Planregels
Bestemmingsplan Hoofddorp Tudorpark e.o. 1e herziening
NL.IMRO.0394.BPGhfdtudpeo1eherz-C001
plan:
het bestemmingsplan Hoofddorp Tudorpark e.o. 1e herziening met identificatienummer NL.IMRO.0394.BPGhfdtudpeo1eherz-C001 van de gemeente Haarlemmermeer.
uitwerkingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
bestemmingsplan:
het door de raad van de gemeente Haarlemmermeer op 9 januari 2014 vastgestelde bestemmingsplan ‘Hoofddorp Tudorpark en omgeving’
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of
het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aan huis verbonden beroepsuitoefening:
het in of aan huis uitoefenen van (vrije) beroepen en/of het in of aan huis
ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten door de bewoner van dat huis en
maximaal één werknemer.
afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte
van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.
archeologische waarde:
de
aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en waarde studie van
de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak van het
bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd.
bergbezinkbassin
een ten behoeve van de waterhuishouding vuilreducerende
voorziening in de riolering metzowel een bergings-
als een bezinkfunctie in de vorm van een bak.
bestaand bouwwerk:
het op de dag van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaande
bouwwerk, evenals een bouwwerk dat wordt of mag worden gebouwd krachtens een
voor deze dag verleende of krachtens een voor deze dag aangevraagde, maar nog
te verlenen omgevingsvergunning.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd
gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
het vergroten van een bouwwerk.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip
van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond.
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het
gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat
gebied heeft gemaakt.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit.
ecologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarde als leefgebied voor één of meerdere al dan
niet met een wettelijk beschermde status soorten flora en fauna.
erker:
een
aan een voor- of zijgevel van een hoofdgebouw uitgebouwd deel.
erotisch getinte horeca:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van
voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens
bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische
en niet-alcoholische dranken en (kleine) etenswaren.
garagebox:
gebouw ten behoeve van het stallen van voertuigen.
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
hoofdgebouw:
een of meerdere panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en,
indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die
bestemming het belangrijkst is.
kunstobject:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat strekt tot het tot uitdrukking brengen
van een kunstzinnig idee, door het op creatieve wijze vorm geven aan materiaal
of materialen, zoals steen, hout, brons, glas e.d.
kunstwerk:
een civiel bouwwerk, waaronder zijn begrepen aquaducten, bruggen, sluizen,
tunnels en viaducten, alsook daarmee gelijk te stellen bouwwerken.
kwetsbaar
object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan
wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen een grenswaarde voor het
plaatsgebonden risico is bepaald, die in acht moet worden genomen.
maaiveld:
de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangelegd
terrein waar een gebouw zal worden opgericht.
mantelzorg:
de langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt
aangeboden aan een aantoonbare hulpbehoevende (zoals op fysiek en/of psychisch
en/of psycho-sociaal vlak) door personen uit diens
directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtsreeks voortvloeit uit de sociale
relatie.
monument:
•
alle zaken en terreinen die van algemeen
belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun
cultuurhistorische waarde en die zijn opgenomen in het monumentenregister, zoals
bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 dan wel panden waaromtrent de
minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingevolge artikel 3 van deze wet
het voornemen tot plaatsing op de monumentenlijst heeft kenbaar gemaakt;
•
panden en terreinen die zijn geplaatst op de
monumentenlijst zoals bedoeld in de gemeentelijke monumentenverordening.
natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische,
bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied.
nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteitsen communicatievoorzieningen en voorzieningen
ten behoeve van de inzameling van afval.
normaal
onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden.
ondergronds
bouwen:
het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld (zoals kelders
en parkeergarages).
permanente
bewoning:
het gebruik van een kampeermiddel, recreatieverblijf of vakantiehuis door een
persoon, gezin of andere groep van personen, op een wijze die ingevolge de Wet
gemeenschappelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving
van bewoner(s) in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente
Haarlemmermeer, terwijl deze perso(o)n(en) niet
aannemelijk kan/kunnen maken elders over een hoofdverblijf te beschikken.
planverbeelding:
de analoge en digitale verbeelding van de
bestemming(en) bij dit bestemmingsplan.
praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn inrichting en indeling
geschikt is om te worden gebruikt door beoefenaren van vrije beroepen; onder
vrije beroepen worden in dit plan verstaan (para)medische, juridische,
therapeutische, ontwerp-technische, administratieve,
kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
anderen tegen vergoeding.
risicovolle
inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen
een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. de risicoafstand moet
worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of
beperkt kwetsbare objecten.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte of locatie waarin bedrijfsmatig,
of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden
verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder
seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een
erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een
parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
stedenbouwkundige
waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de stedenbouwkundige
elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van de
bouwwerken in dat gebied.
voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden
afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs
wegen, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het
Besluit geluidhinder spoorwegen.
Webwinkel
aan huis:
een aan de hoofdfunctie van het perceel
ondergeschikte vorm van detailhandel waarbij goederen via internet te koop
worden aangeboden aan particulieren. Daarbij kan ook horen dat de gedane
bestellingen worden geaccepteerd, de betalingen worden gecontroleerd en de
bestelde goederen worden verzameld, verpakt, gereedgemaakt ter verzending en
ter verzending worden aangeboden. Ter plaatse worden geen goederen te koop
aangeboden, vindt geen uitstalling van goederen plaats en worden geen goederen
geleverd aan klanten. De activiteit mag niet zodanig zijn dat deze onevenredige
hinder oplevert in de woonomgeving.
woning:
een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
woongebouw:
een gebouw dat twee of meer naast elkaar
en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua
uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
zend-/
ontvanginstallatie:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct met de grond is verbonden
(vrijstaand) of indirect met de grond is verbonden (niet-vrijstaand), gericht
op het gebruik voor (mobiele) telecommunicatie.
zorgbehoevende:
degene die mantelzorg behoeft.
zorgverlener/mantelzorger:
degene die mantelzorg geeft/verleent.
Bij toepassing
van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling, alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het
kleinste is.
(bouw)hoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig
bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van
een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant
van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
hoogte van een
windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
inhoud van een
bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken endakkapellen.
lengte, breedte
en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart
van de gemeenschappelijke scheidsmuren).
oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
peil:
•
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang
direct aan de weg grenst: de
hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
•
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang
niet direct aan de weg
grenst:de hoogte van het terrein ter hoogte van die
hoofdtoegang bij
voltooiing van de bouw;
•
indien in of op het water wordt gebouwd: het
Normaal Amsterdams Peil (of
een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
•
voor een bouwwerk op een viaduct of brug : de
hoogte van de kruin van het
viaduct of de brug ter plaatse van het bouwwerk.
verticale diepte:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer
tot het laagste punt van het gebouw, dan wel wanneer geen sprake is van een
bovenliggende begane grondvloer, gemeten van het peil tot het laagste punt van
het gebouw.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden
ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers,
balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen (dus niet goot- en
bouwhoogten) niet meer dan 1 meter bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a wonen;
b aan huis verbonden
beroepsuitoefening;
c verkeer;
d groen;
met daarbij behorend(e):
e. tuinen;
f. terreinverhardingen;
g. erven;
h. bergingen;
i. parkeervoorzieningen;
j. waterhuishoudkundige
voorzieningen;
k. voet- en fietspaden;
l. speelvoorzieningen;
m. dagrecreatieve
voorzieningen;
n. (ondergrondse)
inzamelpunten voor huishoudelijk afval;
o. nutsvoorzieningen;
p. kunstobjecten
q. woonstraten
r. groenvoorzieningen
3.2 Bouwregels
a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
b. gestapelde woningen mogen alleen worden gebouwd binnen de gronden met de bouwaanduiding “gestapeld”;
c. de hoogte van gestapelde woningen mag niet meer zijn dan 25 meter;
d. de hoogte van grondgebonden woningen mag niet meer zijn dan 13 meter;
e. bij grondgebonden woningen mag per bouwperceel de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, hoofdgebouwen daarbij niet meegerekend, niet meer zijn dan 50% van dat bouwperceel tot een maximum van 75 m², dan wel de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw;
f. bij grondgebonden woningen mag op de gronden buiten het
bouwvlak,
wanneer deze gronden 750 m2 of meer per perceel bedragen, de gezamenlijke
oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 10% van de buiten het bouwvlak
gelegen gronden met een maximum van 250 m2;g. bij grondgebonden woningen
mag op de gronden buiten het bouwvlak, wanneer deze gronden 750 m2 of meer per
perceel bedragen, de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan
10% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 250 m2;
g. bij geschakelde grondgebonden woningen, niet zijnde geschakelde tweeonder-één-kapwoningen, geldt dat de diepte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de achterste bebouwingsgrens dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
h. bij grondgebonden woningen geldt dat de bouwhoogte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie tussen de tweede en de derde bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 7 meter;i. bij grondgebonden woningen geldt dat de bouwhoogte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie tussen de tweede en de derde bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 7 meter;
i. bij grondgebonden woningen geldt dat de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 3 meter en de nokhoogte niet meer dan 7 meter;
j. het totale aantal woningen mag voor het gebied waarvoor de bestemming ‘Woogebied - uit te werken” in het bestemmingsplan Hoofddorp Tudorpark en omstreken inclusief de onderhavige partûele herziening daarvan geldt niet groter zijn dan 1100;
k. in woonblokken mogen telkens niet meer dan 8 grondgebonden
woningen aaneengebouwd worden
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer zijn dan 1 meter;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
a. ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw.
b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 4 meter.
3.3.1 Het gebruik van een woning ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening
is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 50 m².
a. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.
b. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
c. het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
d. het gebruiken van het hoofdgebouw ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van webwinkels aan huis, wanneer deze voldoen aan de bepalingen van 2.3.1.
e. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bergingen.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in 2.3.2. sub a en toestaan dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken tijdelijk worden
gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
a. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;
b. voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet
buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. het bouwen bij
hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
b. de parkeergelegenheid en
laad- en losmogelijkheden; en
c. de ruimte tussen
bouwwerken.
Burgemeester en wethouders, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de
verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde op de
verbeelding en in deze regels voor:
a. het afwijken met niet meer dan 10% van de in dit bestemmingsplan aangegeven
percentages, maten en oppervlakten;
b. het afwijken met niet meer dan 20% van de in dit bestemmingsplan aangegeven
percentages, maten en oppervlakten voor nieuw te bouwen woningen;
c. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de
aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of
–intensiteit daartoe aanleiding geven;
d. het in geringe mate afwijken tot ten hoogste 2 m van een bouwgrens, mits dit
nodig is om het plan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen
werkelijke toestand van het terrein en de verbeelding;
e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
f. het verhogen van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen met maximaal 25% ten
behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers,
liftkokers en lichtkappen, mits de totale oppervlakte van vergrotingen op dat
gebouw niet meer is dan 50% van de oppervlakte van de bovenste
verdiepingsvloer;
g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ten behoeve van civiele kunstwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot
niet meer dan 40 meter;
h. de maximale bouwhoogte met 5 meter voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare
wijze behuizen van de technische installaties,
windmolens daaronder begrepen, met dien verstande dat maximaal 25% van het
dakvlak mag worden bebouwd;
i. het bepaalde onder b. van dit artikel en toestaan dat de goot- en bouwhoogte
van een gebouw worden vergroot met niet meer dan 1 meter.
overschrijding
bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen
wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover
zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of
bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten
hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden
vergroot.
8.1 Bij een rechtstreekse bouwtitel
Indien in het kader van dit bestemmingsplan gebouwd kan worden dienen
bij het verlenen van een daartoe benodigde omgevingsvergunning de parkeernormen
in acht te worden genomen zoals deze zijn opgenomen in het geldende
parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer.
8.2 Bij een afwijking van de bouwregels
Indien burgemeester en wethouders op basis van artikel
3.6.1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening afwijken van de bouwregels dienen
bij het verlenen van de omgevingsvergunning de parkeernormen in acht te worden
genomen zoals deze in het geldende parkeerbeleid zijn opgenomen.
8.3 Afwijking van de
toepassingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 1, in die zin dat ontheffing kan
worden verleend van de parkeernormering, indien op basis van gegronde redenen
kan worden aangetoond dat het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere
omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. Een ontheffing wordt niet verleend
als het bouwplan redelijkerwijs zodanig gewijzigd kan worden dat alsnog wordt
voldaan aan de parkeernormen.
Ontheffing kan worden verleend indien:
a. aanvrager kan aantonen
dat het voldoen aan de parkeernormen feitelijk en/of economisch gezien redelijkerwijs
onmogelijk is en het belang dat gediend is met het voldoen aan de parkeernormen
niet onevenredig wordt aangetast; en
b. op andere wijze in de
nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen
en
fietsen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze
parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te
blijven.
Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het
eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het
eerste lid met maximaal 10 %.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op
het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd
is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
9.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht
bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een
of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van
die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Deze regels worden aangehaald als:
regels van het bestemmingsplan ‘Hoofddorp Tudorpark
e.o. 1e herziening’
van de gemeente Haarlemmermeer.