Artikel 13 Gemengd-17

13.1   Bestemmingsomschrijving

13.1.1          De voor “Gemengd-17” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       het wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-gebonden beroep;

b.      detailhandel, al dan niet in combinatie met een beperkte horecavoorziening;

c.       dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;

d.      kantoren;

met daaraan ondergeschikt:

a.       parkeervoorzieningen;

b.      groenvoorzieningen;

c.       speelvoorzieningen;

d.      restauratieve voorzieningen;

e.       water;

f.        openbare nutsvoorzieningen;

g.       (ontsluitings)wegen, straten en paden;

met de daarbij behorende:

h.       gebouwen en overkappingen;

i.         tuinen en terreinen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2   Bouwregels

13.2.1            Voor het bouwen op de in artikel 13.1.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

a.       een (hoofd)gebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.       de goothoogte van een gebouw in een bouwvlak mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

d.      de (bouw)hoogte van een gebouw in een bouwvlak mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

e.       de dakhelling mag niet meer bedragen dan 70°;

f.        dakkapellen zijn toegestaan op:

1.      het achterdakvlak en op zijdakvlakken die niet aan de weg of openbaar groen zijn gelegen;

2.      het voordakvlak en op zijdakvlakken die aan de weg of openbaar groen zijn gelegen, mits de breedte niet meer bedraagt dan 50 % van de gevel onder het betreffende dakvlak;

g.       dakkapellen zijn niet toegestaan:

1.      op 2 verschillende hoogtes in een dakvlak;

2.      op een dakvlak met een helling van minder dan 30°.

13.2.2            Voor het bouwen van de in 13.1.1 onder j. bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen achter de gevellijn/voorgevel, mag ten hoogste 2 meter bedragen;

b.      de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen vóór de gevellijn/voorgevel mag ten hoogste 1 meter bedragen, met dien verstande dat een haagondersteunende constructie ten hoogste 2 meter mag bedragen;

c.       de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of masten zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen. Indien met een maatvoeringaanduiding een andere hoogte is aangeduid, mag de hoogte van deze bouwwerken ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

d.      de hoogte van masten mag ten hoogste 7 meter bedragen.

13.2.3            Voor ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

a.       een kelder moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.      buiten het bouwvlak mag geen onderbouwing worden gebouwd.

13.2.4            In de verdiepingslagen is uitsluitend wonen toegestaan.

13.3   Afwijken van de bouwregels

13.3.1            Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 13.2.3, onder b. onder de volgende voorwaarden:

a.       de maximale oppervlakte van de onderbouwing is 70 m²;

b.      voor zover de gronden zijn aangeduid met een maatvoeringaanduiding, mag buiten het bouwvlak ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven percentage aan onderbouwing worden gebouwd;

c.       de maximale diepte is 4 meter;

d.      burgemeester en wethouders vragen de waterbeheerder om advies.

13.4   Gebruiksregels

13.4.1            Binnen deze bestemming worden in ieder geval niet toegestaan:

a.       het gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf anders dan beperkte horecavoorziening binnen de functie detailhandel;

b.      het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

13.5   Afwijken van de gebruiksregels

13.5.1            Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.4.1, onder b. ten behoeve van de vestiging van een seksinrichting, indien:

a.       met de vestiging van een seksinrichting het totale aantal seksinrichtingen in de gemeente van twee niet wordt overschreden;

b.      de onderlinge afstand tussen het pand, waarin de seksinrichting wordt gevestigd en enig ander pand, gemeten waar die afstand het kortst is, minimaal 25 meter is;

c.       de seksinrichting wordt geëxploiteerd in aaneengesloten ruimten, waarvan de totale bruto vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 25 % van de vloeroppervlakte van het betreffende gebouw, inclusief de daarbij behorende aan- en uitbouwen, met een maximum van 75 m²;

d.      voor bezoekers van de seksinrichting voldoende parkeergelegenheid op het terrein of perceel behorende tot de seksinrichting, dan wel voldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving aanwezig is;

e.       de seksinrichting niet wordt geëxploiteerd in de vorm van raamprostitutiebedrijf;

f.        de seksinrichting niet wordt gevestigd en geëxploiteerd in een bijgebouw.