormd door de provincie Noord-Holland. Provincies hebben het voortouw bij
het aanwijzen van gebieden voor drinkwatervoorziening.
In wat voor Noord-Holland willen we wonen, werken, recreëren en bezoekers ontvangen? Provincie Noord-Holland heeft een omgevingsvisie opgesteld samen met overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en inwoners. De Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is op 19 november 2018 door Provinciale Staten vastgesteld en vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 zorgt voor balans tussen economische groei en leefbaarheid.
Met de kaders en richtlijnen van de Omgevingsvisie kan voor toekomstige generaties het welvaarts-en welzijnsniveau in Noord-Holland op een hoog niveau gehouden worden. Dit betekent dat in Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd; de ruimte voor economische ontwikkeling wordt altijd in samenhang gezien met een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier. De Omgevingsvisie geeft dan ook enerzijds richting, en daarmee houvast naar een onbekende toekomst, en anderzijds voldoende ruimte en handelingsperspectief om te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. Er wordt dus geen eindbeeld voor 2050 gepresenteerd, maar in algemene zin wat de ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden.
Ook worden er vijf samenhangende bewegingen beschreven. Bewegingen die laten zien hoe de provincie omgaat met opgaven die op de samenleving afkomen en die zij graag wil faciliteren. De provincie geeft hier een aantal ontwikkelingsprincipes en randvoorwaarden aan mee om de beweging naar de toekomst te kunnen maken. Het gaat om de volgende bewegingenbwaarbij wordt uitgegaan van het principe 'lokaal wat kan, regionaal wat moet':
Heerhugowaard/Langedijk is aangemerkt als groenstedelijke kern direct ten noorden van centrumstad Alkmaar. Groenstedelijke kernen zijn aanvullend en versterkend op de centrumstad en bieden woon- en werkmilieu's passend bij dit type kern. Op basis van regionale afstemming en met als basis demografische ontwikkeling en prognoses zorgen regio's dat er in de verschillende gemeenten een goed en complementair woningaanbod is. Hierbij wordt gelet op de diversiteit in de regio en wordt ruimte geboden aan maatwerk en ruimte om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving.
Planspecifiek
In het plangebied Heerhugowaard-Zuid worden bestaande situaties en ontwikkellocaties
opnieuw vastgelegd. Het beleid van de voormalige Structuurvisie Noord-Holalnd 2040
is, voor zover het een bindende werking moet hebben, neergelegd in de Provinciale
Ruimtelijke Verordening - nieuwe Omgevingsverordening NH2020. In voornoemde Omgevingsvisie
Noord-Holland 2050 staan geen (beleids)richtlijnen waarmee de actualisatie van dit
bestemmingsplan in strijd is.
In een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) staan regels en voorwaarden waaraan een (gemeentelijk) ruimtelijk (bestemmings)plan in Noord-Holland moet voldoen. Er zijn regels voor het gehele provinciale grondgebied en regels voor het landelijk gebied. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast en vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Holland. De recentste versie van het PRV is op 7 juni 2019 in werking getreden. In tegenstelling tot de Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is de Provinciale verordening bindend.
Inmiddels hebben Gedeputeerde Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de nieuwe omgevingsverordening zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. Hierdoor is het makkelijker geworden om te zien welke regels waar gelden. De provincie wil een eenvoudiger, duidelijker en meer integraler systeeem van regels. Met meer ruimte voor lokaal en regionaal maatwerk en bestuurlijke afwegingsruimte wil de provincie NH ontwikkelingen als woningbouw en windenergie mogelijk maken én het waardevolle Noord-Hollandse landschap beschermen. Provinciale Staten heeft op 22 oktober jl. de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020.
Planspecifiek
Voorliggend bestemmingsplan is getoetst aan de laatste versie van de PRV zoals deze
op 7 juni 2019 in werking is getreden. Met de actuallisatie van het bestemmingsplan
Heerhugowaard-Zuid 2021 wordt de bestaande situatie en mogelijk nieuwe, al juridisch
planologisch vastgelegde, stedelijke ontwikkellocaties opnieuw vastgelegd. De inhoud
sluit aan bij de provinciale belangen zoals genoemd zowel in de PRV als in de Omgevingsverordening.
In de Omgevingsverordening NH 2020 zijn geen regels opgenomen waarmee de actualisering
van het plangebied Heerhugowaard-Zuid 2021 in strijd is. Wel dient er, op grond van
artikel 33 van de PRV, in een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect
duurzaamheid. In dat kader wordt verwezen naar paragraaf 3.5.10.
De behoefte aan mobliteit neemt steeds verder toe. Hierbij worden verplaatsingspatronen steeds duidelijker en de impact en snelheid van technologische veranderingen, omkleed met tal van onderzekerheden, steeds groter. De Provincie zorgt ervoor dat u vlot en veilig door Noord-Holland kunt reizen. Zij is verantwoordelijk voor comfortabel en frequent openbaar vervoer, legt nieuwe wegen aan en onderhoudt bestaande infrastructuur. Bij deze wegwerkzaamheden staat verkeersveiligheid voorop.
In 2018 is het Provinciale verkeers- en vervoerbeleid (PVVP) tegelijkertijd met de vaststelling en inwerkingtreding van de Provinciale Omgevingsvise NH2050, ingetrokken. Het provinciale verkeers- en vervoersbeleid maakt met het programma mobiliteit, anticiperend op de nieuwe Omgevingswet, onderdeel uit van de Omgevingsvisie NH2050.
In november 2018 is het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur (PMI) 2019-2025 door Provinciale Staten vastgesteld. Naast het beheer en onderhoud van de infrastructuur heeft de provincie een groot aantal projecten in voorbereiding en uitvoering om de provinciale infrastructuur te verbeteren en uit te breiden. Al deze projecten zijn opgenomen in het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur (PMI). Het PMI is een voortschrijdend vijfjarenprogramma dat nog jaarlijks wordt herzien.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan
Heerhugowaard-Zuid 2021 voorziet niet in verkeerskundige aanpassingen. Vaststelling
van dit bestemmingsplan levert geen belemmeringen op ten aanzien van de huidige verkeerskundige
situatie en beleidsuitgangspunten.
Op 27 september 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Woonvisie "Goed Wonen in Noord-Holland 2010-2020" vastgesteld. In deze visie staat als doelstelling: "In 2020 beschikken de inwoners van Noord-Holland over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu". Om hiertoe te komen zijn de volgende drie speerpunten benoemd:
De Regionale Actieprogramma’s (RAP’s) zijn voor de provincie het instrument om dit doel te bereiken. De RAP voor de regio Alkmaar is in 2012 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en herzien en vastgesteld in 2017. In 2005 hebben de regiogemeenten de regionale Woonvisie Noord-Kennemerland 2005-2015 vastgesteld. Sindsdien is er veel veranderd. De gegevens van de RAP geven een actueler beeld van de woningmarkt en de nieuwbouwprojecten die in voorbereiding zijn. Daarom is, aan de hand van de RAP, de Regionale Woonvisie regio Alkmaar 2013-2020 vastgesteld (Heerhugowaard, d.d. 27-08-2019). De woonvisie geeft aan dat er in de regio getalsmatig nog geen grote knelpunten zijn. Op den duur krijgt de regio te maken met vergrijzing en kan er schaarste ontstaan in de goedkope woningvoorraad. Er is sprake van een beperkte doorstroming in zowel koop als huur. Naast een kwantitatieve balans is er een verdelingsvraagstuk. Om de markt zijn werk te laten doen en ook in de toekomst de aantallen woningen in balans te houden met de behoefte, zal in de regio Alkmaar slimmer moeten worden omgegaan met de huidige voorraad, verstandig moeten worden toegevoegd en 'vinger aan de pols' moeten worden gehouden ten aanzien van de betaalbaarheid. In de regionale woonvisie is geconstateerd, dat er meer woningen gepland zijn dan nodig om te voorzien in de behoefte. Tegelijkertijd blijken er minder woningen gebouwd te worden dan waar behoefte aan is. In de woonvisie is dan ook afgesproken dit te monitoren.
Planspecifiek
De uitwerking van het RAP vindt plaats in overleg met de regiogemeenten. Het voorliggende
bestemmingsplan gaat uit van het opnieuw vastleggen van de bestaande situatie. Vaststelling
van dit bestemmingsplan heeft geen belemmeringen voor de uitvoering van het Regionale
Actieprogramma Wonen en de Regionale Woonvisie.
Met de vaststelling en inwerkingtreding van de Omgevingsvisie NH2050 is ook het Provinciale Milieubeleidsplan 2015-2018 komen te vervallen. Het provinciale Milieubeleid maakt met het programma Milieu én mobiliteit, anticiperend op de nieuwe Omgevingswet, onderdeel uit van de Omgevingsvisie NH2050.
De kwaliteit van bodem, water en lucht is in de loop der jaren verbeterd. We willen gezond en veilig wonen, werken en recreëren in Noord-Holland. Nu èn in de toekomst. De provincie blijft, met de in de Omgevingsvisie NH2050 gestelde richtlijnen en kaders, minimaal voldoen aan de wettelijke basiskwaliteit. Daarnaast heeft de provincie de ambitie kansen te creëren en te benutten gericht op een duurzamer, gezonder en veiliger Noord-Holland. Verdere verbetering is echter grotendeels afhankelijk van lokale, maar zeker ook landelijke en zelfs internationale regelgeving en nieuwe technologie. De 'hamvraag' daarbij is, hoe geven we metelkaar invulling aan de opgave voor gezonde luchtkwaliteit bij een groeiende verstedelijking en mobiliteit?
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie en voorziet niet
in nieuwe grootschalige ruimtelijke (woningbouw)ontwikkelingen. Vaststelling van dit
bestemmingsplan heeft geen belemmeringen voor de milieukwaliteit en -situatie ter
plaatse van het plangebied.
De provincie heeft een wettelijke taak op het gebied van archeologie. In het Verdrag van Malta ligt vast dat de provincie vindplaatsen in de bodem moet beschermen. Wanneer vindplaatsen verstoord worden, moet er een archeologisch onderzoek plaatsvinden. En, archeologische vondsten moeten toegankelijk zijn voor het grote publiek. Het archeologische beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland ligt vast in de Provinciale Cultuurnota. Verder geeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie informatie over onder andere archeologische verwachtingen.
In paragraaf 4.8 wordt het thema Erf Goed, archeologie, cultuurhistorie en monumenten verder uitgewerkt.
Essentieel is dat zowel het landelijk als het stedelijk gebied beschermd wordt tegen de gevolgen van klimaatverandering. Dat vergt aanpassingen in zowel de ruimtelijke inrichting als het watersysteem. Met name in gebieden waar sprake is van verdergaande verstedelijking en verdichting, waardoor bij wateroverlast en droogte de schade aan gebouwen en infrastructuur groot kan zijn. Dit speelt helemaal sterk wanneer ook sprake is van bodemdaling. We zorgen ervoor dat we voldoende zijn voorbereid op wateroverlast, hittestress, verdroging, verzilting en de gevolgen van een overstroming.
Nieuwe ontwikkelingen moeten klimaatbestendig en waterrobuust zijn. Ook zijn in sommige bestaande situaties aanpassingen nodig, bijvoorbeeld bij vitale infrastructuur voor energie, drinkwater, ICT en mobiliteit. Met name in stedelijk gebied moet ruimte worden geboden voor het tijdelijk opvangen van water, dat vaker in piekbuien valt. In het landelijk gebied houden we daarnaast ook rekening met verdroging en verzilting.
De provincie onderzoekt samen met waterschappen en gemeenten, de mogelijkheid om het waterpeil in bepaalde gebieden niet meer kunstmatig laag te houden, maar om het water ruimte te geven en de functie van het gebied daarop aan te passen. Denk aan bepaalde veenweidegebieden, zoals Laag Holland en het Groene Hart, waar de bodemdaling dan wordt tegengegaan, gestopt en waar mogelijk hersteld. Dat heeft enerzijds consequenties voor het grondgebruik dat moet veranderen, anderzijds helpt het tegen de uitstoot van CO2 en methaan – gassen die bijdragen aan klimaatverandering. Zo kan het tegengaan van bodemdaling bijdragen aan, alsook plaatsvinden door, slimme natuurontwikkeling. Met vergroting van de biodiversiteit en in sommige gevallen zelfs bodemaangroei als gevolg. Ook ontstaan er mogelijkheden voor andere vormen van landbouw.
Met de vaststelling van de Omgevingsvisie NH 2050, is in november 2018 de provinciale Watervisie 2021 'Buiten de Oevers', ingetrokken. Beleidsuitgangspunten uit deze Watervisie, voortkomend uit de Stroomgebiedbeheerplannen uit de Europese Kaderrichttlijn Water, zijn geactualiseerd en eveneens, anticiperend op de nieuwe Omgevingswet, integraal uitgewerkt in de Omgevingsvisie NH 2050 en vertaald in een uitvoeringsprogramma die jaarlijks wordt geactualiseerd. Hierbij stimuleert de provincie innovaties van waterbeheerders, gemeenten, bedrijfsleven en overige relevante stakeholders.
Paragraaf 3.5 en paragraaf 4.4 beschrijft hoe ter plaatse in het plangebied met de waterhuishouding wordt omgegaan.
Dit Waterprogramma is het equivalent van het vijfde Waterbeheersplan dat het hoogheemraadschap wettelijk verplicht is te maken. Het is dus ook een verplichte planvorm. Niet alleen in het kader van de Waterwet, ook in het kader van het Bestuursakkoord Water wordt met dit Waterprogramma invulling gegeven aan de afspraken over de programmering en uitvoering van het waterbeheer.
De komende jaren staat het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voor de taak het beheergebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Deze thema's zijn in dit Waterprogramma nader uigewerkt. Het Rijk heeft inmiddels beleid ontwikkeld om de gevolgen van klimaatverandering het hoofd te bieden, onder meer met het Deltaprogramma. In het Waterprogramma 2016-2021 heeft het hoogheemraadschap voortgeborduurd op de eigen Deltavisie (2012), waarbij de landelijke Deltabeslissingen zijn verankerd.
Welke benadering kiest het hoogheemraadschap bij de uitvoering van haar taken?
Dit Waterprogramma is in nauwe samenwerking met de omgeving tot stand gekomen. Samen
met de provincie, LTO, natuurorganisaties, PWN, kennisinstituten en Rijkswaterstaat
heeft het hoogheemraadschap gezamenlijke doelen en opgaven geïdentificeerd. Deze zogenoemde
bouwstenen zijn samen met zeventig betrokken organisaties, waaronder de gemeenten,
uitgewerkt. Alle opgaven zijn benaderd vanuit het effect dat men wil bereiken, uitgaand
van een evenwicht tussen efficiency, effectiviteit en duurzaamheid. Het hoogheemraadschap
werkt de opgaven in dit Waterprogramma effectgericht en gebiedsgericht uit.
Planspecifiek
De actualisatie van het plangebied Heerhugowaard-Zuid betreft het opnieuw vastleggen
van de bestaande situatie en bestaande ontwikkelrechten. Het plandeel Stad van de
Zon is een waterrijk gebied. Waar mogelijk neemt het hoogheemraadschap het groot onderhoud
van stedelijk water over van gemeenten. De adviesrol in de ruimtelijke ordening wordt
versterkt, om verbeteringen in het watersysteem te kunnen koppelen aan ruimtelijke
ontwikkelingen. Het programma Wateropgave wordt afgerond, waardoor het risico op wateroverlast
beperkt wordt. Ook wordt een actieve bijdrage geleverd aan het Coördinatieplan overstromingen
van de veiligheidsregio's. Vaststelling van het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid
2021 heeft geen belemmeringen voor de uitvoering van het waterbeleid.
De Keur is een speciale verordening van het Hoogheemraadschap waarin de regels voor het beheer, gebruik en onderhoud van waterstaatswerken zijn opgenomen. Particulieren, bedrijven en andere overheden zijn verplicht zich aan de Keur te houden. De huidige Keur is in september 2016 vastgesteld.
Op grond van artikel 3.3 van de Keur is het verboden zonder watervergunning van het bestuur neerslag versneld tot afvoer te laten komen. Door extra versnelde afvoer van neerslag vanaf verhard oppervlak wordt het watersysteem dat in beheer is bij het waterschap zwaarder belast. In verhard gebied vindt nauwelijks of geen wegzijging in de bodem plaats. Vrijwel alle neerslag stroomt, direct of via een rioolstelsel, af naar het oppervlaktewater. Dit betekent dat bij intensieve neerslag het oppervlaktewater onmiddellijk een grote afvoerpiek volledig moet opvangen. Er is dan immers geen vertraging in de afstroom via de bodem en er is ook geen sprake meer van verdamping, opname door beplanting of wegzijging naar het grondwater. Bij de aanleg van nieuw verhard oppervlak moeten compenserende voorzieningen worden aangelegd, die ten doel hebben de versnelde afstroming van neerslag tegen te gaan. Het hoogheemraadschap bepaalt welke compenserende voorzieningen toelaatbaar zijn en het verbindt hieraan in de watervergunning voorschriften die noodzakelijk zijn voor de instandhouding en goede werking van die voorzieningen. Het hoogheemraadschap kan hiervoor ook algemene regels of beleidsregels vaststellen. Het goed doorlopen van het proces van watertoetsen kan de vergunningverlening op basis van dit artikel vergemakkelijken.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie en voorziet niet
in nieuwe grootschalige ruimtelijke (woning-) en watergerelateerde ontwikkelingen.
Mocht een initiatiefnemer toch ingrepen plegen met vergaande invloed op de waterhuishouding,
dan heeft het waterschap het juridisch instrumentarium om ongewenste afvoeren van
verharde oppervlakken op het bestaande waterstelsel tegen te gaan.
De gemeenteraad heeft op 13 september 2011 de Structuurvisie Heerhugowaard 2020, met uitgangspunten en richtlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente voor de komende 10 jaar, vastgesteld. De structuurvisie is een verplichting, die voortvloeit uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en en is een brede visie op de toekomst van de gemeente die het kader vormt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen. De structuurvisie geeft richting aan zowel de wijze waarop delen van het gemeentelijk grondgebied worden ontwikkeld, als aan de eisen die daaraan worden gesteld. In de structuurvisie komen de ambities van de verschillende beleidsterreinen samen. De doelen en wensen worden vervolgens vertaald in een uitvoeringsprogramma.
De structuurvisie is een actualisering van het Structuurbeeld Heerhugowaard 2005-2015. Het structuurbeeld is vastgesteld in 2004 als ruimtelijke vertaling van de stadsvisie ‘Heerhugowaard, Stad van Kansen’, die in 2001 en 2002 in samenspraak met inwoners, belangenorganisaties en ondernemers tot stand is gekomen. In dat structuurbeeld zijn kansen voor het verenigen van stadse en dorpse waarden voor Heerhugowaard als volgt uitgewerkt:
Deze kansen zijn in het structuurbeeld vertaald naar acties en projecten. In de loop der jaren zijn al veel van deze acties uitgevoerd. Heerhugowaard heeft aantrekkelijke woonmilieus, een goed werkklimaat, een Stadshart en Stationsgebied in ontwikkeling en veel ruimte, water en groen. Hoewel de thema’s uit de stadsvisie nog steeds actueel zijn, is het structuurbeeld aan een actualisatie toe. Heerhugowaard is de afgelopen jaren mede in het kader van het VINEX-beleid sterk gegroeid. Inmiddels is, anno 2020, het inwoneraantal gegroeid tot ruim 57:500 inwoners. Heerhugowaard gaat een nieuwe fase in. De bevolking is kinderrijk en de leeftijdsgroep tussen de 39 en 60 jaar is groot. Het aantal ouderen groeit de komende jaren fors. Dit heeft zijn weerslag op het woningbouwprogramma en de voorzieningenstructuur van Heerhugowaard.
Kaart Structuurvisie Heerhugowaard 2020
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 betreft een actualisatie waarin de bestaande situatie opnieuw wordt vastgelegd. Het voorliggende plan doet geen afbreuk aan de geformuleerde richtlijnen in de Structuurvisie Heerhugowaard 2020. Deze richtlijnen krijgen een vervolg in de momenteel in ontwikkeling zijnde Omgevingsvisie van de gemeente Heerhugowaard. Hierbij vindt een actualisering plaats op basis van nieuwe Wet- en regelgeving in samenhang met, provinciale, regionale en lokale uitgangspunten.
Algemeen
De aantrekkelijkheid van Heerhugowaard als plek om te wonen, te werken en te recreëren
wordt in belangrijke mate bepaald door de ruimtelijke kwaliteit. In het Noord-Hollandse
landschap zijn de linten en hun bebouwing belangrijke dragers van identiteit. Dat
geldt ook voor Heerhugowaard waar de ontwikkeling van de stad en het buitengebied
sterk verbonden is met ontstaansgeschiedenis van de droogmakerij. Dat geeft Heerhugowaard
een eigen gezicht wat de moeite waard is om zorgvuldig mee om te gaan.
De Heerhugowaardse linten zijn van oorsprong ontginningslinten waarlangs op regelmatige afstanden boerenerven met veelal stolpboerderijen waren te vinden. Vandaag de dag zijn de oorspronkelijke linten nog zeer herkenbaar aanwezig ondanks het feit dat de stad hard is gegroeid. Het zijn aantrekkelijke lange lijnen die zich sterk onderscheiden ten opzichte van de woongebieden die er omheen zijn gebouwd. Kenmerkend zijn onder meer de wegprofielen, veelal in combinatie met bomen, de aanwezigheid van stolpen en de bijbehorende ruime groene erven met erfbeplantingen. Kwaliteiten die zorgen voor bijzondere beleving, middenin, of direct grenzend aan het dichtbebouwde woongebied. Dat maakt de linten van grote waarde, een beeldmerk voor een stad als Heerhugowaard.
Ruimtelijke kwaliteit in het project
De strategie voor de linten is alleen gericht op lintstructuren die onderdeel uitmaken
van het bestaande bebouwde gebied van Heerhugowaard. Dit zijn de linten die onderdeel
zijn geworden van de stedelijke ontwikkeling en daarmee weliswaar hun oorspronkelijke
functie hebben verloren maar voor de stad van grote waarde zijn als het gaat om identiteit,
herkenbaarheid en oriëntatie. In onderhavig plan is dat de Middenweg. Met deze strategie
voor de linten van Heerhugowaard wil de gemeente enerzijds een bijdrage leveren aan
behoud en versterking van de kwaliteit en identiteit van de stad en de omgeving, en
anderzijds daar waar het kan meer vrijheid geven voor initiatief door bewoners. Dit
wordt gedaan door zorgvuldig om te gaan met de cultuurhistorische betekenis van de
linten maar ook door oog te hebben voor vitaliteit en toekomst.
De linten zijn aantrekkelijke lijnen in de stad met een eigen gezicht. Het belang om de lintstructuren voor Heerhugowaard te behouden wordt in algemene zin breed gedeeld. De historische linten vormen met hun landschappelijke en cultuurhistorische waarden de dragende structuur van de stad. Hiermee is de (cultuur)historie op een tastbare manier verbonden met de identiteit van de stad. De lange lijnen zijn onderscheidend, dragen bij aan herkenbaarheid en oriëntatie en geven een heel eigen karakter aan het stedelijke gebied. Het contrast met de gebouwde omgeving is een bijzondere kwaliteit.
De centrale doelstelling van de visie is tweeledig:
De belangrijkste kernwaarden in de linten worden gevormd door:
De visie voor de linten in het bebouwde gebied van Heerhugowaard is mede tot stand gekomen op basis van vele gesprekken die zijn gehouden met direct belanghebbenden en organisaties. De lintenvisie Heerhugowaard zal dan ook als één van de pijlers worden ondergebracht in de, nog in ontwikkeling zijnde, Omgevingsvisie van de gemeente Heerhugowaard.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 betreft een actualisatie waarin de bestaande
situaties en ontwikkellocaties opnieuw worden vastgelegd. Het voorliggende plan doet
geen afbreuk aan de geformuleerde strategie gericht op de lintensctructuren die onderdeel
uitmaken van het bestaande bebouwde deel in dit plangebied van Heerhugowaard.
De gemeente Heerhugowaard staat voor een trendbreuk met het woonbeleid van de afgelopen decennia. De laatste uitbreidingsgebieden zijn gepland, waarna er enkel nog binnen de stadsgrenzen dichter gebouwd zal worden om te voldoen aan de bevolkingsgroei. In combinatie met de landelijke ontwikkelingen op het gebied van aardgasvrij wonen, het invoeren van de omgevingsvisie en het vergrijzen van de bevolking vraagt dit een andere manier van kijken naar woningbouw.
Om deze reden heeft gemeente Heerhugowaard de Woonvisie Heerhugowaard 2018-2050 'Wonen doen we met elkaar', opgesteld. Dit document is in samenspraak met inwoners van Heerhugowaard tot stand gekomen. Hun wensen zijn belangrijk. Een ander belangrijk thema is het rekening houden met veranderingen in de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie die in ontwikkeling is, gaat hier verder op in. De nog op te stellen uitvoeringsagenda van de woonvisie zal op basis van beide visies worden samengesteld. De woonvisie Heerhugowaard 2018-2050 gaat in ieder geval in op de volgende speerpunten:
Het verdichten en daarmee verstedelijken van de stad zal tot gevolg hebben dat er meer mensen op evenveel vierkante meters komen te wonen. Dit houdt in dat er vaker geïnvesteerd zal worden in gestapelde bouw, dus appartementengebouwen met meerdere lagen en eventueel meerdere functies. Tegelijkertijd zal er meer dan nu ingezet moeten worden op het realiseren van inrichtingen van openbare ruimten passend bij de meest voorkomende leefstijl in de wijk. Vergroening is onderdeel van de basiskwaliteit voor een gezonde en klimaatrobuuste stad en is hiermee een belangrijk onderwerp, maar ook een eenduidig straatbeeld en een gebruiksvriendelijke ruimte krijgen aandacht. Met deze ontwikkelingen heeft de gemeente een grote stap gezet in het gebied Heerhugowaard-Zuid, Stad van de zon. Ten aanzien van dit gegeven wordt verwezen naar paragraaf 4.10.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 betreft het opnieuw vastleggen van de
bestaande situatie in het plangebied. Er worden geen nieuwe ruimtelijke (grootschalige)
woningbouwontwikkelingen mogelijk gemaakt die juridisch nog niet zijn vastgelegd.
Vaststellen van dit bestemmingsplan heeft geen nadelige gevolgen voor de Woonvisie
Heerhugowaard 2018-2050.
De gemeente Heerhugowaard heeft behoefte aan actuele marktinformatie naar de ontwikkeling van de woningvraag van verschillende doelgroepen op korte en middellange termijn. Hierbij gaat het niet alleen om de woningvraag van 'reguliere' huishoudens, maar ook om de huisvestingsvraag van mensen met een zorgvraag. Denk aan uitstroom van mensen uit Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang. Om vraag en aanbod op de Heerhugowaardse woningmarkt goed op elkaar aan te laten sluiten heeft Companen, in opdracht van gemeente Heerhugowaard, een woningmarktonderzoek uitgevoerd (juni 2020). Dit onderzoek geeft inzicht in relevante ontwikkelingen in het verleden, de huidige situatie van de bevolking en woningvoorraad, en een beeld van de toekomstige kwantitatieve en kwalitatieve behoefte. Daarmee wordt inzichtelijk welke woningen de komende jaren moeten worden toegevoegd, maar ook welke opgaven er liggen in de bestaande voorraad.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek van Companen zijn de belangrijkste opgaven alsvolgt samengevat:
Inmiddels heeft de Provincie Noord-Holland een nieuwe bevolkingsprognose doorgerekend. In deze prognose is voor Heerhugowaard uitgegaan van een beduidend hoger binnenlands migratiesaldo. Daarnaast zijn er verschillen in aannames ten aanzien van een buitenlands migratiesaldo. Op basis van vergelijking van de prognoses met de eerdere uitgewerkte scenario's blijkt deze voor de eerste vijf jaar redelijk parallel te lopen aan de eerder berekende bandbreedtes. Voor de periode na 2025 is de bandbreedte aangepast. Op basis hiervan is de woningbehoefte per periode als volgt geraamd:
De gemeente Heerhugowaard heeft een grote aantrekkingskracht op jonge huishoudens en gezinnen. De grootste groep vestigers in de afgelopen periode zijn één- en tweepersoonshuishoudens in de leeftijd tot en met 35 jaar. Daarnaast trekt Heerhugowaard relatief veel gezinnen en kleine huishoudens in de leeftijd 35 tot en met 55 jaar aan. Vanuit de resultaten van het woningmarktonderzoek is opgevallen dat gezinnen zich sterk richten op de wijken Planetenwijk, De Draai en Broekhorn.
Planspecifiek
Het huidige plangebied Heerhugowaard-Zuid 2021, waarvoor deze actualisatie bedoeld
is, betreft het opnieuw vastleggen van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan
Heerhugowaard-Zuid 2021 heeft naast een actualiserend en conserverend karakter ook
locaties waar in de afgelopen jaren nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk zijn
gemaakt. De meeste gebieden zijn inmiddels bebouwd en als zodanig in de actualisatie
meegenomen.
Het Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta) is ingevoerd middels een wijziging van de Monumentenwet (Wet op de archeologische monumentenzorg, WAMZ) die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het Verdrag heeft tot doel om archeologie te laten fungeren als inspiratiebron en toevoeging van kwaliteit aan de ruimtelijke ontwikkeling van stad en land, ook wel culturele planologie genoemd. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het archeologisch onderzoek en de juridisch – planologische vertaling daarvan een volwaardige plaats heeft gekregen in het planologisch afwegingsproces. De WAMZ gaat uit van: het zoveel mogelijk bewaren van archeologische waarden in de bodem, het bevorderen van een in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening rekening houden met archeologische waarden en het principe “de verstoorder betaald” voor het archeologisch onderzoek en de eventuele opgraving.
De WAMZ kent drie verschillende regimes:
Het gemeentebestuur heeft een globale inventarisatie van archeologische waarden voor de gehele gemeente laten uitvoeren als bedoeld in artikel 38a van de Monumentenwet. De resultaten van het onderzoek zijn weergeven op de “Beleidskaart Archeologie” behorende bij de Nota Erf Goed, die als onderlegger dient voor bestemmingsplannen. Deze beleidsnota zet uiteen op welke wijze de gemeente Heerhugowaard, naar aanleiding van de herziening van de Monumentenwet 1988, verantwoordelijkheid neemt voor het eigen bodemarchief. Met de wetsherziening is het voor gemeenten verplicht bij bodemingrepen van enige omvang het behoud van archeologische waarden af te wegen tegen andere belangen. De bescherming van het gemeentelijk bodemarchief wordt zo veel mogelijk gekoppeld aan het reeds bestaande, maar aan de Archeologische Monumentenzorg aangepaste, beleidsinstrumentarium.
Bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor ruimtelijke ingrepen zal worden getoetst op archeologische waarden en verwachtingen. Indien archeologisch onderzoek noodzakelijk blijkt, zullen de kosten daarvoor ten laste komen van de initiatiefnemer van de bodemverstorende activiteit. Door bij het ontwikkelen van nieuwe of het aanpassen van bestaande bestemmingsplannen archeologische waarden en verwachtingen op te nemen, en in de toelichting te verwijzen naar het gemeentelijk archeologiebeleid, kunnen de kosten van eventueel archeologisch onderzoek worden verhaald op de verstoorder van het bodemarchief. In het bestemmingsplan wordt ook voorgeschreven welke verplichtingen de vergunningaanvrager heeft op het gebied van de archeologische monumentenzorg. Voor een juiste regeling van de archeologische monumentenzorg in bestemmingsplannen is in het kader van deze nota een inventarisatie van het gemeentelijk bodemarchief uitgevoerd. Daarbij is onderzocht welke archeologische waarden reeds bekend zijn en welke waarden verwacht kunnen worden. Op basis hiervan is de gemeente verdeeld in verschillende archeologiegebieden, elk met een eigen vrijstellingsgrens die aangeeft wanneer de initiatiefnemer is vrijgesteld van de archeologische onderzoeksplicht. Bij het vaststellen van de vrijstellingsgrens is rekening gehouden met de aard van het bodemarchief. De verschillende vrijstellingsgrenzen zijn weergegeven op de Beleidskaart Archeologie, zodat voor een ieder in één oogopslag duidelijk is aan welke archeologische voorwaarden moet worden voldaan bij ruimtelijke ontwikkelingen.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.
Paragraaf 4.8 gaat verder in op het aspect archeologie.
Gemeente Heerhugowaard hecht waarde aan een groene en schone leefomgeving. Groen in de openbare ruimte is op gebied van inrichting, gebruik en beheer niet meer weg te denken. Om invulling te geven aan de wensen en ambities uit de raadsagenda, moet groen nog meer in samenhang worden gezien met andere producten en domeinen. De bestaande groenstuctuurvisie en -beleid is met een verdiepingsslag en verbreding verwerkt in een actuele Groenvisie. Hierin staat Groen centraal als basis voor een toekomstbestendige leefomgeving. Uitgangspunten van de visie worden gebruikt voor het vernieuwen van het groenbeleid en onderhoudsplannen.
In de de Groenvisie 2020-2040 is vastgelegd op welke wijze naar het groen in de gemeente wordt gekeken. Hierbij wordt op verschillende gebiedsniveaus de ambities vastgelegd op een vijftal thema’s:
Heerhugowaard-Zuid is een plangebied met woningbouw waar op klimaatgebied al redelijk veel winst is behaalt. De hoogte van de planten in de plantsoenen maakt wateropname echter moeilijk. Daarnaast zijn er veel versteende (voor- en achter)tuinen. Bestrijden van wateroverlast in natte periodes en vasthouden van water in droge periodes is hiedoor een lastige opgave. De ambitie in de Groenvisie, om bewoners die hun tuin willen ontstenen, tegemoet te komen en zodoende de wijk ook op dit gebied klimaatbestendiger te maken, wordt verder uitgewerkt in groenbeleid. Op sommige plaatsen is namelijk de groene inrichting alweer gedateerd. Hierdoor is het karakteristiek van de woonwijk niet overal meer optimaal herkenbaar. In veel wijken zijn beplantingssoorten aangebracht die in het buitengebied beter tot hun recht komen en daardoor minder goed aansluiten bij het huidige stedelijke karakter van Heerhugowaard. Per wijk zal de groenkwaliteit moeten worden onderzocht en in overeenstemming worden gebracht met de ruimtelijke, stedenbouwkundige- en architectonische karakteristiek.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie en voorziet niet
in nieuwe grootschalige ruimtelijke (woning-) 'groen' gerelateerde ontwikkelingen.
Vaststelling van dit bestemmingsplan heeft geen belemmeringen voor de groenstructuur
en -situatie ter plaatse van het plangebied.
In januari 2008 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP) vastgesteld. Dit is weliswaar verouderd beleid maar veel van de in het GVVP genoemde doelstellingen zijn in ontwikkeling genomen en/of gerealiseerd. Het GVVP heeft verkeersknelpunten en problemen in kaart gebracht en een visie gegeven voor de toekomst van Heerhugowaard op het gebied van verkeer en vervoer. Binnen die visie zijn de mogelijke oplossingsrichtingen uitgewerkt. Alle in Heerhugowaard lopende infrastructurele projecten worden met elkaar in verband gebracht en op elkaar afgestemd. Zo wil de gemeente doorgaand autoverkeer zoveel mogelijk aan de randen van de stad laten rijden: bijvoorbeeld via de N508, N242, hiervoor is ook inmiddels de Westfrisiaweg ten noorden van Heerhugowaard aangelegd en ingebruik genomen. Bestemmingsverkeer (autoverkeer dat in Heerhugowaard moet zijn), moet in eerste instantie gebruik maken van de lokale hoofdwegenstructuur: Zuid-, Oost- en Westtangent, Smaragd-Amstel en Beukenlaan-Vondellaan. Dat blijven 50 kilometerwegen. Veel gebieden daarbinnen zijn 30 kilometerzones geworden. Daar hoort bij dat het 'binnengebied' aantrekkelijker gemaakt kan worden voor voetgangers en fietsers. De gemeente heeft in het plangebied van Heerhugowaard-Zuid de fietsverbinding en fietsinfrastructuur langs de Middenweg verbeterd en daarmee fietsgebruik van en naar omliggende gemeenten in de regio Alkmaar gestimuleerd.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan
Heerhugowaard-Zuid 2021 voorziet niet in verkeerskundige aanpassingen. Vaststelling
van dit bestemmingsplan levert geen belemmeringen op ten aanzien van de huidige verkeerskundige
situatie, interne wegenstructuur en beleidsuitgangspunten.
Het Gemeentelijk Verkeersveiligheidsplan is op 22 januari 2013 vastgesteld. Heerhugowaard heeft in de afgelopen jaren goede stappen gezet op weg naar een situatie waarin er geen vermijdbare slachtofferongevallen meer gebeuren in Heerhugowaard. We zijn er echter nog niet. Bovendien wordt vanuit het Rijk van ons gevraagd hogere ambities na te streven. Dat vraagt om een diepe analyse van de verkeersveiligheid in Heerhugowaard en daaraan gekoppeld nieuw beleid voor de komende decennia.
De doelen van dit plan zijn:
Parkeervoorzieningen
Een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van de functie van een bouwwerk
wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het
onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt
voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand
van parkeerkencijfers zoals genoemd in de meest recente versie van het CROW, thans
toekomstbestendig parkeren 2018, met inbegrip van eventuele wijzigingen/toevoegingen
aan deze regeling gedurende de planperiode. Op het moment dat de nog in ontwikkeling
zijnde parkeerbeleidsnota gemeente Heerhugowaard 2021 door het bestuur is vastgesteld,
krijgt de inhoud van dat beleidsdocument een aanvullende werking op het CROW.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan
Heerhugowaard-Zuid 2021 voorziet niet in planologische verkeerskundige aanpassingen.
Vaststelling van dit bestemmingsplan levert geen belemmeringen op ten aanzien van
de huidige verkeerskundige situatie en beleidsuitgangspunten.
De gemeenschappelijke visie van de gemeente Heerhugowaard en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier staat beschreven in het ‘Waterplan Heerhugowaard 2006 – 2015’. Het waterplan beoogt een middel te zijn om tot een duurzaam stedelijk waterbeheer te komen dat alle belangen optimaal dient. In het waterplan zijn de verantwoordelijkheden van de twee partijen beschreven. Daarnaast zijn in het waterplan aandachtpunten en potenties van het watersysteem in kaart gebracht. Verder zijn streefbeelden opgesteld voor het stedelijk gebied, landelijk gebied en industriegebied. Er is voor gekozen om het ambitieniveau uit het voorgaande waterplan aan te houden, te weten: “een gezond en goed functionerend watersysteem waarbij voldoende aandacht wordt besteed aan de belevingswaarde van het water en het creëren van mogelijkheden voor natuurontwikkeling”. Door de integrale aanpak worden het water (kwalitatief en kwantitatief), wonen, werken, recreatie en de natuur in hun onderlinge relaties in het waterplan in beeld gebracht, met een bijbehorende aanpak en invulling in de vorm van streefbeelden. Belangrijk in het streefbeeld voor het stedelijk gebied is de beleving van water. Niet alleen water als zichtbaar element, maar ook de beleving van water door erop of eraan te recreëren. Hiertoe worden mogelijkheden gecreëerd door het opheffen van barrières. De waterkwaliteit in dit streefbeeld voldoet aan de eisen voor een gezond watersysteem en zodoende aan de eisen die onder andere recreatie op en aan het water mogelijk maakt.
In 2015 is de inhoud met doelstellingen van het waterplan 2006-2015 geevalueerd. De gemeente heeft de maatregelen uit het waterplan, gericht op het terugdringen van de negatieve effecten van riooloverstorten op het oppervlaktewater en het bestrijden van grondwateroverlast, in het gemeentelijk rioleringsplan opgenomen. De uitvoering van de maatregelen heeft echter niet alleen in het kader van de realisatie van het rioleringsplan plaatsgevonden maar ook als onderdeel van de binnenstedelijke ontwikkeling en het groot onderhoud wijken. Daarnaast is uit de evaluatie naar voren gekomen dat de eerste generatie waterplannen waren voornamelijk gericht op thema’s als waterkwantiteit, waterkwaliteit en recreatie. Een relatief nieuw thema in waterplannen is klimaatadaptatie en het concept ‘klimaatbestendige stad’. Ook dit thema heeft verbanden met waterkwantiteit (overlast en droogte), waterkwaliteit en ecologische kwaliteit.Het watersysteem binnen de polder Heerhugowaard voldoet aan de wateroverlastnormen die gebaseerd zijn op het vigerende “WB21-middenscenario 2050” en is in verschillende delen zelfs robuuster uitgevoerd dan strikt noodzakelijk. Er zijn geen grootschalige waterkwaliteitsproblemen bekend en ook de eventueel aanwezige hydraulische knelpunten zijn in de afgelopen waterplanperiode verholpen en/of worden, waar nodig, nog verholpen. De vraag is daarom of de concepten klimaatadaptatie en klimaatbestendige stad een actualisatie van het Waterplan Heerhugowaard 2006-2015, rechtvaardigt. Binnen het samenwerkingsverband Noord-Kennemerland Noord is het projectplan ”Klimaatadaptatie regio Noord-Kennemerland Noord” tot stand gekomen. Hierin is besproken dat het huidige waterplan Heerhugowaard 2006-2015 nog steeds voldoet en daardoor is verlengd. De betreffende gemeenten gaan zich binnen het samenwerkingsverband Noord-Kennemerland Noord, verder richten op het belangrijkste thema: klimaatadaptatie.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van het opnieuw vastleggen van de bestaande
situatie en voorziet niet in nieuwe grootschalige ruimtelijke (woning-) en watergerelateerde
ontwikkelingen. Mocht een initiatiefnemer toch ingrepen plegen met vergaande invloed
op water- en klimaataspecten, dan heeft de gemeente het juridisch instrumentarium
om op grond van wet- en regelgeving en beleidsdoelstellingen, de gewenste en benodigde
situatie te bewerkstelligen.
Op alle ruimtelijke schaalniveaus hebben keuzen gevolgen voor de kwaliteit van de leefomgeving. Eén van de ruimtelijke instrumenten die de gemeente ter beschikking staat is het bestemmingsplan. De vormgeving van duurzame ambities krijgen daarmee concreet gestalte in ruimtelijke en stedenbouwkundige plannen. Deze duurzame ambities zijn in het Heerhugowaardse programma duurzaamheid “Strategie Duurzame Ontwikkeling 2016 - 2019“ vastgelegd. Het streven is een energieneutraal Heerhugowaard in 2030, maar ook wettelijk zijn er de komende jaren aanscherpingen te verwachten op het gebied van duurzaam bouwen. Vanuit het collegeprogramma wordt duurzaamheid breder getrokken dan alleen energie. Ook het sociaal domein en het economisch domein zijn hier bijgevoegd.
Om ervoor te zorgen dat dit realiteit wordt, dienen deze niet alleen in het voornoemde programma “Strategie Duurzame Ontwikkeling 2016 - 2019“ terug te komen, maar moeten ze doorwerken naar plannen en projecten binnen de gemeente. Met behulp van deze paragraaf wordt inzichtelijk gemaakt welke ambities worden nagestreefd met de beoogde ontwikkeling. Onderstaand volgt een algemeen overzicht van passieve en actieve maatregelen waar aandacht voor wordt gevraagd bij een ruimtelijke ontwikkeling:
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie en voorziet niet
in nieuwe ruimtelijke (woning-) en duurzaamheidsgerelateerde ontwikkelingen. Mocht
een initiatiefnemer toch ingrepen plegen met vergaande invloed op duurzaamheidsaspecten,
dan heeft de gemeente het juridisch instrumentarium om op grond van beleidsdoelstellingen
gewenste ontwikkelingen en initiatieven te stimuleren via duurzaam bouwloket Heerhugowaard.
De Nota Ruimtelijke Kwaliteit is op 28 juni 2016 vastgesteld. Deze nota maakt samen met het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan onderdeel uit van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Het zijn de instrumenten waarmee de gemeente regie kan voeren op de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen en hun omgeving waarbij de aanwezige cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden een belangrijke rol spelen. Het bestemmingsplan stuurt met name op de situering en de hoofdvorm, de nota ruimtelijke kwaliteit en het beeldkwaliteitsplan op gevels, materialisatie en detaillering. Het bestemmingsplan geeft een bouwrecht, maar geen bouwplicht en stuurt niet op beeldkwaliteit. Dit is de reden dat er een overlap aanwezig is tussen het bestemmingsplan en de Nota Ruimtelijke Kwaliteit en de eerder genoemde lintenvisie, als het gaat om de situering en de hoofdvorm. Dit gaat voornamelijk op bij de historische linten, het buitengebied en inbreilocaties.
Met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit wil de gemeente, in samenhang met de lintenvisie, en bestemmingsplannen, drie onderdelen verwezenlijken:
Meer vrijheid wordt geboden waardoor iedereen min of meer zijn of haar droomhuis kan realiseren. Met de Nota Ruimtelijke kwaliteit is geprobeerd een evenwicht te vinden tussen enerzijds het terugdringen van overbodige en knellende regels waardoor meer vrijheid ontstaat voor de aanvrager en anderzijds het beschermen van de woonomgeving tegen buitensporigheden in het straatbeeld (excessen). In de nota heeft ambtelijke toetsing van de ruimtelijke kwaliteit de grootste rol gekregen. De toetscriteria zijn hierop aangepast. Hiermee is een oude constructie met de welstandscommissie komen te vervallen. In plaats hiervan is de onafhankelijke extern adviseur ruimtelijke kwaliteit geïntroduceerd. Deze wordt alleen op afroep ingeschakeld voor ingrijpende plannen en bij beroep- en bezwaarprocedures. Dit brengt een versnelling en vereenvoudiging met zich mee in het uiteindelijke vergunningenproces.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie en voorziet niet
in nieuwe grootschalige ruimtelijke- stedenbouwkundig gerelateerde ontwikkelingen.
Mocht een initiatiefnemer toch ingrepen plegen met vergaande (negatieve) invloed op
de beeldkwaliteit, dan heeft de gemeente met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit het juridisch
instrumentarium om de gewenste beeldkwaliteit te regisseren.
Evenementen zijn van belang voor de bezoekers, de organisatoren, de gemeente en de politie. Een evenement biedt het publiek de mogelijkheid om de vrije tijd aangenaam door te brengen. Er is gelegenheid om op informatieve wijze anderen te ontmoeten en gezamenlijk te genieten van georganiseerde gebeurtenissen met amusementswaarde. Die recreatieve functie heeft het evenement voor alle bezoekers. Zowel voor de eigen inwoners als voor de mensen van buiten de gemeente. Daarnaast kan een evenement voor bewoners de leefbaarheid onderstrepen. De ontmoetingsmogelijkheid en de gezamenlijke ervaring dragen bij aan het gemeenschapsgevoel van het individu en aan zijn en/of haar betrokkenheid bij de gemeente.
Organisatoren van evenementen zijn globaal te verdelen in twee groepen. Er zijn organisatoren die een commercieel evenement organiseren en er zijn organisatoren die een niet-commercieel evenement organiseren. Organisatoren van een niet-commercieel evenement hopen door middel van hun evenement onder andere naamsbekendheid te genereren voor een goed doel. Organisatoren die een commercieel evenement organiseren hebben een commercieel doel.
Voor de gemeente zijn evenementen van belang omdat zij van betekenis kunnen zijn voor de promotie van de gemeente en het imago van de gemeente. Enerzijds kan een evenement publiciteit genereren in de media, hetgeen positief kan werken op de naamsbekendheid van de gemeente en een bijdrage levert aan het imago onder een brede bevolkingsgroep. Anderzijds zullen bezoekers door hun directe ervaringen tijdens een evenement zich ook een beeld vormen van de gemeente. Tenslotte dient de gemeente als bevoegd gezag op grond van de relevante wet-en regelgeving voor evenementen een besluit te nemen.
Omdat de gang van zaken rond evenementen voor zowel de gemeente, de bezoekers als de organisatoren onvoldoende op elkaar waren afgestemd, is er in 2018 een evenementenbeleid tot stand te gebracht. De primaire doelstellingen van het evenementenbeleid zijn:
Onlangs is gestart met een herziening van het bestaande evenementenbeleid. Een nieuw bestemmingsplan evenemententerreinen is in ontwikkeling.
Planspecifiek
Het voorliggende bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 gaat uit van de bestaande
situatie en voorziet niet in nieuwe regelingen voor evenementen en de aangewezen evenemententerreinen
(Strand van Luna en Huygendijkbos) binnen het plangebied. Vaststelling van dit bestemmingsplan
heeft geen gevolgen voor de bestaande situatie.
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de milieu-aspecten die van belang zijn voor het gebied. Het bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, alsmede de resultaten van de verschillende onderzoeken. Daarbij komen onder andere de volgende aspecten aan de orde: geluid, milieuzoneringen, water (waterparagraaf), luchtkwaliteit, bodem, cultuurhistorie en archeologie, ecologie, duurzaamheid en energie, externe veiligheid, eventuele milieueffecten in het kader van de m.e.r. en andere belemmeringen.
In het kader van de modernisering van het instrumentarium geluidsbeleid is per 1 januari 2007 de Wet geluidhinder (Wgh) gewijzigd. De wet heeft vooral gevolgen bij wijzigingen of aanleg van voorzieningen met gevolgen voor geluidhinder. Zo moet volgens de wet worden voorkomen dat bij reconstructie van wegen de geluidhinder toeneemt. Heerhugowaard treft in bestaande situaties soms maatregelen om de geluidhinder te verminderen, zoals het aanleggen van stillere wegdekken bij groot onderhoud. In een protocol of een beleidstuk wordt vastgelegd wanneer een locatie hiervoor in aanmerking komt. De gemeente heeft, samen met regiogemeenten en de Omgevingsdienst, een Geluidkaart opgesteld waarop weg-, rail- en industrielawaai zijn aangegeven en de aantallen woningen met een bepaalde geluidbelasting. Deze kaart met bijbehorend rapport gaat in op de heersende geluidsbelasting in 2016 op de gevels van woningen gelegen binnen de agglomeratie Alkmaar, als gevolg van wegen, spoorlijnen en grote industrieterreinen.
Onderstaande wordt kort ingegaan op de geluidsaspecten zoals relevant in en nabij het plangebied van het bestemmingsplan 'Heerhugowaard-Zuid 2021':
Wegen
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs wegen geluidzones. Binnen
de zone moet voor het realiseren van een nieuwe geluidsgevoelige bestemming onderzoek
worden gedaan naar de optredende geluidbelasting. Het plangebied bevat wegen met een
snelheidsregime van 50 en 30 km/uur. De wegen met een snelheidsregime van 50 km/uur
hebben een geluidzone van 200 meter aan weerszijde van de weg. Wegen op woonerven
en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30km/uur geldt, hebben geen zone.
Binnen het plangebied
De wegen rondom de woningen in plandeel 4 zijn aangelegd op basis van het Duurzaam
Veilig concept en zijn erftoegangs-wegen met een maximale toegestane snelheid van
30km/uur. De betreffende woongebieden worden ontsloten via twee wegen (Hondsdraf en
Weegbree). Dit zijn geen doorgaande wegen, die eveneens als 30km/u gebied zijn ingericht
en alleen benut worden door autoverkeer voor de bewoners van dit woongebied. Hierdoor
is de verkeersintensiteit op deze wegen zo laag dat er geen sprake is van een overschrijding
van de voorkeursgrenswaarde voor het geluid op basis van deze wegen.
Buiten het plangebied
Aan de westzijde van het plangebied ligt de Oosttangent. Deze doorgaande verbindingsweg
ligt op een afstand van tussen de 66 meter en 70 meter van het plangebied Heerhugowaard-Zuid.
Destijds is bij het opstellen van het oorspronkelijke bestemmingsplan onderzoek gedaan
naar de geluidsbelasting. Dit onderzoek is opgenomen in het rapport "Akoestisch onderzoek
Bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid" (BK06-001BSP, januari 2006). Gebleken is dat er
uitsluitend in de zuidwesthoek van plandeel 4, na aftrek van de wettelijke correctie
volgens artikel 103 Wet geluidhinder sprake is van een lichte overschrijding. De berekende
waarde is 51,3 dB(A) terwijl de voorkeursgrenswaarde (50 dB(A)) bedraagt. Voor de
nieuwe situaties is in het kader van de toenmalige actuele bestemmingsplannen een
zgn. hogere waarde procedure doorlopen.
Spoorwegen
Tot 2012 werden de geluidzones rond spoorwegen bepaald volgens de inmiddels vervallen
artikelen 106a en 106b in de Wet geluidhinder. Hierin werd verwezen naar een zonekaart
waarop de zones in meter waren af te lezen. Op 1 juli 2012 is SWUNG 1 in werking getreden.
Met het van kracht worden van SWUNG 1 is de geluidzone afhankelijk van de vastgestelde
geluidproductieplafonds (gpp) ter plaatse van het referentiepunt (artikel 1.4 a Besluit
geluidhinder).De referentiepunten en de vastgestelde gpp's zijn te vinden in het Geluidregister
Spoor. De ter plaatse van de referentiepunten langs het spoortraject vastgestelde
gpp's varieert van 52,9 tot 57,1. De geluidzone langs dit deel van het spoortraject
bedraagt afhankelijk van het vastgestelde geluidproductieplafond 100 tot 200 meter.
De afstand tussen het spoor en de woonwijken in Heerhugowaard-Zuid is groter. De woonwijken liggen buiten de zone, als er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden is een akoestisch onderzoek railverkeersgeluid niet noodzakelijk. Er is geen spoorlijn aanwezig op een afstand kleiner of gelijk aan 300 meter tot het plangebied.
Industrieterreinen
In of nabij het plangebied is, behalve de bedrijvigheid aan De Overtoom, geen gezoneerd
industrieterrein aanwezig.
Evenementen
Geluid speelt een bijzondere rol bij evenementen aangezien sommige evenementen gepaard
gaan met podia, versterkte muziek of sportevenementen met commentatoren en versterkte
muziek. In het bestemmingsplan is daarom een regeling opgenomen die bepaald welke
geluidswaarden op de gevel vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening aanvaardbaar
zijn. Per evenemententerrein is een maximaal aantal evenementen opgenomen, zodat deze
hogere geluidswaarden incidenteel aanwezig zijn. Vanuit rechtszekerheidsoogpunt is
in het bestemmingsplan vastgelegd voor omwonenden en organisatoren met welke waarden
zij rekening moeten houden.
Geluid in de Omgevingswet
In februari 2020 is een nieuw wetsvoorstel (aanvullingswet geluid Omgevingswet) rondom
het thema geluid aangenomen door de eerste kamer. Met deze wet wordt de regelgeving
voor geluid afkomstig van infrastructuur (wegen en spoorwegen) en industrieterreinen
ingevoegd in de Omgevingswet. De onderwerpen die nu zijn geregeld in hoofdstuk 11
van de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder krijgen daarmee een plaats in het stelsel
van de Omgevingswet. Dit geldt ook voor de regelgeving van de Wet geluidhinder voor
nieuw te realiseren geluidgevoelige gebouwen en locaties. Het is de bedoeling dat
de Aanvullingswet geluid gelijktijdig inwerking treedt met de Omgevingswet, vooralsnog
is dat 1 juli 2022.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 is een bestemmingsplan waarin de bestaande
situatie opnieuw wordt vastgelegd. Het gebied aan de noordzijde van het plangebied,
tuinen van Luna, moet nog verder worden uitgewerkt. In het eerste bestemmingsplan,
dat woningbouw in dit deel van het plangebied mogelijk heeft gemaakt, zijn ook de
benodigde hogere grenswaarden voor geluid verleend. De eerste lijns woonbebouwing
van dit plangebied zal voor afscherming zorgen voor het achterliggende gebied. Op
moment dat daadwerkelijk duidelijk is wanneer woningbouw tot uitvoering wordt gebracht,
zal op basis van huidige inzichten, inzichtelijk gemaakt worden door middel van een
(actualisatie van het) akoestisch onderzoek of de destijds beoogde geluidsmaatregelen
nog voldoen en waar eventueel aanpassing nodig is. Hetzelfde is aan de orde als het
gaat om de horecabestemming op het 'vierkante' eiland, zuidelijk gelegen van het Stad
van de Zon. Ook deze bestemming is in een voorgaand bestemmingsplan reeds mogelijk
gemaakt.
Op dit moment worden in het bestemmingsplan geen directe nieuwe geluidgevoelige functies en bestemmingen toegevoegd, er worden ook geen nieuwe geluidsbronnen gerealiseerd in het plangebied. Op grond van het vorenstaande en rekening houdende met de interne wegenstructuur en de uitgangspunten zoals genoemd in de Wgh is, in het kader van dit bestemmingsplan, het doen van nader geluidsonderzoek niet noodzakelijk. Het thema 'Geluid' geeft geen belemmeringen voor een actualisatie en vaststelling van het bestemmingsplan Heerhugowaard-zuid 2021.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we, ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit, het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds.
De doelen van milieuzonering zijn:
In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden is gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk.
Planspecifiek
De VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geeft indicatieve richtafstanden tussen
woningen en bedrijven met betrekking tot de aanvaardbaarheid van een plan vanuit het
oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Bij dit bestemmingsplan is een ‘Staat
van bedrijfsactiviteiten’ gevoegd. Aan de hand van deze staat wordt bepaald welke
bedrijven waar kunnen worden toegelaten. De indicatieve richtafstanden gelden in eerste
instantie voor woningen in een rustig woongebied.
Sportlagune
Binnen het plangebied Heerhugowaard-Zuid bevindt zich de Sportlagune. Deze sportvoorziening
met buiten activiteiten ligt op een afstand van circa 70 meter van de dichts bijzijnde
omliggende woningen. Daarmee wordt voldaan aan de afstand die als richtlijn geldt
op basis van de VNG-richtlijn Bedrijven en Milieuzonering, de landelijke richtlijnen
die ook door Heerhugowaard als toetsingskader worden gebruikt.
Jan Glijnisweg
De Jan Glijnisweg is een weg die de grens vormt tussen het buitengebied en het bestaand
bebouwd gebied. Het is een bestaande weg die gekenmerkt wordt door veel verkeer en
verspreide bedrijfsactiviteiten. Daarnaast worden de gronden aan de oostzijde van
de weg agrarisch gebruikt. Deze achtergrondactiviteiten betekenen dat er voor de nieuwe
woningen in de wijk in de nabijheid van het bestaande lint langs de Jan Glijnisweg
te maken hebben met meer omgevingslawaai dan het geval is bij een rustige woonwijk.
Langs de Jan Glijnisweg zijn al diverse woningen aanwezig van derden die ten aanzien
van bedrijvigheid belemmeringen opleveren. Het vestigen van andere bedrijven in een
hogere categorie of met zwaardere milieueffecten is door de aanwezigheid van deze
woningen niet mogelijk. De mogelijkheden voor ontwikkeling of verandering van activiteiten
op deze percelen is daardoor beperkt. Bij de beoordeling over de aan te houden afstanden
zijn de bestaande bedrijven leidend.
Nieuwe bedrijven zullen aan het Activiteitenbesluit moeten voldoen. Wanneer hinder optreedt zal het bedrijf maatregelen moeten nemen. Met de bestaande bedrijven aan de Jan Glijnisweg hoeft strikt gezien geen rekening te worden gehouden omdat ze niet vallen onder het Activiteitenbesluit. De bedrijven kunnen namelijk niet gehinderd worden in hun bedrijfsactiviteiten. Het belangrijkste bedrijf is de verhuur van opslagruimten. Het betreft extensieve opslag welke hoofdzakelijk inpandig geschiedt. Continue geluidproductie door ventilatoren of voertuigbewegingen wordt bij deze loodsen niet verwacht. Opslag van gevaarlijke stoffen is in deze opslagruimten niet toegestaan. Er zijn geen nutsvoorzieningen in de loodsen aanwezig. Er mogen geen activiteiten ontplooid worden in opslagruimten. De overige activiteiten zijn van een andere categorie (categorie 3.1 en hoger) en worden niet toegestaan volgens de bestemmingen op de betreffende percelen. Tot een ontwikkeling met de gebiedstypering 'rustige woonwijk' is de normale richtafstand toegepast op het aspect geluid. Voor een milieucategorie 2 bedrijf geldt een richtafstand van 30 meter. Tot de geprojecteerde bouwvlakken is deze afstand aangehouden. Wanneer rekening wordt gehouden met het maximaal aan te bouwen deel in de vergunningsvrije zone dan worden nagenoeg alle richtafstanden gehaald.
De hinderveroorzakende aspecten die voor kunnen komen bij de overblijvende activiteiten zijn vervoersbewegingen van personenvervoer en transport. Groothandels en autoservicebedrijven kennen een potentieel geringe tot potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking voor personenvervoer (P) ofwel goederenvervoer (G). De afschermende werking van de bestaande bebouwing en de gunstige ligging van de inritten vanuit de Jan Glijnisweg ten opzichte van Plandeel 4B zorgen ervoor dat de kans op hinder klein is. De woningen moeten met op een afstand van 31 meter van de bedrijven komen te staan. Als gevolg daarvan kan het zijn dat er vergunningvrij bebouwing wordt opgericht die dichter bij de bedrijven komt te staan dan de 30 meter die volgt vanuit de Staat van Bedrijven en Inrichtingen. Deze overschrijding leidt echter niet tot onaanvaardbare overlast en wordt daarom geaccepteerd. De bedrijven worden hierdoor niet beperkt en mochten bewoners gebruik maken van de vergunningvrije mogelijkheden, dan nemen zij bewust het risico dat zij hierdoor meer overlast zullen ervaren.
Het waterbeleid op rijksniveau is verwoord in het Nationaal Waterplan 2016-2021. Het provinciaal waterbeleid voortkomend vanuit de Watervisie 2021 'Buiten de oevers' (voorheen provinciaal waterplan) is ondergebracht in de Omgevingsvisie NH 2050. De Provinciale Omgevingsvisie geeft de kaders en doelen voor het waterbeleid voor de lange termijn t/m 2050. Voor de planperiode 2016 – 2021 is het Uitvoeringsprogramma Watervisie 2021 van toepassing. Het beleid van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier staat beschreven in het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheerplan).
De verwoording van de gemeenschappelijke visie van de gemeente Heerhugowaard en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vond in de periode 1999 t/m 2015 plaats in de twee gemeentelijke waterplannen. Anticiperend op klimaatverandering is in 2020, in plaats van het opstellen van een derde waterplan, het gezamenlijk waterbeleid ontwikkeld in het kader van de Deltabeslissing ruimtelijke adaptatie. De veerkracht van het polderwatersysteem wordt getoetst en, indien nodig, vergroot. Hierbij wordt door integrale aanpak met alle facetten van het waterbeheer en alle functies van het water binnen bebouwde omgeving rekening gehouden. Niet alleen waterkwantiteit en -kwaliteit maar ook natuur, recreatie, ecologische kwaliteit en beleving, worden in onderlinge samenhang nader beschouwd.
Door de grote mate van geslotenheid en de inrichting van het watersysteem (Waterring en doorstromingslabyrint) zijn mogelijke problemen zo veel mogelijk binnen het systeem opgelost. Slechts in enkele gevallen zal er inlaat van boezemwater plaatsvinden. Het systeem is tengevolge van het toestaan van ruime peilfluctuaties vrij flexibel. Natuurlijke kenmerken en processen zijn benut, bijvoorbeeld door de toepassing van het stromingslabyrint en de aanwezigheid van waterplanten en vissen. Het systeem is zo ontworpen dat ongewenste stoffen worden teruggedrongen. Het watersysteem is geschikt voor meerdere functies: zwemmen, kanoën, surfen en vissen. Het watersysteem is gescheiden van andere watersystemen (polderwater, boezemwater). Dit zal voor het grootste deel van de tijd zo zijn. Soms zal inlaat van boezemwater noodzakelijk zijn. Het herstellend vermogen van het systeem zit voor een belangrijk deel in het vermogen van het systeem zelf (stromingslabyrint, waterplanten en vissen). Indien dit in een enkel geval niet toereikend mocht zijn dan kan worden teruggevallen op de de fosfaterende zuiveringsinstallatie. Impliciet volgt hieruit dat het systeem ook een grote mate van zelfregulering bezit. Het watersysteem is zo ontworpen dat sprake is van een een duurzaam en veerkrachtig systeem. Om het systeem kwalitatief goed te houden is een goed beheers- en monitoringsysteem geïmplementeerd. Het water dat grenst aan de wijken Butterhuizen, Zuidwijk en Huygenhoek, als ook het water dat binnen het (voormalige ontwikkelgebied, plandeel 3 en 4) ligt en de waterlopen nabij de Middenweg, hebben alle een waterpeil van NAP -3.90 m. De watergang ten westen van de Oosttangent, de Oostertocht, dient als de waterhuishoudkundige slagader waarop alle gebieden van de polder Heerhugowaard afwateren. Uiteindelijk wordt het water via deze Oostertocht naar het hoofdgemaal aan de Huygendijkgebracht, waar het wordt uitgemalen op de Schermerboezem (de Huygenvaart).
Kwaliteit van het oppervlaktewater
Het plangebied heerhugowaard-Zuid kenmerkt zich door veel oppervlaktewater. De waterlopen
zijn breed, robuust en deels van natuurvriendelijke oevers voorzien. Er zijn geen
hydraulische knelpunten en er is voldoende afvoer-, aanvoer- en bergingcapaciteit
aanwezig. Waar mogelijk worden de harde oevers tot natuurvriendelijke oevers omgevormd.
Op den duur leidt dit tot een verbetering van waterkwaliteit en de ontwikkeling van
een goede ecologische kwaliteit.
Hemel-, afval- en grondwater
In dit deel van het stedelijk gebied zijn de gescheiden rioolstelsels aangelegd die
zorgen dat schoon hemelwater afstromend van verhard oppervlak op het oppervlaktewater
wordt gelost en het vuilwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd.
De rioolstelsels functioneren goed. Bij een maatgevende bui doet zich een “water op
straat”-situatie niet voor.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2020 betreft een actualisatie met het opnieuw
vastleggen van de bestaande situatie waarin verschillende bestaande planologische
regelingen zijn opgenomen. Binnen het plangebied vinden er (nagenoeg) geen nieuwe
ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Uitgangspunt voor het watersysteem in het plangebied
is dat de huidige afvoercapaciteit en beschikbare berging voldoende is. Voor eventuele
nadelige effecten van ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied zal moeten worden gecompenseerd.
Hierbij geldt het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier ‘dempen
is graven’ en dient er extra water te worden gerealiseerd als gevolg van een eventuele
toename van het verhard oppervlak. Vanwege het conserverend karakter van het plan
is watercompensatie derhalve niet aan de orde. In het kader van het overleg ex artikel
3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden
aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Omdat het totale percentage
aanwezige verharding met de actualisatie van dit bestemmingsplan niet wijzigt is een
watertoets niet noodzakelijk en heeft het thema 'Water' geen belemmeringen voor vaststelling
van het bestemmingsplan.
Van de lucht kun je niet leven, maar zonder schone lucht evenmin. Om dit laatste te bewerkstelligen moet bij ruimtelijke plannen, verkeersplannen en milieuvergunningen het aspect luchtkwaliteit volwaardig in de beoordeling en besluitvorming worden meegenomen. De op 15 november 2007 in werking getreden ‘Wet luchtkwaliteit’ biedt hierbij een hulpmiddel. Met de ‘Wet luchtkwaliteit’ en de bijbehorende bepalingen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De wet kent op het gebied van de luchtkwaliteit eisen, die zijn opgenomen in Hoofdstuk 5 titel 2 van de ‘Wet milieubeheer’. Deze luchtkwaliteitseisen hebben betrekking op plaatsen waar naar redelijke verwachting mensen blootgesteld staan aan luchtverontreiniging. De luchtkwaliteitseisen zijn vastgelegd in normen in de vorm van grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels. In Heerhugowaard zijn in de afgelopen jaren diverse ruimtelijke plannen ontwikkeld, die mogelijk invloed hebben (gehad) op de luchtkwaliteit. Fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) zijn de belangrijkste stoffen in de luchtkwaliteitsregelgeving. Om dit inzichtelijk te krijgen is een Luchtkwaliteitplan (LKP) opgesteld. Ook het gebied, waarop dit bestemmingsplan van toepassing is, is in het gemeentelijk luchtkwaliteitplan getoetst aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Daaruit is gebleken dat de wettelijke luchtkwaliteitsnormen in dit gebied voor de komende jaren niet zullen worden overschreden. Ook de naderende Omgevingswet bevat instrumenten en regels die de kwaliteit van de binnen- en buitenlucht bewaken en beschermen.
Planspecifiek
De luchtkwaliteit is de som van de bijdrage door verkeer, bedrijvigheid (industrie)
en achtergrond. In de nabijheid van het plangebied is geen (lucht)relevante industrie
aanwezig. In de nabijheid zijn wel drukke verkeerswegen aanwezig. Binnen het plangebied
wordt derhalve de luchtkwaliteit bepaald door de verkeersbijdrage en de heersende
achtergrond. Het bestemmingsplan 'Heerhugowaard-Zuid 2021' betreft het opnieuw vastleggen
van de huidige situatie en maakt geen ontwikkelingen voor kantoren, woningen of anderssoortige
ontwikkelingen van enige omvang mogelijk die nog niet planologisch en ruimtelijk zijn
vastgelegd. Op grond daarvan is duidelijk dat sprake is van een "niet in betekenende
mate" invloed op de luchtkwaliteit. Jaarlijks doorgerekende prognoses geven aan dat
de luchtkwaliteit in het plangebied in de planperiode ruim zal blijven voldoen aan
de grenswaarden. De luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor het vaststellen
van het bestemmingsplan.
Wet bodembescherming
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming in werking getreden.
Het doel van de Wet bodembescherming (Wbb) is in de eerste plaats het beschermen van
de land- of waterbodem zodat deze nu en in de toekomst kan worden benut door mens,
dier en plant. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te
stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen
van stoffen aan de bodem. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop
deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor de
beoogde functie. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van
onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen
bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Besluit bodemkwaliteit
Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en
meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en
provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.
Wet Algemene bepalingen Omgevingsrecht (Wabo)
Op grond van de Wabo geldt een aanhoudingsgrond voor het verlenen van een 'omgevingsvergunning
bouwen' voordat aangetoond is dat de bodem van voldoende kwaliteit is voor de beoogde
functie. Voorts geldt ten aanzien van het thema 'Bodem' dat in een bestemmingsplan
dat nieuwe functies mogelijk maakt, de bodemgesteldheid in kaart moet worden gebracht.
De aard en mate van mogelijk aanwezige verontreiniging moet worden onderzocht.
Volgens de geldende Functieklassekaart Regio Alkmaar (gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo) geldt voor het plangebied de gemiddelde gebiedseigen bodemkwaliteit 'wonen'. De aangetroffen globale bodemkwaliteit is echter zodanig dat er geen functiebeperkingen zijn.
Figuur 4.6 - Uitsnede functieklassekaart regio Alkmaar
Bodem in de Omgevingswet
Via de Aanvullingswet bodem Omgevingswet en Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet
worden voornoemde regels voor bodem onderdeel gemaakt van de Omgevingswet. Het nieuwe
wettelijke instrumentarium voor bodem berust vervolgens op drie thematische pijlers:
Het is de bedoeling dat de Aanvullingswet- en -besluit gelijktijdig met de Omgevingswet inwerking treden. Vooralsnog is dat 1 juli 2022.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 betreft een plan, waarin voornamelijk
de bestaande situatie wordt geactualiseerd en opnieuw vastgelegd. Het 'bedrijventerrein
De Overtoom' is al lange tijd terug (1987), in het kader van de Inventarisatie Saneringskosten,
aangemerkt als verontreinigd terrein. Een destijds uitgeoerd nader bodemonderzoek
heeft aangegeven dat de grond plaatselijk licht vervuild is. Betreffende locaties
zijn thans deels gesaneerd. Vanuit bodemmilieuhygiënische oogpunt zijn er geen belemmeringen.
Het uitvoeren van nader bodemonderzoek is niet noodzakelijk voor vaststelling van
dit bestemmingsplan. Bij mogelijke individuele ruimtelijke ontwikkelingen, gelegen
in het plangebied, dient bij een aanvraag om een omgevingsvergunning -middels een
verkennend bodemonderzoek- afzonderlijk te worden aangetoond dat de bodem geschikt
is voor de betreffende beoogde (functie)wijziging en/of - ruimtelijke ontwikkeling.
Plannen, projecten en andere handelingen dienen getoetst te worden aan de wet- en regelgeving voor natuur. Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De natuurbescherming in Nederland bestaat uit de volgende kaders:
a. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn (artikel 3.1 Wnb);
b. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en natuurbeschermingsverdragen
(artikel 3.5Wnb);
c. overige soorten (artikel 3.10 Wnb).
Voor alle soorten, dus ook voor de niet beschermde soorten, geldt de zorgplicht. De provincies kunnen ten aanzien van verboden handelingen ontheffing verlenen en bij verordening vrijstellingen geven. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming en vloeien voort uit de Europese richtlijnen (evenals de verboden handelingen). De verbodsbepalingen die gelden voor de overige soorten hebben betrekking op de soorten opgenomen in de Bijlage van de Wet natuurbescherming, behorende bij artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming, onder Onderdeel A en Onderdeel B. In een ruimtelijk plan moeten de gevolgen voor ecologische waarden overwogen worden. Het uitgangspunt van de Wet natuurbescherming is dat geen schade aan soorten mag worden toegedaan, tenzij dit nadrukkelijk is toegestaan (het nee, tenzij principe). Centraal staat hierbij dat de zorgplicht, dat inhoudt dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving.
Aanvullend op de Wnb heeft de provincie Noord-Holland beleid vastgesteld ten aanzien van de gebiedsbescherming van weidevogels in de Weidevogelleefgebieden. Het beleid voor weidevogelleefgebieden voor de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) (juni 2019) en krijgt een doorwerking in de nieuwe provinciale Omgevingsverordening. De afweging voor ingrepen in weidevogelgebieden gaat volgens het “nee, tenzij-principe”. Belangrijk verschil met NNN-gebieden is, is dat voor weidevogelleefgebieden externe werking wel van toepassing is.
Planspecifiek
Voorafgaande aan de ontwikkeling van dit voormalige graslandgebied is de flora en
fauna in het gebied onderzocht en is een inventarisatie gemaakt van beschermde planten-
en diersoorten. Op grond van de onderzoeksresultaten is destijds bij de inrichting
van Heerhugowaard Zuid een ontheffing bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij gevraagd en verkregen van de verbodsbepalingen Flora en Faunawet (thans
Wet natuurbescherming). Het geactualiseerde bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021
maakt geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. De procedure
die doorlopen wordt heeft niet tot doel nieuwe, geen rechtmatige, ontwikkelingen mogelijk
te maken. Onderzoek in het kader van de actualisatie van dit bestemmingsplan is daarom
niet noodzakelijk. Voor incidentele bouwplannen die zich binnen het plangebied voordoen
wordt, indien nodig, incidenteel een natuurtoets opgesteld.
Erfgoedwet
De Erfgoedwet heeft in 2016 de Monumentenwet 1988 vervangen als het gaat om gebouwde
monumenten, archeologie en roerend erfgoed. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en
regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet
is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden
daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. De omgang met het cultureel
erfgoed in onze leefomgeving wordt straks geregeld in de Omgevingswet die (vooralsnog)
in 2022 van kracht wordt.
Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Het betreft:
Modernisering Monumentenzorg (MoMo)
Op 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd waarbij ondermeer
artikel 3.1.6 tweede lid onder a van het Bro is aangevuld. Deze wijziging houdt in
dat een bestemmingsplan een paragraaf moet bevatten met "een beschrijving van de wijze
waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grondaanwezige
of te verwachten monumenten rekening is gehouden”. Op basis van artikel 3.1.6 van
het Besluit ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht om bij vaststelling
van nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met het gebied aanwezige cultuurhistorische
waarden en in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Dit betekent dat
erfgoed aspecten in brede zin (archeologie, architectuurgeschiedenis en historische
(steden)bouwkunde, bouwhistorie, landschap, tuinhistorie en historische geografie)
meegenomen dienen te worden in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel al bij
wet of verordening beschermde (“waardevaste elementen of gebieden”) als niet formeel
beschermde objecten en structuren (“waardevolle elementen of gebieden”): van rijksmonument
tot landschappelijke en stedenbouwkundige elementen. Cultureel erfgoed is de bron
van het verhaal over de geschiedenis van een plek: het maakt het verleden zichtbaar
en versterkt zo ons cultureel en historisch besef en daarmee onze identiteit. Het
biedt ankerpunten om het heden te begrijpen en om over de toekomst na te denken.
Erfgoed wordt vaak vereenzelvigd met een tastbaar object, zoals een vondst, een plek, een schilderij of een gebouw. Voor een beter begrip van wat cultuurhistorisch erfgoed is het echter van belang verder te kijken dan het materiële object zelf en aandacht te besteden aan zijn betekenis, het verhaal (ook in beelden) dat erover wordt verteld, het gebruik ervan en de moeite (ook in geld) die ervoor wordt gedaan. Objecten of elementen worden niet in isolement beschouwd, maar in samenhang met ander erfgoed in de nabijheid (ensembles) en met hun niet-monumentale omgeving. Aandacht voor het laatste maakt een meer gebiedsgerichte erfgoedzorg mogelijk. Een goede zorg voor de omgeving van een monument ondersteunt het behoud ervan en de waarde van een monument straalt af op zijn omgeving. In sommige gevallen is het behoud van de functie van een monument letterlijk afhankelijk van wat er met de omgeving gebeurt. Erfgoed is ook een inspiratiebron voor vernieuwing in vormgeving, beeldende kunst en bij ruimtelijke ontwikkelingen. En die ruimtelijke ontwikkelingen zijn een belangrijke drager van ons erfgoed.
Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijk handelen in het verleden. De uitgangspunten zijn dat archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is en dat initiatiefnemers tot ruimtelijke ontwikkelingen in een vroeg stadium moeten aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodem verstorende ingrepen zal worden omgegaan. Gebieden met archeologische verwachtingswaarden zullen dan ook de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie” met voorrangsbepaling krijgen. De Archeologienota ERF GOED met beleidskaart is de onderlegger voor bestemmingsplannen. Er zijn zones met verschillende gradaties in verwachtingen. Uit de verbeelding (kaart) en de regels van het bestemmingsplan is af te lezen waar archeologische waarden verwacht worden en onder welke voorwaarden onderzoek verplicht is.
De ruimtelijke opzet van de gemeente maakt gebruik van de oude verkaveling patronen, die een herkenbare structuur geeft. De Middenweg is een historische geografische lijn van hoge waarde die kenmerkend is voor de landschappelijke structuur van de grootste droogmakerij binnen de West-Friese Omringdijk. De weg is een voorbeeld van de landschapsgenese van West-Friesland met zijn landaanwinningen. Deze polders zijn zeer rationeel ingericht. De wegen vormen hierin een zeer herkenbaar element. De waarde van de rechte polderwegen ligt met name in de hoge ruimtelijke en genetische samenhang tussen verkaveling, wegen, wonen langs wegen en het rationele afwateringspatroon. Ondanks de expansie van Heerhugowaard is de ruimtelijke en genetische samenhang tussen verkaveling, wegen, wonen langs wegen en het rationele afwateringspatroon nog steeds aanwezig. Een andere belangrijke ontsluitingsweg, de Zuidtangent, is naast de Westertocht gelegd en is daarmee drager geworden van de historische polder structuur. Voor de Middenweg is een visie opgesteld om de Middenweg haar verloren positie op sociaal-, economisch- en cultureel gebied terug te geven. Voor de overige wegen is de Lintenvisie relevant. Voor het hele grondgebied van Heerhugowaard is een historisch geografische inventarisatie opgesteld.
Planspecifiek
In het plangebied liggen diverse gemeentelijke monumenten en panden die door de gemeente
worden aangemerkt als beeldbepalend. Gemeentelijke monumenten worden juridisch beschermd
door de monumentenverordening. Beeldbepalende panden hebben geen wettelijk beschermde
status. Door extra welstandstoezicht wordt getracht de oorspronkelijke architectuur
van deze panden zoveel mogelijk te behouden. Voor de monumenten vigeert de monumentenlijst.
De bepalende panden worden genoemd in Monumentaal Heerhugowaard. De Cultuurcompagnie
Noord-Holland heeft voor het hele grondgebied van de gemeente Heerhugowaard een historisch
- geografische inventarisatie, inclusief de karakteristieke bebouwing, gemaakt. Dit
rapport is in een pdf-bestand als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
In de gemeente komen diverse objecten met monumentale waarde voor. Er zijn 54 gemeentelijke monumenten, 1 provinciaal monument en 7 rijksmonumenten. De Rijksmonumenten hebben een eigen register: https://cultureelerfgoed.nl/monumentenregister. In het gemeentelijke Erfgoedregister zijn alle Heerhugowaardse monumenten uitgebreid omschreven. De gemeentelijke monumenten weerspiegelen de ontwikkeling van een puur agrarische polder met enkel (stolp)boerderijen naar een droogmakerij met kleinschalige dorpsontwikkeling en voorzieningenniveau. Ook zijn een aantal beeldbepalende panden aangewezen.
Wanneer een pand of terrein aangewezen wordt als gemeentelijk monument, betekent dit dat het cultuurhistorisch waardevol is. Voor nu, maar zeker ook voor toekomstige generaties. Voor de bescherming van die waarden heeft de gemeente regels opgesteld die aangeven wat wel en niet veranderd mag worden aan een monument en hoe deze veranderingen plaats mogen vinden. De bestaande situatie van het pand, object of terrein is het uitgangspunt. Overigens is er wel eens onduidelijkheid over de reikwijdte van de bescherming. Er circuleert de onjuiste gedachte dat bij de status van gemeentelijk alleen het exterieur van de gemeentelijke monumenten beschermd zou zijn. Het is de redengevende beschrijving die de beschermde elementen beschrijft. Ook het interieur kan onder die bescherming vallen. De cultuurhistorische waarde van beeldbepalende panden wordt beschermd doordat de uitwendige hoofdvorm van het bestaande hoofdgebouw en bijgebouwen niet wezenlijk mag worden veranderd.
Planspecifiek
Dit nieuwe bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 betreft het vastleggen van de bestaande
situatie, er worden geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk
gemaakt. Artikel 41a van de Monumentenwet bepaalt dat de regeling, voor het doen van
archeologisch onderzoek, niet van toepassing is op bouwprojecten kleiner dan 100 m2.
De gemeenteraad kan hiervan afwijken en een andere oppervlakte vaststellen. De artikelen
uit de Monumentenwet blijven op basis van het overgangsrecht Erfgoedwet hoofdstuk
9 van kracht tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Het gemeentebestuur heeft een globale inventarisatie van archeologische waarden voor de hele gemeente laten uitvoeren. De resultaten van het onderzoek zijn weergeven op de “Beleidskaart Archeologie”, die als onderlegger dient voor bestemmingsplannen. De archeologische verwachtingswaarde voor de Middenweg (onderdeel van het plangebied) en de Rustenburgerweg is op perceelsniveau beoordeeld, waardoor er voor een strook langs de Middenweg en de Rustenburgerweg met een breedte van 150 meter, m.u.v. een perceel t.h.v. Middenweg 214 (nr.15) en de percelen Middenweg 192 (nr.18), Middenweg 190 (nr.16) Middenweg 164 (nr.17) en Middenweg 44 (nr.20) nu een milder regime geldt. Alleen bij plannen groter dan 500 m² en een ontgraving dieper dan 40 cm is een archeologisch onderzoek vereist. Voor de hiervoor genoemde percelen geldt een zwaarder regime en moet bij plannen groter dan 50 m² en een ontgraving dieper dan 40 cm een inventariserend veldonderzoek worden uitgevoerd, om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van resten van oude bewoning. Voor het overige plangebied geldt volgens de archeologienota een verwachtingswaarde categorie 5 (archeologisch onderzoek vereist bij plannen groter dan 10.000 m² en een diepte groter dan 40 cm). Het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2020 is echter een conserverend plan dat zulke grote ontwikkelingen niet mogelijk maakt.
Gelet op het bovenstaande zijn in de planregels de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie tot en met categorie 4 opgenomen.
Gemeentelijke monumenten
In het boekwerk Monumentaal Heerhugowaard zijn alle Heerhugowaardse monumenten uitgebreid
omschreven. Ook zijn er beeldbepalende panden in opgenomen. Het boekwerk is in te
zien op de website van de gemeente Heerhugowaard.
De identiteit van Heerhugowaard wordt sterk bepaald door haar ontstaan als droogmakerij. De rationeel opgezette structuur en verkaveling van het polderland en de daarin geprojecteerde waterlopen en wegen heeft de basis gevormd voor de ontwikkeling van de eerste woonbebouwing in lange lint structuren en vervolgens voor de verdere ontwikkelingen van Heerhugowaard tot de kern die het nu is. In de huidige kern is die rationele basis nog steeds merkbaar, waarbij een aantal ruimtelijke elementen en aspecten opvallen. Vrijwel overal in de kern is de ruimte en de enigszins landelijke openheid voelbaar en heeft de rationele opzet van de droogmakerij geleid tot een orthogonale structuur van wegen en wijken. Binnen deze structuur is aan de belangrijkste ontsluitingsroute het centrumgebied van de kern ontstaan. De uitstraling en de aanhechting hiervan op de omgeving zorgt voor herkenbare plekken en ruimtes. In de structuur is een klein aantal historische routes herkenbaar, waarvan de Middenweg de opvallendste is en een centrale rol speelt. Door de verschillen in bouwperiode en de daarmee gepaard gaande karakteristieken zijn de diverse wijken herkenbaar.
In de Structuurvisie 2020 beschrijft de paragraaf 'Landschap met Identiteit' het ecologisch kapitaal van de gemeente. Onderwerpen zijn groen, water, lucht, natuur, landschap, milieu, beeldkwaliteit en erfgoed. De ringvaart maakt deel uit van het Natuur Netwerk Nederland. Binnen de ringvaart zijn de linten zowel de dragers van de identiteit als van de belangrijke ecologische structuren. Doelstelling is het vergroten van de natuurwaarden van de groeninrichting door het zoveel als mogelijk toepassen van ecologisch groenbeheer en door het verbinden van gebieden met een hoge ecologische waarde of potentie. Op een aantal plekken in de gemeente zijn de afgelopen jaren natuurvriendelijke oevers aangelegd. De ecologische waarden worden verder versterkt door in bosplantsoenvakken meer verticale en horizontale gelaagdheid aan te brengen.
Het versterken en uitbreiden van het groen blauwe (ecologisch en recreatief) netwerk van belang om een gezonde leefomgeving te kunnen bieden. Om een voldoende groene inrichting te realiseren en in stand houden moeten we maximaal op zoek naar aanvullende mogelijkheden. Daar waar de grond schaars is en de veelheid aan functies elkaar verdringen, liggen er enorme kansen in het realiseren van verticaal groen. Het verdient de aanbeveling nog eens goed na te denken hoe we dit aspect in de bestaande gebied kunnen toepassen. Met de toename van het aantal woningen in het gebied is het van belang voldoende groene verblijfsgebieden en speelterreinen te hebben. Groen is van belang omdat in een sterk versteend gebied er (grote kans op) hittestress is. Er is nu te weinig groen. Het bomenkapbeleid zou hier aangepast moeten worden van 'Ja, mits geen monumentale boom' naar 'Nee, tenzij voldoende gecompenseerd'.
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 (Leidraad) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals woningbouw, agrarische bedrijfsontwikkeling, infrastructuur of vormen van energieopwekking. De Leidraad beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende Noord-Hollandse landschappen. Gemeentelijke bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen in het landelijke gebied dienen rekening te houden met deze karakteristieke eigenschappen. De Leidraad geeft gebiedsgerichte én ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt zo toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie beoogt met deze Leidraad om samen met bijvoorbeeld gemeenten, ontwikkelaars en initiatiefnemers te werken aan het behouden en versterken van de kwaliteit van het landschap en de cultuurhistorie.De gemeenet heeft hiervoor de Nota ruimtelijke kwaliteit opgesteld. Het bestemmingsplan stuurt met name op de situering en de hoofdvorm. De nota ruimtelijke kwaliteit stuurt tezamen met het (gebiedsgerichte) beeldkwaliteitsplan op gevels, materialisatie en detaillering. Het bestemmingsplan geeft een bouwrecht, maar geen bouwplicht en stuurt niet op beeldkwaliteit. Dit is de reden dat er een overlap aanwezig kan zijn tussen het bestemmingsplan en de Nota ruimtelijke kaliteit als het gaat om de situering en de hoofdvorm. Dit gaat voornamelijk op bij de landschapskenmerken in de historische linten, het buitengebied en inbreilocaties.
De Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en Boswet zijn per 1 januari 2017 opgegaan in de Wet natuurbescherming (Wnb). Naast een wijziging van het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies betekent dit ook een meer rechtstreekse doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn.
Planspecifiek
Van een bewust gecreëerde ecologische structuur is in Heerhugowaard nog geen sprake.
Wel zijn er enkele lijnen aanwezig die in potentie kunnen worden ontwikkeld tot een
ecologische verbindingszone. De ringvaart maakt deel uit van de provinciale ecologische
hoofdstructuur. De Oostertocht kan ontwikkeld worden als centrale as voor de interne
ecologische structuur. Daartoe is de aanleg van ecologische oevers en de verbetering
van zichtbaarheid en toegankelijkheid van belang. De groene geledingszone tussen de
woonwijken Edelstenenwijk en Butterhuizen en Rivierenwijk en Zuidwijk Huygenhoek kan
dienen als dwarsverbinding door het kerngebied van Heerhugowaard. Hiervoor is een
passende inrichting en verbinding met het buitengebied noodzakelijk. Een tweede dwarsverbinding
is langs de Beukenlaan en de Vondellaan gedacht. Voor de vaststelling van het onderliggende
bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 vormt dit echter geen belemmering.
Energieneutraal in 2030. Dit is de hoofddoelstelling van gemeente Heerhugowaard. Met de voorliggende strategie is er verbreding van, en verbinding met, álle domeinen ; sociaal, fysiek en economie. Vrij vertaald : People, Planet, Purpose. Energieneutraliteit is daarmee niet langer de duurzaamheidshoofddoelstelling, maar één van de doelstellingen die past binnen de verbreding. Samen bouwen we aan een toekomstbestendige, vitale stad. In alle opzichten. Duurzaamheid, een woord met zo'n brede betekenis dat we in deze strategie voor de komende jaren dit woord ook daadwerkelijk breed wordt ingevuld. Dus niet alleen in relatie tot energieverbruik, maar ook in de betekenis van toekomstbestendigheid in ons sociale, economische en fysieke domein. Het uitgangspunt People, Planet, Purpose is een uiting van deze verbreding, dus geen Profit, dat misschien gelezen wordt alsof het alleen om economie gaat, terwijl duurzaamheid ook vertaald wordt naar winst op andere domeinen en ons steeds doet afvragen: wat willen we toevoegen aan onze stad?
Toekomstbestendig ontwikkelen, streven naar voorspoed voor huidige en toekomstige generaties, houdt niet op na één collegeperiode. Dat kost tijd, en houdt nooit op. Toekomst schuift immers mee met het heden en blijft altijd. De nieuwe duurzaamheidsfilosofie vergt daarom een nieuwe aanpak. Niet langer is een klein team verantwoordelijk voor het realiseren van projecten die bijdragen aan een energieduurzaamheidsdoelstelling. People, Planet, Purpose het raakt ons allemaal. We kunnen en zullen allemaal onze bijdrage gaan leveren. Hoe klein en triviaal die bijdrage soms ook lijkt. Ontwikkelingen zijn onvoorspelbaar en gaan soms razendsnel. Dat is ook in de afgelopen jaren opnieuw bevestigd. Soms maakt dit zaken ingewikkelder, en wordt de uitdaging daarmee groter. Vaak ontstaan er nieuwe inzichten en nieuwe kansen. De Strategie Duurzame Ontwikkeling Heerhugowaard 2016-2019 geeft richting en biedt nog, in samenhang met de Woonvisie 2018-2050, voldoende houvast om ook na 2019 te blijven bouwen aan een toekomstbestendig Heerhugowaard, waar iedereen meedoet en 'onze stad' vitaal en leefbaar wordt achter gelaten voor onze kinderen. Duurzame ontwikkeling betekent integraal vooruitgang boeken op zowel sociaal, fysiek als economisch terrein.
Het totale gebied van Heerhugowaard-Zuid -de Stad van de Zon- is, met de aanwezigheid van windmolens voor opwekking van duurzame energie, zeer duurzaam en energiezuinig ingericht. Het gebied is zelfs CO2-neutraal en voldoet hiermee aan de gewenste duurzaamheidsinspanning. In de onderbouwing en uitvoering van de ruimtelijke plannen wordt gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Woningbouw. Dit pakket is een instrument om de effecten op gezondheid en milieu van het bouwproces te verminderen. De kwaliteit komt onder meer tot uitdrukking aan de hand van de toegepaste milieuvriendelijke materialen, de locatiekeuze, een zongerichte verkaveling, een gunstige energievoorziening, een gezond binnenmilieu en een goede waterhuishouding. Daardoor kunnen nadelige milieueffecten zoveel mogelijk worden beperkt en de leefbaarheid en duurzaamheid van de plannen worden verbeterd.
Planspecifiek
Omdat het voorliggende bestemmingsplan het opnieuw vastleggen van de bestaande situatie
omvat, vindt er geen toetsing plaats aan dit duurzaamheidsaspect. Wie tegenwoordig
een woning bouwt doet dit al (bijna) energieneutraal (EPC 0,4) en bij voorkeur met
duurzame materialen. Eventuele individuele en/of particuliere initiatieven op gebied
van energie en duurzaamheid worden, indien en waar mogelijk, op grond van duurzaamheidsbeleid
op individueel niveau gestimuleerd en gerealiseerd. Het vaststellen van het bestemmingsplan
Heerhugowaard-Zuid 2021 heeft geen gevolgen voor het thema duurzaamheid.
De huidige bebouwing van het plangebied zal door de samenvoeging van de in paragraaf 1.4 genoemde planologische regelingen en actualisatie van de beheersverordening voor het plangebied Heerhugowaard-Zuid, niet wijzigen.
Bij de ontwikkeling van de Stad van de Zon is uitgebreid aandacht besteed aan de bereikbaarheid. De wijken zijn bereikbaar via een hoofdroute voor verkeer, daarnaast zijn er diverse langzaamverkeerverbindingen en is er een calamiteitenroute. Hierdoor kunnen hulpdiensten het gebied goed bereiken, ook als de hoofdroute geblokkeerd is.
De bereikbaarheid van het plangebied voldoet aan de voorwaarden en uitgangspunten zoals omschreven in de voor de Veiligheidsregio's opgestelde “Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid”, uitgave 2019.
De primaire bluswatervoorziening is een punt van aandacht in het gehele gebied. Volgens de huidige richtlijnen is er in alle wijken een tekort aan primaire bluswatervoorziening. De tertiaire bluswatervoorziening is voldoende.
De bluswatervoorziening in het plangebied voldoet aan de voorwaarden en uitgangspunten zoals omschreven in de voor de Veiligheidsregio's opgestelde “Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid”, uitgave 2019.
Externe veiligheid gaat over de opslag, transport en/of bewerking van gevaarlijke stoffen. Het externe veiligheidsbeleid is gelegitimeerd door de doelstelling dat de risico’s van bedrijfsmatige activiteiten met gevaarlijke stoffen beheerst worden en in wisselwerking hiermee andere ruimtelijke activiteiten in de nabijheid van risicobronnen.
Externe veiligheid gaat over de opslag, transport en/of bewerking van gevaarlijke stoffen. Sinds 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het Bevi verplicht de bevoegde gezagen Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Wet ruimtelijke ordening (Wro) – de gemeenten en provincies – afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Het Bevi beperkt ook het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. Gemeenten en provincies hanteren de normen uit het besluit bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen. De veiligheidsregio adviseert over de bestrijding en beperking van een ramp. Afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding is van groot belang.
De normen in het besluit zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansbenadering, de kans om te overlijden als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Gezondheidsschade, kans op verwonding of materiële schade tellen daarbij niet mee. In het Bevi is geen harde norm voor het groepsrisico vastgelegd. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te handhaven, met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht. In het besluit is een voorschrift opgenomen waarbij inzicht moet worden gegeven in de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen of risicovolle activiteiten.
Het doel van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is om mensen in de buurt van een bedrijf met gevaarlijke stoffen te beschermen. Bij een omgevingsvergunning milieu of een ruimtelijk besluit rond zo'n bedrijf moet het bevoegd gezag rekening houden met veiligheidsafstanden. Deze veiligheidsafstanden dienen ter bescherming van groepen en individuele personen. Hierbij staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico
Onder plaatsgebonden risico wordt verstaan: risico op een plaats buiten een inrichting,
uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken op die plaats zou
verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die
inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. Het plaatsgebonden risico wordt
beheerst door de inherente veiligheid (veiligheidsmaatregelen die aan risicobronnen
zijn opgelegd zonder tussenkomst van externe veiligheid) waarmee risicobronnen zijn
omgeven. De kans op een ongeval is daardoor zowel volgens de risicoanalyseberekeningen
als blijkens de statistiek buitengewoon klein. Het plaatsgebonden risico is daarom
een norm waaraan moet worden voldaan.
Het groepsrisico
Onder groepsrisico wordt verstaan: cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10,
100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het
invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij
een gevaarlijke stof is betrokken. De mogelijkheid van een ramp is een beleidsrelevante
afweging voor de inrichting van de ruimte. Omdat de kans op een ongeval buitengewoon
klein is, is de zeer kleine kans op een ramp daarmee per definitie een gegeven. Het
groepsrisico is om die reden een oriëntatiewaarde, ten aanzien waarvan een afweging
moet worden gemaakt. Oriëntatiewaarde is: de waarde waarmee het groepsrisico wordt
vergeleken. Grafisch wordt dit weergegeven als een lijn in een grafiek. Karakteristieke
kansen van de oriëntatiewaarde zijn:
Het groepsrisico is de risicomaat die bij de bestuurlijke afweging een rol speelt om te verantwoorden welk ramprisico samenhangt met het ruimtelijke ordening- of het milieuvergunningbesluit. Dit komt neer op het aangeven in welke mate de kans op sociale ontwrichting voor de (lokale) samenleving, gegeven de lokale maatschappelijke baten en kosten, te tolereren is. Bij het groepsrisico gaat het niet om de bescherming van de individuele burger, maar om het tolereren van een ramprisico op grond van afwegingen over het belang van ruimtelijke activiteiten naast andere afwegingen.
De verantwoordingsplicht (algemeen)
De kans dat bij een mogelijke ramp in één keer een groep burgers van een bepaalde
omvang komt te overlijden (groepsrisico of misschien duidelijker het ramprisico) moet
worden verantwoord. Het verantwoorden houdt in dat het afwegingsproces voor de burgers
en belanghebbende navolgbaar is. Dit afwegingsproces draagt het besluit om de risicosituatie,
waarbij een zeer kleine kans bestaat dat een ramp zou kunnen plaatsvinden, te aanvaarden.
In de artikelen 12 en 13 van het Bevi is de verantwoordingsplicht voor het bevoegd
gezag ten aanzien van de acceptatie van het groepsrisico wettelijk geregeld. Artikel
12 regelt de verantwoordingsplicht bij milieuvergunningen en artikel 13 bij de vaststelling
van besluiten in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. In artikel 13 lid 1 onder
a tot en met i staat aangegeven welke onderwerpen in elk gevalin de verantwoordingsplicht
aan de orde moeten komen. “In elk geval” is limitatieve opsomming en betekent dat
er ook nog andere onderwerpen aan de verantwoordingsplicht kunnen worden toegevoegd.
De informatie die volgens het Bevi in elk geval bij de verantwoordingsplicht moet
worden betrokken is:
Evenemententerrein Huygendijkbos en Strand van Luna
De beheersbaarheid van rampen wordt gezien als een belangrijk aspect bij de oordeelsvorming.
Het gaat hierbij om de mogelijkheid van de rampbestrijding (van pro-actie tot repressie).
Bij de eerdere besluitvorming omtrent de realisatie en inrichting van een recreatieterrein
met mogelijkheid voor evenementen is er in het kader van de Milieueffecten (m.e.r.)
aandacht besteed aan het groepsrisico. Omdat grote groepen in dit gebied een verhoogd
risico kunnen lopen wordt de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord en de Omgevingsdienst
Noord-Holland Noord benaderd voor advies bij aanvragen om evenementenvergunningen.
De beleidsvisie “Externe Veiligheid”
In juni 2010 heeft de gemeenteraad de “Beleidsvisie externe veiligheid in Heerhugowaard
vastgesteld. De beleidsvisie “Externe Veiligheid” geeft aan dat het beleid zich richt
op het beperkt houden van de toename van het groepsrisico dat ontstaat door ruimtelijke
besluiten of Milieuvergunningen. De beleidsvisie onderscheidt drie soorten te doorlopen
verantwoordingsprocessen. Welk proces voor de verantwoording wordt doorlopen hangt
af van de hoogte van het groepsrisico in relatie tot de oriëntatiewaarde. Schematisch
is dit als volgt weergeven:
Aan de hand van de risicokaart is in beeld gebracht of en zo ja welke risicovolle inrichtingen er in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Ook aangewezen transportroutes zijn op deze manier in beeld gebracht.
Uitsnede signaleringskaart
Op de uitsnede van de signaleringskaart zijn verschillende risicobronnen waar te nemen,
waaronder bevi-inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen. De gele blokjes
zijn LPG tankstations. De drie kleine rode blokjes met cirkel zijn de windturbines.
Het invloedsgebied van de N508 reikt tot 355 meter en het invloedsgebied van de N242
reikt tot 880 meter. Deze routes, N242 en N508, zijn vrijgesteld voor het vervoer
van gevaarlijke stoffen als het, indien sprake van calamiteiten, gaat om een invloedsgebied
van maximaal 200 meter. Helemaal aan de rechterkant is de hogedruk aardgas transportleiding
zichtbaar. In verband met de aanwezigheid van een bovengrondse propaantank, kent Tuinbouwbedrijf
Nol V.O.F. een plaatsgebonden risico contour van PR 106 van 10 meter. Gelet op de afstand van ca. 1 km. tot het plangebied is van een extern
veiligheidsrisico op het plangebied geen sprake. Van een invloedsgebied met verantwoordingsplicht
voor het groepsrisico is bij deze inrichting eveneens geen sprake. Bij eventuele toekomstige
ontwikkelingen binnen de 200 meter grens dient het groepsrisico te worden beschouwd
en te worden berekend/bepaald. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen buiten de
200 meter grens, maar binnen het invloedsgebied, dient er te worden ingegaan op de
aspecten zelfredzaamheid en rampbestrijding in geval van calamiteit.
Het BP tankstation is vanwege de aanwezigheid van LPG-levering aangemerkt als een
Bevi-inrichting. De grens van het invloedsgebied waarbij verantwoording van het groepsrisico
nodig is, ligt in dit geval op 150 meter. Het plangebied ligt op ca. 450 meter en
valt gezien de ruime afstand buiten deze zone. Het plaatsgebonden risico wordt in
dit geval gevormd door het LPG-vulpunt (zone PR106 is 40 meter), het LPG-reservoir (zone PR106 is 40 meter) en de afleverinstallatie (zone PR106 is 15 meter). Gelet op de eerder genoemde afstand tot het plangebied van ca. 450 meter
zorgen ook deze risicocontouren niet voor een belemmering om het bestemmingsplan vast
te stellen. Ook is er sprake van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N242
en N508. Hiervan reikt de PR106 contour niet tot buiten de weg. Van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor
het groepsrisico is geen sprake. Mede gelet op de afstand tot het plangebied (ca.
200 meter) vormt ook deze risicobron geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
Overigens is de Huygendijk tegenwoordig vanaf de Oosttangent in noordelijke richting
afgesloten voor autoverkeer. De rode belijning op de risicokaart in figuur 10 is zodoende
niet meer actueel op dit punt.
Omgevingswet
De Omgevingswet gaat over het zoeken van evenwicht tussen verschillende onderdelen
van de leefomgeving, zoals veiligheid én gezondheid, en tussen verschillende belangen,
zoals die van burgers en bedrijven. Het bevoegde gezag moet op basis van artikel 5.26
(en artikel 4.22), Omgevingswet besluiten of er in het plangebied voor voldoende veiligheid
is gezorgd en of milieu en gezondheid voldoende zijn beschermd. Dit wordt voor omgevingsveiligheid
concreet gemaakt in paragraaf 5.1.2 van het Besluitkwaliteit leefomgeving (Bkl) en
de instructieregels uit artikelen 5.15 en 8.12 van het Bkl.
De beleidsdoelen van de omgevingswet zijn:
Voldoende veiligheid wordt concreet gemaakt met behulp van het begrip ‘bescherming’. Bescherming betekent in deze context het voorkomen en beperken van gewonden, doden, schade en maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De maatschappelijke ontwrichting omvat schade aan milieu en economie, zoals de vitale infrastructuur. Dit wordt bereikt door een gebied zodanig in te richten dat de mensen die er tijdens een ongeval met gevaarlijke stoffen verblijven, voldoende zijn beschermd tegen de gevaren van een brand, explosie of een gifwolk.
Planspecifiek
Binnen het plangebied speelt externe veiligheid een rol. Er zijn 3 Bevi-inrichtingen.
Over de N242 en de N508 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Nergens in het
plangebied zijn er strijdigheden ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het
groepsrisico. De regionale brandweer is om advies gevraagd over de externe veiligheid
in het bestemmingsplan Heerhugowaard Zuid 2021. Op grond van het vorenstaande is het
gemeentebestuur van Heerhugowaard van oordeel dat binnen het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid
geen sprake is onverantwoorde risico's in het kader van de externe veiligheid. Omdat
het bestemmingsplan Heerhugowaard-zuid 2021 een actualisatie betreft van de bestaande
situatie, kan er, daar waar nodig, niet direct worden geanticipeerd op de Omgevingswet.
In de planregels is vastgelegd dat het gemeentebestuur in samenspraak met de Veiligheidsregio
Noord-Holland Noord rechtstreekse betrokkenheid heeft bij de voorbereiding van eventuele
nieuwe risicogerichte ruimtelijke besluiten binnen het invloedsgebied. Geconcludeerd
wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering en vaststelling van het bestemmingsplan
'Heerhugowaard-Zuid 2021' niet in de weg staat.
Met de inwerkingtreding van het ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen’ is een aanzet gegeven tot het opstellen van normen voor externe veiligheid. Het besluit is gepubliceerd in het Staatsblad van 10 juni 2004 en in werking getreden op 27 oktober 2007. Bij het evenemententerrein in het recreatiegebied aan het park van Luna zijn twee soorten inrichtingen aanwezig die van belang zijn:
Windturbines
Er staan twee windturbines grenzend aan het evenemententerrein. De 105 contour bij deze windturbines maken geen deel uit van het evenemententerrein. Deze
zones moeten vrijblijven van bezoekers. Bij het aanwijzen van het evenemententerrein
is rekening gehouden met deze zones. Punt van aandacht is de kans op ijsafwerping.
Gezien de frequentie van het voorkomen van ijsafzetting wordt niet zondermeer voldaan
aan de criteria voor het individueel passanten risico van fietsers en de toegangsweg
naar de Waerdse Tempel. Voor het oprichten en in werking hebben van de windturbines
is een milieuvergunning opgesteld. In deze vergunningen is aangegeven dat de windmolens
bij evenementen moeten worden stilgezet.
Tankstations
De risicobeoordeling van de nabijgelegen tankstations valt buiten de scope van de
risicoanalyse voor de windturbines. Een tankstation moet zelf als mogelijke risicoveroorzaker
aan veiligheidscriteria voldoen. De aanwezigheid van windturbines voegt hieraan een
extra faalscenario toe. Langs de Westerweg / N242 zijn twee LPG- tankstations aanwezig
met een risicocontour. Van beide stations zijn de contouren bekend. Bij het oorspronkelijke
bestemmingsplan Heerhugowaard Zuid (2008) zijn de groepsrisico's in beeld gebracht.
Voor het toetsen van de huidige situatie dient, behalve de windturbines, voornamelijk
het tankstation zelf te worden beschouwd. Om dit te faciliteren zijn de trefkansen
van tankauto's bij beide tankstations bepaald. De grootste totale trefkans betreft
de tankauto bij het vulpunt van het Shell tankstation en bedraagt 1,4 - 106 per jaar. Voor nabijgelegen wegen voldoet de situatie aan de criteria die rijkswaterstaat
hanteert voor rijkswegen. Jaarlijks wordt ontheffing verleend aan Drievorm Autogas
BV voor het bevoorraden van deze tankstations. Het plaatsgebonden risico wordt niet
overschreden.
Het besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de bijbehorende Regeling Basisnet zijn op 1 april 2015 in werking getreden. Het Bevt regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Planologische relevante buisleidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd. De bestemming leiding wordt gecombineerd met de bestemming van de gronden waarin de leiding is gelegen en beperkt de rechten en het gebruik van die gronden (de zogenaamde dubbelbestemming).
Planologisch relevante leidingen zijn:
Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming/regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen (riool(pers)leidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) vervullen uitsluitend een functie voor de aanwezige functies in het gebied (kavelaansluitingen) en kunnen ook zonder planologische regeling worden aangelegd. Deze leidingen zijn veelal aangelegd langs en/of in combinatie met aanwezige infrastructuur. Bij de technische uitwerking van het plan wordt de veiligheid van deze kabels en leidingen gewaarborgd via het KLIC-systeem.
Planspecifiek
In het plangebied Heerhugowaard -Zuid zijn drie soorten buisleidingen te onderscheiden.
Er loopt dwars door het plangebied twee hoofdwatertransportleidingen. Eén voor de
aanvoer van koelwater naar Tata Steel in Velsen en één voor de aanvoer van water (te
zuiveren tot drinkwaterwater) naar de duinen. Daarnaast is een hoofdtransportleiding
voor aardgas en een hoogspanningsleiding (voor electriciteit en telecommunicatie)
in het plangebied aanwezig. Deze ondergrondse buisleidingen zijn ter bescherming met
een dubbelbestemming 'Leiding', opgenomen in de planregels en op de verbeelding is
het leidingen tracée te herkennen als een onbebouwd blijvende strook, voorzien van
een zakelijk recht voor onderhoud en instandhouding van de betreffende leiding.
De beheersbaarheid van rampen wordt gezien als een belangrijk aspect bij de oordeelsvorming. Het gaat hierbij om de mogelijkheid van de rampbestrijding (van pro-actie tot repressie). In de verantwoording van het groepsrisico dienen minimaal de in artikel 13 lid 1 onder a t/m i van het Bevi genoemde onderwerpen aan de orde te komen.
Bij vaststelling van het voormalige bestemmingsplan Heerhugowaard-zuid (2008) is het groepsrisico berekend voor een doorzet van 1500 m3 /jr voor bevoorrading tijdens twee tijdvensters. Het groepsrisico is in delen van het plangebied kleiner dan de oriëntatiewaarde aangezien er tijdens de openingsuren van de nabij gelegen sportlagune niet wordt gelost. Als de tankauto wordt voorzien van een hittewerende coating dan neemt het groepsrisico af. Binnen de voorgeschreven afstand van het plaatsgebonden risico (op de verbeelding aangegeven als Veiligheidszone LPG) tot het kwetsbare object (tank, vulpunt, tankautoopstelplaats) bevinden zich geen gebouwen. Er is dus geen sprake van ongewenste risicosituaties. Ook biedt het onderhavige bestemmingsplan geen (nieuwe) ruimtelijke rechten die ongewenst zijn in het kader van externe veiligheid. Voor de drie LPG-tankstations geldt dat het groepsrisico ruim lager ligt dan de oriëntatiewaarde en nagenoeg bepaald wordt door het lossen van de tankauto. Op basis van de risicoanalyse zijn de milieuvergunningen voor de LPG tankstations aangepast. De maximale doorzet is in de milieuvergunningen vastgelegd. Om de kans op een groot aantal slachtoffers te minimaliseren wordt in de milieuvergunningen aangeven dat de tankstations alleen door een tankwagen met LPG mogen worden bevoorraad buiten de openingstijden van respectievelijk het tuincentrum, de sportlagune en grootschalige activiteiten in het recreatiegebied.
Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in de hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
Sinds 16 mei 2017 geldt er een directe werking van het Europees recht. Daarom is per 7 juli 2017 het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvije m.e.r.-beoordeling. Gemeenten zijn thans verplicht om voor m.e.r.-(beoordelings) plichtige activiteiten een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (mer).
Planspecifiek
Het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 omvat het opnieuw vastleggen van de bestaande
situatie, er is geen spake van de aanleg van een nieuw stedelijk ontwikkelingsproject.
Gelet op deze kenmerken en het feit dat het plangebied zich niet binnen of grenzend
aan Natura-2000 en/of natuurgebieden van Natuur Netwerk Nederland (NNN) bevindt, is
voor vaststelling van dit bestemmingsplan een m.e.r. beoordelingsplicht en/of het
opstellen van een milieueffectrapportage niet aan de orde. Er zijn in het plangebied
geen ingrijpende ruimtelijke wijzigingen met grote effecten op het milieu voorzien.
Ten opzichte van de huidige geldende beheersverordening Heerhugowaard-zuid, vastgesteld 22 april 2008, en de huidige situatie in het plangebied is duidelijk dat er in de loop der jaren op ruimtelijk gebied tal van (kleine) wijzigingen zijn geweest. Dit betreft onder andere de vaststelling van de actualisatieplannen Heerhugowaard 2014, 2015, 2016 en 2017. De in de beheersverordening aangewezen bestemmingen en de met het oog daarop gegeven regels zijn niet meer in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. De huidige beheersverordening is daarom omgezet in een nieuw actueel bestemmingsplan, hierbij zijn ook de overige afzonderlijk van de beheersverordening geldende planologische regelingen geïntegreerd in één nieuw bestemmingsplan.
Inde afgelopen jaren zijn de functies wonen en recreëren in dit gebied op een nieuwe wijze met elkaar in verband gebracht. Dit geldt vooral op het gebied van duurzame energievoorziening, waterkwaliteit, en natuurwaarden ontwikkeling dat een zeer hoog ambitieniveau kent. Heerhugowaard-Zuid omvat ca.120 hectare woongebied 180 hectare recreatiegebied. Samengevat biedt dit nieuwe bestemmingsplan een juridische basis voor de inmiddels gerealiseerde gefaseerde uitwerking van het gehele plangebied. Zijn er specifieke ontwikkelingen in het plan dan zullen deze in het hoofdstuk beschreven worden. De systematiek van de regels is zoveel mogelijk gebaseerd op de standaardregels van de gemeente Heerhugowaard en de huidige landelijke RO standaarden.
Het overgrote deel van Heerhugowaard-Zuid is gerealiseerd. De nadruk van dit bestemmingsplan ligt daarom op het beheer en dat komt tot uiting doordat het bestemmingsplan is voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling voor de private bestemmingen. Een gedetailleerd bestemmingsplan biedt directe rechtszekerheid aan de belanghebbenden en is een duidelijk toetsingskader voor het beoordelen van (bouw) aanvragen. De private bestemmingen zijn gedetailleerd in de regels en in de verbeelding opgenomen. De regels voor de openbare ruimte zijn daarentegen globaler beschreven. Ze staan binnen de bestemming een groot aantal functies toe, waardoor het mogelijk is om bij herinrichting van de wijk maatwerk te leveren en in te spelen op de wensen van de wijkbewoners.
Bij de opstelling van het bestemmingsplan is aandacht voor de gewenste flexibiliteit in het plangebied zodat de eventueel nog gewenste woningbouw is te realiseren binnen de planperiode. Dit nieuwe bestemmingsplan geeft daarom naast een actualisering van bestaande regels, uitwerkingsregels voor de ontwikkeling van nog enkele nieuwe woongebieden in Heerhugowaard Zuid. Daar waar dit in het gebied betreft is gebruik gemaakt van bestemmingsregels, 'wonen - uit te werken', met een uitwerkingsplicht voor het college. Dit biedt de mogelijkheid om het plan gefaseerd te ontwikkelen, en met maatwerk in te spelen op toekomstige ontwikkelingen.
De uitwerkingsvoorschriften hebben eigen voorschriften. Dit omdat het gebied een overloopgebied is tussen de bestaande woonwijken en het aangrenzende recreatiegebied. De voorschriften zijn rechtstreeks overgenomen uit het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid ontwikkelingsgebied. Voor de recentelijk gerealiseerde bestaande bebouwing is een eenduidige bestemmingsregeling opgenomen die past bij de beheersfunctie van het bestemmingsplan. Deze bestemmingsregeling biedt directe rechtszekerheid aan de belanghebbenden en is een duidelijk toetsingskader voor het beoordelen van (bouw) aanvragen.
In het kader van de Natuurbeschermingswet 1988 is destijds de flora en fauna in het gebied onderzocht. De reeds gerealiseerde grootschalige veranderingen binnen het gebied zijn uitgevoerd conform de nodige vrijstellingen en/of ontheffingen op grond van de Flora- en faunawet. Het belangrijkste effect van de gerealiseerde woonwijken op de flora in het gebied is het verdwijnen van de voedselrijke soorten arme graslanden. Daarvoor in de plaats zijn woningen gekomen. Het verlies is gecompenseerd door het aanbrengen van vervangende voorzieningen in het recreatiegebied. In het recreatiegebied kon de diversiteit aan soorten daardoor toenemen. Zo kan door goed maaibeheer het aanwezige gras vrij gemakkelijk worden omgevormd tot 'bloemrijk gras'. Het Huygendijkbos is ontwikkeld tot een gebied met verschillende bomen, struiken en planten. Vastgesteld kan worden dat door de ontwikkeling van diverse soorten landschappen en de diversiteit aan soorten na de aanleg van het recreatiegebied groter is dan in de de oude situatie. Er is dus sprake van een positieve ontwikkelingvan de flora in het gebied. Doordat de oorspronkelijke karakteristieke polder is verdwenen, is ook een aantal diersoorten (waaronder weidevogels) uit het gebied verdwenen. Het water en bos dat in het recreatiegebied is aangelegd biedt daarentegen een leefomgeving voor andere soorten dieren. De planvoorschriften voorzien in de mogelijkheid om te voorzien in het aanleggen en behouden van de grootschalige groenvoorzieningen.
Tot de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied Heerhugowaard-zuid behoorden nadrukkelijk goede voorzieningen voor langzaam verkeer. De voet- en fietsroutes zijn zodanig aangelegd, dat via die routes voor de voorzieningen binnen het plangebied, maar ook richting hoofdcentrum, sprake is van de kortste weg. De autoroutes zijn zodanig gekozen, dat de wijken zo min mogelijk belast worden met niet bestemmings verkeer. Autoverkeer wordt via brede uitvalswegen geleid naar de Oosttangent, vanwaar uit het hoofdcentrum en Alkmaar bereikbaar zijn. Met deze keuze voor snelle fietsverbindingen, wordt het binnenstedelijke autogebruik niet aangemoedigd. Het autobezit wordt eerbiedigd, maar het autogebruik wordt met dit beleid wel zoveel mogelijk ontmoedigd. Daarom geldt dat voor het parkeren is voorzien in tenminste 1.7 parkeerplaats per woning, met dien verstande dat het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein tenminste 2 moet bedragen bij ieder eengezinshuis met een perceelsoppervlakte van meer dan 250 m2. Bij iedere gestapelde woning zal dit 1 parkeerplaats zijn, al dan niet in gebouwde voorzieningen, waarbij er niet vanuit wordt gegaan dat deze parkeerplaatsen altijd op eigen terrein worden gerealiseerd. Bij ruimtelijk problematische situaties kan op grond van wet- en regelgeving en/of lokale beleidsuitgangspunten, gemotiveerd, een lager aantal parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangehouden.
Sociaal duurzaam is het creëren van kwaliteit van het leven voor alle mensen in bijna alle levensfasen. Die kwaliteit wordt hoofdzakelijk bepaald door de mate waarin de inwoners meedoen aan de samenleving. Daarom is het gemeentelijk sociaal beleid er op gericht om het meedoen aan de samenleving mogelijk te maken, op tal van terreinen. In het plangebied Heerhugowaard-zuid is dit bevorderd door realisatie van goede bereikbare voorzieningen, goede inrichting van de openbare ruimte en door de opbouw van het woningbouwprogramma op een zodanige wijze, dat een gedifferentieerde leeftijdsopbouw in de wijk kan (is) ontstaan.
Ten behoeve van de inrichting van dit zuidelijke poldergebied van Heerhugowaard het is bij aanvang een rapport "Inrichting en beheer watersysteem Heerhugowaard-Zuid" opgesteld. Dit rapport is bepalend voor alle maatregelen met betrekking tot de waterhuishouding in het gebied. Het watersysteem van de waterplas, grenzend aan de 'Glazen Stad' is gescheiden van het stedelijk water en het polderwater. Het stedelijk- en polderwater wordt via Butterhuizen en de tocht bij Zuidwijk naar de Oostertocht geleid. Voor het gebruik van de waterplas geldt een verbod voor gemotoriseerd vaarverkeer op fossiele brandstoffen. Door de transformatie van het gebied van landelijk gebied in een woongebied is het verharde oppervlak toegenomen met als gevolg dat de neerslag versneld op het oppervlaktewater wordt geloosd. Om aan de eis van maximale waterstijging te kunnen voldoen, is er een compenserende waterberging gegraven. De exacte hoeveelheid waterberging is bepaald door een maatwerkberekening, die door de waterbeheerder (het HHNK) is uitgevoerd. Met de laatse nog uit te werken woongebieden zal de structuur en de omvang van de waterberging afgerond zijn. De planvoorschriften zijn voorzien in de mogelijkheid van het behouden van voldoende oppervlakte aan water in het gebied.
In het plangebied bevinden zich een drietal tankstations waar onder andere ook de brandstof LPG wordt verkocht. LPG kent een veiligheidsrisico, vooral tijdens het vullen van de voorraadtank door een LPG tankwagen. Op 28 juni 2016 is de Circulaire effectafstanden externe veiligheid bij LPG van tankstations van kracht geworden. Hierin is aangegeven dat binnen een cirkel van 160 meter rondom een vulpunt geen kwetsbare objecten zouden moeten worden gesitueerd. Afwijken kan, maar vraagt een zware motivering van het bevoegd gezag. In de planregels is vastgelegd dat binen deze cirkel geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. Ook op de verbeelding is hiervoor ter plaatse, ter bescherming van het woon- en leefklimaat een veiligheidszone (risicocontour) opgenomen. Woningen, bedrijven en inrichtingen die op grond van voornoemde circulaire behoren tot de zeer kwetsbare (en kwetsbare) objecten zijn binnen deze zone niet toegestaan. Omdat de risicocontour over een groot aantal percelen valt met veel verschillende bestemmingen is deze opgenomen in de algemene regels. Hierdoor is het mogelijk om de gewenste veiligheidszone in het bestemmingsplan op te nemen zonder dat alle onderliggende bestemmingen overgenomen moeten worden.
In het kader van deregulering en het streven naar eenduidige regels is ervoor gekozen om geen eigen regels vast te leggen voor steigers bij woningen, maar om aan te sluiten bij de regels die nu al gesteld worden door de waterbeheerder, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De gemeente wil voorkomen dat steigers die worden toegestaan, geweigerd worden door de waterbeheerder en omgekeerd. De steigers die op grond van de regels van het Hoogheemraadschap zijn toegestaan hebben door de aard en maximale toegestane omvang ruimtelijke gezien geen grote impact. Bovendien hebben burgers op basis van de afstemming van deze regels de zekerheid dat als zij aan deze regels voldoen, zij bij beide instanties een vergunning kunnen ontvangen.
Daarbij is echter wel van belang dat deze regels alleen van toepassing zijn voor steigers die in het water worden aangebracht direct grenzend aan de eigen grond. Er moet een directe verbinding zijn met de eigen kavel zodat het eigen gebruik gegarandeerd is. Daarmee willen wij voorkomen dat er in de openbare ruimte steigers worden aangebracht waardoor schade aan de openbare ruimte kan ontstaan. De regels van het Hoogheemraadschap zijn niet overgenomen, er wordt alleen naar verwezen. Dat is gedaan om te voorkomen dat er verschillen ontstaan bij een latere aanpassing. Dit sluit aan bij de gedachte van de in voorbereiding zijnde Omgevingswet.
Er is gekozen voor het opnemen in de algemene regels omdat de begrenzing van de oever en het water in de praktijk niet altijd even precies evenwijdig loopt aan de bestemmingsgrenzen. De bestemming 'Water' en de bestemming 'Wonen' sluiten niet altijd precies op elkaar aan. In sommige gevallen is ter plaatse aan de oever een bestemming 'Tuin - 1', opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe deze de inhoud van het plan regelen. Deze toelichting dient als uitleg over de wijze waarop de bestemmingsregels moeten worden uitgelegd en de reden waarom deze zijn opgenomen. In de paragraaf over het juridisch systeem wordt nader uitleg gegeven over de verhouding met wet- en regelgeving naast het bestemmingsplan. In de handhavingparagraaf is aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt gehandhaafd. Dit geactualiseerde bestemmingsplan voor het plangebied Heerhugowaard-Zuid wordt onder het huidige werkingsregime van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgesteld.
Ruimtelijke ordening is niet een eigen zelfstandig belang, maar de belangenafweging zelf. Het doel is te komen tot een afstemming van alle ruimtelijk relevante beslissingen. De Wet ruimtelijke ordening heeft geen primaat boven andere ruimtelijk relevante wetgeving. Het is van belang dat de facetlijnen tijdig worden uitgezet, zodat andere beleidsvelden daarop kunnen inspelen. Conflicterende ruimteclaims kunnen worden voorkomen als er duidelijke dwarsverbanden worden gelegd. Een probleem vormt de planningsstructuur in de diverse beleidsvelden, die vaak anders verloopt dan die in de ruimtelijke ordening. Een andere complicerende factor is dat de besluitvorming vaak dwars door de overheidsniveaus heen loopt.
Onderkent moet worden dat er naast de Wet ruimtelijke ordening ook behoefte is aan wetgeving die de bij een bepaalde ingreep in de bodem betrokken belangen afweegt (bijvoorbeeld de Ontgrondingenwet), of een bepaald gebruik in het bijzonder beschermd (bijvoorbeeld de Wet natuurbescherming). Niet ieder belang, waaraan een aspect van ruimtelijke ordening is verbonden, kan door de Wet ruimtelijke ordening worden beheerst. Het uitgangspunt is ‘afstemming op maat’, waarbij een creatief gebruik van het beschikbare instrumentarium wordt nagestreefd. Dit geldt in het bijzonder voor de milieuwetgeving die vele raakvlakken heeft met de ruimtelijke ordeningswetgeving. Het milieubelang klinkt steeds vaker door als randvoorwaarde bij het formuleren van het ruimtelijk beleid.
Een bestemmingsplan moet worden aangemerkt als recht in de zin van artikel 99 van de Wet op de rechtelijke organisatie. Bij conflicterende regelgeving gelden de algemene voorrangsregels voor wetten; een hogere wet gaat voor lagere wet en een bijzondere wet gaat voor een algemene wet.
Dit geactualiseerde bestemmingsplan is een voornamelijk conserverend plan waarin de bestaande situatie opnieuw is vastgelegd. De nadruk ligt op de beheersfunctie van het plan. Daarvoor is een gedetailleerde bestemmingsregeling de aangewezen planvorm. Een gedetailleerd plan biedt directe rechtszekerheid aan de belanghebbenden en is een duidelijk toetsingskader voor het beoordelen van (bouw) aanvragen. De bestemmingen zijn gedetailleerd in de regels en in de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.
In dit bestemmingsplan wordt naast het gebruik van gedetailleerde bestemmingen tevens gewerkt met functieaanduidingen.Voor veel bestemmingen kan worden volstaan met de naam van een hoofdgroep voor een bestemming. Het kan echter, in het belang van een goede ruimtelijke ordening en van de leesbaarheid van het bestemmingsplan, gewenst zijn om specificaties aan te brengen. Bij een bestemming die meerdere functies kent kan er worden gespecificeerd door middel van een specifieke functieaanduiding. Op deze wijze kan tot uitdrukking worden gebracht dat ter plaatse alleen een bepaalde, met name genoemde functie is toegestaan. Functieaanduidingen lenen zich er ook voor om op een bepaalde locatie een specifieke, niet bij de bestemming passende functie mogelijk te maken.
Verder lenen functieaanduidingen zich ook goed voor het bestemmen in meerdere lagen (ondergronds, begane grond, verdieping enz.). Ook het niet toestaan van een bepaalde functie kan via een functieaanduiding (met een -teken ervoor) worden aangegeven.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Veel voorkomende bouwaanduidingen zijn: vrijstaand, aaneengebouwd, twee-aaneen, gestapeld, onderdoorgang, nokrichting, plat dak, kap, antennemast, karakteristiek, en bijbehorende bouwwerken. Deze bouwaanduidingen zijn opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP). Bij het opstellen van een bestemmingsplan kan – voor zover van toepassing – van deze bouwaanduidingen gebruik worden gemaakt. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan het echter nodig zijn om ook met andere dan de daar genoemde bouwaanduidingen te werken. Dit kan door gebruik te maken van een verzamelaanduiding die aangeeft dat het hier om een specifieke bouwaanduiding (sba) gaat, dat wil zeggen een bouwaanduiding die niet in de lijst in de SVBP is opgenomen.
In het bestemmingsplan Heerhugowaard-zuid 2021 wordt gewerkt met functieaanduidingen. Voor veel bestemmingen kan worden volstaan met de naam van een hoofdgroep van bestemming. Het kan echter gewenst zijn in het belang van een goede ruimtelijke ordening en van de leesbaarheid van het bestemmingsplan om specificaties aan te brengen. Bij een bestemming die meerdere functies kent kan worden gespecificeerd door middel van een functieaanduiding. Op deze wijze kan tot uitdrukking worden gebracht dat ter plaatse alleen een bepaalde, met name genoemde functie is toegestaan. Functieaanduidingen lenen zich er ook voor om op een bepaalde locatie een specifieke, niet bij de bestemming passende functie mogelijk te maken.
Sinds 1 oktober 2010 geldt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Artikel 2.1 is het kernartikel van de wet en noemt in de eerste plaats de activiteiten waarvoor op grond van de wet een omgevingsvergunning is vereist. Voor het bestemmingsplan zijn met name de in lid 1 onder a, (bouwen) b (aanleggen) en c (gebruik) genoemde activiteiten van belang. De vergunningsplicht vloeide, voor het grootste deel van de activiteiten, die in het eerste lid worden genoemd, voor de inwerkingtreding van de Wabo voort, uit afzonderlijke wetten, zoals de Woningwet (bouwvergunning), Wet milieubeheer (milieuvergunning) en het bestemmingsplan (vrijstelling). Deze vergunningstelsels zijn volledig geïntegreerd in de Wabo. De term 'bouwvergunning' is onder de Wabo vervangen door de term 'omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen'. Het artikel voorziet in lid 3 ook in de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur uitzonderingen te maken op de omgevingsvergunningplicht (vergunningsvrije activiteiten).
Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt in het algemeen op twee punten aan het bestemmingsplan getoetst namelijk:
Als aan de eisen van het bestemmingsplan wordt voldaan, is het bestemmingsplan geen grond om de vergunning te weigeren. Wordt niet aan de eisen van het bestemmingsplan voldaan dan kunnen Burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan. Afwijken van het bestemmingsplan kan zowel voor de omvang als voor het gebruik. Het is aan Burgemeester en wethouders om te beoordelen of zij van die bevoegdheid gebruik maken.
De uitzonderingen op de omgevingsvergunningplicht worden genoemd in artikel 2.3 van de Wabo, juncto bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Artikel 2.3 lid 1 van het Bor heeft alleen betrekking op het verbod dat wordt genoemd in artikel 2.1 onder a (bouwen) van de Wabo. Het tweede lid van het artikel heeft zowel betrekking op het verbod genoemd onder a als onder c (bouwen en gebruik). Dat betekent dat de onder lid 1 genoemde categorieën alleen vergunningvrij zijn als het gebruik conform het bestemmingsplan is of met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het gebruik van het bestemmingsplan. De in lid 2 genoemde categorieën zijn altijd, ongeacht het gebruik, vergunningvrij. In bijlage II artikel 3 worden de activiteiten genoemd die alleen vergunning vrij zijn als het gebruik conform het bestemmingsplan is danwel met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het gebruik van het bestemmingsplan. In artikel 2 van bijlage worden de activiteiten genoemd die ongeacht het gebruik vergunningvrij zijn. In artikel 5 van bijlage II wordt de reikwijdte van de uitzonderingen waarvoor geen vergunning is vereist weer beperkt. Deze beperkingen gelden o.a voor illegaal gebruik, voor monumenten als bedoeld artikel 1 onder d van de Monumentenwet, veiligheidszones rondom een munitieopslag of een inrichting voor activiteiten met ontplofbare stoffen en voor veiligheidszones vanwege het overschrijden van het plaatsgebonden risico van 10 tot de macht -6 als gevolg van de aanwezigheid van een transportroute, buisleiding of inrichting danwel vanwege de ligging in een belemmeringenstrook ten behoeve van bescherming en het onderhoud van een buisleiding.
Vergunningvrij betekent niet regelvrij. Ook bouwwerken die vergunningvrij zijn moeten voldoen aan het bouwbesluit, redelijke eisen van welstand, het Burgerlijk Wetboek enz. De burger is zelf verantwoordelijk voor de toetsing van zijn bouwinitiatief aan de regelgeving. Handhaving door het bevoegd gezag gebeurt achteraf.
In het eerste hoofdstuk van de planregels worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en wordt ook aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. De oorspronkelijke beheersverordening en bestemmingsplan zijn opgesteld voor de invoering van de landelijke RO-standaard IMRO2012 richtlijnen. Dat betekent dat bij deze actualisatie ook de begripsbepalingen en de wijze van meten is geactualiseerd. Op deze manier wordt aan de meest recente richtlijnen en wetgeving voldaan.
In artikel 1 van de planregels zijn de begripsbepalingen opgenomen. Begripsbepalingen zijn nodig om een planologisch - juridische precisering ten opzichte van het algemeen spraakgebruik te verkrijgen. In beginsel dient er voor gewaakt te worden een begrip een sterk van het spraakgebruik afwijkende betekenis te geven. Begripsbepalingen zijn alleen dan nodig indien het begrip gebruikt wordt in de planregels en dit begrip zonder nadere definitie tot verwarring zou kunnen leiden. Men kan voorts een definitie nodig hebben indien een term of woord in verschillende wettelijke regelingen niet dezelfde betekenis heeft, of wanneer men een woord wil afzetten tegen een ander woord (bijvoorbeeld woning tegenover zomerhuis). Een aantal begrippen is vastgelegd in de RO - Standaarden, een uitgave van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Van de definiëring van deze begrippen mag niet worden afgeweken.
In het artikel ‘Wijze van meten’ is aangegeven hoe moet worden gemeten. Het betreft hier technische zaken die deels landelijk zijn voorgeschreven en deels aanvullend zijn opgenomen. Daar waar het in het algemeen spraakgebruik wel duidelijk is wat wordt bedoeld met bijvoorbeeld de hoogte van een gebouw, is het in juridische zin toch van belang om aan te geven dat daarbij gemeten moet worden vanaf het 'peil' tot het hoogste punt van het gebouw. Daarbij wordt het begrip 'peil' uitgelegd onder de begripsbepalingen. Over de wijze waarop in algemene zin 'gemeten' moet worden bestaat zo dus geen verschil van mening.
Voor het bepalen van de bouwhoogte worden ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend. Bij het bepalen van de goothoogte worden incidentele verhoogde goten, zoals bij dakkapellen, wolfseinden en dergelijke buiten beschouwing gelaten. Omdat dit niet in de RO - Standaarden is geregeld, is in de bouwregels opgenomen dat deze goten niet aan de goothoogte worden getoetst.
Voor de dakhelling is aangegeven dat deze alleen geldt voor het dakvlak. Incidentele doorbrekingen van het dakvlak zijn voor het bestemmingsplan van minder belang. De doorbreking van het dakvlak kan wel onderdeel uitmaken van een toetsing op basis van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. De oppervlakte moet buitenwerks worden gemeten en op het peil. Het vloeroppervlak in gebouwen is niet van belang. Voorts is aangegeven dat bovengrondse bouwonderdelen vanaf één meter boven peil moeten worden meegerekend. Hiermee wordt oneigenlijke uitbreiding van gebouwen boven de toegestane oppervlakte voorkomen. De inhoud moet boven peil worden gemeten. Ondergrondse ruimten tellen niet mee voor het bepalen van de inhoud.
De systematiek van de planregels zijn zoveel mogelijk gebaseerd op de modelregels van de gemeente Heerhugowaard en voldoen aan de landelijke RO standaarden.
Het plangebied binnen dit bestemmingsplan waarbinnen de bestemming 'Bedrijf' van toepassing is, is bekend als de Overtoom. De locatie is in het bijzonder bedoeld voor een autodemontagebedrijf. Zo mogelijk kan binnen dit bestemmingsgebied een ander type bedrijf gevestigd worden dat past binnen de in bijlage 1 genoemde bedrijfstypen (Bron: VNG lijst bedrijven en milieuzonering, editie 2009). Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van gevoelige functies in de omgeving. Voor de bestemming 'Bedrijf' is het gebruikelijk om voor dit doel een zogenaamde 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' op te nemen. Deze staat geeft inzicht in de toelaatbare milieucategorieën van bedrijfsactiviteiten. In de planregels wordt aangegeven welke milieucategorieën op welke locatie zijn toegestaan. Binnen het gebied is ook een windturbine en een transformatorstation toegestaan. De situering en de bouwvoorschrijften zijn overgenomen vanuit het voorgaande bestemmingsplan.
Het plangebied Heerhugowaard-zuid kent ook een aantal verkooppunten voor motorbrandstoffen. Twee verkooppunten zijn gelegen binnen de bedrijfsbestemming aan weerszijden van de Westerweg ter hoogte van het tuincentrum en de Overtoom. Daarnaast is een verkooppunt aanwezig aan de Oosttangent, in het recreatiegebied. Ter plekke is de verkoop mogelijk van motorbrandstoffen, waaronder LPG, en de bij een modern verkooppunt behorende en aan de verkoop van brandstof gerelateerde zaken, zoals een wasstraat en een bescheiden winkel. Voor de verantwoording van het toestaan van de verkoop van LPG op de onderhavige locaties, zie paragraaf externe veiligheid.
De bestemming 'Bedrijf - 1' heeft betrekking op het huidige tuincentrum (Intratuin). Op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - 1' is een bedrijf toegestaan dat gericht is op de teelt en/of verkoop van bomen, bloemen, planten, dieren, dierenbenodigdheden en –voeding, bloembollen, zaden, bloempotten/bakken, grond, gereedschap, klein en groot tuinonderhoud, tuinmeubelen, barbecues, erfafscheidingen, schuurtjes en periodegebonden sfeerartikelen. In het verlengde daarvan vindt ook dienstverlening plaats als hoveniersbedrijf in de vorm van tuinontwerp, cursussen voor tuinontwerp, maar ook tuinaanleg en tuinonderhoud en daaraan gerelateerde zaken. Vanwege het funshopkarakter van een bezoek aan het tuincentrum, moet ook een aan het tuincentrum gerelateerde horecavoorziening als passend binnen deze bestemmingsaanduiding gezien worden. De hoofdbestemming mag worden uitgebreid met daaraan ondergeschikte ondersteunende functies zoals genoemd in de planregels onder het artikel met bestemming 'bedrijf - 1'.
De op de verbeelding voor 'Groen' aangewezen gronden hebben een openbare gebruiksfunctie voor het gehele gebied en liggen tussen de woonbebouwing en langs de waterpartijen en ontsluitingswegen. Groen heeft niet alleen een kijkfunctie, maar ook een gebruiksfunctie. Om het groen geschikt te maken voor die openbare gebruiksfunctie, is het toegestaan om 3% van de gronden te bebouwen en 15% van de gronden te verharden.
Anders dan 'verblijfsgebied' wordt het uiterlijk van de bestemming Groen hoofdzakelijk bepaald door groenvoorzieningen als gras, bomen en struiken. Op de gronden mogen alleen gebouwen worden gebouwd voor nutsvoorzieningen en ontmoetingsplaatsen. Verhardingen mogen worden aangelegd voor o.a. voet- en fietspaden, sport- en speelvoorzieningen, parkeerplaatsen en ontmoetingsplekken. De speelplaatsen mogen worden ingericht met speeltoestellen met een hoogte tot maximaal 6.00 meter. Bij sportvoorzieningen moet worden gedacht aan basketbalveldjes, en trapveldjes e.d. Op deze bestemming kunnen ook ontmoetingsplaatsen worden ingericht met een overkapte ruimte. Op de bestemming 'Groen' mogen kunstobjecten tot een hoogte van 12.00 meter worden opgericht. Parkeerplaatsen, opstelplaatsen voor de brandweer, inzamelcontainers en weg en waterbouwkundige kunstwerken zijn toegestaan om incidentele problemen op te kunnen lossen. Binnen de bestemming Groen kunnen langs de waterpartijen plas- en drasoevers worden aangelegd ten behoeve van de functie groenvoorziening.
Alle toegestane horecabedrijven in het plangebied zijn onder de bestemming Horeca in het plan verwerkt. De categorie waarin ter plaatse horeca is toegestaan is beschreven in de planregels en op de verbeelding aangegeven met een nadere aanduiding in de categorie 1 tot en met 4. De genoemde categorieën zijn beschreven in artikel 1 van de planregels en hebben betrekking op de vorm van de horecaonderneming.
Binnen het plangebied is één bestemmingsvlak voor Horeca 4 opgenomen. Het betreft De Waerdse Tempel aan het Strand van Luna. De Waerdse Tempel is gerealiseerd op basis van de voorschriften van bestaande rechten. De mogelijkheden binnen de bestemming horeca zoals een restaurant, koffie-/theehuis, cafetaria/snackbar, café en zaalverhuur zijn hier ten volle benut. Horeca 4 is gelijk aan horeca 3, met dien verstande dat bij horeca 4 ook sprake is van een discotheek. Binnen een woonomgeving is de invloed van een discotheek dermate groot, dat dit soort grootschalige uitgaansgelegenheden niet binnen een woonomgeving thuishoren. Dat heeft vooral te maken met parkeercapaciteit en de verstoring van de nachtrust door vertrekkende bezoekers.De situering van de Waerdse Tempel is qua belasting ten opzichte van de woonomgeving eigenlijk ideaal. Het is gelegen buiten de directe woonomgeving en ook het autoverkeer gaat buiten de woonomgeving om en er is sprake van een voldoende aantal parkeerplaatsen, ook voor fietsen en bromfietsen. Om een ruimtelijke beperking voor deze horecagelegenheid aan te geven is binnen de bestemming een maximum bouwvlak aangegeven.
Binnen het plangebied is tevens een bestemmingsvlak voor Horeca 2 opgenomen. Het betreft de nog aan te leggen pier in de recreatieplas, in het verlengde van de Meridiaan.
Op de kaart zijn gronden aangewezen voor 'Maatschappelijk'. Ze zijn bestemd voor sociaal culturele en educatieve voorzieningen en een gemaal. Aan deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid gekoppeld. Daarbij mogen die percelen waarop de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is, al of niet gedeeltelijk worden omgezet in een woonbestemming en of dienstverlenende bedrijven, instellingen en kantoren. De ter plekke gebouwde scholen voor basisonderwijs, zijn zodanig ontworpen dat omzetting conform de wijzigingsmogelijkheden qua bouwkundige aanpassing betrekkelijk eenvoudig is. Aanleiding voor deze wijzigingsbevoegheid is de voorzienbaarheid van afnemende leerlingen voor deze schoolgebouwen in de toekomst. De omzetting naar een andere bestemming kan niet zonder de in de voorschriften opgenomen procedure te volgen, dit is ten behoeve van de bescherming van derdenbelangen.
De gronden met de bestemming 'Recreatie' zijn bedoeld voor (dag)recreactieve voorzieningen als strand, ligweiden, speelvoorzieningen en een dagcamping. Alles met bijbehorende gebouwde voorzieningen, water en groen. Er mogen utilitaire voorzieningen (leidingen, riolering enz.) worden aangelegd. Verder zijn er wegen, paden, parkeerplaatsen en fietsenstallingen aanwezig en is het mogelijk geluidbeperkende voorzieningen te treffen.Op de 'Recreatie'-gebieden mag maximaal 250 m2 worden bebouwd met gebouwen. Voor andere bouwwerken, die niet onder de definitie 'gebouwen' vallen, geldt geen beperking. Verhardingen zijn toegestaan, evenals groenvoorzieningen en water. Om de waterkering in stand te houden mag op gronden met de aanduiding 'Waterstaat- Waterkering' niet zonder meer worden gebouwd of werkzaamheden worden verricht. Pas nadat het college van burgemeester en wethouders hiervoor een omgevingsvergunning heeft verleend, mogen bepaalde werkzaamheden worden uitgevoerd. Daarbij moet worden voldaan aan de bepalingen in de keur zoals deze door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is opgesteld. Deze werkzaamheden staan in het voorschrift beschreven en hebben onder meer betrekking op graafwerkzaamheden en het ophogen van gronden. Binnen het het bestemmingsvlak is ook een deel bestemd voor een windturbine en een transformatorstation. De situering en de bouwvoorschriften zijn overgenomen uit de huidige vigerende bestemmingsplannen, waar nodig is de STOWA handreiking windturbines van toepassing.
De bestemming 'Sport' heeft betrekking op het tenniscomplex, het sportinstituut Sportlaguna en de voetbalvelden van sportvereniging Reigerboys. Deze sportcomplexen zijn niet onder de bestemming recreatie gebracht maar onder de bestemming sport. De bestemming sport is toegepast om de gebruikers van deze sportcomplexen meer rechtszekerheid te geven. Van het totaal oppervlak van de voor sport bestemde gronden mag 5000 m² worden bebouwd. Per sportcomplex mag, om de sociale veiligheid te vergroten, een dienstwoning worden gebouwd. De regels voor bestemming 'Sport' zijn aangevuld met de vermelding dat via de functieaanduidingen op de verbeelding ter plaatse bijbehorende detailhandel en horeca tot en met categorie 3 als ondersteunende functie binnen de hoofdfunctie 'sport' is toegestaan.
De bestemmingen 'Tuin', 'Tuin - 1' en 'Tuin - 2' kennen een zeer beperkte bouwmogelijkheid om het karakter van de hoofdbebouwing in relatie tot het straatbeeld te behouden. Het bouwen op de bestemming 'Tuin', 'Tuin - 1' en 'Tuin - 2' is slechts toegestaan voor het aan de voor- en zijgevel aanbouwen van een uitbouw, erker of een entreepartij. De lengte van de uitbouw, erker of een entreepartij is afhankelijk van de gevellengte van de woning. Op de bestemming 'Tuin' mag buiten de garageoprit niet worden geparkeerd. Op de bestemming 'Tuin - 1' mag buiten de garageoprit één personenauto en op de bestemming 'Tuin - 2' mogen buiten de garageoprit twee personenauto’s worden geparkeerd. Op de oprit mag dus altijd worden geparkeerd, waarbij het aantal auto's dat mag worden geparkeerd afhankelijk is van de lengte van de oprit. Of van het recht om in de voortuin te parkeren gebruik gemaakt kan worden, is afhankelijk van de inrichting van de openbare buitenruimte. Als vanwege de aanwezigheid van openbare parkeerplaatsen, onaanvaardbare doorsnijding van groenstroken of uit oogpunt van verkeersveiligheid geen inritvergunning kan worden afgegeven, kan er niet in de voortuin worden geparkeerd. Het is niet de bedoeling dat er vrachtauto’s, bestelbussen, caravans e.d. in de voortuin worden geparkeerd.
Deze bestemming heeft betrekking op de hoofdinfrastructuur in het plangebied. Op deze gronden zijn o.a. toegelaten: verhardingen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groenvoorzieningen, weg- en waterbouwkundige werken, bouwwerken t.b.v. nutsvoorzieningen en ter hoogte van het tuincentrum ondergrondse afvalcontainers.
Deze bestemming heeft betrekking op de overige openbare wegen, parkeervoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, achterpaden, groen en water e.d. en geeft een grote mate van vrijheid bij het inrichten van het gebied. Van de gronden mag 3% worden bebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen en ontmoetingsplaatsen. De speelplaatsen mogen worden ingericht met speeltoestellen met een hoogte tot maximaal 6.00 meter. Bij sportvoorzieningen moet worden gedacht aan basketbalveldjes, trapveldjes e.d. Op deze bestemming kunnen ook ontmoetingsplaatsen worden ingericht met een overkapte ruimte. Kunstobjecten zijn tot een hoogte van 12.00 m toegestaan. De wegen zijn ingericht als verblijfsgebied.
Opgemerkt moet worden dat bij woningen aan de Keerkring en omgeving een deel van de bij de woning behorende grond bestemd kan zijn als 'Verkeer-1' met de aanduiding 'P' '. De parkeernorm in de wijk is mede ontleend aan de parkeermogelijkheden op eigen erf. Daar waar sprake is van parkeren op eigen erf, is het niet mogelijk de parkeerplek aan de bestemming te onttrekken door de grond bijvoorbeeld in te richten als siertuin, dan wel een garage te bouwen. Op basis van het hanteren van de bestemming 'Verkeer-1' met de aanduiding 'P' wordt een ander gebruik tegengegaan. Omdat de ondergrond van het aangeduide gebied wel deel uitmaakt van het bij de woning behorende erf, wordt de oppervlakte als zijnde 'erven' wel meegenomen in de berekening van de maximale oppervlakte voor aan- en bijgebouwen.
De gronden op de verbeelding aangewezen met de bestemming 'Water' zijn bestemd voor water en de waterhuishouding. Op deze gronden zijn o.a. waterlopen, bruggen, weg- en waterbouwkundige kunstwerken en kunstobjecten toegestaan. Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken als ligplaats voor woonschepen, woonarken of een casco, dat tot woonschip of woonark kan worden omgebouwd. De gronden die op de verbeelding zijn aangewezen met de bestemming 'Water - 1' zijn bestemd voor de waterskibaan met de daarbehorende bestaande inrichting en (ondergeschikte) voorzieningen.
De woningen in het plangebied Heerhugowaard-zuid zijn bestemd als Wonen, Wonen -1 en Wonen-2. Het verschil in de bestemmingen is gebaseerd op de verschillende woningtypologieën. De bestemming 'Wonen' is als bestemmingsaanduiding gekozen voor de aaneengesloten eengezinshuizen, rijwoningen en twee-onder-een kap woningen. De bestemming 'Wonen - 1' is de bestemmingsaanduiding voor de in het plan voorkomende vrijstaande woningen en 'Wonen - 2' wordt gebruikt voor gestapelde woningbouw. Een onderscheid tussen woningen aaneengesloten eengezinswoningen en rijwoningen, woningen vrijstaand en gestapelde woningbouw is noodzakelijk, vanwege een verschillende regeling voor bijbehorende bouwwerken en gebruiksregeling. Binnen de woonbestemming is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen de woning mag worden gebouwd. Voor de woningen is in alle gevallen op de verbeelding een maximale goot- en/of bouwhoogte opgenomen. De gronden mogen worden gebruikt als erf, tuin en ontsluitingsweg. Bij gestapelde woningbouw kan het voorkomen dat de eerste bouwlaag (begane grond) gebruikt wordt voor centrumvoorzieningen (bijvoorbeeld detailhandel, dienstverlening etc.), indien van toepassing is dit met een functieaanduiding aangegeven op de verbeelding.
Opgemerkt moet worden dat bij woningen aan de Keerkring en omgeving een deel van de bij de woning behorende grond bestemd kan zijn als 'Verkeer-1' met de aanduiding 'P' '. De parkeernorm in de wijk is mede ontleend aan de parkeermogelijkheden op eigen erf. Daar waar sprake is van parkeren op eigen erf, is het niet mogelijk de parkeerplek aan de bestemming te onttrekken door de grond bijvoorbeeld in te richten als siertuin, dan wel een garage te bouwen. Op basis van het hanteren van de bestemming 'Verkeer-1' met de aanduiding 'P' wordt een ander gebruik tegengegaan. Omdat de ondergrond van het aangeduide gebied wel deel uitmaakt van het bij de woning behorende erf, wordt de oppervlakte als zijnde 'erven' wel meegenomen in de berekening van de maximale oppervlakte voor aan- en bijgebouwen.
Binnen de woonbestemmingen in dit bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt tussen aan- en bijgebouwen. De woning met bijbehorende bouwwerken dient binnen het op de bestemmingsverbeelding aangegeven bouwvlak of op het daartoe bestemde erf te worden gerealiseerd. Daarbij is er vanuit gegaan dat de behoefte aan bijgebouwen niet ten koste mag gaan aan de belevingswaarde van de tuin als siertuin. Een erf en/of tuin komt voor bij alle woningtypes. Het erf mag voor één derde worden bebouwd tot een maximum van 40 m2. Voor grote tuinen geldt een bonusregeling; 10% van het oppervlak van meer dan 120 m2 mag worden bebouwd tot een maximum van 60 m2. Aangebouwde of als uitbreiding van hoofdgebouw gebouwde bouwwerken mogen bij vrijstaande en twee onder één kap woningen hoger zijn dan bij aaneen gebouwde en/of rijwoningen.
Bij hoekwoningen kunnen zich conflictsituaties voordoen tussen de private en publieke ruimte. Bewoners willen hun privacy waarborgen door hun terrein af te scheiden van de openbare ruimte en vanaf de openbare weg wil men niet al te nadrukkelijk geconfronteerd worden met deze afscheidingen. In dit bestemmingsplan is de voorgevelrooilijn bepalend voor de bestemming die op die gronden is gelegd. Als voorgevelrooilijn is de lijn van de erkers, die op de bestemming tuinen kunnen worden gebouwd, aangehouden. Deze lijn ligt op 1,50 meter voor de voorgevel. De gronden tussen deze voorgevelrooilijn en de zijgevel van de hoekwoning zijn voor erven bestemd als er nog minimaal 1,50 meter restruimte aanwezig is tussen de bestemming erven en de publieke bestemming. De gronden tussen de bestemming erven en de publieke bestemming zijn bestemd voor tuinen. Bij situaties waar de ruimte tussen de snijdende voorgevelrooilijn en de publieke bestemming minder dan 1,50 meter bedraagt, is gelijk aan het voorgaande plan, de bestemming erven op 1,50 meter uit de publieke bestemming gehandhaafd.
Dakopbouwen
Het gemeentebestuur heeft als uitgangspunt dat woningen moeten kunnen meegroeien met
de woonwensen van bewoners. Dit heeft inmiddels geleid tot omgevingsvergunningen voor
dakkapellen, erkers en serres en dakopbouwen. Een dakopbouw is een constructie waarbij
door middel van een verhoging van het dak een bruikbare ruimte op de bovenverdieping
wordt verkregen. Dit kan in allerlei vormen: verhoging van de goot vanuit één zijde
van het dakvlak (zgn. kattenrug) of vanuit beide dakvlakken. In beide gevallen zal
sprake zijn van een verhoging van de bouw- en goothoogte over de gehele breedte van
de woning. Dakopbouwen zijn alleen toegestaan aan de achterzijde van de woningen wanneer
wegens strijd met het bouwbesluit en/of de Nota Ruimtelijke Kwaliteit een dakkapel
niet kan worden gerealiseerd. Dakopbouwen aan de voor- en achterzijde van de woning
zijn alleen toegestaan bij een tot één blok behorende rijwoningen waar deze dakopbouwen
al aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.
Dakopbouwen tussenwoningen Keerkring
Voor de tussenwoningen aan de Keerkring geldt een ruimere regeling ten aanzien van
het realiseren van een dakopbouw. Op grond van het raadsbesluit van 25 oktober 2011
(RB 2011122) is het toegestaan om op alle tussenwoningen aan de Keerkring een grote
dakopbouw tot aan de achtergevel mogelijk te maken, gelijk aan de reeds gerealiseerde
dakopbouwen op de woningen aan de Keerkring 10 en 20.
Hoofdfunctie
De hoofdfunctie van woningen en woongebouwen is de bewoning door één gezin per eenheid.
In artikel 1 is aangegeven wat onder een woning en een huishouden wordt verstaan.
Op grond van deze definities kan, in samenhang met het in de regels aanmerken van
bewoning van één woning door meer huishoudens als een met het bestemmingsplan strijdig
gebruik, tegen het huisvesten van meer huishoudens in één woning worden opgetreden.
Zorg
Door maatschappelijke instellingen worden woningen voor vormen van sociale opvang
gebruikt die niet vallen onder het begrip huishouden, zoals gedefinieerd in het bestemmingsplan.
Op grond van het bestemmingsplan is het niet meer mogelijk om deze vormen van sociale
opvang te faciliteren, omdat het om meer huishoudens per woning of onzelfstandige
bewoning gaat. Om in de toekomst toch medewerking te kunnen verlenen aan mogelijke
verzoeken, kunnen burgemeester en wethouders onder voorwaarden met een omgevingsvergunning
afwijken van het bestemmingsplan. Er moet dan wel sprake zijn van woon(zorg)initiatief
voor meerdere huishoudens met een maatschappelijk belang, waarbij geen duurzaam gemeenschappelijk
huishouden en zelfstandige bewoning mag ontstaan.
Aan-huis-verbonden beroep
Woningen worden in toenemende mate gebruikt als bakermat voor de vestiging en/of de
uitoefening van een beroep of bedrijf. Traditioneel zijn het de zogenaamde vrije beroepen
waarbij een aangepast gedeelte van de woning voor de uitoefening van het beroep wordt
gebruikt. De praktijk leert evenwel dat woningen ook worden gebruikt voor een bonte
verzameling van andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zoals verzekeringsagentschappen,
kap- en schoonheidssalons en hondentrimsalons. Uit de jurisprudentie blijkt dat de
Raad van State een strikte scheiding aanbrengt tussen vrije beroepen en andere beroeps-
en bedrijfsmatige activiteiten. Vrije beroepen worden, omdat ze van oudsher vanuit
de woning worden beoefend, geacht onder de bestemming wonen te vallen. De overige
beroepen worden doorgaans uitgeoefend op specifiek daarvoor aangewezen locaties. Deze
specifieke vestigingsomstandigheden maken dat de vestiging van overige beroepen en
bedrijven in woningen in strijd is met de bestemming wonen. Om startende ondernemers
te stimuleren en handhavingsproblemen te voorkomen wil de gemeente de vrije beroepen
en de overige beroepen en bedrijven, die zich lenen voor een uitoefening vanuit de
woning, gelijkschakelen. De vestiging van overige beroepen en bedrijven in woningen
is onder voorwaarden toegestaan, zolang er geen sprake is van overlast en de woning
in overwegende mate als woning wordt gebruik en de woonuitstraling behouden blijft.
In de specifieke gebruiksregels zijn de voorwaarden waaronder vestiging van een beroep
en of bedrijf in een woning is toestaan, opgenomen.
Detailhandel is in principe niet toegestaan, omdat detailhandel vanuit woningen bij een bepaalde omvang het voorzieningenniveau van de gemeente in gevaar kan brengen. Detailhandel kan ook een uitstraling naar de openbare ruimte hebben door de openingstijden, het af en aan rijden en het parkeren van bezoekers. Maar producten die op het betreffende perceel vervaardigd zijn mogen wel worden verkocht.
Webwinkels
De webwinkel heeft zijn intrede gedaan en er is ook jurisprudentie over. Zo mag een
webwinkel zich, volgens jurisprudentie, niet vestigen in een woonwijk, als men een
uitstraling heeft van een winkel en de klanten de goederen aldaar komen ophalen (met
verkeersaantrekkende werking als gevolg). Ook het hebben van alleen opslag van goederen
bij een webwinkel wordt aangemerkt als detailhandel. Het aantal klachten staat niet
in verhouding tot het aantal webwinkels. Dit geeft eigenlijk aan dat webwinkels niet
de overlast opleveren waar eerst voor werd gevreesd. De webwinkel is daarom in de
bedrijf-aan-huis-regeling opgenomen onder de volgende voorwaarden:
Gastouderopvang
Er vindt wel eens gastouderopvang plaats in de woning. Dit is in de bedrijf-aan-huis-regeling
opgenomen onder de voorwaarde dat het aantal kinderen beperkt blijft tot maximaal
6 (hierbij zijn eventuele eigen kinderen meegerekend).
Bed & Breakfast
Gemeenten krijgen regelmatig verzoeken voor het starten van een Bed & Breakfast-activiteit
(B&B) binnen een woonfunctie. Het Platform Bed & Breakfast Nederland heeft beleidrichtlijnen
opgesteld voor het exploiteren van een bed & breakfast in de woning. Deze richtlijnen
dienen als handreiking voor gemeenten. Binnen de woonbestemming van het bestemmingsplan
Heerhugowaard-Zuid is het onder voorwaarden toegestaan een B&B te exploiteren. Omdat
de ruimtelijke- en planologische effecten behorende bij een bedrijfsvoering van maximaal
2 kamers (maximaal 4 slaapplaatsen) zeer gering wordt geacht, is voor dit aantal kamers
geen binnenplanse afwijking opgenomen maar is het als een recht opgenomen bij de bedrijf
aan huis regeling in de specifieke gebruiksbepaling. Dit laat onverlet dat overige
regelgeving m.b.t. bed & breakfastgelegenheden in acht moet worden genomen zoals het
bijhouden van een nachtregister als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht.
Mantelzorg
Landelijk is maatschappelijk draagvlak gegroeid voor het creëren van woonruimte in
of bij een bestaande woning welke het voor de bewoners van een woning mogelijk maakt
(tijdelijk) mantelzorg te verlenen aan iemand die deze zorg nodig heeft.Deze behoefte
is ontstaan uit de wens van hulpbehoevenden om in een vertrouwde omgeving de vereiste
hulp te krijgen en de wil van familie en/of vrienden om deze hulp te geven. Mantelzorg
mag echter niet leiden tot een toename van het aantal zelfstandige woonruimten. Om
deze reden is mantelzorg binnen de verschillende woonbestemmingen, onder voorwaarden
toegestaan.
Meldingsplicht milieuwetgeving
Van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep of bedrijf niet meldingsplichtig
mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving kan worden
afgeweken via een omgevingsvergunning voor die activiteiten die al jaren zonder problemen
in woonwijken plaatsvinden, maar op grond van deze regeling niet zijn toegestaan.
Te denken valt aan een tandarts of een dierenarts die over een röntgenapparaat beschikt
en daardoor meldingsplichtig is op grond van de Kernenergiewet. Bij het verlenen van
de omgevingsvergunning voor het afwijken van deze voorwaarde zal het belang van het
woonmilieu voorop staan.
De bestemming 'Wonen - 4' is voor losse garages / bergingen en uitsluitend bedoeld voor de stalling van motorvoertuigen en/of bergruimte voor huishoudelijke doeleinden. Op de garages worden geen kapconstructies toegestaan, vanwege de beperkte gebruiksfunctie en de voorzienbare nadelige invloed op het woongenot van de nabijgelegen woningen. Garages die al een kap hebben, zijn, door de aangegeven goot- en bouwhoogte, als zodanig bestemd.
De bestemming 'Wonen - 5' heeft betrekking op de woonwagens en bijgebouwen ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouw' voor bergingen-bijgebouwen. Al jaren lang (sinds 1992) is voor de bouw, plaatsing, uitbreiding e.d. van een woonwagen een omgevingsvergunning nodig. Plaatsing op grond van de Woonwagenwet (ingetrokken per maart 1999) is niet mogelijk. Plaatsing van een woonwagen moet dus ook passen in het bestemmingsplan. In de regels is geregeld dat per standplaats één woonwagen is toegestaan. Ook is de onderlinge afstand tussen de woonwagens is geregeld. Dit laatste is belangrijk om te kunnen blijven voldoen aan de brandveiligheidsvoorschriften. Een onderlinge afstand tussen de woonwagens van minder dan 5 meter zal niet worden toegestaan. Het uitoefenen van een beroep en/of bedrijf in de woonwagen is toegestaan (zie toelichting bestemming wonen).
Voor een deel van de gronden in het plangebied van het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 is de bestemming Wonen-uit te werken opgenomen. De precieze bestemming voor deze gebieden wordt in een later stadium uitgewerkt. Voor deze gebieden is duidelijk dat er binnen de planperiode wordt overgegaan tot invulling van het gebied met in ieder geval woningbouw. Dat kunnen vrijstaande, levensloopbestendige, aaneengesloten en gestapelde woningen zijn, maar ook bergingen, schuurtjes, tuinen en erven. Bij de uit te werken woondoeleinden hoort verder de openbare ruimte, met wegen, fiets- en voetpaden, groen en water, oevers en speelvoorzieningen. Kortom alle voorzieningen om een woonwijk te realiseren. Deze gebieden kunnen echter in de toekomst naast woningbouw ook benut worden voor sociale- en maatschappelijke functies of parkeervoorzieningen. De Stad van de Zon wordt vrijwel geheel omsloten door water, waardoor er niet eenvoudig uitgeweken kan worden naar andere wijken. Het is daarom van belang om een locatie te benoemen die kan voorzien in eventuele wijzigende behoeften. Het maximale aantal toegestane woningen is bepaald, gebaseerd op de eerdere besluitvorming rondom de ontwikkeling van Heerhugowaard Zuid. Hiervan kan nog van afgeweken worden aangezien de ervaringen uit het verleden duidelijk maken dat woonwensen, ontwikkelingsmogelijkheden en eisen die aan ontwikkelingen gesteld worden (bijvoorbeeld vanwege klimaatsverandering of duurzaamheid) sneller veranderen dan de frequentie waarmee plannen, die worden opgesteld voor ontwikkelingsgebieden, ten uitvoering worden gebracht.
Burgemeester en wethouders hebben de plicht deze bestemming uit te werken in een uitwerkingsplan. De daarbij in acht te nemen ruimtelijke uitgangspunten zijn in dit artikel aangegeven.
De dubbelbestemming 'Leiding' regelt dat de als zodanig aangewezen gronden mede bestemd zijn voor de aanleg en instandhouding van een hoogspanningsleiding', hoofdwaterleiding en een hoofdleiding voor transport van aardgas. De betreffende aangewezen gronden hebben op de verbeelding een functieaanduiding 'Leiding - Gas' en/of 'Leiding - Water' en/of 'Leiding - Hoogspanning'. In geval van strijdigheid gaan de regels van de bestemming 'Leiding' voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden binnen deze bestemming is, behoudens voor werken of werkzaamheden die vallen onder het normale beheer en onderhoud, een omgevingsvergunning nodig. Alvorens een omgevingsvergunning ten behoeve van bouwen en/of aanleggen op grond van deze bestemming te verlenen, wint het bevoegd gezag advies in bij de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord en/of bij de leidingbeheerder. Indien uit onderzoek blijkt dat de betreffende leiding niet meer als zodanig in gebruik is en/of niet meer in gebruik kan worden genomen, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de dubbelbestemming met een wijzigingsbevoegdheid te verwijderen.
Voor het gehele plangebied gelden verschillende archeologische (verwachtings)waarden. Deze verwachtingswaarden worden beschermd door het geven van een dubbelbestemming. De op de verbeelding voor de 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn daardoor, naast de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor archeologische waarden. De bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' tot en met en 'Waarde - Archeologie 5' zijn dubbelbestemmingen. Deze bestemmingen gaan voor de andere bestemmingen op deze gronden. Alleen wanneer duidelijk is dat de waarde archeologie niet wordt geschonden of als de waarde archeologie wel wordt geschonden, kan daarvoor een omgevingsvergunning worden verleend, en de andere bestemmingen worden verwezenlijkt. Aan het verlenen van (de afwijking van) de omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden.
Aan de toekenning van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' ligt de Archeologienota ErfGoed van de gemeente Heerhugowaard ten grondslag. Deze nota onderscheidt 5 categorieën van bodemroeringen, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Categorie 6 betreft gebieden die al archeologisch onderzocht en vrijgegeven zijn. Het regime categorie 5 dat onder meer de bebouwde kom beslaat, is eveneens als een dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen. De verwachting dat er archeologische resten worden aangetroffen is echter zeer klein, omdat door grondwerkzaamheden, de grond in het verleden al veel is verstoord. Alleen bij bouwplannen groter dan 10.000 m² is een archeologisch onderzoek nodig. Het bestemmingsplan 'Heerhugowaard-Zuid 2021' is een conserverend bestemmingsplan waarin geen dergelijke grootschalige bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Wanneer er in het plangebied van Heerhugowaard -Zuid een herontwikkeling plaatsvindt, wordt hiervoor in voorkomende gevallen een bestemmingsplan opgesteld. Bij ontwikkeling van een plangebied groter dan 10.000 m² zal dan een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
De op de verbeelding voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen in de op die grond gelegen bouwwerken en objecten, die in de nota 'Gemeente Heerhugowaard een historisch - geografische inventarisatie' (inclusief de karakteristieke bebouwing) zijn opgenomen.
De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' voorziet in geval van sloop van deze panden in een herbouw conform de oorspronkelijke contour. Voor het verrichten van werken en werkzaamheden aan objecten met een cultuurhistorische waarde is een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders nodig. Voordat burgemeester en wethouders deze vergunning afgeven, winnen zij advies in van een deskundige op het gebied cultuurhistorie, omtrent de mate van aantasting van de cultuurhistorische waarde en maatregelen ter voorkoming van aantasting van de cultuurhistorische waarde van het object. Wanneer naast de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op de gronden ligt, gaat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' voor de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. De dubbelbestemmingen gaan voor de 'gewone' bestemming. Ook de monumenten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Voor de monumenten geldt in de eerste plaats de Monumentenwet. De bepalingen van de Monumentenwet gaan voor de regels van het bestemmingsplan. De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' heeft voor de plantoetsers tevens een signaalfunctie dat er met het object iets bijzonders aan de hand is. Daarnaast is er op grond van een Cultuurhistorische waardering een waarde-cultuurhistorisch opgenomen voor de boomgaard aan de Middenweg 12.
Burgemeester en wethouders zijn op grond van de planregels bevoegd om met een wijzigingsbevoegdheid en onder voorwaarden binnen het gehele plangebied, een dubbelbestemming 'Waarde - cultuurhistorie' toe te voegen, te wijzigen dan wel te verwijderen.
De waterkerende functie is in het bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat-Waterkering' ter bescherming en instandhouding van de waterkering en de waterbeheersing. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, mede bestemd voor primaire en secundaire waterkering. In de regels is bepaald dat alleen gebouwd mag worden volgens de de van kracht zijnde bestemming van deze gronden, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten. Bouwen ten behoeve van een van kracht zijnde bestemming is pas mogelijk na toestemming van burgemeester en wethouders, waarbij advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder. een vergelijkbare regeling geldt voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden.
De formulering van deze planregels is wettelijk vastgelegd en heeft betrekking op de algemene regels die voor het hele plangebied gelden ongeacht de specifieke bestemming.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.
Algemene aanduidingsregels zeggen meestal iets over specifieke gebiedsaanduidingen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling in de planregels. Voorbeelden van gebiedsaanduidingen zijn: geluidzone-wegverkeer, vrijwaringszone - molenbiotoop, wetgevingszone-wijzigingsgebied, veiligheidszone - lpg of vrijwaringszone -straalpad. Deze aanduidingen worden genoemd wanneer er een gebied met een dergelijke aanduiding in het plangebied aanwezig is. In dit bestemmingsplan zijn o.a. algemene aanduidingsgregels opgenomen voor de aangewezen evenemententerreinen Strand van Luna en Huygendijkbos.
Dit artikel biedt o.a. de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning af te wijken
van de regels van het bestemmingsplan voor kleine maatoverschrijdingen die het gevolg
zijn van standaardmaten, waardoor het bouwwerk net niet past binnen de maatvoering
van het bestemmingsplan. Starheid van bestemmingsregels mag niet de oorzaak zijn van
gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van het bestemmingsplan
niet gediend is. Binnen een kader van bescherming van belangen, is door middel van
dit artikel enigermate van flexibiliteit mogelijk.
De omgevingsvergunning kan worden verleend met een overschrijding tot maximaal 10 procent van de in het bestemmingsplan gegeven maten. Het is niet de bedoeling dat de omgevingsvergunning wordt gebruik om standaard 10 procent groter te bouwen dan op de verbeelding staat aangegeven. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient aanvrager gemotiveerd aan te geven waarom hij en/of zij van de afwijkingsmogelijkheid gebruik wenst te maken. Het kan zijn dat het toepassen van deze algemene afwijkingsmogelijkheid vanuit stedenbouwkundig oogpunt, vanwege de belangen van omwonenden of vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, ongewenst is. Mocht dit bij een bepaalde maximale maat het geval zijn, dan zal in de bestemmingsregels worden aangegeven dat de algemene afwijkingsbevoegdheid niet toegepast kan worden.
De omgevingsvergunning, waarbij wordt afgeweken van de regels van het bestemmingsplan, kan ook worden verleend voor utilitaire bouwwerken en voorzieningen ten dienste van het ontvangen van telefoon- radio- en televisiesignalen. Bij utilitaire bouwwerken gaat meestal om bouwwerken van nutsbedrijven, waarvan de oppervlakte te klein is om deze op de verbeelding als een afzonderlijke bestemming aan te geven of waarvan de situering op voorhand niet bekend is. Voor het mobiele netwerk is een grote behoefte aan zendmasten. Om een woud van masten te voorkomen, streeft de gemeente naar een gemeenschappelijk gebruik van de zendmasten door de diverse, elkaar beconcurrerende bedrijven. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend, indien de noodzaak wordt aangetoond en de aanvrager de bereidheid uitspreekt ook anderen in de gelegenheid te stellen van deze voorziening gebruik te maken.
Deze algemene regel maakt het – in geringe mate en niet structureel – wijzigen van bestemmingsgrenzen en bouwvlakken door burgemeester en wethouders mogelijk. Ten aanzien van het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 zijn Burgemeester en wethouders, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd om de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - 1', onder voorwaarden, te wijzigen in een bestemming 'Tuin', 'Tuin - 1', 'Tuin - 2', 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2'.
Overgangsregels zijn van toepassing op situaties (gebruik) die op het moment van het inwerkingtreden van dit bestemmingsplan van het nieuwe plan afwijken, dan wel op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden (bouwwerken). Met deze overgangsregels wordt duidelijk dat die afwijking toegestaan is, maar wel begrensd is tot de bestaande afwijking. Tenslotte wordt in de regels vastgelegd op welk moment het bestemmingsplan is vastgesteld en welke titel het plan heeft.
Ingevolge artikel 3.1.6. onder f van het Besluit ruimtelijke ordening, dienen in de toelichting bij een bestemmingsplan de uitkomsten van het onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het plan weergegeven te worden. Die uitvoerbaarheid kan onderscheiden worden in maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid.
Ten aanzien van de maatschappelijke uitvoerbaarheid is in de eerste plaats een breed draagvlak nodig voor de regels die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Deze regels komen gedeeltelijk voort uit wettelijke verplichtingen. Daarnaast is bestuurlijk draagvlak van belang. Dit wordt bevorderd door het bestemmingsplan goed af te stemmen op het gewenste ruimtelijk beleid van het rijk en de provincie, als ook op de wensen en ambities van het lokale bestuur. Zij zijn het immers die na vaststelling ook de handhaving van het plan ter hand moeten nemen. Behalve door de wet gestelde eisen en bestuurlijke overeenstemming over het plan, is het maatschappelijk draagvlak onder de bevolking en met name onder de bewoners en gebruikers van de wijken van groot belang. Dit bestemmingsplan betreft een conserverend plan, waarin de bestaande situatie is geactualiseerd en bestaande rechten zijn gecontinueerd, verduidelijkt.
In hoofdstuk 8 ‘Overleg en inspraak’ wordt gerapporteerd over de verplichte overleggen met instanties op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en de gehouden inspraakprocedure op grond van de inspraakverordening gemeente Heerhugowaard.
Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening worden de bouwwerken genoemd waarvoor een exploitatieplan moet worden opgesteld. Dit bestemmingsplan betreft het opnieuw vastleggen van de bestaande situatie dat geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Gelet hierop is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig.
In hoofdstuk 7 wordt nader ingegaan op de financiële onderbouwing van dit bestemmingsplan.
Handhaving en toezicht op de uitvoering zijn geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Burgemeester en wethouders zijn primair verantwoordelijk voor de bestuursrechtelijke handhaving. Aan de aan burgemeester en wethouders opgedragen zorgplicht tot handhaving ligt de in de rechtspraak ontwikkelde ‘beginselplicht tot handhaving’ ten grondslag. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal, ingeval van overtreding van een wettelijk voorschrift, het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Om inzicht te bieden in het (gemeentelijk) handhavingsbeleid is in de Wro voorzien in verplichte rapportages, zoals een jaarlijks handhavingsplan en een handhavingsverslag.
Gemeente Heerhugowaard beschikt over een Nota Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH). In het omgevingrecht zijn regels gesteld waar overheden zich aan moeten houden bij het uitvoeren van de wettelijke taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze regels zijn er om de veiligheid én gezondheid van mens en natuur te beschermen. Het is de taak van het college om de wettelijke taken goed uit te voeren. Naast het gegeven dat het college te maken heeft met het uitvoeren van deze wettelijke taken, heeft het college heeft zich voor de komende jaren ook een aantal doelen gesteld. De samenleving staat centraal, niet de overheid. Het motto ‘Samen leven’ staat de komende jaren centraal en vereist een dynamische en constructieve houding. Daarbij ligt de focus niet op de beperkingen die wet- en regelgeving met zich meebrengen, maar op het zoeken naar mogelijke oplossingen op maat.
De Nota VTH is geschreven om de veiligheid en gezondheid binnen de fysieke leefomgeving van de gemeente Heerhugowaard te waarborgen. De nota beschrijft de bestuurlijke uitgangspunten en beleidskeuzes over de regelgeving van het omgevingsrecht, Algemene Plaatselijke Verordening en bijzondere wetten. Daarmee legt deze nota een koppeling tussen de gestelde collegedoelen en de verplichting de wettelijke taken goed uit te voeren. Op basis van uitgangspunten, beleidskeuzes en omgevingsanalyses worden prioriteiten en operationele doelstellingen voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving geformuleerd. Het uitvoeren van de wettelijke taken wordt vertaald in zogenaamde procescriteria. (Kwaliteits)eisen aan de inrichting van deze processen zijn wettelijk vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en het daarbij behorende Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) en de Ministeriele regeling omgevingsrecht (hierna: Mor) en zijn gebaseerd op een sluitende beleidscyclus.
Leefbaarheid en veiligheid hebben binnen de gemeente Heerhugowaard prioriteit. Het college stelt zich ten doel dat inwoners zich veilig voelen. Om dit bereiken wordt de kantelingsgedachte doorgevoerd, door de vraag te stellen wat de inwoners zélf kunnen bijdragen aan de veiligheid. De nadruk ligt hierbij op preventie. Daarnaast heeft het college bewust gekozen voor een andere benadering ten aanzien van het toepassen van regels en de handhaving daarop. Het college streeft, daar waar mogelijk, naar minder regels en ziet bij handhaving van die regels toe op een houding die inspeelt op mogelijke oplossingen. Voorbeeld daarvan is de recente herijking van de Welstandsnota waarin meer mogelijk is gemaakt. Andere regels zoals die voor het verlenen van vergunningen, worden opnieuw bekeken en zo nodig vereenvoudigd.
Handhaving en evenementen
Handhavers van de gemeente Heerhugowaard hanteren de Landelijke Handhavingsstrategie
(LHS) bij iedere overtreding en maken daarbij gebruik van de in de LHS opgenomen instrumenten.
De LHS speelt daarmee gericht in op de mogelijke gevolgen van de overtreding(en) en
het type normadressaat. Omwille van rechtsgelijkheid waarborgt dit passend interveniëren
een eenduidig optreden. Afhankelijk van de uitkomst dient een bepaalde handhavingsstrategie
gekozen te worden. Daarnaast kunnen bepaalde verzachtende of verzwarende aspecten
de gekozen strategie doen veranderen.
Overtredingen van de voorschriften van dit bestemmingsplan én/of overtredingen bij/tijdens evenementen zijn bij uitstek overtredingen die een passende handhavingsstrategie verlangen. Derhalve zal het houden van toezicht en de handhaving geschieden op basis van de LHS. Voor een uitgebreidere uitleg over de werking van de LHS verwijzen wij u naar de 'Kadernota VTH' gemeente Heerhugowaard'.
Bij wet van 30 juni 2004 zijn de strafbepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening overgeheveld naar de Wet op de economische delicten. Onder deze wet zijn de volgende delicten gebracht:
Deze normoverschrijdingen zullen worden aangemerkt als overtreding en als een economisch
delict. Strafrechtelijk optreden is ook mogelijk bij overtredingen waarvan de gevolgen
niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, overtredingen die zich telkens weer herhalen
en kortdurende overtredingen. Strafbare feiten zijn ingedeeld in 6 categorieën. Er
kan een maximale geldboete worden opgelegd van
€ 87.000,- (5e categorie, peildatum 2020). Tevens biedt de wet de mogelijkheid de
overtreder de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict
goed te maken. Het openbaar ministerie is belast met de uitvoering van de Wet op de
economische delicten en voert daarin een geheel eigen beleid. Een combinatie van bestuursrechtelijke
en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden.
Indien sprake is van een bouwplan en voor de goedkeuring van dit bouwplan een wijziging of afwijking van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk is, is een gemeente verplicht om haar kosten op de initiatiefnemer en/of grondeigenaar te verhalen. Er moet een exploitatieplan worden vastgesteld ter verzekering van het verhaal van kosten. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn categorieën aangewezen waarbij deze verplichting van toepassing is. Het gaat daarbij om de volgende categorieën:
Van het vaststellen van een exploitatieplan kan op basis van artikel 6.12 lid 2 onder a Wet ruimtelijke ordening worden afgezien als er op een andere wijze is voorzien in het verhaal van kosten.
Voor de oorspronkelijke ontwikkeling van het gehele gebied van de 'Stad van de Zon' zijn exploitatie-afspraken gemaakt over de inrichting en de bekostiging van de openbare voorzieningen. De inrichting is voltooid en afspraken zijn nagekomen. Aangezien het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 zich beperkt tot het, in overeenstemming met het provinciale beleid en met inachtneming van de verplichte sectorale toetsen, opnieuw vastleggen van de bestaande/vergunde situatie en er geen nieuwe grootschalige woningbouwontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn met het bestemmingsplan geen te verhalen kosten gemoeid. De eventuele (beperkte) ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van afwijkingsprocedures en wijzigingsbevoegdheden. Het betreft in alle gevallen een particulier initiatief, waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden. Noodzakelijk te maken kosten door het amtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen worden gedekt en verhaalt op grond van de legesverordening.
Met inachtneming van het bovenstaande is de actualisatie van het onderhavige plan voor de gemeente economisch uitvoerbaar en is er bovendien geen aanleiding tot het vaststellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van Provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg. Aangezien het plangebied van het geactualiseerde bestemmingsplan 'Heerhugowaard-Zuid 2021' geen nieuwe ruimtelijke impact met zich meebrengt en geen nog niet juridisch vastgelegde ruimtelijke ontwikkelingen omvat, maar wel een relatief groot plangebied is, wordt het bestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 als voorontwerpbestemmingsplan 4 weken ter inzage gelegd en ter kennisname toegezonden aan de overlegpartners.
Na het doorlopen van de voorontwerpfase wordt het ontwerp van het bestemmingsplan conform afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad van de gemeente Heerhugowaard wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking opnieuw voor een periode van 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:
Het voorontwerpbestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 heeft in het kader van de inspraak met ingang van zaterdag 20 februari 2021 gedurende 4 weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van ter inzagelegging konden ingezetenen van de gemeente en een belanghebbende natuurlijke of rechtspersoon hun inspraakreactie schriftelijk of mondeling kenbaar maken aan burgemeester en wethouders. Ook hebben de vooroverlegpartners de mogelijkheid gekregen op de inhoud van het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. Over de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan is voorafgaand aan de terinzagelegging bekendheid gegeven via een publicatie in het nieuwsblad Heerhugowaard-Stadsnieuws, Staatscourant en de digitale gemeentepagina. Tijdens de inpsraak- en vooroverlegperiode zijn in totaal drie reacties ingediend. Deze reacties zijn samengevat in een reactienota inspraak - en vooroverleg en daarin voorzien van een gemeentelijk antwoord. De reactienota inspraak- en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 is als bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan gevoegd.
Het ontwerpbestemmingsplan Heerhugowaard-Zuid 2021 heeft met ingang van zaterdag 10 juni, gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Belanghebbenden hadden gedurende deze 6 weken de mogelijkheid op de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan te reageren. Over de ter inzagelegging van het bestemmingsplan is voorafgaand aan de terinzagelegging bekendheid gegeven via het Heerhugowaards Stadsnieuws en de Staatscourant. Tijdens de periode van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn drie zienswijzen ingediend. In de bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan 'Reactienota zienswijze en ambtshalve wijzigingen' zijn de ingediende zienswijzen samengevat in paragraaf 2 en voorzien van een gemeentelijke reactie. In paragraaf 3 van deze reactienota worden een aantal ambtshalve wijzigingen beschreven en paragraaf 4 van deze reactienota bevat een conclusie met een concrete beschrijving van de benodigde aanpassingen.