Deel
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN
ARTIKEL 1 Begripsbepalingen
plan (digitaal):
het bestemmingsplan ‘Cruquius Wickevoort’ van de gemeente Haarlemmermeer
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand ‘NL.IMRO.0394.BPGcrqwickevoort-C001’ met de bijbehorende regels
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft
aan huis verbonden beroepsuitoefening:
het in of aan huis uitoefenen van (vrije) beroepen en/of het in of aan huis ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten door de bewoner van dat huis en maximaal één werknemer
achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen
agrarische bedrijfsactiviteiten:
bedrijfsactiviteiten die zijn gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren
archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en waarde studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde
bebouwingsgebied:
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw
bebouwingspercentage:
een percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd
bed & breakfast:
een vorm van aan huis verbonden beroepsuitoefening, bestaande uit het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf te weten maximaal twee weken en ontbijt in de woning en bijbehorende gebouwen bij particulieren thuis. Een bed & breakfast mag uit maximaal vier van elkaar afgescheiden ruimten met maximaal acht slaapplaatsen bestaan.
bedrijfsactiviteiten:
het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en/of verhandelen van goederen, evenals diverse vormen van (data) opslag en logistiek
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat blijkens aard en indeling bruikbaar en noodzakelijk is voor de uitoefening van een bedrijf, met uitzondering van (bedrijfs)woningen
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die daar in gebruik is in verband met het uitvoeren van de bestemming van het gebouw of het terrein
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden
bergbezinkbassin:
een ten behoeve van de waterhuishouding vuilreducerende voorziening in de riolering met zowel een
bergings- als een bezinkfunctie in de vorm van een bak
bestaand bouwwerk:
het op de dag van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaande bouwwerk, evenals een bouwwerk dat wordt of mag worden gebouwd krachtens een voor deze dag verleende of krachtens een voor deze dag aangevraagde, maar nog te verlenen omgevingsvergunning
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct steun vindt in of op de grond
bruto bedrijfsvloeroppervlak:
het totale bedrijfsvloeroppervlak, waaronder wordt verstaan: het verkoopvloeroppervlak, de productieruimte, de administratieve ruimte, de verkeersruimte (gangen), de opslagruimte (magazijn, kelder), plus alle overige voor bedrijfsuitoefening benodigde ruimte (sanitaire ruimte, garagebox voor bedrijfsauto)
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit
dienstverlening:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen
discotheek/ bar-dancing:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen
dove gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering – conform NEN5077 – die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder
ecologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarde als leefgebied voor één of meerdere al dan niet met een wettelijk beschermde status soorten flora en fauna
erker:
een aan een voorgevel of zijgevel van een hoofdgebouw uitgebouwde raampartij
erotisch getinte horeca:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en (kleine) etenswaren
erf:
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienst van het gebruik van dat gebouw
garagebedrijf:
een bedrijf, dat is gericht op het te koop aanbieden van, waaronder uitstalling ten verkoop, verkopen en herstellen van motorvoertuigen
garagebox:
gebouw ten behoeve van het stallen van voertuigen
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
geluidsgevoelige ruimte:
ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of
voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2
geluidsluwe gevel:
zijde van de woning waar de geluidbelasting minder dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) vanwege wegverkeerslawaai bedraagt.
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone (50 dB(A)) moet worden vastgesteld
hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is
horeca:
een bedrijfsfunctie die is gericht op het verstrekken van logies en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. Daarbij worden de volgende categorieën onderscheiden:
a. horeca categorie 1: zelfstandige horeca-inrichtingen, hoofdzakelijk gericht op spijsverstrekking en
het verstrekken van alcoholvrije dranken aan bezoekers en werknemers van winkelgebieden,
kantoor- en bedrijventerreinen, toeristisch-recreatieve gebieden e.d.
Daaronder worden begrepen:
een ijssalon, lunchroom, snackbar, koffie/theehuis en andere naar aard en invloed op de
omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.
b. horecacategorie 2: zelfstandige horeca-inrichtingen, hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van
alcoholhoudende dranken, maaltijden en het bieden van gelegenheid om te luisteren naar
(mechanische) muziek.
Daaronder worden begrepen: een bar, restaurant en andere naar aard en
invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.
c. horeca categorie 3:
- zelfstandige, grootschalige horeca-inrichtingen (1.000 m² bvo of meer), hoofdzakelijk gericht
op het verstrekken van alcoholhoudende dranken in combinatie met het geven van
gelegenheid tot het luisteren naar (live) muziek, het kunnen dansen en/of het bieden van
ander vermaak en
- zelfstandige, grootschalige fastfoodvestigingen (1.000 m² bvo of meer)
Daaronder worden begrepen: partycentrum, discotheek, grootschalige fastfood en andere naar
aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.
huishouden:
van een huishouden is sprake indien de bewoners op het betreffende adres staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, er voorzien is in gezamenlijke ruimtes, zoals woonkamer, keuken, toilet en badkamer en alle gezamenlijke ruimtes gezamenlijk worden gebruikt
kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor vergunning vereist is, welke geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
kantoor:
een (deel van een) gebouw waarin directie en/of administratie van een (dienstverlenend) bedrijf zijn gevestigd
kas:
een gebouw waarvan de wanden en het dak bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen
kleinschalig kamperen:
kleinschalige recreatieve activiteiten gericht op recreatief (nacht)verblijf in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, waarbij niet meer dan 15 kampeermiddelen aanwezig zijn met uitsluiting van vaste kampeermiddelen zoals stacaravans.
kunstobject:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat strekt tot het tot uitdrukking brengen van een kunstzinnig idee, door het op creatieve wijze vorm geven aan materiaal of materialen, zoals steen, hout, brons, glas en dergelijke
kunstwerk:
een civiel bouwwerk, waaronder zijn begrepen aquaducten, bruggen, sluizen, tunnels en viaducten, alsook daarmee gelijk te stellen bouwwerken.
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden
maaiveld:
de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangelegd terrein waar een gebouw zal worden opgericht
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve voorzieningen, voorzieningen gericht op jeugd en/of kinderopvang en/of naschoolse opvang, voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven, voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg, sociale en/of levensbeschouwelijke voorzieningen en openbare dienstverlening
monument:
alle zaken en terreinen die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die zijn opgenomen in het monumentenregister, zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 dan wel panden waaromtrent de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingevolge artikel 3 van deze wet het voornemen tot plaatsing op de monumentenlijst heeft kenbaar gemaakt;
panden en terreinen die zijn geplaatst op de monumentenlijst zoals bedoeld in de gemeentelijke monumentenverordening.
natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied
nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval
normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden
ondergronds bouwen:
het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld, zoals kelders en parkeergarages
ondersteunende horeca/ dienstverlening/ detailhandel:
activiteiten dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit op een perceel
waarbij geldt dat
de ondersteunende activiteit niet meer omvat dan 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m² vvo of 200 m² bvo;
de openingstijden vallen binnen die van de hoofdactiviteit;
de toegang uitsluitend plaats vindt via de hoofdingang van de hoofdactiviteit.
permanente bewoning:
het gebruik van een kampeermiddel, recreatieverblijf of vakantiehuis door een persoon, gezin of andere groep van personen op een wijze die ingevolge de Wet gemeenschappelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving van bewoner(s) in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Haarlemmermeer, terwijl deze perso(o)n(en) niet aannemelijk kan/ kunnen maken elders over een hoofdverblijf te beschikken
planverbeelding:
de analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan
praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn inrichting en indeling geschikt is om te worden gebruikt door beoefenaren van vrije beroepen; onder vrije beroepen worden in dit plan verstaan (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerptechnische, administratieve, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met anderen tegen vergoeding
recreatie:
vrijetijdsbesteding gericht op ontspanning
recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan
restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie
risicovolle inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. de risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte of locatie waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar
snackbar:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken; hieronder begrepen ‘cafetaria’
sociale werkplaats:
een werkplaats voor mensen met een arbeidsbeperking
stacaravan:
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen
stadslandbouw:
het telen, oogsten en afzetten van voedsel in of in de nabijheid van bewoond gebied, waaronder ook begrepen veeteelt. Hierbij worden veelal productiemethoden met gebruikmaking van natuurlijke hulpbronnen en stedelijk afval toegepast, om een diversiteit aan gewassen en producten te kunnen realiseren
stedenbouwkundige waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van de bouwwerken in dat gebied
tuinhuis:
een gebouw - geen woonkeet, stacaravan, toercaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde - dat uitsluitend ruimten bevat voor recreatief verblijf en/of recreatief nachtverblijf en/of het opslaan van materiaal dat gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden of het houden van een volkstuin
verkoop vloeroppervlak (vvo):
deel van het bruto vloeroppervlak van een bedrijf dat voor publiek toegankelijk is en dat daadwerkelijk kan worden gebruikt voor verkoopdoeleinden
volkstuin:
terrein voor het hobbymatig kweken en telen van gewassen, enkel bedoeld voor de eigen consumptie en gebruik en dat niet bij de eigen woning ligt
volkstuincomplex:
terrein met een oppervlakte van ten minste 10 are waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden
voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen
woning:
een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
woongebouw:
een gebouw dat twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden
zend-/ ontvanginstallatie:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct met de grond is verbonden (vrijstaand) of indirect met de grond is verbonden (niet-vrijstaand), gericht op het gebruik voor (mobiele) telecommunicatie
ARTIKEL 2 WIJZE VAN METEN
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling, alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinste is.
(bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de goothoogte van dakkapellen, topgevels, trappenhuizen, liftkokers, schoorstenen en andere gelijksoortige ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten.
hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine
hoogte van een zend-/ ontvangstinstallatie:
de hoogte gemeten tussen de onderkant van de voet en het hoogste punt van de antenne-installatie, bliksemafleiders en dergelijke niet meegerekend
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen
lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren)
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk
peil:
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
voor een bouwwerk op een viaduct of brug : de hoogte van de kruin van het viaduct of de brug ter plaatse van het bouwwerk.
verticale diepte:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de beganegrondvloer tot het laagste punt van het gebouw, danwel wanneer geen sprake is van een bovenliggende beganegrondvloer, gemeten van het peil tot het laagste punt van het gebouw
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen c.q. bestemmingsgrenzen (dus niet goot- en bouwhoogten) niet meer dan 1 meter bedraagt.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
2.1 Bestemmingen
ARTIKEL 3 Agrarisch – Stadslandbouw
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Stadslandbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische bedrijfsactiviteiten in de vorm van stadslandbouw;
groen;
maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 9 Maatschappelijk van dit plan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’;
met daarbij behorend(e):
verhardingen;
paden;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen zijn toegestaan met een oppervlak van niet meer dan 20 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 4 meter;
de maximale oppervlakte van bouwwerken met inbegrip van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5% van het bestemmingsvlak.
3.2.2 Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter;
de maximale oppervlakte van bouwwerken met inbegrip van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5% van het bestemmingsvlak.
ARTIKEL 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
nutsvoorzieningen;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
fiets- en voetpaden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' zijn de aangegeven maximum bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage toegestaan.
4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
ARTIKEL 5 Bedrijf – Sociale werkvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Sociale werkvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een sociale werkplaats met bedrijfsactiviteiten die vallen in categorie 1 of 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
maatschappelijke voorzieningen;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
fiets- en voetpaden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
kantoren;
met dien verstande dat:
garagebedrijven niet zijn toegestaan;
risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan;
geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen niet zijn toegestaan.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd,
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage' zijn de aangegeven maximum bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage toegestaan.
5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 sub a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 meter respectievelijk 5 meter.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Het gebruik van bijbehorende kantoren is toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 2500 m².
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald, met dien verstande dat:
deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;
het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit betreft.
ARTIKEL 6 Gemengd - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
cultuur en ontspanning in de vorm van voorzieningen gericht op cultuur, spel, vermaak en ontspanning, waaronder begrepen musea, spel- en speelruimten, themamarkten en hobbymarkten, oefenruimten, creativiteitscentra, zalenverhuur;
maatschappelijke voorzieningen;
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
recreatie;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
reclame-uitingen;
met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
bioscopen, casino’s, speelautomatenhallen en seksinrichtingen en prostitutie;
geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ zijn de aangegeven maximum goothoogte en maximum bouwhoogte toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan.
6.2.2 Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. er mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
b. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ zijn de aangegeven maximum goothoogte en maximum bouwhoogte toegestaan;
de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 60 m²;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 5 meter.
6.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter;
de maximale oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5% van het bestemmingsvlak.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m², met dien verstande dat voor bed&breakfast een maximum geldt van 150 m2.
6.4.2 Het gebruik van gebouwen voor ondersteunende activiteiten, zoals horeca, detailhandel en dienstverlening, is toegestaan.
6.4.3 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een bioscoop of casino;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.
ARTIKEL 7 Gemengd - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarisch in de vorm van stadslandbouw;
sport in de vorm van een manege;
cultuur en ontspanning in de vorm van voorzieningen gericht op cultuur, spel, vermaak en ontspanning, waaronder begrepen musea, spel- en speelruimten, themamarkten en hobbymarkten, oefenruimten, creativiteitscentra, zalenverhuur, kinderboerderij;
maatschappelijke voorzieningen;
recreatie;
één bedrijfswoning;
vier woningen;
kleinschalig kamperen;
ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’ tevens voor verkeer;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
wandel-, fiets en ruiterpaden;
speelvoorzieningen;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
bioscopen, casino’s, speelautomatenhallen en seksinrichtingen en prostitutie.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
de totale oppervlakte van gebouwen uitgezonderd woningen mag niet meer zijn dan 3000 m2
er zijn maximaal vier woningen toegestaan, waarbij in het bebouwingsgebied bij een woning uitsluitend bijbehorende bouwwerken toegestaan, voor zover de artikelen 2 en 3 van de in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) genoemde situaties, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage, dit toelaten;
ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’ mag alleen gebouwd worden indien dit de aanleg van een verkeersontsluiting ten dienste van de gronden ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 1’ niet onmogelijk maakt.
7.2.2 Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
er mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
voor een niet-inpandige bedrijfswoning mag de goothoogte niet meer zijn dan 6 meter;
voor een niet-inpandige bedrijfswoning mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 10 meter;
de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 60 m²;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 5 meter;
de woning mag uitsluitend worden gebouwd indien de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai lager of gelijk is aan de verleende Hogere waarde zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage;
in afwijking van sub h mag een gevel van (een bouwlaag van) de woning een geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai hebben die hoger is dan de verleende Hogere waarde zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage, of die hoger is dan de maximale ontheffingswaarde, mits deze als een dove gevel is uitgevoerd en waarbij sprake is van niet meer dan één dove gevel per woning;
de woning dient zodanig te worden gebouwd dat sprake is van te minste één geluidsluwe gevel.
7.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter;
de maximale oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5% van het bestemmingsvlak.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de totale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag zijn dan 150 m²;
de goothoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 5 meter.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m², met dien verstande dat voor bed&breakfast een maximum geldt van 150 m2.
7.4.2 Het gebruik van nieuw opgerichte gebouwen voor voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen is toegestaan tot een maximum van 50 m2.
7.4.3 De afstand van gronden en gebouwen die in gebruik zijn voor kleinschalig kamperen, tot de grens van een woonperceel dient minimaal 50 meter te bedragen.
7.4.2 Het gebruik van gebouwen voor ondersteunende activiteiten, zoals horeca, dienstverlening en detailhandel, is toegestaan.
7.4..3 Ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’ is een verkeersontsluiting toegestaan ter ontsluiting van de gronden met de gebiedsaanduiding ‘Wetgevingzone – wijzigingsgebied 1’.
7.4.4 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een bioscoop of casino;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.
ARTIKEL 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – fietspad’ tevens voor een fietspad;
ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’ tevens voor sport, recreatie en cultuur en ontspanning;
ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’ tevens voor verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
agrarisch medegebruik;
recreatief medegebruik, inbegrepen volkstuinen;
wandel- en fietspaden, ruiterpaden;
speelvoorzieningen;
bergbezinkbassins;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
kunstobjecten;
nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen;
de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 4 meter;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m²;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter;
de maximale oppervlakte van bouwwerken met inbegrip van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5% van het bestemmingsvlak. .
8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte niet meer mag zijn dan 6 meter;
de maximale oppervlakte van bouwwerken met inbegrip van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5% van het bestemmingsvlak.
ARTIKEL 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
educatieve (onderwijs)voorzieningen;
voorzieningen gericht op jeugd en/of kinderopvang en/ of naschoolse opvang;
voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven;
voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg, waaronder voorzieningen ten behoeve van woonverblijf in het kader van verzorging;
welzijnsinstellingen;
sociale en/of levensbeschouwelijke voorzieningen;
openbare dienstverlening;
ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’ tevens voor sport, recreatie en cultuur en ontspanning;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
wandel- en fietspaden, ruiterpaden;
kantoren;
groen;
moestuinen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' zijn de aangegeven maximum bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage toegestaan;
9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
9.3 afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de totale omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 50 m2 ;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Het gebruik van gebouwen voor ondersteunende activiteiten zoals horeca en detailhandel is toegestaan.
9.4.3 Het gebruik van bijbehorende kantoren is toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 2500 m².
ARTIKEL 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;
parkeervoorzieningen;
groen;
bergbezinkbassins;
kunstwerken;
met daarbij behorend(e):
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidschermen en luchtkwaliteitsschermen;
nutsvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
kunstobjecten;
reclame-uitingen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling;
de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 10 m²;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.
10.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 12 meter.
ARTIKEL 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
bergbezinkbassins;
bruggen ten behoeve van langzaam verkeer;
ter plaatse van de aanduiding ‘brug’ tevens voor een brug ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;
met daarbij behorend(e):
verhardingen;
groen;
nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
recreatief medegebruik;
vlonders, steigers of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn bergbezinkbassins;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.
11.2.2 De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
ligplaatsen voor woonschepen;
opslag, behoudens tijdelijke opslag voortkomend uit het onderhoud en/ of gebruik in overeenstemming met de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken.
ARTIKEL 12 Woongebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
aan huis verbonden beroepsuitoefening;
verkeer;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daarbij behorend(e):
tuinen en erven;
volkstuinen;
parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
recreatieve voorzieningen;
speelvoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
bergbezinkbassins.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
toegestaan zijn grondgebonden woningen;
het totaal aantal woningen binnen het plangebied mag niet meer zijn dan 756;
in afwijking van het bepaalde onder 12.2.1 sub b geldt, dat ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ tevens gestapelde woningen zijn toegestaan;
woningen met een geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai hoger dan de voorkeursgrenswaarde, mogen uitsluitend worden gebouwd wanneer de geluidsbelasting voldoet aan een op die locatie verleende Hoger waarde zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage, met dien verstande dat het aantal woningen op die locatie met een geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar lager dan of gelijk aan de verleende Hogere waarde, niet meer mag zijn dan het aantal woningen waarvoor die Hogere waarde is verleend;
in afwijking van het bepaalde in 12.2.1 sub e mag een gevel van (een bouwlaag van) een woning een geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai hebben die hoger is dan een op die locatie verleende Hogere waarde zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage, of die hoger is dan de maximale ontheffingswaarde, mits deze als een dove gevel is uitgevoerd en waarbij sprake is van niet meer dan één dove gevel per woning;
woningen dienen zodanig te worden gebouwd dat sprake is van ten minste één geluidsluwe gevel;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is ten aanzien van hoofdgebouwen de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan;
in afwijking van het bepaalde in 12.2.1 sub h mag voor grondgebonden woningen een bouwhoogte van maximaal 11 meter wordt gehanteerd, ten behoeve van het toepassen van lessenaarsdaken;
bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, voor zover de artikelen 2 en 3 van de in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) genoemde situaties, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage, dit toelaten;
in afwijking van het bepaalde onder 12.2.1 sub j geldt, dat de maximum oppervlakte in het geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m² de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken 90 m² mag zijn, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m² tot een maximum van 250 m² aan bijbehorende bouwwerken;
de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter;
de hoogte van gebouwen ten behoeve van volkstuinen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen, verkeersafwikkeling en moestuinen mag niet meer zijn dan 10 m²;
de diepte van een bergbezinkbassin mag niet meer zijn dan 4 meter;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – toren’ mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 25 meter.
12.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan voor zover de artikelen 2 en 3 van de in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) genoemde situaties, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage, dit toelaten;
in afwijking van het bepaalde onder 12.2.2 a mogen erfafscheidingen in het achtererfgebied op de perceelsgrens worden gebouwd.
12.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende regels:
ondergrondse gebouwen zijn alleen daar toegestaan daar waar ook bovengronds gebouwd is of mag worden;
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer zijn dan 3,5 meter.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.1 sub j en toestaan dat de goot- respectievelijk bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter wanneer een platte afdekking wordt toegepast;
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 7 meter wanneer een kap wordt toegepast.
12.3.2 De in 12.3.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. het stedenbouwkundige beeld, gelet op onder meer de onderlinge samenhang tussen de verschijningsvorm en situering van een bijbehorend bouwwerk enerzijds en die van het hoofdgebouw anderzijds;
b. de woonsituatie;
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².
12.4.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
het ten behoeve van aan huis verbonden beroepsuitoefening hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
het gebruik ten behoeve van detailhandel.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Woongebied’ wijzigen ter verhoging van het maximum aantal te bouwen woningen, onder voorwaarde dat:
het totaal aantal te bouwen woningen binnen het plangebied niet meer bedraagt dan 1000 woningen;
uit een verkavelingsplan blijkt dat de woningen kunnen worden gerealiseerd conform het beeldkwaliteitsplan Cruquius Wickevoort, zoals vastgesteld bij dit bestemmingsplan;
uit akoestisch onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
artikel 27 ‘Parkeerregels’ in acht wordt genomen.
2.2 Dubbelbestemmingen
ARTIKEL 13 Leiding - Gas
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en) primair bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter;
ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen
overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van
de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de
betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien
geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking
van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende
werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
13.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse
netten vormen.
13.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden
niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
13.4.4 Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders
schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of
werkzaamheden de belangen inzake de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke
voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade. De leidingbeheerder krijgt gedurende drie weken de gelegenheid om schriftelijk advies uit te brengen.
ARTIKEL 14 Leiding - Hoogspanning
14.1 Bestemmingsregels
De voor ‘Leiding – Hoogspanning’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), primair bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding van 150 kV en 50 kV met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen
overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van
de betrokken leiding niet wordt geschaad en nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of volgende werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van beplanting en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
14.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
14.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
14.4.4 Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen inzake de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade. De leidingbeheerder krijgt gedurende drie weken de gelegenheid om schriftelijk advies uit te brengen.
ARTIKEL 15 Leiding - Riool
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een ondergrondse leiding voor het riool
met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter;
ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen
overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van
de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de
betrokken leidingexploitant.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
15.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse
netten vormen.
15.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
15.4.4 Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders
schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of
werkzaamheden de belangen inzake de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke
voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade. De leidingbeheerder krijgt gedurende drie weken de gelegenheid om schriftelijk advies uit te brengen.
ARTIKEL 16 Leiding - Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van water
met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter;
ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen
overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van
de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de
betrokken leidingexploitant.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
16.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse
netten vormen.
16.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
16.4.4 Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders
schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of
werkzaamheden de belangen inzake de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke
voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade. De leidingbeheerder krijgt gedurende drie weken de gelegenheid om schriftelijk advies uit te brengen.
ARTIKEL 17 Waarde - Archeologie 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting
aanwezige archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – over een oppervlakte van 500 m2 of meer uitsluitend worden gebouwd, indien:
1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, en de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden van dieper dan 0,4 m kan worden geplaatst.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
17.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden over een oppervlakte van 500 m² of meer zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, het verlagen van de bodem en afgraven van gronden dieper dan 0,4 m onder peil;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of andere wijze indrijven van
voorwerpen, indien:
1. sprake is van een gerede kans op het zijwaarts in de bodem dringen van bouwmateriaal
zoals bijvoorbeeld bij groutinjectie of de kans op het uitzakken van gegoten beton;
2. de verwachte verstoring als gevolg van de funderingspalen – al of niet plaatselijk – 1%
van de oppervlakte overschrijdt. Als vuistregel kan gesteld worden dat dit het geval is
wanneer de afstand tussen de funderingspalen kleiner is dan 30 maal de diameter bij
grondverdringende palen en kleiner dan 10 maal de diameter bij grondvervangende
palen;
het verlagen of verhogen va het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanbrengen van drainage;
het aanleggen van leidingen.
17.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het in 19.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde,
en werkzaamheden:
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
17.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in 17.3.1, zijn slechts
toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning:
ten aanzien van het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
17.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat deze dubbelbestemming
'Waarde – Archeologie 1' naar omvang wordt verkleind of voor een andere diepte wordt bepaald, en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding of reden geeft.
ARTIKEL 18 Waarde - Archeologie 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting
aanwezige archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – over een oppervlakte van 10.000 m2 of meer uitsluitend worden gebouwd, indien:
1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, en de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplanbetrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden van dieper dan 7,5 m kan worden geplaatst.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
18.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden over een oppervlakte van 10.000 m² of meer zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, het verlagen van de bodem en afgraven van gronden dieper dan 7,5 m onder peil;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen, indien:
1. sprake is van een gerede kans op het zijwaarts in de bodem dringen van bouwmateriaal
zoals bijvoorbeeld bij grondinjectie of de kans op het uitzakken van gegoten beton;
2. de verwachte verstoring als gevolg van de funderingspalen – al of niet plaatselijk – 1%
van de oppervlakte overschrijdt. Als vuistregel kan gesteld worden dat dit het geval is
wanneer de afstand tussen de funderingspalen kleiner is dan 30 maal de diameter bij
grondverdringende palen en kleiner dan 10 maal de diameter bij grondvervangende
palen;
het verlagen of verhogen va het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanbrengen van drainage;
het aanleggen van leidingen.
18.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het in 18.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde,
en werkzaamheden:
a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een
ter zake deskundige;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
18.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in 18.3.1, zijn slechts
toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning:
ten aanzien van het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
18.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat deze dubbelbestemming
'Waarde – Archeologie 2' naar omvang wordt verkleind of voor een andere diepte wordt bepaald, en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding of reden geeft.
ARTIKEL 19 Waarde - CultuurhistorieStelling van Amsterdam
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en herstel van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden, welke met name bestaan uit:
wat betreft bebouwing en structureren in hun onderlinge samenhang:
hoofdverdedigingslijn van dijken, kades en liniewallen met accessen (en met bruggen) als de hoofdstructuurdrager;
voorstellingen en voorposities met bijbehorende bouwwerken;
kazematten, kruitmagazijnen, munitiedepots, genieloodsen, groepsschuilplaatsen en overige militaire bouwwerken;
inundatiewerken, (dam)sluizen, duikers, hevels, kokers, peilschalen.
en wat betreft de openheid van het landschap:
schootcirkels van forten en batterijen;
voorstellingen;
vrij zicht op aanvalszijde en verdedigingszijde van de hoofdverdedigingslinie van dijken, kades en liniewallen met accessen;
vrij zicht in schootscirkels rond de forten en batterijen;
delen van karakteristieke, nog open (inundatie)gebieden.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat niet mag worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden andere aangewezen bestemming, indien als gevolg daarvan onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de gronden.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
het aanbrengen van verhardingen;
het aanleggen van verharde en half verharde wegen en paden;
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
het aanbrengen van drainage;
het aanleggen van leidingen.
19.3.2 Het in 19.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
19.3.3 De in 19.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.
ARTIKEL 20 Waarde - Landschap
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Landschap’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en herstel van de ter plaatse voorkomende landschappelijke waarden, welke met name bestaan uit een brede strook of omringende gordel van groenvoorzieningen en landschapselementen in een verscheidenheid van volgroeide bomen en struiken.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat niet mag worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden andere aangewezen bestemmingen, indien als gevolg daarvan onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van de gronden.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
het rooien van beplanting, bomen of houtgewas;
het aanbrengen van verhardingen;
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van agrarisch en recreatief medegebruik;
het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
het aanbrengen van drainage;
het aanleggen van leidingen.
20.3.2 Het in 20.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.3.3 De in 20.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden.
ARTIKEL 21 Waterstaat - Waterkering
21.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als dubbelbestemming voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen tevens bestemd voor:
de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;
met daaraan ondergeschikt:
dijken en kaden;
wegen en paden;
parkeervoorzieningen;
met daarbij behorend(e):
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
21.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de basisbestemmingen en de andere dubbelbestemmingen mag op deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
21.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' worden gebouwd.
21.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 5 meter.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.1 en toestaan dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in een andere voor die gronden aangewezen bestemmingen.
21.3.2 De in 21.3.1 genoemde vergunning wordt verleend, mits:
geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen, zoals omschreven in 21.1;
vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterbeheerder.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Indien en voor zover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in andere voor die gronden aangewezen bestemmingen een omgevingsvergunning van kracht is, geldt dat de daarin genoemde werken en werkzaamheden, voor zover deze althans niet worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering', uitsluitend toelaatbaar zijn, mits:
door die werken of werkzaamheden tevens geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen, zoals omschreven in 21.1;
vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterbeheerder.
21.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een basisbestemming of andere dubbelbestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen wordt gedaan.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
ARTIKEL 22 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
ARTIKEL 23 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en
de ruimte tussen bouwwerken.
ARTIKEL 24 ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS
Burgemeester en wethouders, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde op de verbeelding en in deze regels voor:
het afwijken met niet meer dan 10% van de in dit bestemmingsplan aangegeven percentages, maten en oppervlakten;
het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;
het in geringe mate afwijken tot ten hoogste 2 m van een bouwgrens, mits dit nodig is om het plan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen werkelijke toestand van het terrein en de verbeelding;
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
het verhogen van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen met maximaal 25% ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de totale oppervlakte van vergrotingen op dat gebouw niet meer is dan 50% van de oppervlakte van de bovenste verdiepingsvloer;
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van civiele kunstwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van de technische installaties, met dien
verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd en de hoogte met niet meer dan 5 meter wordt verhoogd.
ARTIKEL 25 ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS
23.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
ARTIKEL 26 Algemene aanduidingssregels
26.1 Luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.1
26.1.1 Luchtvaartverkeerzone – LIB 2.2.2
Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone – LIB artikel 2.2.2, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 222, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en objecten, gesteld in artikel 2.2.2 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
26.1.2 Luchtvaartverkeerzone – LIB 2.2.2a
Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone – LIB artikel 2.2.2a, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 222a, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van objecten, gesteld in artikel 2.2.2a van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
26.1.2 Luchtvaartverkeerzone – LIB 2.2.3
Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone - lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone – LIB artikel 2.2.3, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 223, gelden de beperkingen met betrekking tot de vogel aantrekkende werking gesteld in artikel 2.2.3 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
ARTIKEL 27 Parkeerregels
27.1 Bij een rechtstreekse bouwtitel
Indien in het kader van dit bestemmingsplan gebouwd kan worden dienen bij het verlenen van een daartoe benodigde omgevingsvergunning de parkeernormen in acht te worden genomen zoals deze zijn opgenomen in het geldende parkeerbeleid van Haarlemmermeer. De benodigde parkeerplaatsen dienen binnen het projectgebied danwel plangebied te worden gerealiseerd.
27.2 Bij een afwijking van de bouwregels
Indien burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6.1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening afwijken van de bouwregels dienen bij het verlenen van de omgevingsvergunning de parkeernormen in acht te worden genomen zoals deze zijn opgenomen in het geldende parkeerbeleid van Haarlemmermeer.
27.3 Afwijking van de toepassingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 27.1, in die zin dat ontheffing kan worden verleend van de parkeernormering, indien op basis van gegronde redenen kan worden aangetoond dat het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. Een ontheffing wordt niet verleend als het bouwplan redelijkerwijs zodanig gewijzigd kan worden dat alsnog wordt voldaan aan de parkeernormen. Ontheffing kan worden verleend indien: aanvrager kan aantonen dat het voldoen aan de parkeernormen feitelijk en/of economisch gezien redelijkerwijs onmogelijk is en het belang dat gediend is met het voldoen aan de parkeernormen niet onevenredig wordt aangetast; en
op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
27.4 Specifieke gebruiksregels
Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven.
ARTIKEL 28 Wetgevingzone– wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied 1’ de bestemmingen wijzigen in de bestemming ‘Woongebied - 2’ ten behoeve van de ontwikkeling van een woongebied, onder voorwaarde dat:
onverminderd het bepaalde in artikel 12 Woongebied ten aanzien van het totaal aan woningen in het plangebied, niet meer dan 40 woningen worden toegestaan;
toegestaan zijn woongebouwen waarin meerdere woningen naast elkaar zijn opgenomen en eengezinswoningen, met dien verstande dat niet meer dan 20 woningen worden gebouwd in de vorm van rijen eengezinswoningen;
de bouwhoogte van woningen en woongebouwen niet meer mag zijn dan 10 meter;
de woningen worden gerealiseerd conform het beeldkwaliteitsplan Cruquius Wickevoort, zoals vastgesteld bij dit bestemmingsplan.
stadslandbouw mogelijk is in de vorm van volkstuinen;
een gemeenschappelijke centrale parkeervoorziening kan worden toegestaan ten behoeve van andere nabijgelegen functies zoals manege en stadsboerderij, alsmede ten behoeve van de museumfunctie die nabij is gelegen buiten het plangebied;
de woningbouw voor het autoverkeer niet ontlsoten wordt op de Ringdijk;
artikel 27 ‘Parkeerregels’ in acht wordt genomen;
uit akoestisch onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
van de Erfgoedcommissie een positief advies is ontvangen op het stedenbouwkundig ontwerp in die zin dat op passende wijze rekening wordt gehouden met het monument Boerderij De Cruquiushoeve.
ARTIKEL 29 Wetgevingzone – wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied 2’ de bestemmingen wijzigen in de bestemmingen ‘Woongebied’ en ‘Maatschappelijk’, onder voorwaarde dat:
de bouw van (maatschappelijke) voorzieningen voor sport, recreatie en cultuur en ontspanning op de gronden grenzend aan de Spieringweg ter plaatse van de bestemming ‘Woongebied’ mogelijk wordt gemaakt;
op overige gronden de ontwikkeling als woongebied mogelijk is;
de bouwhoogte van de (maatschappelijke) voorzieningen voor sport, recreatie en cultuur en ontspanning niet meer mag zijn dan 15 meter;
de bouwhoogte van woningen niet meer mag zijn dan 10 meter;
voorzien wordt in een adequate (verkeers)ontsluiting;
artikel 27 ‘Parkeerregels’ in acht wordt genomen.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGEL
ARTIKEL 30 OVERGANGSRECHT
30.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 30.1 met maximaal 10 %.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
30.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
ARTIKEL 31 SLOTREGEL
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplan Cruquius Wickevoort van de gemeente Haarlemmermeer: