Regels

 

Beheersverordening Haarlemmermeer 2014

 

 

 

oktober 2014

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 0 Algemeen

 

Het is verboden om gronden te gebruiken en/of te bebouwen in strijd met de regels van deze verordening.

 

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

plan: (digitaal)

de beheersverordening 'Haarlemmermeer 2014’ van de gemeente Haarlemmermeer.

 

beheersverordening:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand 'NL.IMRO.0394.BVOhlm2014-C001' met de bijbehorende regels

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

 

aan huis verbonden beroepsuitoefening:

het in of aan huis uitoefenen van (vrije) beroepen en/of het in of aan huis ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten door de bewoner van dat huis en maximaal één werknemer

 

agrarische bedrijfsactiviteiten:

bedrijfsactiviteiten die zijn gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

 

archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en waarde studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden

 

baliefunctie:

een voor het publiek toegankelijk loket binnen een kantoor, van waaruit diensten (geen zichtbare goederen) aan de klant wordt geleverd

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

bebouwingspercentage:

een percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd

 

bedrijf:

een onderneming die tot doel heeft het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en/of verhandelen van goederen, evenals diverse vormen van opslag.

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat blijkens aard en indeling bruikbaar en noodzakelijk is voor de uitoefening van een bedrijf, met uitzondering van (bedrijfs)woningen.

 

bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die daar in gebruik is in verband met het uitvoeren van de bestemming van het gebouw of het terrein.

 

beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden

 

bergbezinkbassin:

een ten behoeve van de waterhuishouding vuilreducerende voorziening in de riolering met zowel een bergings- als een bezinkfunctie in de vorm van een bak

 

bestaand bouwwerk:

het op de dag van vaststelling van de verordening bestaande bouwwerk, evenals een bouwwerk dat wordt of mag worden gebouwd krachtens een voor deze dag verleende of krachtens een voor deze dag aangevraagde, maar nog te verlenen omgevingsvergunning

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens de verordening zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond

 

bruto bedrijfsvloeroppervlak:

het totale bedrijfsvloeroppervlak; hieronder wordt verstaan het verkoopvloeroppervlak, de productieruimte, de administratieve ruimte, de verkeersruimte (gangen), de opslagruimte (magazijn, kelder), plus alle overige voor bedrijfsuitoefening benodigde ruimte (sanitaire ruimte, garagebox voor bedrijfsauto).

 

bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak

 

cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit

 

dienstverlening:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen

 

ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarde als leefgebied voor één of meerdere al dan niet met een wettelijk beschermde status soorten flora en fauna

 

extensieve recreatie:

vormen van openluchtrecreatie, zoals wandelen en fietsen, waarbij vooral het landschap of bepaalde aspecten daarvan worden beleefd en waarbij relatief weinig recreanten aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid

 

garagebedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het te koop aanbieden van, waaronder uitstalling ten verkoop, verkopen en herstellen van motorvoertuigen

 

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken

 

horeca:

een bedrijfsfunctie, die is gericht op het verstrekken van logies en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie

 

horeca categorie 1:

zelfstandige horeca-inrichtingen, hoofdzakelijk gericht op spijsverstrekking en het verstrekken van alcoholvrije dranken aan bezoekers en werknemers van winkelgebieden, kantoor- en bedrijventerreinen, toeristisch-recreatieve gebieden en dergelijke. Daaronder worden begrepen een ijssalon, lunchroom, snackbar, koffie/theehuis en andere naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.

 

horeca categorie 2:

zelfstandige horeca-inrichtingen, hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van alcoholhoudende dranken, maaltijden en het bieden van gelegenheid om te luisteren naar (mechanische) muziek. Daaronder worden begrepen een bar, restaurant en andere naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.

 

horeca categorie 3:

zelfstandige, grootschalige horeca-inrichtingen (1.000 m² bvo of meer), hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van alcoholhoudende dranken in combinatie met het geven van gelegenheid tot het luisteren naar (live) muziek, het kunnen dansen en/of het bieden van ander vermaak en zelfstandige, grootschalige fastfoodvestigingen (1.000 m² bvo of meer). Daaronder worden begrepen: partycentrum, discotheek, grootschalige fastfood en andere naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.

 

intensieve recreatie:

vormen van openluchtrecreatie waarbij men gebruik maakt van een sterk geconcentreerd voorzieningenpakket of één grote voorziening, waarbij het omringende landschap van minder belang is en waarbij relatief veel recreanten per oppervlakte-eenheid aanwezig (kunnen) zijn

 

kantoor:

een (deel van een) gebouw waarin directie en/of administratie van een (dienstverlenend) bedrijf zijn gevestigd

 

kas:

een gebouw waarvan de wanden en het dak bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen

 

kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat strekt tot het tot uitdrukking brengen van een kunstzinnig idee, door het op creatieve wijze vorm geven aan materiaal of materialen, zoals steen, hout, brons, glas en dergelijke

 

kunstwerk:

een civiel bouwwerk, waaronder zijn begrepen aquaducten, bruggen, sluizen, tunnels en viaducten, alsook daarmee gelijk te stellen bouwwerken.

 

kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden

 

maaiveld:

de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangelegd terrein waar een gebouw zal worden opgericht

 

maatschappelijke voorzieningen:

educatieve voorzieningen, voorzieningen gericht op jeugd en/of kinderopvang en/of naschoolse opvang, voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven, voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg, sociale en/of levensbeschouwelijke voorzieningen en openbare dienstverlening

 

monument:

 

nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval

 

normaal onderhoud:

werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden

 

onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1.20 meter boven peil is gelegen

 

ondergeschikt kantoor:

een (deel van een) gebouw waarin directie en/of administratie van een bedrijf zijn gevestigd

 

ondergronds bouwen:

het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld, zoals kelders en parkeergarages

 

ondersteunende horeca, ondersteunende dienstverlening, ondersteunende detailhandel:

activiteiten dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit op een perceel

 

permanente bewoning:

het gebruik van een kampeermiddel, recreatieverblijf of vakantiehuis door een persoon, gezin of andere groep van personen op een wijze die ingevolge de Wet gemeenschappelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving van bewoner(s) in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Haarlemmermeer, terwijl deze perso(o)n(en) niet aannemelijk kan/ kunnen maken elders over een hoofdverblijf te beschikken

 

(plan)verbeelding:
de analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en) in deze beheersverordening

 

praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn inrichting en indeling geschikt is om te worden gebruikt door beoefenaren van vrije beroepen; onder vrije beroepen worden in deze verordening verstaan (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met anderen tegen vergoeding

 

recreatie:

vrijetijdsbesteding gericht op ontspanning

 

recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan

 

risicovolle inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. de risicoafstand moet worden aangehouden bij het in de verordening toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke locatie of (deel van) een bouwwerk, caravan, vaartuig of voertuig, waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht en/of vertoningen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard

 

tuinhuis:

een gebouw - geen woonkeet, stacaravan, toercaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde - dat uitsluitend ruimten bevat voor recreatief verblijf en/of recreatief nachtverblijf en/of het opslaan van materiaal dat gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden of het houden van een volkstuin

 

volkstuin:

terrein voor het hobbymatig kweken en telen van gewassen, enkel bedoeld voor de eigen consumptie en gebruik en dat niet bij de eigen woning ligt

 

volkstuincomplex:

terrein met een oppervlakte van ten minste 10 are waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden

 

Wet geluidhinder-inrichting, Wgh-inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan dan wel in een beheersverordening een geluidzone moet worden vastgesteld

 

voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen

 

voorzieningen luchtverkeer:

voorzieningen ten behoeve van de luchtvaart, het luchtverkeer en de luchtverkeersveiligheid, zoals bebakening, landingslichten en andere navigatie

 

woning:

een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden

 

woongebouw:

een gebouw dat twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden

 

zelfstandig kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te gebruiken voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening

 

zend-/ ontvanginstallatie:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct met de grond is verbonden (vrijstaand) of indirect met de grond is verbonden (niet-vrijstaand), gericht op het gebruik voor (mobiele) telecommunicatie

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling, alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinste is.

 

(bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

 

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de goothoogte van dakkapellen, topgevels, trappenhuizen, liftkokers, schoorstenen en andere gelijksoortige ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten.

 

hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine

 

hoogte van een zend-/ ontvangstinstallatie:

de hoogte gemeten tussen de onderkant van de voet en het hoogste punt van de antenne-installatie, bliksemafleiders en dergelijke niet meegerekend

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

 

lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren)

 

ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen c.q. bestemmingsgrenzen (dus niet goot- en bouwhoogten) niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

 

peil:

 

verticale diepte:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de beganegrondvloer tot het laagste punt van het gebouw, danwel wanneer geen sprake is van een bovenliggende beganegrondvloer, gemeten van het peil tot het laagste punt van het gebouw

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

2.1 Bestemmingen

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische bedrijfsactiviteiten met een in hoofdzaak grondgebonden bedrijfsvoering, met uitzondering van glastuinbouw, intensieve veehouderij en stoeterij;

  2. een agrarische bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  3. opslag van en detailhandel in vuurwerk uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag vuurwerk';

  4. voorzieningen luchtverkeer uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voorzieningen luchtverkeer

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. aan huis verbonden beroepen;

  2. natuur- en landschapsbeheer;

  3. verkoop van eigen producten en streekproducten

 

met daarbij behorend(e):

  1. verharde en onverharde paden, erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' zijn de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan.

 

3.2.2 Voor het bouwen van een agrarische bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag een agrarische bedrijfswoning worden gebouwd;

  2. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 5 meter;

  2. de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;

  3. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;

  4. het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 70 m².

 

3.2.3 Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de bouwhoogte van hooibergingen mag niet meer zijn dan 15 meter;

  3. de bouwhoogte van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voorzieningen luchtverkeer' mag niet meer zijn dan 8 meter;

  4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. aan huis verbonden beroepen zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de bedrijfswoning en bij de bedrijfswoning horende bijbehorende bouwwerken;

  2. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag van agrarische producten en het stallen van agrarische bedrijfsgoederen en machines achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag vuurwerk' is detailhandel toegestaan volgens de regeling in het Vuurwerkbesluit.

 

 

 

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de tot de verordening behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2 zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, of 3.1 zijn toegestaan;

  1. maximaal één bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  2. een garagebedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';

  3. een zend-/ ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ ontvangstinstallatie'

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, inritten en uitritten;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. kantoren;

 

met dien verstande dat:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

  2. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan;

  3. verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' zijn de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan.

 

4.2.2 Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte, maximum bouwhoogte’ zijn de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan;

  2. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 5 meter;

  2. de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;

  3. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;

  4. het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 70 m².

 

 

4.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van zend-/ ontvangstinstallaties mag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ ontvangstinstallatie', niet meer zijn dan 40 meter;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in lid 1 onder a;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in lid 1;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren, onverminderd het bepaalde in lid 1 onder c.;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.

 

4.3.2 Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’, aangewezen gronden zijn bestemd voor:

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut, waarbij geldt dat bedrijfsactiviteiten behorende tot de bedrijfscategorieën 1 en 2 als bedoeld in de tot de verordening behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, inritten en uitritten;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' zijn de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan.

 

5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 4 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

 

Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG;

  2. detailhandel, met als hoofddoel verkoop van motorbrandstoffen, met LPG;

  3. dienstverlening;

  4. kantoor uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, inritten en uitritten;

  2. parkeren;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen.

 

met dien verstande dat:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

  2. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.

 

6.2 Bouwregels

6.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

6.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.3.1 De detailhandel en dienstverlening die in lid 1 zijn bedoeld, zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan.

 

6.3.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in lid 1 onder a respectievelijk b;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en dienstverlening anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in lid 1;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.

 

6.3.3 Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 7 Groen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. wandel- en fietspaden;

  2. speelvoorzieningen;

  3. bergbezinkbassin;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. kunstobjecten.

 

7.2 Bouwregels

7.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van speelvoorzieningen, bergbezinkbassins en nutsvoorzieningen;

  2. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

 

7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 6 meter.

 

 

 

 

Artikel 8 Horeca - Hotel

 

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca - Hotel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hotels;

 

met daarbij behorend(e):

  1. nutsvoorzieningen;

  2. verhardingen, inritten en uitritten;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen.

 

 

8.2 Bouwregels

8.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van terrasafscheidingen en windschermen mag niet meer zijn dan 1,5 meter;

  2. de hoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  3. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

8.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ondergrondse gebouwen zijn toegestaan in maximaal één bouwlaag met een diepte van maximaal 4 meter;

  2. ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig gebouw.

 

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

 

8.3.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals detailhandel en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat:

  1. de ondersteunende activiteiten ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit en niet meer mogen omvatten dan 10% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdactiviteit met een maximum van 150 m²;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteiten vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteiten uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

8.3.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, prostitutie of erotisch getinte horeca.

 

 

 

Artikel 9 Kantoor

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

  2. horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'horeca', maximaal horeca categorie 2 als bedoeld in artikel 1;

  3. kinderopvang ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

  4. parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'

 

met (de) daarbij behorende:

  1. verhardingen, inritten en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. reclame-uitingen.

 

9.2 Bouwregels

9.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. is ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een parkeergarage toegestaan;

  3. luifels zijn toegestaan ter diepte van maximaal 3 meter buiten bouwvlak;

  4. het bepaalde in artikel 2 over ondergeschikte bouwdelen is niet van toepassing voor zover dat de onder e. bedoelde maten overschrijdt;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' zijn de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'verticale bouwdiepte' is de aangegeven maximale verticale bouwdiepte toegestaan.

 

9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

93.1 Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is maximaal 1.400 m2 bvo aan horeca-activiteiten toegestaan.

 

9.3.2 Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' is de kinderopvang in maximaal één bouwlaag toegestaan.

 

9.3.3 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en dienstverlening, dienende ter

functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten

dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in

geval van horeca en dienstverlening;

  1. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de

hoofdactiviteit;

  1. de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van

de hoofdactiviteit.

 

Artikel 10 Maatschappelijk

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven;

  2. voorzieningen ten behoeve van gezondheidzorg;

  3. welzijnsinstellingen;

  4. sociale en/of levensbeschouwelijke voorzieningen;

  5. openbare dienstverlening;

  6. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

 

met (de) daarbij behorende:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. verhardingen, inritten en uitritten;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. groen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

10.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' zijn ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan.

 

10.2.2 Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte, maximum bouwhoogte’ zijn de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan;

  2. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 5 meter;

  2. de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;

  3. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;

  4. het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 70 m².

 

10.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

 

 

 

 

Artikel 11 Recreatie

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatieve voorzieningen;

  2. intensieve recreatie;

  3. extensieve recreatie

 

met daarbij behorend(e):

  1. wandelpaden, fietspaden en ruiterpaden;

  2. ontsluitingswegen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. groen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. kunstobjecten

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. vlonders, steigers, overkappingen of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  2. inritten en uitritten en entrees ten behoeve van aangrenzende bestemmingen.

 

11.2 Bouwregels

11.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins, gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en sanitairgebouwen;

  2. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 6 meter;

  3. de oppervlakte van gebouwen voor speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m2;

  4. de hoogte van sanitairgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter;

  5. de oppervlakte van sanitairgebouwen mag niet meer zijn dan 30 m2;

  6. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

 

11.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

Artikel 12 Recreatie - Volkstuin

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Volkstuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nutstuinen

 

met (de) daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groen;

  4. water.

 

12.2 Bouwregels

12.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' zijn ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan.

 

12.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 13 Tuin

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen

 

met daarbij behorende:

  1. opritten, terreinverhardingen en paden;

  2. bouwwerken, met uitzondering van carports.

 

13.2 Bouwregels

13.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn erkers;

  2. de diepte van erkers mag niet meer zijn dan 1,20 meter, met dien verstande dat de afstand tussen de erker en de bouwperceelsgrens niet minder dan 1 meter is;

  3. de breedte van erkers mag niet meer dan 65% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;

  4. de bouwhoogte van erkers mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter.

 

13.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;

  2. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

 

 

 

 

 

Artikel 14 Verkeer

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, met dien verstande dat voor het nieuwe tracé van rijksweg A9 geldt dat het aantal rijstroken niet meer mag bedragen dan het aantal, genoemd in het Tracébesluit over de A9;

  2. woonstraten, fiets- en voetpaden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. halteplaats voor openbaar vervoer ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - halteplaats';

  5. onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

  6. tijdelijk werkterrein voor de realisering van het nieuwe tracé van de A9 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tijdelijk werkterrein';

  7. een tunnel ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';

  8. voorzieningen luchtverkeer uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voorzieningen luchtverkeer;

  9. groen;

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  11. bergbezinkbassins;

  12. kunstwerken

 

met daarbij behorend(e):

  1. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidschermen en luchtkwaliteitschermen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. kunstobjecten;

  2. reclame-uitingen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen voor verkeersafwikkeling;

  2. de hoogte van gebouwen voor verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter;

  3. de oppervlakte van gebouwen voor verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 10 m2;

  4. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

 

14.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte mag niet meer zijn dan 10 meter;

  2. ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang is een onderdoorgang toegestaan.

 

14.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - halteplaats' gelden de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer zijn dan 40 m2;

  2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 4 meter, uitgezonderd liften;

  3. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 10 meter, met uitzondering van voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit.

 

 

 

 

14.3 Tijdelijke werken

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tijdelijk werkterrein' zijn de volgende tijdelijke werken toegestaan:

  1. opslag van materieel en materiaal, werkplaatsen, installaties, bouwketen en parkeerplaatsen voor personeel en bezoekers;

  2. laad- en losplaatsen en grond-, zand- en slibdepots;

  3. aanleg van verhardingen en andere infrastructurele werken, waaronder wegen, energievoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieninge en afrasteringen;

  4. bouwzones ter weerszijden van het nieuwe tracé ten behoeve van de werkzaamheden.

 

 

Artikel 15 Verkeer - Railverkeer

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor railverkeer;

  2. dienstwegen, parkeren;

  3. kunstwerken;

  4. groen;

  5. water;

  6. bergbezinkbassins;

  7. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidschermen en luchtkwaliteitschermen;

  8. onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

  9. een tunnel ter plaatse van de aanduiding 'tunnel'

 

met daarbij behorende:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. verhardingen;

  3. paden;

  4. bermen

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. kunstobjecten;

  2. reclame-uitingen.

 

15.2 Bouwregels

15.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de maximale oppervlakte van gebouwen voor de in lid 1 onder a. en h. aangegeven functies bedraagt 250 m2;

  2. de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 4 meter;

  3. toegestaan zijn bergbezinkbassins met een diepte van niet meer dan 4 meter.

 

15.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van (rail)verkeer, mag niet meer zijn dan 12 meter, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf;

  2. de hoogte van kunstobjecten en reclame-uitingen mag niet meer zijn dan 8 meter;

  3. ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang is een onderdoorgang toegestaan.

 

 

 

 

 

 

Artikel 16 Water

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bergbezinkbassins;

  4. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - brugwachtershuisje' is een brugwachtershuisje toegestaan

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. groen;

  3. nutsvoorzieningen

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. vlonders, steigers, overkappingen of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

16.2 Bouwregels

16.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins;

  2. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - brugwachtershuisje’ mag de bouwhoogte niet meer dan 8 meter zijn.

 

16.2.2 De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

16.3 Specifieke gebruiksregels

Gebruiksverbod

Tot een gebruik strijdig wordt in ieder geval gerekend:

opslag, behoudens tijdelijke opslag voortkomend uit het onderhoud en/ of gebruik in overeenstemming met de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken.

 

 

 

 

Artikel 17 Wonen

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepsuitoefening;

 

met (de) daarbij behorende:

  1. tuinen;

  2. terreinverhardingen;

  3. erven.

 

17.2 Bouwregels

17.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. per bouwperceel is één woning toegestaan;

  2. in afwijking van het gestelde onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'twee aaneen' maximaal twee woningen aaneen toegestaan;

  3. hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  4. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte, maximum bouwhoogte’ zijn voor hoofdgebouwen de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan;

  6. de bouwhoogte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;

  7. de diepte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;

  8. het bepaalde in dit lid onder f. is niet van toepassing op aangebouwde bijbehorende bouwwerken op percelen met vrijstaande woningen;

  9. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;

  10. op de gronden buiten het bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden tot een maximum van 75 m², dan wel de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw.

 

17.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

17.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ondergrondse gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw.

  2. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 onder e en toestaan dat de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter wanneer een platte dakafdekking wordt toegepast;

  2. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 7 meter wanneer een kap wordt toegepast.

 

17.3.2 De in lid 3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a. het stedenbouwkundige beeld, gelet op onder meer de onderlinge samenhang tussen de verschijningsvorm en situering van een bijbehorend bouwwerk enerzijds en die van het hoofdgebouw anderzijds;

b. de woonsituatie;

c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

17.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².

 

17.4.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

  2. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.

  3. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de tot de verordening behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunningplichtig of meldingplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;

  4. het voor beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;

  5. het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken voor detailhandel.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 18 Wonen - Gestapeld

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepsuitoefening

met daarbij behorend(e):

  1. tuinen;

  2. terreinverhardingen;

  3. erven;

  4. bergingen;

  5. parkeren.

 

18.2 Bouwregels

18.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' zijn de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan.

 

18.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

18.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen geldt de volgende bepaling:

ondergrondse gebouwen, zoals ten behoeve van parkeren, mogen worden gebouwd buiten bouwvlak, ook zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw.

 

18.3 Specifieke gebruiksregels

18.3.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².

 

18.3.2 Het gebruik van gebouwen voor dienstverlening en gezondheidsvoorzieningen, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten

dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² voor dienstverlening en gezondheidsvoorzieningen tezamen;

  1. de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van

de hoofdactiviteit.

 

18.3.3 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;

  2. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de tot de verordening behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunning- of meldingplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;

  3. het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie;

  5. het gebruiken van het hoofdgebouw ten behoeve van detailhandel.

 

18.3.4 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bergingen.

 

 

2.2 Dubbelbestemmingen

 

Artikel 19 Leiding - Brandstof

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse brandstofleiding, met uitzondering van een Klasse 1 (K1) leiding, met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding- Brandstof’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

  5. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

19.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;

  4. welke mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

19.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

 

Artikel 20 Leiding - CO2

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - CO2' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van CO2 met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - CO2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

  5. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

20.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van de verordening;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

 

20.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

 

 

Artikel 21 Leiding - Gas

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, tevens bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van leiding – 2” een ondergrondse leiding voor het transport van gas met het volgende profiel:

diameter (mm) 1219

wanddikte (mm) 15,9 (B-pijp)

staalsoort (N'mm-2) 485

ontwerpdruk (bar) 79,9

minimale dekking (m) 1,60

 

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van leiding – 6” een ondergrondse leiding voor het transport van gas met het volgende profiel:

diameter (mm) 1219

wanddikte (mm) 22,7 (D-pijp)

staalsoort (N'mm-2) 485

ontwerpdruk (bar) 79,9

minimale dekking (m) 2,00

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas 1' een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 40 bar;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas 2' een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 66 bar.

 

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van ten hoogste 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen.

 

25.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van de verordening;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

 

21.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

 

 

Artikel 22 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor:

  1. het bovengrondse transport van elektrische energie door een hoogspanningsleiding

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

22.2 Bouwregels

22.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de basisbestemmingen en de andere dubbelbestemmingen mag op deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

 

22.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

22.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;

  2. de hoogte van masten mag niet meer zijn dan 30 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 10 meter.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.3.1 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen

overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van

de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de

betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

22.3.2 De in lid 3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:

  1. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de bovengrondse hoogspanningsleiding;

  2. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;

  3. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.

 

22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;

  2. het hebben van beplantingen die door hun hoogte de goede werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding in gevaar kunnen brengen.

 

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

 

 

Artikel 23 Leiding - Riool

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van afvalwater met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen

overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking

van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende

werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen.

 

23.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemmingen betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse

netten vormen.

 

23.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden

niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

 

Artikel 24 Leiding - Water

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Water' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van water met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen.

 

24.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van de verordening;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

 

24.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

 

Artikel 25 Waarde - Archeologie

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende

regels:

er mag niet worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden andere aangewezen

bestemming.

 

25.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het

bepaalde in lid 2, voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen

onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

 

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.4.1 In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 500 m² of meer:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,4 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,4 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,4 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

25.4.2 Het in lid 4.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  3. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

25.4.3 De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

25.4.4 In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen of

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

 

 

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als dubbelbestemming voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen en andere dubbelbestemmingen) tevens bestemd voor:

  1. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. dijken en kaden;

  2. wegen en paden;

  3. parkeervoorzieningen;

 

met (de) daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

26.2 Bouwregels

26.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de basisbestemmingen en de andere dubbelbestemmingen mag op deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

 

26.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' worden gebouwd.

 

26.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

 

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 en toestaan dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in een andere voor die gronden aangewezen bestemmingen.

 

26.3.2 De in lid 3.1 genoemde vergunning wordt verleend, mits:

  1. geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen, zoals omschreven in lid 1;

  2. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterbeheerder.

 

26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een basisbestemming of andere dubbelbestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen wordt gedaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Indien en voor zover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in andere voor die gronden aangewezen bestemmingen een omgevingsvergunning van kracht is, geldt dat de daarin genoemde werken en werkzaamheden, voor zover deze althans niet worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering', uitsluitend toelaatbaar zijn, mits:

  1. door die werken of werkzaamheden tevens geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen, zoals omschreven in lid 1;

  2. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterbeheerder.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 28 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

 

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  2. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

  3. de ruimte tussen bouwwerken.

 

 

 

Artikel 29 geluidzone - gezoneerd industrieterrein

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – gezoneerd industrieterrein' gelden beperkingen met als doel om een te hoge geluidbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein, buiten de aangewezen gronden, tegen te gaan.

 

29.2 Gebruiksregels

Het is niet toegestaan bedrijfsgebouwen en gronden binnen het gezoneerde industrieterrein te gebruiken, zodanig, dat als gevolg van dit gebruik:

  1. de geluidbelasting op de buitenste grens van de als 'geluidzone – industrie' aangewezen gronden hoger wordt dan 50 dB(A);

  2. de geluidbelasting op de gevel van woningen en van andere geluidgevoelige gebouwen binnen de als 'geluidzone – industrie' aangewezen gronden hoger is dan 50 dB(A), dan wel hoger dan de hogere grenswaarde die voor de vaststelling van deze verordening is verleend.

 

 

 

Artikel 30 geluidzone - industrie

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn geen geluidgevoelige gebouwen toegestaan.

 

30.2 Bouwregels en gebruiksregels

Een woning of ander gebouw als bedoeld in lid 1 is binnen deze geluidzone niet toegestaan, tenzij:

  1. een besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde voor de betrokken woning of voor het betrokken gebouw vóór de vaststelling van de verordening is genomen;

  2. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein op enige gevel van de betrokken woning of het betrokken gebouw niet hoger zal zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde.

 

 

Artikel 31 luchtvaartverkeerzone - lib

 

31.1 Luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.1

Voor zover de gronden, met de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - lib', zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.1, zoals aangegeven in bijlage LIB221, gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing en het gebruik daarvan, gesteld in artikel 2.2.1 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

 

31.2 Luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.2

Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2, zoals aangegeven in bijlage LIB222, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde en objecten, gesteld in artikel 2.2.2 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

 

31.3 Luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.3

Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3, zoals aangegeven in bijlage LIB223, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking, gesteld in artikel 2.2.3 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

 

 

Artikel 32 veiligheidszone - lpg

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' gelden bouwbeperkingen voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico vanwege een vulpunt voor LPG.

 

32.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

er mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gebouwd.

 

32.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de aangeduide veiligheidszone te verkleinen of op te heffen, indien door wijziging van wetgeving of verandering of verwijdering van de inrichting een kleinere of geen veiligheidscontour meer van toepassing is.

 

 

Artikel 33 veiligheidszone - munitie B, C

 

33.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone munitie B, C gelden aanleg-, bouw- en gebruiksbeperkingen voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico vanwege de opslag van munitie en/of ontplofbare stoffen.

 

33.2 Aanlegregels, bouwregels en gebruiksregels

 

33.2.1 In de als zodanig aangegeven B-zone zijn (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten en (geprojecteerde) kwetsbare objecten, zoals genoemd in de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik 2006, niet toegestaan.

 

33.2.2 In de als zodanig aangegeven C-zone zijn niet toegestaan:

a. gebouwen met vliesgevels of gordijngevelconstructies;

b. gebouwen met zéér grote aaneengesloten glasoppervlakten waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt.

 

 

33.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aangeduide veiligheidszones te verkleinen of op te heffen indien door wijziging van wetgeving of verandering of verwijdering van de inrichting kleinere of geen veiligheidscontouren meer van toepassing zijn.

 

 

 

Artikel 34 vrijwaringszone - straalpad

 

34.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – straalpad’ gelden bouwhoogtebeperkingen.

 

34.2 bouwregels

Op deze gronden mag de hoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 28 meter + NAP zijn.

 

 

Artikel 35 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde op de verbeelding en in deze regels voor:

  1. het afwijken met niet meer dan 10% van de in de verordening aangegeven percentages, maten en oppervlakten, met dien verstande dat de bouwhoogte in de bestemming 'Kantoor' niet hoger mag zijn dan de bouwhoogte die uit hoofde van het Luchthavenindelingbesluit als maximum is toegestaan;

  2. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. het in geringe mate afwijken tot ten hoogste 2 m van een bouwgrens, mits dit nodig is om het bouwplan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen werkelijke toestand van het terrein en de verbeelding;

  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;

  5. het verhogen van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen met maximaal 25% ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de totale oppervlakte van vergrotingen op dat gebouw niet meer is dan 50% van de oppervlakte van de bovenste verdiepingsvloer;

  6. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van civiele kunstwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m.

  7. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte met 5 meter voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van de technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd.

 

 

Artikel 36 Algemene wijzigingsregels

Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in de verordening opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter zijn en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 37 Overgangsrecht

 

37.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen die op dat tijdstip is verleend of is aangevraagd, en afwijkt van de verordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

37.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met die beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van de verordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

37.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen, kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijking toestaan.

 

 

 

Artikel 38 Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

regels van de beheersverordening 'Haarlemmermeer 2014' van de gemeente Haarlemmermeer.