Planregels
bestemmingsplan Hoofddorp Overbos
april 2017
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN
ARTIKEL 1 Begripsbepalingen
plan (digitaal)
het bestemmingsplan 'Hoofddorp Overbos' van de gemeente Haarlemmermeer
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdoverbos-C001 met de bijbehorende regels
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft
aan huis verbonden beroepsuitoefening:
het in of aan huis uitoefenen van (vrije) beroepen en/of het in of aan huis ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten door de bewoner van dat huis en maximaal één werknemer
achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw op niet te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen
agrarische bedrijfsactiviteiten:
bedrijfsactiviteiten die zijn gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren
archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en waarde studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden
baliefunctie:
een voor het publiek toegankelijk loket binnen een kantoor, van waaruit diensten (geen zichtbare goederen) aan de klant wordt geleverd
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde
bebouwingsgebied:
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw
bebouwingspercentage:
een percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd
bed & breakfast
een vorm van aan huis verbonden beroepsuitoefening, bestaande uit het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf en ontbijt in de woning en bijbehorende gebouwen bij particulieren thuis. Kortdurend is een verblijf van maximaal twee weken. Een bed & breakfast mag uit maximaal vier van elkaar afgescheiden ruimten met maximaal acht slaapplaatsen bestaan.
Het vereiste minimum aantal parkeerplaatsen per bed & breakfastkamer, c.q. daartoe afgescheiden ruimte, is 1.
bedrijfsactiviteiten:
het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en/of verhandelen van goederen, evenals diverse vormen van opslag en logistiek
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat blijkens aard en indeling bruikbaar en noodzakelijk is voor de uitoefening van een bedrijf, met uitzondering van (bedrijfs)woningen
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die daar in gebruik is in verband met het uitvoeren van de bestemming van het gebouw of het terrein.
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden
bergbezinkbassin:
een ten behoeve van de waterhuishouding vuilreducerende voorziening in de riolering met zowel een
bergings- als een bezinkfunctie in de vorm van een bak
bestaand bouwwerk:
het op de dag van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaande bouwwerk, evenals een bouwwerk dat wordt of mag worden gebouwd krachtens een voor deze dag verleende of krachtens een voor deze dag aangevraagde, maar nog te verlenen omgevingsvergunning
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond
bruto bedrijfsvloeroppervlak:
het totale bedrijfsvloeroppervlak; hieronder wordt verstaan het verkoopvloeroppervlak, de productieruimte, de administratieve ruimte, de verkeersruimte (gangen), de opslagruimte (magazijn, kelder), plus alle overige voor bedrijfsuitoefening benodigde ruimte (sanitaire ruimte, garagebox voor bedrijfsauto).
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit
dienstverlening:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen.
discotheek/ bar-dancing:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen
ecologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarde als leefgebied voor één of meerdere al dan niet met een wettelijk beschermde status soorten flora en fauna
erker:
een aan een voorgevel of zijgevel van een hoofdgebouw uitgebouwd deel
erotisch getinte horeca:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en (kleine) etenswaren
erf:
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienst van het gebruik van dat gebouw
extensieve recreatie:
vormen van openluchtrecreatie, zoals wandelen en fietsen, waarbij vooral het landschap of bepaalde aspecten daarvan worden beleefd en waarbij relatief weinig recreanten aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid
garagebedrijf:
een bedrijf, dat is gericht op het te koop aanbieden van, waaronder uitstalling ten verkoop, verkopen en herstellen van motorvoertuigen
garagebox:
gebouw ten behoeve van het stallen van voertuigen
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone (50 dB(A)) moet worden vastgesteld
hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is
horeca:
een bedrijfsfunctie die is gericht op het verstrekken van logies en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
Daarbij worden de volgende categorieën onderscheiden:
a. horeca categorie 1:
zelfstandige horeca-inrichtingen, hoofdzakelijk gericht op spijsverstrekking en
het verstrekken van alcoholvrije dranken aan bezoekers en werknemers van winkelgebieden,
kantoor- en bedrijventerreinen, toeristisch-recreatieve gebieden e.d. Daaronder worden begrepen
een ijssalon, lunchroom, snackbar, koffie/theehuis en andere naar aard en invloed op de
omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.
b. horecacategorie 2:
zelfstandige horeca-inrichtingen, hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van
alcoholhoudende dranken, maaltijden en het bieden van gelegenheid om te luisteren naar
(mechanische) muziek. Daaronder worden begrepen een bar, restaurant en andere naar aard en
invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.
c. horeca categorie 3:
- zelfstandige, grootschalige horeca-inrichtingen (1.000 m2 bvo of meer), hoofdzakelijk gericht
op het verstrekken van alcoholhoudende dranken in combinatie met het geven van
gelegenheid tot het luisteren naar (live) muziek, het kunnen dansen en/of het bieden van
ander vermaak en
- zelfstandige, grootschalige fastfoodvestigingen (1.000 m2 bvo of meer)
Daaronder worden begrepen: partycentrum, discotheek, grootschalige fastfood en andere naar
aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.
huishouden:
van een huishouden is sprake indien de bewoners op het betreffende adres staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, er voorzien is in gezamenlijke ruimtes, zoals woonkamer, keuken, toilet en badkamer en alle gezamenlijke ruimtes gezamenlijk worden gebruikt
hotel:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van ter plaatse te nuttigen maaltijden en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie
kantoor:
een (deel van een) gebouw waarin directie en/of administratie van een (dienstverlenend) bedrijf zijn gevestigd
kas:
een gebouw waarvan de wanden en het dak bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen
kunstobject:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat strekt tot het tot uitdrukking brengen van een kunstzinnig idee, door het op creatieve wijze vorm geven aan materiaal of materialen, zoals steen, hout, brons, glas en dergelijke
kunstwerk:
een civiel bouwwerk, waaronder zijn begrepen aquaducten, bruggen, sluizen, tunnels en viaducten, alsook daarmee gelijk te stellen bouwwerken.
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden
ligplaats woonschepen:
een gedeelte van openbaar water dat bestemd is voor een woonschip met bijbehorende voorzieningen zoals steigers en meerpalen
loopstraat:
een verbinding voor voetgangers boven de grond, op de hoogte van de vloer van de tweede bouwlaag, langs blokken gestapelde woningen en als voetgangsverbinding tussen die blokken
maaiveld:
de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangelegd terrein waar een gebouw zal worden opgericht
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve voorzieningen, voorzieningen gericht op jeugd en/of kinderopvang en/of naschoolse opvang, voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven, voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg, sociale en/of levensbeschouwelijke voorzieningen en openbare dienstverlening
monument:
alle zaken en terreinen die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die zijn opgenomen in het monumentenregister, zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 dan wel panden waaromtrent de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingevolge artikel 3 van deze wet het voornemen tot plaatsing op de monumentenlijst heeft kenbaar gemaakt;
panden en terreinen die zijn geplaatst op de monumentenlijst zoals bedoeld in de gemeentelijke monumentenverordening.
natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied
nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval
normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden
ondergronds bouwen:
het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld, zoals kelders en parkeergarages
ondersteunende horeca/ dienstverlening/ detailhandel:
activiteiten dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit op een perceel
waarbij geldt dat
de ondersteunende activiteit niet meer omvat dan 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m2 vvo of 200 m2 bvo;
de openingstijden vallen binnen die van de hoofdactiviteit;
de toegang uitsluitend plaats vindt via de hoofdingang van de hoofdactiviteit.
permanente bewoning:
het gebruik van een kampeermiddel, recreatieverblijf of vakantiehuis door een persoon, gezin of andere groep van personen op een wijze die ingevolge de Wet gemeenschappelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving van bewoner(s) in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Haarlemmermeer, terwijl deze perso(o)n(en) niet aannemelijk kan/ kunnen maken elders over een hoofdverblijf te beschikken
planverbeelding:
de analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan
praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn inrichting en indeling geschikt is om te worden gebruikt door beoefenaren van vrije beroepen; onder vrije beroepen worden in dit plan verstaan (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met anderen tegen vergoeding
recreatie:
vrijetijdsbesteding gericht op ontspanning
recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan
restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie
risicovolle inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. de risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte of locatie waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
snackbar:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken; hieronder begrepen ‘cafetaria’
tuinhuis:
een gebouw - geen woonkeet, stacaravan, toercaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde - dat uitsluitend ruimten bevat voor recreatief verblijf en/of recreatief nachtverblijf en/of het opslaan van materiaal dat gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden of het houden van een volkstuin
verkoopvloeroppervlak (vvo):
deel van het bruto vloeroppervlak van een bedrijf dat voor publiek toegankelijk is en dat daadwerkelijk kan worden gebruikt voor verkoopdoeleinden
volkstuin:
terrein voor het hobbymatig kweken en telen van gewassen, enkel bedoeld voor de eigen consumptie en gebruik en dat niet bij de eigen woning ligt
volkstuincomplex:
terrein met een oppervlakte van ten minste 10 are waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden
voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen
woning:
een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden
woongebouw:
een gebouw dat twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden
woonschip:
elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf
woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst
standplaats:
een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn
die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten
kunnen worden aangesloten
zend-/ ontvanginstallatie:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct met de grond is verbonden (vrijstaand) of indirect met de grond is verbonden (niet-vrijstaand), gericht op het gebruik voor (mobiele) telecommunicatie
ARTIKEL 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling, alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinste is.
(bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de goothoogte van dakkapellen, topgevels, trappenhuizen, liftkokers, schoorstenen en andere gelijksoortige ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten.
hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine
hoogte van een zend-/ ontvangstinstallatie:
de hoogte gemeten tussen de onderkant van de voet en het hoogste punt van de antenne-installatie, bliksemafleiders en dergelijke niet meegerekend
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen
lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren)
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk
peil:
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
voor een bouwwerk op een viaduct of brug : de hoogte van de kruin van het viaduct of de brug ter plaatse van het bouwwerk.
verticale diepte:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de beganegrondvloer tot het laagste punt van het gebouw, danwel wanneer geen sprake is van een bovenliggende beganegrondvloer, gemeten van het peil tot het laagste punt van het gebouw
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen c.q. bestemmingsgrenzen (dus niet goot- en bouwhoogten) niet meer dan 1 meter bedraagt.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
2.1 Bestemmingen
ARTIKEL 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
nutsvoorzieningen;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
fiets- en voetpaden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan.
3.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
ARTIKEL 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de volgende functies die uitsluitend uitgeoefend mogen worden op de beganegrondlaag:
detailhandel;
dienstverlening;
maatschappelijke voorzieningen;
horeca-activiteiten tot en met categorie 2;
cultuur en ontspanning;
kantoren;
bovendien de volgende functies voor zover die worden uitgeoefend op de verdieping(en) van gebouwen:
wonen;
aan huis verbonden beroepsuitoefening;
administratieve ruimte ten behoeve van de onder a. sub 1 tot en met a. sub 5 genoemde functies, tot maximaal 30% van het brutovloeroppervlak per vestiging met een maximum van 100 m2 per vestiging
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
wegen en paden;
verblijfsgebied;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
toegangen, opgangen en bergingen;
reclame-uitingen
met daaraan ondergeschikt:
kunstobjecten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' zijn de aangegeven maximum bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage toegestaan;
ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 4 meter;
ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig gebouw.
4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van terrasafscheidingen en windschermen mag niet meer zijn dan 1,5 meter;
de hoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 10 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de omvang per gebouw niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Het gebruik van een woning ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 50 m².
4.4.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 onder a-4 en toestaan dat horeca-activiteiten worden gevestigd die één categorie hoger zijn ingeschaald, met dien verstande dat deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen deze bestemming.
ARTIKEL 5 Detailhandel - Keukencentrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel - Keukencentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel in keukens
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
reclame-uitingen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bouwpercentage’ zijn de aangegeven maximum bouwhoogte (m) en het maximum bouwpercentage' toegestaan.
5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
5.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
ondergrondse gebouwen zijn alleen daar toegestaan daar waar ook bovengronds gebouwd is of mag worden;
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag maximaal 3,5 meter onder peil zijn.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
ARTIKEL 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
dienstverlening;
maatschappelijke voorzieningen;
sport
met daarbij behorend(e):
verhardingen, inritten en uitritten;
wegen en paden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
toegangen, opgangen en bergingen;
reclame-uitingen
met daaraan ondergeschikt:
kunstobjecten.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' zijn de aangegeven maximum bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' zijn de aangegeven maximum goothoogte, bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
6.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
ondergrondse gebouwen zijn toegestaan in maximaal één bouwlaag met een diepte van maximaal 4 meter;
ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig gebouw.
6.3 specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gebouwen voor activiteiten dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit, zoals detailhandel en horeca, is toegestaan. Daarbij geldt dat:
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
ARTIKEL 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen
met daaraan ondergeschikt:
wandel- en fietspaden;
speelvoorzieningen;
bergbezinkbassins;
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn de gronden tevens bestemd voor een nutsvoorziening;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
kunstobjecten.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen;
de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 4 meter;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m2;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter;
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - loopstraat' zijn loopstraten toegestaan.
7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 6 meter.
ARTIKEL 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
educatieve (onderwijs)voorzieningen;
voorzieningen gericht op jeugd en/of kinderopvang en/ of naschoolse opvang;
voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven;
voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg;
welzijnsinstellingen;
sociale en/of levensbeschouwelijke voorzieningen;
openbare dienstverlening;
ter plaatse van de aanduiding 'sport' is tevens sport toegestaan
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' zijn de aangegeven maximum bouwhoogte en het aangegeven maximum bebouwingspercentage toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' zijn de aangegeven maximum goothoogte en bouwhoogte en het aangegeven maximum bebouwingspercentage toegestaan.
8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
8.3 afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gebouwen voor activiteiten zoals horeca en detailhandel dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
ARTIKEL 9 Recreatie - Volkstuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Volkstuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
volkstuinen en moestuinen;
tuinen en erven
en daarbij behorende:
verenigingsgebouwen mede ten behoeve van onderhoud, beheer en sanitaire voorzieningen;
hobbykasjes;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
groenvoorzieningen;
wandelpaden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) zijn de aangegeven maximum goothoogte en bouwhoogte toegestaan;
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' is een verenigingsgebouw toegestaan;
er is maximaal één hobbykasje toegestaan per volkstuin, uitsluitend op een volkstuin van minimaal 10 meter bij 15 meter;
de omvang van een hobbykasje mag niet meer zijn dan 20 m².
9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepaling:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter.
ARTIKEL 10 Tuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen
met daarbij behorend(e):
terreinverhardingen;
bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn erkers;
de diepte van erkers mag niet meer zijn dan 1,20 meter, met dien verstande dat de afstand tussen de erker en de bouwperceelsgrens niet minder dan 1 meter is;
de breedte van erkers mag niet meer dan 65% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
de bouwhoogte van erkers mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - carport' zijn tevens carports toegestaan;
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - loopstraat' zijn loopstraten toegestaan.
10.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan voor zover de artikelen 2 en 3 van de in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage, genoemde situaties dit toelaten;
carports zijn niet toegestaan.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
ARTIKEL 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;
parkeervoorzieningen;
groen;
bergbezinkbassins;
kunstwerken
met daarbij behorend(e):
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidschermen en luchtkwaliteitschermen;
nutsvoorzieningen;
speelvoorzieningen
met daaraan ondergeschikt:
kunstobjecten;
reclame-uitingen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling;
de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 10 m2;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter;
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - loopstraat' zijn loopstraten toegestaan.
11.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 10 meter.
ARTIKEL 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
bergbezinkbassins;
bruggen ten behoeve van langzaam verkeer;
met daarbij behorend(e):
verhardingen;
groen;
nutsvoorzieningen
met daaraan ondergeschikt:
vlonders, steigers, overkappingen of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn bergbezinkbassins;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.
12.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter;
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - loopstraat' zijn loopstraten toegestaan.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
ligplaatsen voor woonschepen;
opslag, behoudens tijdelijke opslag voortkomend uit het onderhoud en/ of gebruik in overeenstemming met de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken.
ARTIKEL 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
aan huis verbonden beroepsuitoefening
met (de) daarbij behorende:
tuinen en erven;
parkeren.
13.1.2 Specifiek
Ter plaatse van de aanduiding:
‘praktijkruimte’ zijn de gronden tevens bestemd voor praktijkruimte.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
per bouwperceel is één woning toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ zijn de aangegeven maximum goothoogte en maximum bouwhoogte toegestaan;
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
in het bebouwingsgebied zijn uitsluitend toegestaan bijbehorende bouwwerken, voor zover de artikelen 2 en 3 van de in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage, genoemde situaties dit toelaten;
in afwijking van het bepaalde in lid 2.1 sub f geldt, dat de maximum oppervlakte in het geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m², in totaal 250 m2 is toegestaan;
in afwijking van het bepaalde in lid 2 sub f mag de oppervlakte van gebouwen gelijk zijn aan de oppervlakte van bestaande gebouwen met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' is het aangegeven maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen gestapelde woningen worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' moet een onderdoorgang in stand gelaten worden.
13.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan voor zover de artikelen 2 en 3 van de in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage genoemde situaties, dit toelaten;
in afwijking van het bepaalde in lid 2.2 sub a mogen erfafscheidingen in het achtererfgebied op de perceelsgrens worden gebouwd.
13.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
ondergrondse gebouwen zijn alleen daar toegestaan daar waar ook bovengronds gebouwd is of mag worden;
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag maximaal 3,5 meter onder peil zijn.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub f en toestaan dat de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter wanneer een platte dakafdekking wordt toegepast;
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 7 meter wanneer een kap wordt toegepast.
13.3.2 Voor de in lid 3.1 genoemde afwijkingen kan slechts vergunning worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. het stedenbouwkundige beeld, gelet op onder meer de onderlinge samenhang tussen de verschijningsvorm en situering van een bijbehorend bouwwerk enerzijds en die van het hoofdgebouw anderzijds;
b. de woonsituatie;
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².
13.4.2 In afwijking van het bepaalde in lid 4.1 ten aanzien van de maximum oppervlakte mag ter plaatse van de aanduiding ’praktijkruimte' maximaal 100 m² van de gezamenlijke vloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen worden gebruikt voor aan huis verbonden beroep.
13.4.3 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.
het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
ARTIKEL 14 Wonen - Gestapeld
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Gestapeld’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
aan huis verbonden beroepsuitoefening
met daarbij behorend(e):
tuinen;
tereinverhardingen;
erven;
bergingen;
parkeervoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' moet een onderdoorgang in stand gelaten worden.
14.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
14.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
ondergrondse gebouwen mogen ook worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw;
ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter.
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Het gebruik van een woning ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 50 m².
14.3.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.
het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunning- of meldingplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
het gebruiken van het hoofdgebouw ten behoeve van detailhandel;
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bergingen.
ARTIKEL 15 Wonen - Woonwagenstandplaats
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Woonwagenstandplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen in woonwagens;
aan huis verbonden beroepsuitoefening
met daarbij behorend(e):
tuinen;
terreinverhardingen;
erven.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woonwagens niet meer zijn dan het aangegeven aantal wooneenheden;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
de gezamenlijke oppervlakte van de woonwagen en bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 100 m²;
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;
de afstand tussen woonwagens mag niet minder zijn dan 5 meter.
15.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Het gebruik van een woonwagen en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woonwagen en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².
15.3.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.
het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
2.2 Voorlopige bestemmingen
ARTIKEL 16 Maatschappelijk - Voorlopig
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Voorlopig’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
educatieve (onderwijs)voorzieningen;
voorzieningen gericht op jeugd en/of kinderopvang;
met daarbij behorend(e):
groen;
nutsvoorzieningen;
verhardingen;
parkeervoorzieningen;
waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' zijn de aangegeven maximum bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage toegestaan.
16.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet hoger zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
16.3 Geldigheidstermijn voorlopige bestemming
De voor ‘Maatschappelijk - Voorlopig’ aangewezen gronden zijn tot uiterlijk 31 december 2018 bestemd voor de doeleinden als bedoeld in lid 1.
16.4 Definitieve bestemming
De voor ‘Maatschappelijk – Voorlopig’ aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in lid 3, bestemd voor ‘Groen’.
2.3 Dubbelbestemmingen
ARTIKEL 17 Leiding - Hoogspanning
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), primair bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding, met dien verstande dat:
ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - hoogspanning’ een ondergrondse hoogspanningsverbinding van 50 kV met de daarbij behorende belemmeringenstrook is toegestaan.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen gevoelige bestemmingen worden toegelaten.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding – Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of volgende werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van beplanting en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
17.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
17.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
17.4.4 Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen inzake de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade. De leidingbeheerder krijgt gedurende drie weken de gelegenheid om schriftelijk advies uit te brengen.
ARTIKEL 18 Leiding - Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse waterleiding.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding – Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
f. het permanent opslaan van goederen.
18.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
a. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
c. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
18.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
18.5 Adviesprocedure
Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 3 of lid 4 wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
ARTIKEL 19 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
ARTIKEL 20 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde op de verbeelding en in deze regels voor:
het afwijken met niet meer dan 10% van de in dit bestemmingsplan aangegeven percentages, maten en oppervlakten;
het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;
het in geringe mate afwijken tot ten hoogste 2 m van een bouwgrens, mits dit nodig is om het plan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen werkelijke toestand van het terrein en de verbeelding;
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
het verhogen van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen met maximaal 25% ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de totale oppervlakte van vergrotingen op dat gebouw niet meer is dan 50% van de oppervlakte van de bovenste verdiepingsvloer;
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van civiele kunstwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
het gebruik van gronden die worden toegevoegd aan woonpercelen, voor de functie wonen of tuin, en kunnen daarbij toestaan dat een erfafscheiding op de nieuwe perceelsgrens aan de achterzijde van het achtererf van maximaal 2 meter hoog is toegestaan. Bij een hoekwoning geldt dat de erfafscheiding op de achtererfgrens alleen binnen de denkbeeldige lijn langs de zijgevel van het hoofdgebouw naar de achtererfgrens (= voorgevelrooilijn zijgevel) 2 meter hoog mag zijn.
ARTIKEL 21 Algemene wijzigingsregels
Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
ARTIKEL 22 luchtvaartverkeerzone - lib
22.1 luchtvaartverkeerzone - lib 2.2.2
Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB art. 2.2.2, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 222, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en objecten, gesteld in artikel 2.2.2 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
22.2 luchtvaartverkeerzone - lib 2.2.2a
Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB art. 2.2.2, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 222a, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van objecten, gesteld in artikel 2.2.2a van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
22.3 luchtvaartverkeerzone - lib 2.2.3
Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3, zoals aangegeven in bijlage LIB 223, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking gesteld in artikel 2.2.3 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
ARTIKEL 23 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen’ gelden bouwbeperkingen voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen.
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
er mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gebouwd.
ARTIKEL 24 Parkeerregels
24.1 Bij een rechtstreekse bouwtitel
Indien in het kader van dit bestemmingsplan gebouwd kan worden, dienen bij het verlenen van een daartoe benodigde omgevingsvergunning de parkeernormen in acht te worden genomen zoals deze zijn opgenomen in het geldende parkeerbeleid van Haarlemmermeer. De benodigde parkeerplaatsen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd.
24.2 Bij een afwijking van de bouwregels
Indien burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening afwijken van de bouwregels, dienen bij het verlenen van de omgevingsvergunning de parkeernormen in acht te worden genomen zoals deze zijn opgenomen in het geldende parkeerbeleid van Haarlemmermeer.
24.3 Afwijking van de toepassingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, in die zin dat ontheffing kan worden verleend van de parkeernormering, indien op basis van gegronde redenen kan worden aangetoond dat het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. Een ontheffing wordt niet verleend als het bouwplan redelijkerwijs zodanig gewijzigd kan worden dat alsnog wordt voldaan aan de parkeernormen. Ontheffing kan worden verleend indien:
aanvrager kan aantonen dat het voldoen aan de parkeernormen feitelijk en/of economisch gezien redelijkerwijs onmogelijk is en het belang dat gediend is met het voldoen aan de parkeernormen, niet onevenredig wordt aangetast; en
op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
24.4 Specifieke gebruiksregels
Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
ARTIKEL 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
25.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
ARTIKEL 26 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
regels van het bestemmingsplan 'Hoofddorp Overbos' van de gemeente Haarlemmermeer.