Planregels
Bestemmingsplan
Hoofddorp Assumburg 1
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
ARTIKEL 1 Begrippen
plan
het bestemmingsplan 'Hoofddorp Assumburg 1' van de gemeente Haarlemmermeer.
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0394.BPGhfdassumburg1-C001 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aan huis verbonden beroepsuitoefening
het in of aan huis uitoefenen van (vrije) beroepen en/of het in of aan huis ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten door de bewoner van dat huis en maximaal één werknemer.
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bedrijf
een onderneming die tot doel heeft het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en/of verhandelen van goederen, evenals diverse vormen van opslag.
bedrijfsgebouw
een gebouw dat blijkens aard en indeling bruikbaar en noodzakelijk is voor de uitoefening van een bedrijf, met uitzondering van (bedrijfs)woningen.
bergbezinkbassin
een ten behoeve van de waterhuishouden vuilreducerende voorziening in de riolering met zowel een bergings- als een bezinkfunctie in de vorm van een bak.
bestaand bouwwerk
het op de dag van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaande bouwwerk, evenals een bouwwerk dat wordt of mag worden gebouwd krachtens een voor deze dag verleende of krachtens een voor deze dag aangevraagde, maar nog te verlenen omgevingsvergunning.
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
brutobedrijfsvloeroppervlak
het totale bedrijfsvloeroppervlak; hieronder wordt verstaan het verkoopvloeroppervlak, de productieruimte, de administratieve ruimte, de verkeersruimte (gangen), de opslagruimte (magazijn, kelder), plus alle overige voor bedrijfsuitoefening benodigde ruimte (sanitaire ruimte, garagebox voor bedrijfsauto).
bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
dienstverlening
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen.
dubbele woningen
twee grondgebonden woningen met tegen elkaar aan gebouwde, gelijksoortige hoofdgebouwen.
erker
een aan een voorgevel of zijgevel van een hoofdgebouw uitgebouwd deel.
gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
geluidgevoelige objecten
woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
geluidsluwe zijde
zijde van de woning waar de geluidbelasting minder dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) bedraagt.
gestapelde woning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.
horeca
een functie, die is gericht op het verstrekken van logies en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en
dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij de volgende catgorien worden
onderscheiden:
a. horecacategorie 1: zelfstandige horeca-inrichtingen, hoofdzakelijk gericht op verstrekking van spijs
en alcoholvrije dranken aan bezoekers en werknemers van winkelgebieden, kantoor- en
bedrijventerreinen, toeristisch-recreatieve gebieden en dergelijke. Daaronder worden begrepen
een ijssalon, lunchroom, snackbar, koffie/theehuis en andere naar aard en invloed op de
omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.
b. horecacategorie 2: zelfstandige horeca-inrichtingen, hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van
alcoholhoudende dranken, maaltijden en het bieden van gelegenheid om te luisteren naar
(mechanische) muziek. Daaronder worden begrepen een bar, restaurant en andere naar aard en
invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.
c. horecacategorie 3:
- zelfstandige, grootschalige horeca-inrichtingen, dat wil zeggen 1.000 m2 bruto vloeroppervlak
of meer, hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van alcoholhoudende dranken in combinatie
met het geven van gelegenheid tot het luisteren naar (live) muziek, het dansen en/of het
bieden van ander vermaak en
- zelfstandige, grootschalige fastfoodvestigingen, dat wil zeggen 1.000 m2 bruto vloeroppervlak
of meer.
Daaronder worden begrepen: partycentrum, discotheek, grootschalige fastfood en andere naar
aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.
horeca, ondersteunend
Zie ondersteunende horeca horeca/ dienstverlening/ detailhandel.
hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
kantoor
een (deel van een) gebouw waarin directie en/of administratie van een (dienstverlenend) bedrijf zijn gevestigd.
kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat strekt tot het tot uitdrukking brengen van een kunstzinnig idee, door het op creatieve wijze vorm geven aan materiaal of materialen, zoals steen, hout, brons, glas e.d.
kunstwerk
een civiel bouwwerk waaronder zijn begrepen aquaducten, bruggen, sluizen, tunnels en viaducten, alsook daarmee gelijk te stellen bouwwerken.
maaiveld
de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangelegd terrein waar een gebouw zal worden opgericht.
nutsvoorziening
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval.
ondergronds bouwen
het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld, zoals kelders en parkeergarages.
ondersteunende horeca/ dienstverlening/ detailhandel:
activiteiten dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit op een perceel waarbij geldt dat:
de ondersteunende activiteit niet meer omvat dan 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m2 vvo of 200 m2 bvo;
de openingstijden vallen binnen die van de hoofdactiviteit;
de toegang uitsluitend plaats vindt via de hoofdingang van de hoofdactiviteit.
voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
woning
een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
woongebouw
een gebouw dat twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
zend-/ontvang-installatie
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct met de grond is verbonden (vrijstaand) of indirect met de grond is verbonden (niet-vrijstaand), gericht op het gebruik voor (mobiele) telecommunicatie.
ARTIKEL 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling, alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinste is.
2.2 de (bouw)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
2.3 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de goothoogte van dakkapellen, topgevels, trappenhuizen, liftkokers, schoorstenen en andere gelijksoortige ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten.
2.5 de hoogte van een zend-/ ontvangst-installatie
de hoogte gemeten tussen de onderkant van de voet en het hoogste punt van de antenne-installatie, bliksemafleiders en dergelijke niet meegerekend
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen
2.7 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren)
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk
2.9 peil
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
voor een bouwwerk op een viaduct of brug : de hoogte van de kruin van het viaduct of de brug ter plaatse van het bouwwerk
2.10 verticale diepte
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de beganegrondvloer tot het laagste punt van het gebouw, dan wel wanneer geen sprake is van een bovenliggende beganegrondvloer, gemeten van het peil tot het laagste punt van het gebouw
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen c.q. bestemmingsgrenzen (dus niet goot- en bouwhoogten) niet meer dan 1 meter bedraagt.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
ARTIKEL 3 Sport
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
sport;
ter plaatse van de aanduiding ‘sporthal’ voor sportvoorzieningen ten behoeve van binnensport, alsmede voor maatschappelijke doeleinden en voor cultuur en ontspanning in de vorm van voorzieningen gericht op cultuur, spel, vermaak en ontspanning, waaronder begrepen spel- en speelruimten, oefenruimten, creativiteitscentra, bijeenkomsten, zalenverhuur;
met daarbij behorend(e):
wegen en paden;
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
in 3.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de omvang per gebouw niet meer mag zijn dan 20 m2;
de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter respectievelijk 5 meter.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1. Gebruik voor maatschappelijke doeleinden en voor cultuur en ontspanning als bedoeld in 3.1 sub b is toegestaan mits de gebouwde voorzieningen geschikt en beschikbaar blijven voor sport en bijbehorende ruimten.
3.4.2 Het gebruik van gebouwen voor ondersteunende activiteiten, zoals horeca, detailhandel en dienstverlening, is toegestaan.
ARTIKEL 4 Woongebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
aan huis verbonden beroepsuitoefening;
verkeer;
groen;
met daarbij behorend(e):
geluidwerende voorzieningen;
tuinen;
terreinverhardingen;
erven;
bergingen;
parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt;
nutsvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
bergbezinkbassins;
alsmede:
n. parkeren en daarbij behorende buitenruimte ten behoeve van de bestemming ‘Sport’.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
er mogen niet meer dan 55 woningen worden gebouwd;
toegestaan zijn grondgebonden woningen
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn ook gestapelde woningen toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximum goothoogte en maximum bouwhoogte toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan;
in afwijking van sub d. is op hoeken van rijen aaneengebouwde woningen de vereiste van een maximale goothoogte niet van toepassing, voor zover deze woningen niet zijn gelegen aan het Altenburg of het Giessenburg;
de bouwdiepte van het hoofdgebouw van vrijstaande én dubbele woningen mag niet meer zijn dan 13 meter, de bouwdiepte van het hoofdgebouw van rijwoningen mag niet meer zijn dan 11 meter;
het aantal woningen met een geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar lager of gelijk aan de verleende hogere grenswaarden mag niet meer bedragen dan het aantal woningen waar hogere grenswaarden voor is verleend zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage;
woningen dienen zodanig te worden gebouwd dat ten minste één gevel geluidsluw is;
bij de geluidbelasting op de woonomgeving vanwege stemgeluid en parkeren in relatie tot het gebruik van de sporthal, dient gemotiveerd te worden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, voor zover de artikelen 2 en 3 van de in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) genoemde situaties dit toelaten (zie bijlage 1 Bor Bijlage II (dd. 2016-07-01) bij dit bestemmingsplan);
in afwijking van het bepaalde onder k geldt, dat in het geval een bebouwingsgebied groter is dan 300 m² de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in totaal niet meer mag zijn dan 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m² tot een maximum van 250 m2;
de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 4 meter;
de hoogte van gebouwen ten behoeve van verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m2;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 10 m2;
de diepte van een bergbezinkbassin mag niet meer zijn dan 4 meter.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter, of niet meer dan 2 meter indien gelegen achter de voorgevel;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de functie groen, mag niet meer zijn dan 6 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de functie verkeer, mag niet hoger zijn dan 10 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in het achtererfgebied, mag niet meer zijn dan 3 meter;
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan voor zover de artikelen 2 en 3 van de in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) genoemde situaties dit toelaten (zie bijlage 1 Bor Bijlage II (dd. 2016-07-01) bij dit bestemmingsplan).
4.2.5 Ondergrondse gebouwen
Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
ondergrondse gebouwen zijn alleen daar toegestaan daar waar ook bovengronds gebouwd is of mag worden;
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 sub k en toestaan dat de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 m wanneer een platte dakafdekking wordt toegepast;
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 7 m wanneer een kap wordt toegepast.
4.3.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De in 4.3.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
het stedenbouwkundige beeld, gelet op onder meer de onderlinge samenhang tussen de verschijningsvorm en situering van een bijbehorend bouwwerk enerzijds en die van het hoofdgebouw anderzijds;
de woonsituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Ontsluiting autoverkeer
De verkeersontsluiting voor autoverkeer is alleen toegestaan vanaf het Assumburg.
4.4.2 Aan huis verbonden beroepsuitoefening
Het gebruik van een woning ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 50 m2.
4.4.3 Overige voorzieningen
Het gebruik van gebouwen met gestapelde woningbouw voor ondersteunende dienstverlening is toegestaan.
4.4.4 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van een bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
het gebruiken van het hoofdgebouw ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van webwinkels aan huis wanneer deze voldoen aan de bepalingen van 4.4.2.
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bergingen.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
ARTIKEL 5 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
ARTIKEL 6 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde op de verbeelding en in deze regels voor:
het afwijken met niet meer dan 10% van de in dit bestemmingsplan aangegeven percentages, maten en oppervlakten;
het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;
het in geringe mate afwijken tot ten hoogste 2 meter van een bouwgrens, mits dit nodig is om het plan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen werkelijke toestand van het terrein en de verbeelding;
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
het verhogen van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen met maximaal 25% ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de totale oppervlakte van vergrotingen op dat gebouw niet meer is dan 50% van de oppervlakte van de bovenste verdiepingsvloer;
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van civiele kunstwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
het verhogen van de maximale (bouw)hoogte met 5 meter voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van de technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd;
het verhogen van de maximale goot- en bouwhoogte met niet meer dan 1 meter.
ARTIKEL 7 Algemene wijzigingsregels
Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
ARTIKEL 8 Overige regels
8.1 Parkeerregels
8.1.1 Bij een rechtstreekse bouwtitel
Indien in het kader van dit bestemmingsplan gebouwd kan worden dienen bij het verlenen van een daartoe benodigde omgevingsvergunning de parkeernormen in acht te worden genomen zoals deze zijn opgenomen in het geldende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer.
8.1.2 Bij een afwijking van de bouwregels
Indien burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6.1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening afwijken van de bouwregels dienen bij het verlenen van de omgevingsvergunning de parkeernormen in acht te worden genomen zoals deze zijn opgenomen in het geldende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer.
8.1.3 Afwijking van de toepassingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 8.1.1, in die zin dat ontheffing kan worden verleend van de parkeernormering, indien op basis van gegronde redenen kan worden aangetoond dat het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. Een ontheffing wordt niet verleend als het bouwplan redelijkerwijs zodanig gewijzigd kan worden dat alsnog wordt voldaan aan de parkeernormen. Ontheffing kan worden verleend indien:
aanvrager kan aantonen dat het voldoen aan de parkeernormen feitelijk en/of economisch gezien redelijkerwijs onmogelijk is en het belang dat gediend is met het voldoen aan de parkeernormen niet onevenredig wordt aangetast; en
op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
8.1.4 Specifieke gebruiksregels
Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
ARTIKEL 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
ARTIKEL 10 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplan 'Hoofddorp Assumburg 1' van de gemeente Haarlemmermeer.