Planregels
Uitwerkingsplan
Hoofddorp
Tudorpark I
NL.IMRO.0394.UPGhfdtudorparki-C001
plan: (digitaal)
het uitwerkingsplan ‘Hoofddorp Tudorpark I’ van de gemeente Haarlemmermeer.
uitwerkingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand (NL.IMRO.0394.UPGhfdtudorparki-C001’) met de bijbehorende regels
bestemmingsplan:
het door de raad van de gemeente Haarlemmermeer op 9 januari 2014 vastgestelde bestemmingsplan ‘Hoofddorp Tudorpark en omgeving’
Voor de overige begrippen is artikel 1 van het bestemmingsplan ‘Hoofddorp Tudorpark en omgeving' van toepassing.
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b aan huis verbonden beroepsuitoefening;
c verkeer;
d groen;
met daarbij behorend(e):
a. tuinen;
b terreinverhardingen;
c erven;
d bergingen;
e parkeervoorzieningen;
f waterhuishoudkundige voorzieningen;
g voet- en fietspaden;
h speelvoorzieningen;
i dagrecreatieve voorzieningen;
j (ondergrondse) inzamelpunten voor huishoudelijk afval;
k nutsvoorzieningen;
l kunstobjecten;
m groenvoorzieningen;
n woonstraten
2.2.1. Voor het bouwen van
gebouwen gelden de volgende regels:
a. gebouwen
dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
b. de hoogte
van gestapelde woningen mag niet meer zijn dan 25 meter, met
uitzondering van het gebied dat
op de verbeelding is aangeduid met de specifieke
bouwaanduiding “maximale hoogte
gestapelde woningen 15 meter”, waar de hoogte
van gestapelde woningen niet meer
mag bedragen dan 15 meter;
c. de hoogte
van grondgebonden woningen mag niet meer zijn dan 13 meter;
d. de diepte
van voortuinen bij grondgebonden woningen bedraagt minimaal 3 meter;
e. bij
grondgebonden woningen mag per bouwperceel de gezamenlijke oppervlakte van
gebouwen, hoofdgebouwen daarbij
niet meegerekend, niet meer zijn dan 50% van
dat bouwperceel tot een maximum
van 75 m², dan wel de gezamenlijke oppervlakte
van bestaande bouwwerken met
inachtneming van de bestaande lengte, breedte,
goot- en bouwhoogte per gebouw;
f. bij
grondgebonden woningen mag op de gronden buiten het bouwvlak, wanneer
deze gronden 750 m2 of meer per
perceel bedragen, de gezamenlijke oppervlakte
van gebouwen niet meer zijn dan
10% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden
met een maximum van 250 m2;
g. bij
geschakelde grondgebonden woningen, niet zijnde geschakelde twee-onder-éénkapwoningen,
geldt dat de diepte van tegen het
hoofdgebouw aangebouwde
bijbehorende bouwwerken niet meer
mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de
achterste bebouwingsgrens dan wel
het denkbeeldige verlengde daarvan;
h. bij
grondgebonden woningen geldt dat de bouwhoogte van tegen het hoofdgebouw
aangebouwde bijbehorende
bouwwerken niet meer mag zijn dan 0,3 meter boven de
bovenkant van de scheidingsconstructie
tussen de tweede en de derde bouwlaag van
het hoofdgebouw, tot een maximum
van 7 meter;
i. bij
grondgebonden woningen geldt dat de goothoogte van vrijstaande bijbehorende
bouwwerken niet meer mag zijn dan
3 meter en de nokhoogte niet meer dan 7
meter;
2.2.2 Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de vorgevel mag niet meer zijn dan 1
meter;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
mag niet meer zijn dan 3
meter.
2.2.3 Voor het bouwen van
ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. ondergrondse
gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven
aanwezig bovengronds gebouw.
b. ondergrondse
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een
maximale diepte van 4 meter.
2.3.1 Het gebruik van een
woning ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening
Het gebruik van een woning ten dienste van aan huis
verbonden beroepsuitoefening is
toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke
vloeroppervlak van de woning, tot
een maximum van 50 m².
2.3.2 Onder strijdig gebruik
wordt in ieder geval begrepen:
a. het
verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten
behoeve van de uitoefening van
een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een
afwijkend gebruik is toegestaan.
b. het bij
aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige
activiteiten die vallen in een
hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan
behorende Staat van
Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig
zijn
op basis van de Wet milieubeheer;
c. het ten
behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag
in de open lucht;
d. het
gebruiken van het hoofdgebouw ten behoeve van detailhandel, met uitzondering
van webwinkels aan huis, wanneer
deze voldoen aan de bepalingen van 2.3.1.
e. het
gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze
bestemming ten behoeve van
zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte,
voor zover het betreft bergingen.
Burgemeester en wethouders kunnen met een
omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in 2.3.2. sub a en toestaan dat vrijstaande
bijbehorende bouwwerken tijdelijk
worden
gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande
dat:
a. het
gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit
oogpunt van mantelzorg;
b. voor de
beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van
een door de gemeente aangewezen deskundige.
Indien in het kader van dit bestemmingsplan gebouwd kan
worden dienen bij het verlenen
van een daartoe benodigde omgevingsvergunning de
parkeernormen in acht te worden
genomen zoals deze zijn opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan.
Indien burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6.1
sub c van de Wet ruimtelijke
ordening afwijken van de bouwregels dienen bij het verlenen
van de omgevingsvergunning
de parkeernormen in acht te worden genomen zoals deze zijn
opgenomen in de toelichting
van het bestemmingsplan.
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde
in artikel 3 lid 1, in die zin
dat ontheffing kan worden verleend van de parkeernormering,
indien op basis van gegronde
redenen kan worden aangetoond dat het voldoen aan de
parkeernorm door bijzondere
omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. Een ontheffing
wordt niet verleend als
het bouwplan redelijkerwijs zodanig gewijzigd kan worden dat
alsnog wordt voldaan aan de
parkeernormen. Ontheffing kan worden verleend indien:
a. aanvrager
kan aantonen dat het voldoen aan de parkeernormen feitelijk en/of
economisch gezien redelijkerwijs
onmogelijk is en het belang dat gediend is met het
voldoen aan de parkeernormen niet
onevenredig wordt aangetast; en
b. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen,
bromfietsen en fietsen, voor
zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze
parkeerregels is geëist, dient te
allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander
gebruik wordt aangemerkt als strijdig
gebruik.
Op dit uitwerkingsplan zijn de artikelen 1, 2, 22 t/m 25 en
28 van het bestemmingsplan
'Tudorpark' van toepassing.
Deze regels worden aangehaald als:
regels van het uitwerkingsplan ‘Tudorpark
uitwerkingsplan I’ van de gemeente
Haarlemmermeer.