Reparatieplan C Haarlem 2020    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Het bestemmingsplan     

Het Reparatieplan C Haarlem 2020 bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. De regels van het reparatieplan geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan en verwijst naar de regels. De toelichting is de onderbouwing van regels en verbeelding. De toelichting gaat in op onderwerpen die van belang zijn voor het reparatieplan.

1.2 Begrenzing van het plangebied     

Het bestemmingsplan Reparatieplan C Haarlem 2020 is van toepassing op heel Haarlem.

1.3 Aanleiding tot actualisering bestemmingsplannen     

In een aantal bestemmingsplannen zijn onvolkomenheden geconstateerd. Ook zijn uitspraken van de Raad van State van invloed geweest op sommige bestemmingen en voorschriften. In hoofdstuk 2 volgt een nadere uitleg per wijziging. Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat ieder perceel beschikt over een correcte bestemming en bijbehorende regels. Met de transitie naar de Omgevingswet en het Digitale Stelsel Omgevingswet is het belangrijk te beschikken over een actueel planologisch toetsingskader. Dit versoepelt de overgang naar het nieuwe stelsel.

1.4 Doel van het bestemmingsplan     

Hoofddoel van het Reparatieplan C Haarlem 2020 is het opstellen van een actueel juridisch kader, waarbinnen de bestaande situatie juist wordt geregeld. Het consoliderende karakter van het plan krijgt juridisch gestalte door de gedetailleerde bestemmingen die op de kaart zijn aangegeven. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur en voortzetting van het huidige gebruik zijn daarbij het uitgangspunt. De verbeelding en de regels zijn zo opgesteld dat een maximale bescherming ontstaat voor de functies en gebouwen die in het huidige karakter moeten worden behouden. Het resultaat van deze wijze van bestemmen is dat inzichtelijk is wat wel en niet kan in het plangebied.

1.5 Geldende planologische regelingen     

Het plangebied Reparatieplan C Haarlem 20202 is van toepassing op heel Haarlem. Dit houdt in dat het reparatieplan van invloed is op alle geldende bestemmingsplannen. Bij het van kracht worden van het reparatieplan zullen de voorschriften van de andere bestemmingsplannen gewijzigd dan wel aangevuld worden.

1.6 Bestemmingsplanprocedure     

Het Reparatieplan C Haarlem 2020 doorloopt de wettelijke procedure. Het concept van het ontwerpbestemmingsplan wordt op basis van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan de verschillende (semi)overheden. De reacties op basis van het wettelijke vooroverleg, kunnen leiden tot aanpassing van het concept. Vervolgens geeft het college van burgemeester en wethouders na bespreking in de commissie Ontwikkeling het ontwerpbestemmingsplan vrij voor tervisielegging volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na publicatie wordt het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door eenieder zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad.

Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtshalve aanpassingen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. Na aanpassing van het bestemmingsplan, met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen, wordt het vastgestelde bestemmingsplan weer zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.

1.7 Leeswijzer plantoelichting     

Dit hoofdstuk van de toelichting is de inleiding van het bestemmingsplan. Vervolgens gaat hoofdstuk 2 in op de locaties van het plangebied. Hoofdstuk 3 behandelt het voor het plangebied relevante beleid. Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische aspecten en licht de planregels en de verbeelding toe. Hoofdstuk 6 beschrijft de financieel-economische uitvoerbaarheid en licht de uitkomsten van het gevoerde vooroverleg toe. Bij de toelichting horen bijlagen. Daarmee sluit de toelichting af.

 

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan     

2.1 Inleiding     

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de verschillende onderwerpen en locaties die zijn meegenomen in Reparatieplan C. Bij iedere wijziging wordt aangegeven waarom de bepalingen van de betreffende bestemmingsplannen zijn aangepast. Daar waar afbeeldingen zijn opgenomen betreffen dit de oude situaties. Voor de nieuwe situatie zie de plankaarten die bij het reparatieplan horen.

2.2 Onderwerpen en locaties     

Wonen

Ieder artikel in een bestemmingsplan begint met een bestemmingsomschrijving. Een aantal bestemmingen in de Haarlemse bestemmingsplannen staat de functie 'Wonen' toe. Er is in de omschrijving geen directe koppeling gelegd met het begrip 'woning'. Volgens vaste jurisprudentie houdt dit in dat meerdere woonvormen zijn toegestaan. Hierdoor wordt handhavend optreden tegen ongewenste woonvormen bemoeilijkt. Haarlem heeft dit ondervangen door in de specifieke gebruiksregels op te nemen dat een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden. Niettemin levert deze bepaling discussies op bij het handhaven van de regels. In Reparatieplan C zijn de gebruiksregels aangepast. Met deze aanpassing is voor iedereen duidelijk dat de functie 'Wonen' alleen bedoeld is voor woningen en dus voor de huisvesting van een huishouden.

Op 18 april 2019 heeft de gemeenteraad de Huisvestingsverordening Haarlem vastgesteld. Op grond van deze verordening is een vergunning nodig voor het omzetten van een woning (zelfstandige woonruimte) naar onzelfstandige woonruimte. Het reparatieplan brengt de bestemmingsplannen in overeenstemming met de doelstellingen van de Huisvestingsverordening.

Door middel van een binnenplanse ontheffing is het mogelijk om medewerking te verlenen aan het omzetten van een woning naar onzelfstandige woonruimte. Een aanvraag om ontheffing wordt aan een aantal voorwaarden getoetst. Belangrijk is dat een goed woon- en leefmilieu behouden blijft.

Voor bestaande legale situaties van onzelfstandige woonruimten is bepaald dat die gewoon kunnen worden voortgezet. Deze worden niet wegbestemd (zijn niet onder het overgangsrecht gebracht). IJkpunt om te bepalen of er sprake is van een legale situatie is de datum waarop het ontwerp van het reparatieplan ter inzage is gelegd. Pas bij uitbreiding van het aantal onzelfstandige woonruimten zal (ook) in die gevallen een binnenplanse ontheffing moeten worden aangevraagd.

Hospita kamerverhuur is volgens de huisvestingsverordening vergunningsvrij. Er is sprake van hospitaverhuur als:

  • de verhuurder zelf zijn hoofdverblijf heeft in het betreffende pand;
  • niet meer dan twee kamers worden verhuurd en maximaal aan twee personen tegelijk;
  • de verhuurde ruimten niet meer dan 35% van het totale bruto vloeroppervlak (BVO) beslaan en;
  • dat er minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte (GBO) (art. 7.18 Bouwbesluit)

beschikbaar is per (onder-)huurder.

Het reparatieplan gaat ervan uit dat hospita kamerverhuur, als het voldoet aan bovenstaande voorwaarden, past binnen de woonbestemming. De wijziging is van toepassing op alle bestemmingsplannen van Haarlem. Het voornemen voor deze wijziging is gepubliceerd in de Staatscourant, het gemeenteblad en het Haarlems Nieuwsblad van 23 mei 2019. In Bijlage 1 is de publicatie in de Staatscourant toegevoegd.

Niet gesprongen explosieven

In opdracht van de gemeente Haarlem heeft het bureau REASeuro in 2016 historisch vooronderzoek gedaan naar niet gesprongen explosieven uit de Tweede Oorlog (Bijlage 2). Op Open Data Portaal van de gemeente Haarlem is een kaart beschikbaar gesteld met de locaties waar waarschijnlijk niet gesprongen explosieven aangetroffen kunnen worden bij werkzaamheden aan de bodem. Deze kaart is verwerkt in de verbeelding en de regels van Reparatieplan C.

Snippergroen

Gedurende het jaar verkoopt de gemeente stukjes grond die geen betekenis hebben voor de openbare ruimte. Formeel kan dit snippergroen niet als tuin worden gebruikt. De stukjes grond hebben namelijk de bestemming Groen. Reparatieplan C maakt het mogelijk dat het snippergroen onderdeel van de tuin wordt. Hierbij zijn de gebruiksmogelijkheden van de bestemming Tuin-1 van toepassing. Bij de beoordeling van een aanvraag zal worden gekeken of er belangen in het geding zijn die zich al dan niet verzetten tegen het gebruik van de gronden als tuin. In het artikel is opgenomen dat het snippergroen maximaal 150 vierkante meter mag zijn. In eigendom overgegane gronden die groter zijn dan 150 vierkante meter, komen niet in aanmerking voor de gebruiksmogelijkheden van de bestemming Tuin-1.

Gemeentelijke monumenten en orde 2-panden

Uit onderzoek is gebleken dat een aantal panden is aangemerkt als orde 2-pand, terwijl er sprake is van een monument. Ook zijn in sommige gevallen de contouren van het monument niet volledig overgenomen op de verbeelding. Het reparatieplan herstelt de geconstateerde onvolkomenheden. Zie Bijlage 3 voor een overzicht van de betreffende locaties.

Het reparatieplan breidt de dubbelbestemming Beschermd Stadsgezicht uit met een bepaling. Bij verbouw dan wel sloop/nieuwbouw van een orde 2-pand zullen originele gevelelementen zoveel als mogelijk moeten worden behouden.

Bestemmingsplan Vijhoek/Heiliglanden - de Kamp

Artikel 18 van het bestemmingsplan bevat de standaardbepaling voor het beschermde stadsgezicht. In dit artikel ontbreekt echter de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning een andere gevelindeling toe te staan bij panden. Het reparatieplan voegt alsnog deze mogelijkheid toe aan het bestemmingsplan.

Egelantier, Gasthuisvest 47

Het bestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - de Kamp bevat voor het perceel Gasthuisvest 47 een wijzigingsbevoegdheid. Het oude bestemmingsplan Heiliglanden - de Kamp bevatte ook deze wijzigingsbevoegdheid. In het huidige bestemmingsplan is het gebied waar de wijzigingsbevoegdheid betrekking op heeft niet juist overgenomen. Reparatieplan C herstelt dit.

Daarnaast staat de wijzigingsbevoegdheid (zoals opgenomen in het reparatieplan) toe dat het laden en lossen aan zowel de Kleine Houtstraat als de Gasthuisvest mag plaatsvinden. Langs de Gasthuisvest zijn reeds twee parkeerplaatsen aanwezig die gebruikt mogen worden voor laden en lossen. De wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk aan de westzijde van de binnentuin een vleugel aan te bouwen. Dit is conform de ruimtelijke uitgangspunten die zijn opgesteld voor de herontwikkeling van het perceel.

verplicht

Plankaart voormalig bestemmingsplan

verplicht

Plankaart vigerend bestemmingsplan

Gerrit van Heesstraat 10 en 12

Voor deze woningen is de trend  'Opbouw 1' van toepassing. De woningen maken echter deel uit van het ensemble G. van Heesstraat 9 t/m 12. De nummers 9 en 11 hebben de trend 'Opbouw (70-70)' en zijn reeds gerealiseerd in 2011. Bij het opstellen van de trendkaart voor het bestemmingsplan Kleverpark - Frans Hals is dit ensemble over het hoofd gezien. De woningen staan namelijk niet naast elkaar maar tegenover elkaar. In het reparatieplan krijgen de nummers 10 en 12 alsnog de trend 'Opbouw (70-70)' toegewezen.

verplicht verplicht

Hendrik Roozenlaan 30

Voor de Hendrik Roozenlaan 30 is een omgevingsvergunning verleend in afwijking van het bestemmingsplan. De woning is aan de achterkant uitgebreid. Het huidige bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om de woning aan de zijkant uit te breiden. Uit stedenbouwkundig oogpunt is een uitbreiding aan zowel de achterzijde als de zijkant niet wenselijk. De vergunning voor de uitbreiding aan de achterzijde is verleend op voorwaarde dat de bewoners afzien van de bouwmogelijkheden aan de zijkant van de woning. De vergunde situatie is verwerkt in het reparatieplan.

verplicht

Lange Herenstraat 14-16

Aan de Lange Herenstraat was een kantoor gevestigd. In 2019 is een bouwvergunning verleend voor het realiseren van zes appartementen en twee studio's op dit perceel. De nieuwe situatie is verwerkt in het reparatieplan.

verplicht

Waarderpolder

Hoek Watze Hilariusweg - A. Hofmanweg

De grond die bedoeld is als bouwgrond heeft in het bestemmingsplan Waarderpolder geen bouwkavel gekregen. Het reparatieplan bevat alsnog een bouwkavel die ook is uitgebreid (op gronden met voorheen de bestemming Verkeer).

verplicht

Parkeren

De bestemming Verkeer is onduidelijk over het toestaan van parkeren op de openbare weg. Het Reparatieplan past de beschrijving bij de bestemming Verkeer aan. Hierdoor is parkeren alsnog toegestaan op de openbare weg.

Waarderhaven

Een aantal tuinen bij de woonschepen heeft de bestemming Water. Dit moet de bestemming Tuin zijn. Het reparatieplan geeft aan de betreffende gronden de bestemming Tuin-1.

verplicht

Ligplaatsen woonschepen

De Verordening Woonschepen zal op termijn worden gewijzigd. Voorkomen moet worden dat woonschepen een ligplaats innemen in het midden van de Waarderhaven. Op de verbeelding is een strook opgenomen met de bestemming Water, zonder nadere aanduiding. Op gronden met deze bestemming is het niet toegestaan een ligplaats in te nemen. De huidige ligplaatsen blijven ongemoeid.

Waterkering

Langs een deel van het meer Mooi Nel is in het bestemmingsplan Waarderpolder de dubbelbestemming Waterkering opgenomen. Deze waterkering is echter niet aanwezig. Het reparatieplan heeft dit hersteld door een strook op te nemen met de aanduiding 'waterkering vervallen'.

Bestemmingsplan Leidsebuurt

Tegen het bestemmingsplan Leidsebuurt is destijds beroep aangetekend. De Raad van State heeft in haar uitspraak op 18 januari 2012 enkele delen van het bestemmingsplan voor een aantal percelen vernietigd. Overwegende reden was dat een verkeerde goot- dan wel bouwhoogte werd gehanteerd voor deze percelen. Het reparatieplan herstelt dit.

In Reparatieplan C zijn niet alle percelen meegenomen waar de Raad van State een uitspraak over heeft gedaan. Deze percelen staan op de gemeentebrede lijst om aangemerkt te worden als 'orde 2-pand'. Tijdens het opstellen van dit reparatieplan was de inventarisatie nog niet afgerond. Voor de toekomstige 'orde 2-panden' zal een apart bestemmingsplan worden opgesteld.

Archeologie

Het bestemmingsplan Delftwijk-Waterbuurt en het wijzigingsplan Deltwijk/SIG bevatten geen regeling voor het beschermen van de archeologische waarden. Door middel van het reparatieplan is voor dit gebied alsnog de regeling van toepassing die Haarlem hanteert ter bescherming van archeologische waarden.

verplicht

Standplaatsen

Begin dit jaar is het nieuwe standplaatsenbeleid in werking getreden. Een aantal standplaatsen is niet in het bestemmingsplan geregeld. Het reparatieplan voorziet alsnog in een regeling.

Tjaden-terrein

Artikel 4 van Reparatieplan B bevat een opsomming van de bestemmingsplannen die binnen de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie vallen. Een van deze bestemmingsplannen is (deels) opgevolgd door bestemmingsplan Tjaden. Voor de duidelijkheid is het bestemmingsplan Tjaden aan de opsomming toegevoegd.

Gronden met de bestemming Tuin-1 zijn bedoeld voor tuinen en verhardingen. Conform het vastgestelde stedenbouwkundig plan zal parkeren binnen het plangebied deels op gronden met de bestemming Tuin plaatsvinden. Ter verduidelijking is de mogelijkheid van parkeren opgenomen in de bestemming Tuin-1.

Bestemmingsplan Wijngaardtuin

In het bestemmingsplan is in artikel 4.5.2 een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Sub b van het artikel bevat de zinssnede 'indien de bestaande erfafscheiding tussen de tuin van Jansstraat 46 en de Wijngaardtuin is verwijderd'. Dit moet zijn 'indien de bestaande erfafscheiding tussen de tuin van Jansstraat 46 en de Wijngaardtuin niet is verwijderd'. De juiste bepaling is opgenomen in reparatieplan C.

Koningstraat 37

Het huidige bestemmingsplan Oude Stad staat wonen op de begane grond niet toe. Het pand wordt echter sinds jaar en dag bewoond. Het reparatieplan maakt het mogelijk dat ook op de begane grond mag worden gewoond.

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER     

Vanwege de ondergeschikte wijzigingen is een beschrijving van rijks-, en provinciaal beleid achterwege gelaten. De wijzigingen zijn niet in strijd met dit beleid. Op onderdelen vindt wel een beschrijving plaats van het gemeentelijk beleid.

3.1 Gemeentelijk beleid     

3.1.1 Wonen     

Woonvisie

Haarlem is een aantrekkelijke stad om in te wonen. De vraag naar woningen in Haarlem blijft onverminderd hoog. De woonvisie Haarlem 2017-2020: “Doorbouwen aan een (t)huis” benoemt drie hoofddoelen. Dat zijn het verbeteren van de beschikbaarheid van woningen voor verschillende doelgroepen, het voorkomen van een tweedeling in de stad en het werken aan een energie-neutrale stad.

Door de populariteit van Haarlem als stad om in te wonen staan de betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen onder druk, vooral van sociale huurwoningen. De woonvisie zet daarom in op het vergroten en versnellen van de woningproductie. Door de grote opgave om woningen te realiseren en de ruimtelijke beperking die Haarlem heeft, moet het toevoegen van extra woningen binnen het bestaand stedelijk gebied gebeuren. De prioriteit ligt daarbij op locaties rondom OV-knooppunten en door transformatie van leegstaande panden naar woningbouw. De ambitie is om tot en met 2025 10.000 extra woningen toe te voegen. Hiermee voert Haarlem de afspraken uit die gemaakt zijn over de regionale woningbouwopgave in het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) 2016-2020 en de Actie-Agenda 2016-2020 Metropoolregio Amsterdam.

De woonvisie zet ook in op de ambitie om Haarlem een ongedeelde stad te laten zijn, met gemengde wijken waar plaats is voor iedereen. Dat gebeurt vooral door het stimuleren van een divers woningaanbod en door ervoor te zorgen dat er verschillende soorten huishoudens (rijk, arm, jong, oud, etc.) samen in dezelfde wijk kunnen (blijven) wonen. Om dat te bereiken is het voornemen om sociale huurwoningen bij te bouwen aan met name de westkant van de stad. Aan de oostkant komen naast sociale huurwoningen ook duurdere woningen ter bevordering van de gewenste gemengde wijken. De opgave geformuleerd in de woonvisie bedraagt 1.200 sociale huurwoningen voor het westelijke deel van de stad en 700 voor het oostelijke deel.

In paragraaf 2.2 is de huisvestingsverordening reeds aan de orde gekomen. De verordening draagt bij aan het realiseren van de doelstellingen van de woonvisie. Het reparatieplan sluit aan bij de verordening.

3.1.2 Groen     

De hoofdgroenstructuur ligt vast in het Structuurplan Haarlem 2020. Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarde als van groen met stedelijke waarde. Het reparatieplan brengt hier geen wijziging in. Wel is het nu mogelijk om de gebruiksmogelijkheden van snippergroen te wijzigen.

Hoofdstuk 4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN     

Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Hierbij moet worden aangetekend dat het reparatieplan hoofdzakelijk onvolkomenheden in andere bestemmingsplannen herstelt. Een uitvoerige uiteenzetting vindt dan ook alleen plaats indien noodzakelijk gezien de doorgevoerde wijzigingen.

4.1 Bedrijven en milieuzonering     

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Het reparatieplan voorziet niet in de vestiging van nieuwe bedrijven, dan wel uitbreiding of wijziging van bestaande bedrijven. Milieuzonering komt in het reparatieplan dan ook niet verder aan de orde.

4.2 Bodemparagraaf     

In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Bij bestemmingswijzigingen, verbouwingen of graafwerkzaamheden zal in veel gevallen een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. De gemeente beoordeelt dat per geval. Met het bodemonderzoek kan bepaald worden of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie. Het Reparatieplan brengt geen wijzigingen in het gebruik aan waarbij bodemaspecten een rol spelen. Op grond van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart kan geconcludeerd worden dat de huidig bekende bodemkwaliteit geen belemmering voor het huidige gebruik, noch voor de vaststelling van het bestemmingsplan vormt.

4.3 Geluid     

De mate waarin wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai en/of industrielawaai het (woon)milieu mogen belasten is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen, scholen of ziekenhuizen) niet hoger mag zijn dan de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Dit moet getoetst worden bij bouwaanvragen en/of bij bestemmingswijzigingen. Het reparatieplan biedt geen bouwmogelijkheden waarbij het aspect geluid een rol speelt. Het reparatieplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk.

4.4 Luchtkwaliteit     

De luchtkwaliteit is van belang voor de gezondheid van mens en dier en voor de kwaliteit van het milieu. In de Europese Unie zijn daarom grenswaarden afgesproken waaraan de concentraties van een aantal stoffen vanaf bepaalde ingangsdata moeten voldoen. Die grenswaarden en regelgeving om ze tijdig te bereiken en te handhaven zijn in Nederland opgenomen in de Wet milieubeheer, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen.

Het reparatieplan herstelt in hoofdzaak onvolkomenheden. Er vinden geen voor de luchtkwaliteit relevante wijzigingen van toegestane functies plaats die niet al in het vorige bestemmingsplan of vrijstellingen/projectbesluiten ruimtelijk zijn vastgelegd.

4.5 MER-beoordeling     

Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Hiervoor gelden twee Europese richtlijnen te weten de Europese richtlijn betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten van 13 december 2011 en de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's van 27 juni 2001. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage ontwikkeld. In dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in de realisatie van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-plichtige beoordelingsplichtige activiteiten.

4.6 Archeologie     

Inleiding

In 1992 ondertekende onder andere Nederland het Verdrag van Valletta. Het doel van dit verdrag is het beschermen van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Het verdrag is verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) en de Erfgoedwet. De gemeente is op basis van artikel 38a van die wet verplicht om rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De drie belangrijkste uitgangspunten van de Wamz zijn:

  • het behoud van archeologische waarden in de bodem;
  • de initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstoring leidt, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek;
  • het vroegtijdig integreren van de zorg voor het archeologisch erfgoed in de procedures van de ruimtelijke ordening.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.

De Haarlemse bodem

Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, vanaf de Karolingische tijd, ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is de Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.

Reparatieplan

Op 2 juni 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders de beleidsnota Archeologie vastgesteld. De gemeenteraad heeft op 2 juli 2009 het facetbestemmingsplan vastgesteld. Het reparatieplan brengt geen wijzigingen in het beleid.

4.7 Cultuurhistorie     

Beschermd stadsgezicht

Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als "beschermd stadsgezicht" in de zin van de Monumentenwet 1988. “Per 5 oktober 2011 is via een besluit ex artikel 35 van de Monumentenwet 1988 het "beschermde stadsgezicht" uitgebreid met gebieden in Haarlem Zuid, Haarlem Zuidwest en Haarlem Noord. Daarmee is nu het gehele bestemmingsplangebied aangewezen tot beschermd stadsgezicht. De aanwijzing tot "beschermd stadsgezicht" betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (op grond van artikel 36 van de Monumentenwet 1988 dat van kracht blijft tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet).

Het reparatieplan ziet toe op het behoud van de kwaliteiten van de beschermende stadsgezichten. Zie hoofdstuk 2 van de toelichting van het reparatieplan voor een nadere beschrijving.

Monumenten

De gemeentelijke en rijksmonumenten zijn op de verbeelding weergegeven als orde 1. Deze aanduiding heeft voornamelijk een informatieve waarde. De bescherming zelf is geregeld in de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van het monument. Wel zal bij het bestemmen van deze gebouwen en directe omgeving, in het bestemmingsplan waar nodig rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde.

4.8 Groenparagraaf     

Het reparatieplan brengt geen wijzigingen aan in het groenbeleid. Ook belemmert het de mogelijkheden van natuurontwikkeling in andere bestemmingsplannen niet.

4.9 Parkeren     

In het Parapluplan Parkeernormen Haarlem 2018 zijn voorschriften opgenomen over parkeernormen. De voorschriften verklaren de Beleidsregels Parkeernormen Haarlem 2015 van toepassing. Reparatieplan C brengt geen wijzigingen aan in het parapluplan. In verband met de wettelijke verplichting is niettemin dezelfde regeling over parkeren opgenomen in Reparatieplan C.

4.10 Waterparagraaf     

Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Waterbeheerders willen in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken worden bij het proces van ruimtelijke planvorming. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl.

Het reparatieplan is een in hoofdzaak behoudend plan. De toekomstige situatie wijkt daardoor slechts op kleine onderdelen af van de huidige situatie. Dit betekent dat er geen veranderingen in de waterhuishouding zullen optreden door het plan.

Hoofdstuk 5 JURIDISCHE ASPECTEN     

5.1 Inleiding     

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is verder uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een verdere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen.

De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Hiertoe moeten alle bestemmingsplannen voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP2012 bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. Dat leidt ertoe dat de systematiek zoals gehanteerd in dit bestemmingsplan, op ondergeschikte onderdelen af kan wijken van de voorheen geldende planologische regelingen.

Het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen over de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels en ook de functie van visualisering van de bestemmingen.

5.2 Juridische planopzet     

Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.

Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor iedereen volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn: www.ruimtelijkeplannen.nl. Hiertoe moeten alle bestemmingsplannen voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP2012 bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.

De regels van het bestemmingsplan vallen op grond van de SVBP2012 in 4 hoofdstukken uiteen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

5.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.



Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen schrijft de regeling SVBP2012 dwingend voor.

5.2.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels     

Woord vooraf :

In de regels van een aantal bestemmingen zijn specifieke adressen genoemd. Het reparatieplan brengt wijzigingen aan in meerdere bestemmingsplannen. Deze bestemmingsplannen bevatten ten opzichte van elkaar verschillende voorschriften voor dezelfde bestemming. Dit geldt met name voor de bestemmingen Centrum en Gemengd. In het reparatieplan zijn deze verschillen in stand gelaten door onder andere het opnemen van adressen in de voorschriften.

5.2.2.1 Bestemmingen     

Artikel 3 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is bedoeld voor bestaande bedrijfsgebouwen of gronden die uitsluitend zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten en bijbehorende voorzieningen.

Artikel 4 Bedrijventerrein

De bestemming is bedoeld voor het bedrijventerrein Waarderpolder. De voorschriften van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder zijn van toepassing verklaard op het betreffende perceel.

Artikel 5 en artikel 6: Centrum 1 en Centrum 2

De bestemming 'Centrum' wordt alleen gebruikt als sprake is van een "dorps- of stadskern in planologische/stedebouwkundige zin." (SVBP2012). Het betreft onder meer het gebied binnen de Haarlemse binnenstad waar het kernwinkelapparaat geconcentreerd is. Binnen de bestemming 'Centrum' wordt in het reparatieplan onderscheid gemaakt in Centrum - 1 (C1) en Centrum - 2 (C2).



C1 (hoofdwinkelstraten in kernwinkelgebied):

Kenmerk: aaneengesloten front van winkels en publieksgerichte functies. Op de begane grond komt de woonfunctie niet voor. Binnen deze bestemming is op de begane grond detailhandel (inclusief ondergeschikte horeca) en publieksgerichte dienstverlening en galerie toegestaan. Op de bovenverdiepingen is wonen toegestaan. Via een afwijkingsbevoegdheid kan de begane grondfunctie toegestaan worden op de verdiepingen. Op de begane grond en op de verdiepingen is horeca toegestaan wanneer en zoals in de regels en/of op de verbeelding aangegeven.Daarnaast kan medewerking verleend worden aan de functie daghoreca (horeca 1) door toepassing te geven aan de afwijkingsbevoegdheid.



C2 (aanloopstraten in kernwinkelgebied):

Kenmerk: Onderscheid met C1 is dat in C2 op de bovenverdieping in beginsel alleen wonen is toegestaan. Op de begane grond komt de woonfunctie beperkt voor. Binnen deze bestemming zijn op de begane grond detailhandel en publieksgerichte dienstverlening en galerie toegestaan. Een horecafunctie is mogelijk indien dat als zodanig is aangeduid op de verbeelding.

Zoals reeds aangegeven is op de bovenverdiepingen alleen wonen toegestaan, tenzij anders aangegeven door middel van een aanduiding op de verbeelding. Bestaande centrumfuncties op de verdieping worden hiermee gerespecteerd. Bestaande woningen op de begane grond worden ook gerespecteerd door middel van een aanduiding op de verbeelding. Via een afwijkingsbevoegdheid wordt daghoreca (horeca 1) mogelijk gemaakt. Dit geldt ook voor activiteiten die niet zijn genoemd in de bestemmingsomschrijving, maar naar aard en invloed op de omgeving hiermee wel gelijk te stellen zijn.

Horecatypen

In het bestemmingsplan zijn binnen de bestemmingen Centrum op de verbeelding enkele gebouwen aangeduid als horeca. De volgende typen horeca zijn te onderscheiden:

Horeca 1

Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken zoals lunchroom, ijssalon, koffiebar, tearoom en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven. De openingstijden van deze horecabedrijven (aanvullende daghoreca) zijn meestal gerelateerd aan de winkeltijden. Dit wil niet zeggen dat de daghoreca exact ook deze tijden moet hanteren, maar het moet hier wel een relatie mee hebben. De locatie van de horecabedrijven is gerelateerd aan detailhandel en het overgrote deel van het beoogde publiek is er al want dat komt voor andere (detailhandels)functies waardoor er (vrijwel) geen extra verkeersaantrekkende werking is. Bepalend is de relatie met de winkeltijden en de andere functies.

Horeca 2

Horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op

het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven. Deze horecabedrijven (maaltijdverstrekking onafhankelijk van winkeltijden) onderscheiden zich door aard van de functie en openingstijden, hebben in de regel vooral fiets- en voetgangersverkeer en maar een beperkte verkeersaantrekkende werking voor autoverkeer. In de avonden zijn deze horecabedrijven meestal open tot ongeveer 23:00 uur. Een aparte groep hierbinnen zijn de bezorgdiensten die overlast kunnen geven door het aan en afrijden en brommerparkeren op de stoep.

Horeca 3

Horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals cafés en eetcafés en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven. Horecabedrijven zoals cafés (verkoop alcohol als hoofdactiviteit, muziek/dansen en eten bijkomstig) onderscheiden zich door openingstijden (vroeg open en laat dicht), normaliter een geleidelijker instroom en uitstroom van bezoekers dan discotheken, minder verkeersaantrekkende werking (meer fiets/voetgangers verkeer), vaak een beperkte omvang, veel alcoholgebruik, potentieel zware overlast voor directe omgeving doordat alcoholverstrekking hoofddoel is.

Horeca 4

Horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen. Horecabedrijven zoals hotels en pensions onderscheiden zich door verkeersaantrekking (af en aanrijden van taxi's en/of bussen), gebruik van de hotelfunctie vooral door gasten, verder weinig publiekaantrekking, in de regel minder overlast dan bij cafés of discotheken ook door een beperkter alcoholgebruik ter plaatse en geen grote bezoekersaantallen.

Horeca 5

Horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken verstrekken en gericht zijn op dansen en beluisteren van muziek, zoals dancings en discotheken en gelijkwaardige horecabedrijven. Horecabedrijven zoals discotheken en bar-dancings onderscheiden zich door late openingstijden, instroom van bezoekers in nachtelijke uren, een plotselinge en grote uitstroom rond sluitingstijd, in de regel een hogere verkeersaantrekkende werking dan bij bijvoorbeeld cafe's, grotere bezoekersaantallen en potentieel zware overlast door de verstrekking van grote hoeveelheden alcolhol in combinatie met afwijkende openingstijden. Om binnen de horeca een functiewisseling naar minder overlast gevende typen horeca mogelijk te maken is functiewisseling van horeca 3 naar horeca 2 en horeca 1 toegestaan, en van horeca 2 naar horeca 1.

Uitsluiting adressen

Het vorige bestemmingsplan liet op de adressen Kleine Houtstraat 6 en 8 geen hotel toe op de verdiepingen. Het reparatieplan heeft deze beperking overgenomen, door in de voorschriften horeca 4 op de verdiepingen van deze adressen uit te sluiten.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' is het mogeljik de volgende activiteiten te ontplooien: atelier, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, theater, film, muziek- en concertzaal. Ondergeschikte voorzieningen zijn mogelijk zoals (kleinschalige) horeca en (kleinschalige) detailhandel.

Artikel 8, 9, 10, 11, 12: Gemengd 1 t/m 5

Algemeen

De bestemming 'Gemengd' wordt gebruikt voor gebouwen waarin een menging van wonen en werken aanwezig of gewenst is. Binnen de bestemming 'Gemengd' worden 5 standaard typen onderscheiden, variërend van woongebouwen met beperkte mogelijkheden voor economische functies tot gebouwen waarin alleen een menging van werkfuncties is toegestaan.

Dienstverlening

Een dienst is te typeren als een transactie waarbij een niet fysiek goed wordt geleverd. Een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen van producten is geen dienstverlening. Dit geldt ook voor zelfstandige vormen van detailhandel zoals een supermarkt.

Publieksgerichte dienstverlening bestaat uit diverse soorten dienstverlening. Ten eerste gaat het om zakelijke dienstverlening waarbij er sprake is van fysiek contact met de klant. Voorbeelden zijn een makelaar, reisbureau, kantoor met loket en dergelijke. Ten tweede consumentverzorgende dienstverlening zoals een kapper. In deze categorie valt ook een stomerij en een wasserette. Ten derde horen openbare dienstverlening en overheidsinstanties gericht op het publiek tot publieksgerichte dienstverlening. Tot slot hoort ook (para)medische dienstverlening tot publieksgerichte dienstverlening. Een medische dienstverlener kan een huisarts zijn en een paramedische dienstverlener bijvoorbeeld een logopedist of een fysiotherapeut.

Onder niet-publieksgerichte dienstverlening vallen alle vormen van zakelijke dienstverlening waarbij er geen sprake is van fysiek contact met de klant ter plaatse.Voorbeelden van niet publieksgerichte dienstverlening zijn: kantoren zonder loket, informatie technologie bureau, grafische afwerking en dergelijke.

Gemengd - 1

Deze bestemming wordt vooral gebruikt voor gebouwen in gebieden waar hoofdzakelijk wordt gewoond,waar op de begane grond zowel wonen als kleinschalige functies met een beperkte verkeersaantrekkende werking en hinder zijn toegestaan, zoals niet-publieksgerichte dienstverlening, kantoor zonder loketfunctie, ateliers, praktijkruimten en kleinschalige bedrijven. Op de overige verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan. Beroepsuitoefening aan huis behoort tot de mogelijkheden.

Gemengd - 2

Deze bestemming wordt vooral gebruikt voor gebouwen in aanloopstraten naar het centrum waar op de begane grond zowel wonen als (beperkt dan wel meer verkeersaantrekkende) kleinschalige functies zijn toegestaan, zoals detailhandel, publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en kleinschalige bedrijven. Op de overige verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan. Beroepsuitoefening aan huis behoort tot de mogelijkheden.

Gemengd - 3

Deze bestemming wordt vooral gebruikt voor (kleine) buurtwinkelcentra waar alleen (beperkt dan wel meer verkeersaantrekkende) kleinschalige functies zijn toegestaan, zoals detailhandel, publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen.

Gemengd - 4

Deze bestemming wordt gebruikt voor gebouwen waar op de begane grond én op de overige verdiepingen zowel wonen als werkfuncties zijn toegestaan zoals kantoor, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening. Vaak gaat het om gebouwen die (onder meer door hun ligging, grootte en/of monumentale status) een bijzonder uitstraling hebben. Detailhandel en bedrijven zijn niet toegestaan. Beroepsuitoefening aan huis behoort tot de mogelijkheden.

Gemengd - 5

Deze bestemming wordt gebruikt voor gebouwen waar niet mag worden gewoond maar uitsluitend werkfuncties zijn toegestaan zoals publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven. Vaak gaat het om gebouwen die (onder meer door hun ligging, grootte en/of monumentale status) een bijzonder uitstraling hebben. Detailhandel en bedrijven zijn niet toegestaan.

Artikel 13 Groen

De (openbare) groengebieden van structurele aard zijn specifiek bestemd als 'Groen'. Bermen en bomen langs wegen maken deel uit van de bestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Groen' is ruimte voor waterlopen zoals slootjes.

Artikel 14 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' wordt gehanteerd voor bestaande bouwwerken of gronden die geheel gebruikt worden voor onderwijs, openbaar bestuur, zorg- en welzijn, religie of maatschappelijke opvang.

Artikel 15 Tuin 1

De op de verbeelding voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Binnen deze bestemming zijn alleen erkers, tuinen en verhardingen toegestaan. Onder voorwaarden kunnen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde worden toegestaan zoals erfafscheidingen en vlaggenmasten. Een aan- of uitbouw of een bijgebouw zoals een berging kan niet binnen deze bestemming worden gebouwd. Deze bestemming komt vaak voor aan de voorzijde van woningen. Bebouwing aan de voorzijde van woningen geeft een rommelig beeld en kan vooral bij hoekwoningen het uitzicht voor automobilisten verminderen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Parkeren in tuinen met bestemming 'Tuin - 1' is alleen toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding, dan wel specifiek in de regels voor een locatie, is aangegeven.

Artikel 16 Tuin 2

De op de verbeelding voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Deze bestemming komt vooral voor in tuinen aan de achterkant van gebouwen, de zogeheten erven. Op deze gronden mogen onder voorwaarden aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Het is niet toegestaan dat de gronden met de bestemming 'Tuin - 2' geheel worden volgebouwd. Dit in het belang van de woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid. In de planregels zijn daarom maximale bouwregels opgenomen. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 procent van het bestemmingsvlak met een maximum oppervlakte van 40 m². De hoogte van de aan- en uitbouwen mogen tot 4 meter hoog en losse bijgebouwen tot 3 meter hoog. Parkeren op gronden met de bestemming 'Tuin - 2' is toegestaan in gebouwde voorzieningen én waar dit met een aanduiding in de verbeelding is aangegeven.

Artikel 17 Tuin 3

De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. De gronden die onder deze bestemming vallen mogen voor 100 procent worden bebouwd. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal 4 meter bedragen; de bouwhoogte van bijgebouwen en van bouwwerken geen gebouw zijnde mag maximaal 3 meter bedragen. Legale bebouwing die hoger is dan 3 meter wordt via een aanduiding op de kaart mogelijk gemaakt. Dakterrassen zijn toegestaan op aan- en uitbouwen tenzij er sprake is van privaatrechtelijke belemmeringen. Het is niet toegestaan om een dakterras te gebruiken voor horeca tenzij dit op de verbeelding is aangeduid. Horeca op een dakterras is namelijk ongewenst in verband met mogelijke overlast op de directe omgeving, onder andere door de intensiteit van het gebruik bij een gebruikelijke bedrijfsvoering. Parkeren op gronden met de bestemming 'Tuin - 3' is toegestaan in gebouwde voorzieningen én waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 18 Verkeer

De in het plangebied voorkomende wegen, met bijbehorende bermen, parkeerplaatsen, bomen, fiets- en voetpaden en alle andere bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de verzamelbestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn groen-, water- en speelvoorzieningen toegestaan evenals bouwwerken voor de verkeers- en verblijfsfunctie, waaronder nutsvoorzieningen, abri's, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers en (ondergrondse) bergbezinkbassins, verkeers- en lichtmasten, reclameborden en bouwwerken geen gebouw zijnde zoals fietsenrekken. Binnen de bestemming 'Verkeer' moet ruimte gelaten worden om zonodig veranderingen te kunnen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte, afgestemd op wijzigende behoeften. Gedacht kan worden aan ruimte voor diverse verkeerstechnische aanpassingen (zoals veiligere inrichtingen).

Artikel 19 Water

De in het plangebied voorkomende waterlopen, waterwegen en waterpartijen, en bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de bestemming 'Water'. Deze gronden zijn bestemd voor waterberging en de waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen, verkeer over water, groenvoorzieningen, oevers, kunstwerken en bijbehorende voorzieningen, zoals bruggen, sluizen, stuwen, dammen, steigers, duikers, gemalen. Op gronden met de bestemming 'Water' mag niet worden gebouwd, behalve waar het gaat om het veranderen of vernieuwen van bestaande beschoeiingen, kaden, aanlegplaatsen, remmingen, meerpalen en dukdalven.

Artikel 20 Wonen

De bestemming 'Wonen' is bedoeld voor gebouwen binnen het plangebied die uitsluitend voor wonen worden gebruikt. Op enkele plaatsen is (beperkte) uitbreiding van de bestaande woningen toegestaan.

Beroepsmatige activiteiten aan huis zijn binnen de bestemming Wonen toegestaan onder de voorwaarde dat deze activiteiten ondergeschikt zijn aan het wonen en niet meer ruimte in beslag nemen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak van een woning met een maximum van 50 m2. Aan huis verbonden dienstverlenende beroepen kunnen bijvoorbeeld zijn: kleine adviesbureaus, kleine financiële instellingen, pedicures en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen zoals arts, tandarts en notaris. Verder is gastouderopvang en bed & breakfast toegestaan.

Begeleid wonen wordt als passend binnen de woonfunctie gezien. Onder begeleid wonen wordt verstaan: vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

5.2.2.2 Dubbelbestemmingen     

Artikel 21 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

De aanwezige archeologische verwachtingswaarden krijgen bescherming door het toekennen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. Het bestemmingsplan houdt rekening met de Archeologische Beleidskaart Haarlem. De volgende categorieën :

Categorie 1A

In het gebied dat tot deze categorie behoort geldt een bijzonder archeologieregime vanwege de aanwezigheid van de ongeroerde strandwal met belangwekkende archeologische bodemsporen op een relatief kleine oppervlakte. De archeologische verwachting is zeer hoog. Bescherming wordt nagestreefd door toepassing van een bouwverbod waarvan slechts onder voorwaarden kan worden afgeweken. Aan dit gebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1A' toegekend.

Categorie 1B

In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een zeer hoge archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. Dit geldt ongeacht de oppervlakte van het te roeren gebied. Aan deze gebieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1B' toegekend.

Categorie 2

In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een hoge archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 50 m² en groter en die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. Aan deze gebieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' toegekend.

Categorie 3

In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een middelhoge archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 500 m² en groter en die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. Aan deze gebieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' toegekend.

Categorie 4

In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een lage archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 2.500 m² en groter en die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. Aan deze gebieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' toegekend.

Categorie 5

In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een zeer lage archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 10.000 m² en groter en die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. Aan deze gebieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' toegekend.

Categorie 6

In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een zeer lage archeologische verwachting. Voor deze categorie gelden er geen bijzondere regels voor archeologie. Aan deze gebieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' toegekend.

Er is in deze dubbelbestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te verwijderen als archeologische bevindingen daartoe aanleiding geven.

Artikel 22 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)

De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' ligt over het hele plangebied. Deze dubbelbestemming valt samen met de begrenzing van het formele aanwijzingsbesluit van het Beschermd Stadsgezicht Haarlem. Het doel van het bestemmingsplan is de essentiële waarden van dit Beschermd Stadsgezicht te beschermen. De waarden van het beschermde stadsgezicht zijn in het bestemmingsplan in vrijwel alle bestemmingen vastgelegd.

Voor de bescherming van het beschermd stadsgezicht zijn bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Behoud, bescherming en waar mogelijk versterking van het straat- en

bebouwingsbeeld;

  • Instandhouding en/of herstel van de monumenten en beeldbepalende

gebouwen. Deze zijn op de verbeelding respectievelijk aangegeven als orde1 (rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten) en als orde 2 (beeldbepalende gebouwen).

  • Bij beeldbepalende gebouwen (orde 2) moeten specifieke waarden van het

pand (zoals opgenomen in de redengevende omschrijving (bijlage 2) binnen de gevelwand behouden blijven. Bij verbouwing heeft een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap de voorkeur.

  • Bij bouwwerken die op de verbeelding zijn aangeduid als “orde 3” dient de

schaal binnen de gevelwand behouden te blijven. Bij verbouwing moet hiermee rekening worden gehouden.

  • Voor bouwwerken die op de waarderingskaart zijn aangeduid als

“nieuwbouw” is vervanging in beginsel mogelijk binnen de kaders van dit plan. Hiervoor gelden ook criteria voor ruimtelijke kwaliteit, die zijn opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

  • Voor ensembles en seriebouw geldt dat de samenhang tussen de verschillende gebouwen moet worden gehandhaafd. Bij verbouwingen waarbij het beeld van gevel en/of kap wordt gewijzigd, dient dat in de afzonderlijke gebouwen zodanig te gebeuren dat de samenhang in het ensemble niet wordt verstoord. Daarom moet een bouwkundige ingreep worden afgestemd met de overige gebouwen in een ensemble of een serie identieke gebouwen.

5.2.2.3 Afwijken van de bouwregels     

Binnen bovenstaande (dubbel)bestemmingen is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om van bepaalde bouwregels af te mogen wijken.

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' bevat de bevoegdheid om af te wijken van bepaalde bouwregels. Het bevoegde gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het overleggen van een waardestellend archeologisch rapport, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels. Deze vergunning wordt verleend als aangetoond is dat er geen archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn, of als aangetoond is dat die niet verstoord zullen worden.

Criteria bij afwijken van bouwregels

Bij de uitoefening van deze bevoegdheid wordt aan een aantal criteria getoetst.

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeerssituatie ter plaatse;
  3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
  4. de cultuurhistorische waarden;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Het straat- en bebouwingsbeeld

Voor de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het in stand houden of tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
  • behoud of versterken van de aanwezige trends.

Trends zijn de binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg identieke dakopbouwen, kapvormen, dakkapellen of dakterrassen en dergelijke (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn). Hieronder vallen in ieder geval ensembles en seriebouw.

Voor dit onderwerp zal getoetst worden aan:

  • de Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
  • de Nota Dak;
  • de parcellering;
  • de aanwezigheid van ensembles en seriebouw.

De verkeerssituatie ter plaatse

Voor de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met verkeersveiligheid, toe- of afname van parkeren en de doorstroming.



De privacy en bezonning van de omwonenden

Voor de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden of tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding en de aanwezigheid van voldoende privacy. Bij privacy wordt gekeken naar het gebruik van het bouwwerk en de invloed daarvan op de omliggende gronden. Naarmate de invloed van het gebruik op de omgeving toeneemt, dient een grotere afstand tot de omliggende gronden te worden aangehouden.

De cultuurhistorische waarden

Voor de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden, waarbij wordt gestreefd naar het in stand houden of versterken van deze waarden. Uit cultuurhistorisch onderzoek, naar het oordeel van de gemeentelijk architectuurhistoricus, of uit andere informatie dient te blijken dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.

Voor dit onderwerp zal getoetst worden aan:

  • de Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
  • de Nota Dak;
  • de parcellering;
  • de aanwezigheid van ensembles en seriebouw;
  • de bouwhistorische waarderingskaart.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Voor de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, als deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

Afwijkingen binnen 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'

Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' is de

bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om van de bouwregels af te mogen wijken voor de volgende onderdelen:

  • Wijziging gevelindeling: wanneer is sprake van herstel of verbetering. Onder herstel wordt verstaan: het herstel van de gevelindeling, zoals deze was bij de oorspronkelijke bouw. Van verbetering is sprake als bij panden, vooral winkels en kantoren, waar de begane grond (plint) zich in de loop der tijd heeft getransformeerd zonder zich rekenschap te geven van de bovenliggende gevel de eenheid tussen plint en bovengevel wordt teruggebracht. Ook is sprake van verbetering als bij een in de loop der tijd afgesloten gevel, de blinde gevel wordt opgeheven. Daarnaast zijn de criteria van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit van toepassing.
  • Afwijkende kap of dakvorm: herstel of verbetering volgens de Nota Dak. Een schilddak (schuine zijden aan alle kanten) of een plat dak met afgeschuind dakschild zijn standaard toegestaan. Afwijkingen daarvan zijn mogelijk bij herstel of verbetering. Iemand die bijvoorbeeld een zadeldak of mansardekap wil realiseren of vervangen, kan dat niet via de direct toegestane bouwregels waarin alleen een schilddak of plat dak met afgeschuind dakschild is toegestaan. Hiervoor is een extra afweging noodzakelijk. Hierbij wordt getoetst aan de uitgangspunten van de Nota Dak.

Onder herstel van de kapvorm wordt verstaan: het realiseren van een kap of dakvorm zoals deze was bij de oorspronkelijke bouw.

Van verbetering is sprake als voldaan wordt aan alle volgende voorwaarden: de bezonningsituatie verslechtert niet onevenredig, installaties en leidingen worden weggewerkt, bouwwerk en kap vormen een eenheid en de kap voldoet aan de criteria uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit / Nota Dak.

  • Dakkapellen: passend in (aanwezige) trend / Nota Dak

Dakkapellen moeten voldoen aan de eisen uit de Nota Dak. Afwijkingen zijn toegestaan als er sprake is van vervanging van dakkapellen die behoren bij de oorspronkelijke bouw of wanneer ze aansluiten op een bestaande trend. Daarnaast zijn afwijkingen mogelijk bij enkele specifieke bouwkundige situaties, zoals een afwijkende vloerhoogte ten opzichte van de goot of vanuit het karakter van de kap, die om een afwijkende dakkapel vragen.

  • Dakterras op hoofdbebouwing: dubbelgebruik / Nota Dak

De Nota Dak heeft als uitgangspunt dubbelgebruik van elk plat dak. Afwijking is onder voorwaarden mogelijk op hoofdbebouwing. Dat hangt samen met terughoudendheid in de beïnvloeding van het straatbeeld en de privacy van omwonenden.

  • Samenvoegen van gebouwen: vanwege cultuurhistorische belangen is het samenvoegen van panden ongewenst. Uit oogpunt van de stedelijke dynamiek is verandering van parcellering en pandindeling van alle tijden. Daarom kan onder voorwaarden aan het samenvoegen van panden worden meegewerkt. Doel is de invloed op de gevelindeling, de parcellering en het straatbeeld beperkt te houden.

Tabellen

Onderstaande tabellen geven een overzicht van de bouwmogelijkheden met afwijkingsmogelijkheden.

verplicht

verplicht

5.2.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels     

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

Lid 25.1 Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven

Deze aanduiding is opgenomen om regels te stellen ter bescherming van iedereen bij en rondom grondroerende werkzaamheden nabij locaties waar niet gesprongen explosieven aanwezig kunnen zijn.

Lid 25.2 Overige zone - herziening planregels 7

Deze aanduiding is opgenomen om een regeling te treffen voor het snippergroen. Daarnaast heeft de aanduiding betrekking op het aanpassen van de bestemming Wonen in andere bestemmingsplannen. De regeling heeft geen betrekking op de gebieden waar een beheersverordening voor geldt.

Lid 25.3 Overige zone - herziening planregels 8

Deze aanduiding is opgenomen om het bestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - de Kamp aan te vullen voor het perceel Gasthuisvest 47.

Lid 25.4 Overige zone - herziening planregels 9

Deze aanduiding is opgenomen om het bestemmingsplan Waarderpolder aan te vullen.

Lid 25.5 Overige zone - herziening planregels 10

Deze aanduiding is opgenomen om de bepalingen voor de niet aanwezige waterkering op te heffen.

Lid 25.6 Overige zone - herziening planregels 11

Deze aanduiding is opgenomen om Reparatieplan B aan te vullen.

Lid 25.7 Overige zone - herziening planregels 12

Deze aanduiding is opgenomen om de voorschriften van bestemmingsplan Tjaden aan te vullen.

Lid 25.8 Overige zone - herziening planregels 13

Deze aanduiding is opgenomen om de voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan Wijngaardtuin aan te passen.

Lid 25.9 Overige zone - herziening planregels 14

Deze aanduiding is opgenomen om de voorschriften van de dubbelbestemming Beschermd Stadsgezicht aan te vullen. Spaarndam is overigens deels aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De regeling heeft geen betrekking op de gebieden waar een beheersverordening voor geldt.

Lid 25.10 Overige zone - herziening planregels 15

Deze aanduiding is opgenomen om het bestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - de Kamp aan te vullen.

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen - al dan niet tijdelijk - van eigenaren wisselen. De regeling is vooral van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden al meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.

Artikel 27 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn de regels voor het bouwen van onder andere gebouwen, dakopbouwen en aan- en uitbouwen gedetailleerd vastgelegd. Er zijn algemene bouwregels opgenomen voor het bouwvlak, de voorgevelrooilijn et cetera. Ook bevat het voorschriften voor bouwwerken die niet direct passen binnen de bouwvoorschriften maar wel legaal zijn gerealiseerd. Zie hiervoor de regelgeving bij 'bestaande maatvoering'.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels geven een opsomming van activiteiten die in strijd zijn met de bestemmingen van de gronden en de bouwwerken.

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

Het bestemmingsplan als bindende verordening is opgebouwd uit objectief vastgelegde ruimtelijke begrenzingen. De mogelijkheden en onmogelijkheden voor het bouwen en het gebruik zijn nauwkeurig vastgelegd. Die ruimtelijke en functionele begrenzing is een afgeleide van de basisgegevens van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), stedenbouwkundige afwegingen en het bestaande gebruik. In de praktijk kunnen afwijkingen voorkomen. Ook kan, bij nieuwe ontwikkelingen, veranderde wetgeving of voorschreidend inzicht, toch behoefte zijn aan een andere maatvoering of een andere functie van bouwwerken.

Starheid van bestemmingsregels mag niet de oorzaak zijn van gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van het bestemmingsplan niet gediend is. Door middel van dit artikel is enige mate van flexibiliteit mogelijk. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.

Het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid gebeurt altijd met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, zodat belanghebbenden de mogelijkheid tot bezwaar/beroep hebben wanneer op grond van dit artikel van het plan wordt afgeweken.

Artikel 30 Overige regels

Dit artikel legt een koppeling tussen de regels van het bestemmingsplan en de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren. De normen voor parkeren, stallen, laden en lossen zelf liggen namelijk niet vast in dit bestemmingsplan, maar in gemeentelijke beleidsregels. Die beleidsregels geven aan wanneer er sprake is van voldoende ruimte voor parkeren, stallen, laden en lossen. Uitgegaan wordt altijd van de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren zoals die gelden op het moment van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.



Lid 30.1.3 geeft ook aan wat als strijdig gebruik van gronden en bouwwerken is aangemerkt. Strijdig gebruik is het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor parkeren, stallen, laden en lossen overeenkomstig het gemeentelijke beleid.



Tot slot bepaalt lid 30.1.4 dat er afgeweken kan worden onder de voorwaarden zoals die zijn genoemd in de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren. Ook hiervoor geldt dat uitgegaan dient te worden van de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren zoals die gelden op het moment van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

5.2.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels     

Artikel 31 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is van toepassing op bestaande situaties (gebruik en/of bebouwing) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet passen binnen het nieuwe plan.

Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar al aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet. Ook bouwwerken die op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden, worden onder het overgangsrecht geschaard.

Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Er is geen sprake van legalisatie van al strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op de peildatum illegaal zijn, blijven illegaal.



Artikel 32 Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

5.3 Hoofdopzet verbeelding     

5.3.1 Inventarisatie plangebied     

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande situatie waarbij vervanging binnen grenzen mogelijk wordt gemaakt. De bestaande bebouwing wordt daarom positief bestemd.

De gemeente Haarlem heeft op de volgende wijze onderzoek gedaan om de bestaande situatie goed in beeld te brengen voor de totstandkoming van dit bestemmingsplan en de verbeelding in het bijzonder:

  • bouwblokonderzoek;
  • analyse van de luchtfoto's;
  • waar nodig is voor dit bestemmingsplan het gemeentelijke bouwarchief geraadpleegd met bouwvergunningen, omgevingsvergunningen en vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen.

Met de informatie van deze bronnen is een compleet beeld van het plangebied ontstaan op basis waarvan de bestemmingen, de bouw- en gebruiksmogelijkheden en de bouwvlakken op de verbeelding konden worden vastgelegd en in de regels konden worden geregeld.

5.3.2 Opbouw verbeelding     

De verbeelding is opgebouwd uit verschillende elementen. Dit zijn:

  • de bestemmingen;
  • de dubbelbestemmingen;
  • aanduidingen.

Hieronder wordt verder uitgelegd wat deze elementen inhouden.

De bestemmingen

De verbeelding geeft in verschillende kleuren de bestemmingen weer. De bestemmingen worden begrensd door bestemmingsgrenzen. De regels geven per bestemming aan wat deze bestemming inhoudt en welke bouw- en gebruiksregels gelden voor die bestemming. Voorbeelden van veel voorkomende bestemmingen zijn: wonen, groen, verkeer. Soms worden ook verzamelbestemmingen toegepast waarbinnen een grotere diversiteit aan functies mogelijk is zoals de bestemming gemengd. Ter onderscheid met de dubbelbestemmingen worden de bestemmingen ook wel enkelvoudige bestemmingen genoemd.

De dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn een aparte vorm van bestemmingen. Dubbelbestemmingen beslaan vaak een groter gebied en omvatten vaak meerdere enkelvoudige bestemmingen. Op de verbeelding zijn ze opgenomen door middel van een arcering. De regels van de dubbelbestemmingen gaan vóór ten opzichte van de regels van de enkelvoudige bestemmingen. Dubbelbestemmingen zijn gericht op de bescherming van specifieke sectorale belangen. Zo is de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' gericht op de bescherming van het stadsgezicht en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op de bescherming van de archeologische waarden in de ondergrond. Voor de dubbelbestemmingen geldt net als voor de enkelvoudige bestemmingen dat in de regels de specifieke bouw- en/of gebruiksregels zijn opgenomen.

Aanduidingen

Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming verder of specifieker te regelen. In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen op grond van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) opgenomen:

  1. bouwvlakken;
  2. functieaanduidingen;
  3. bouwaanduidingen (zie ook 6.4 hoofdopzet waarderingskaart);
  4. maatvoeringen;
  5. figuren;
  6. gebiedsaanduidingen.

1. Bouwvlakken

Bouwvlakken zijn een noodzakelijk onderdeel van de verbeelding. Bouwvlakken bestaan uit dikke zwarte lijnen, die aangeven waarbinnen hoofdbebouwing is toegestaan. Bouwvlakken bepalen vaak ook de voorgevelrooilijn van gebouwen of clusters van gebouwen, waardoor ze een belangrijk element vormen bij de bescherming van een bepaald straatbeeld. Ook de achtergevelrooilijn wordt vaak al bepaald met een deel van de bouwvlaklijn. Hier geldt toch vaak een vergunningsvrije bouwmogelijkheid, waar er hier minder sprake is van een beschermend karakter in vergelijking met de voorgevelzijde.

In de meeste gevallen laten de bouwvlakken op de verbeelding in combinatie met de bouwregels, verbetering, vernieuwing, bescheiden vergroting of vervanging met gelijkwaardige bouw toe. Daarbij is rekening gehouden met de nodige flexibiliteit, kwaliteitseisen voor de bebouwing, de woonomgeving en bereikbaarheid. Over het algemeen zijn de bebouwingsgrenzen van de geldende bestemmingsplannen overgenomen. Daar waar met een ontheffing is afgeweken van het geldende beleid is de nieuw ontstane situatie opgenomen.

2.Functieaanduidingen

Functieaanduidingen zijn er in vele soorten en maten. De benaming van de diverse functieaanduidingen is vastgelegd in de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. Een functieaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd voor het gebruik. Het is daarbij gewoonlijk niet wenselijk of mogelijk om die functie in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen. Het kan hierbij gaan om een verdere specificatie van het gebruik, een uitdrukkelijke verruiming daarvan of juist een beperking.

3. Bouwaanduidingen

Bouwaanduidingen geven specifieke bouwmogelijkheden aan. Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. De benaming van de diverse bouwaanduidingen zijn vastgelegd in de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). Een bouwaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd voor de bouwmogelijkheden. Het is daarbij gewoonlijk niet wenselijk of mogelijk om die bebouwing in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen.

Een voorbeeld van een bouwaanduiding is: 'onderdoorgang'. Als een bepaalde bouwaanduiding niet voorkomt in de SVBP is het mogelijk de volgende zinsnede toe te passen: 'specifieke bouwaanduiding - [omschrijving specifieke bouwaanduiding]'. Dit leidt dan bijvoorbeeld tot de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - opbouw'. De in Haarlem meest gebruikte specifieke bouwaanduiding hangt samen met het beschermd stadsgezicht en de daarbij toegepaste 'ordes'. Dit zijn: 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' (voor monumenten), 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' (voor beeldbepalende panden ouder dan 50 jaar) en 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' (voor niet-beeldbepalende panden ouder dan 50 jaar).

4. Maatvoeringsaanduidingen

Maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op: afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel voor het bouwen als voor het gebruik. Afhankelijk van de waardering en het type bebouwing wordt een hoogte aangegeven met een van de volgende aanduidingen:

  • te handhaven goot-/bouwhoogte (orde 1, 2)
  • een maximum goot-/bouwhoogte (bijgebouwen hoger dan 3 meter)
  • minimum of maximum goothoogte (nieuwbouw)
  • minimum of maximum goot- en bouwhoogte (nieuwbouw)

De opgenomen maten zijn in hele meters en naar boven afgerond.



Te handhaven goothoogte

Voor panden die op de verbeelding zijn aangegeven als orde 1 en 2 wordt de aanduiding goothoogte opgenomen. In de regels staat omschreven dat de bestaande goothoogte gehandhaafd dient te blijven. Op de verbeelding worden hoogtematen naar boven afgerond. Dus 5,3 m of 5,8 m wordt allebei 6 m. In het beschermd stadsgezicht is een verspringende bouw-/goothoogte een noodzakelijk onderdeel van straat- en bebouwingsbeeld. Het kan zijn dat er 4 panden naast elkaar op de plankaart zijn aangegeven met een goothoogte 6 terwijl in werkelijkheid de hoogtes tot maximaal 0,9 m verspringen.



Te handhaven bouwhoogte 

In enkele gevallen is een orde 1 of 2 pand plat afgedekt en al zo hoog dat een kap niet meer kan worden toegestaan. In die gevallen wordt het bouwvlak voorzien van een maatvoeringsaanduiding 'bouwhoogte (m)'. In de regels staat omschreven dat de bestaande bouwhoogte gehandhaafd dient te blijven. Op de verbeelding worden hoogtematen naar boven afgerond. Dus 5,3 m of 5,8 m wordt allebei 6 m.



Maximum bouwhoogte

De aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' wordt gebruikt in de tuinbestemmingen wanneer de maximum hoogte van 3 meter wordt overschreden. De daadwerkelijke bouwhoogte is opgenomen.



Minimum en maximum goothoogte

De aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)' wordt gebruikt voor de hoofdbebouwing van orde 3 bebouwing. Bij orde 3 bebouwing is de rooilijn belangrijk voor het straatbeeld. Om meer flexibiliteit te geven is er ook meer marge in de goothoogte mogelijk. De minimum goothoogte is er om een minimale bebouwingswand te garanderen en een maximum bouwhoogte is er om op de plekken waar het kan extra bouwmogelijkheden te geven.



Minimum en maximum bouw- en goothoogte

Net als bij de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)' wordt deze aanduiding alleen gebruikt bij orde 3 bebouwing. Deze aanduiding wordt gebruikt bij bebouwing met een hoofdzakelijk platte afdekking. Afdekken met een kap wordt op deze manier ook mogelijk gemaakt.

5. Figuren

Figuren hebben in tegenstelling tot de andere aanduidingen geen betrekking op een vlak. Een figuur bestaat altijd uit lijnstukken. Een figuur is in dit bestemmingsplan gebruikt voor de gasleiding waarvoor een goede planologische regeling noodzakelijk is. Dit is de 'hartlijn leiding - gas'.

6. Gebiedsaanduidingen

Gebiedsaanduidingen zijn op de verbeelding opgenomen om voor een op de verbeelding afgebakend gebied een specifieke regeling op te kunnen nemen. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om een wijzigingsgebied, waarvoor de bestemming gewijzigd kan worden. Dit wordt op de verbeelding opgenomen met de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied'. Een ander voorbeeld is de gebiedsaanduiding voor een vrijwaringszone, zoals de 'Vrijwaringszone - zichtlijn'. Op de verbeelding zijn de gebiedsaanduidingen herkenbaar door hun schuine roodgekleurde arceringen.

Hoofdstuk 6 UITVOERBAARHEID     

6.1 Economische uitvoerbaarheid     

Het reparatieplan voorziet niet in grote stedenbouwkundige veranderingen in het plangebied. Het herstelt in hoofdzaak slechts onvolkomenheden in andere bestemmingsplannen.

De economische uitvoerbaarheid is dan ook niet in het geding. In artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan ook een exploitatieplan moet vaststellen als het kostenverhaal bij ontwikkelingen, zoals aangegeven in niet is verzekerd. Het bestemmingsplan plannaam maakt geen nieuwe bouwplannen mogelijk als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Er is dus geen plicht tot het vaststellen van een exploitatieplan. Zoals in elk bestemmingsplan is het mogelijk om binnen bestaande bebouwingscontouren sloop-nieuwbouwplannen te ontwikkelen. In die gevallen, voor zover zij zich zullen voordoen, zijn er geen kosten voor de gemeente, waardoor kostenverhaal niet aan de orde is.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

6.2.1 Wettelijk vooroverleg     

Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de volgende instantie:

- Provincie Noord-Holland

- Hoogheemraadschap Rijnland

- Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit

Deze instanties hebben aangegeven zich te kunnen vinden in het reparatieplan.

6.2.2 Zienswijzen     

Gedurende een periode van 6 weken, van 16 december tot en met 26 januari 2021, is een ieder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het plan. In bijlage 4 is een samenvatting van de ingekomen zienswijzen, samen met de beantwoording van het gemeentebestuur opgenomen.

Tijdens de inzagetermijn is overleg gevoerd met Bond Heemschut. Ook zijn de wijkraden op de hoogte gesteld van het ontwerp reparatieplan. Deze instanties hebben geen zienswijze ingediend.

6.3 Handhaving     

Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt namelijk gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid over de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.

Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, wat een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt vooral de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.

Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan ook plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Zo draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Aan-huis-verbonden beroep:     

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig of technisch vlak of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.2 Aanbouw en uitbouw:     

een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.3 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanlegvergunning:     

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.6 Achtergevelrooilijn:     

bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.

1.7 Antenne-installatie:     

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 Archeologisch deskundige:     

professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.

1.9 Archeologisch onderzoek:     

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.10 Archeologisch rapport:     

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid en de waarde van archeologische resten.

1.11 Archeologisch waardevol gebied:     

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.12 Archeologische waarde:     

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.

1.13 Bebouwing:     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 Bebouwingspercentage:     

een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 Bed & breakfast:     

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning of het woonschip met behoud van de woonfunctie.

1.16 Bedrijf:     

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.17 Bedrijfswoning:     

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.18 Begane grond:     

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

1.19 Begeleid wonen:     

vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.20 Beschermd stads- of dorpsgezicht:     

stads- of dorpsgezicht dat door het daartoe bevoegde gezag, ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen.

1.21 Bestaande (situatie)     

onder “bestaande” goot- of bouwhoogte, kap- en dakvorm, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte wordt verstaan de goot-/bouwhoogte, kap- en dakvorm, nokrichting, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan rechtens bestaat of rechtens mag bestaan.

1.22 Bestemmingsgrens:     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.24 Bestemmingsvlak:     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 Bijbehorend bouwwerk:     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.26 Bijgebouw:     

een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.

1.27 Bouwen:     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.28 Bouwgrens:     

de grens van een bouwvlak.

1.29 Bouwhistorische waarde     

waarde van het object/complex voor de geschiedenis van de bouwtechniek, vanwege de afleesbaarheid van de bouwgeschiedenis (historische gelaagdheid) of vanwege het materiaalgebruik.

1.30 Bouwkundige onderdelen:     

bouwkundige onderdelen zoals dragende muren, houtskeletconstructies, vloerconstructies, trappen, spantconstructies, kelders en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen onderdelen.

1.31 Bouwlaag:     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.32 Bouwperceel:     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 Bouwperceelgrens:     

de grens van een bouwperceel.

1.34 Bouwvlak:     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.

1.35 Bouwwerk:     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.36 Bruto vloeroppervlak (bvo):     

de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.

1.37 Cultuurhistorische waarde:     

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.38 Dakhelling:     

de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.

1.39 Dakkapel:     

een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.

1.40 Dakopbouw:     

een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.

1.41 Dakterras:     

een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.

1.42 Detailhandel:     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.

1.43 Dienstverlening:     

het verlenen van diensten in de vorm van publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening.

1.44 Ensemble:     

twee of meer gebouwen die samen een bouwkundige eenheid vormen, waarbij de suggestie wordt gewekt dat het één gebouw betreft.

1.45 Evenement:     

periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten.

1.46 Gastouderopvang:     

gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.47 Gebouw:     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.48 Historisch woonschip:     

een drijvend bouwwerk met een casco dat herkenbaar is als een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, met een historisch karakter en een historische uitstraling, dat uitsluitend of in hoofdsdzaak wordt gebruikt als woning.

1.49 Hoofdgebouw:     

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.50 Horeca 1:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen, broodjeszaken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.51 Horeca 2:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes, snackbars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.52 Horeca 3:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals (eet)cafés en bars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.53 Horeca 4:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen.

1.54 Horeca 5:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken verstrekken en gericht zijn op dansen en beluisteren van muziek, zoals dancings en discotheken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.55 Kamerverhuurbedrijf:     

het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.56 Kantoor:     

een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.

1.57 Kap:     

een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.

1.58 Kas:     

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.59 Kiosk:     

klein gebouw in de openbare ruimte waar goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt.

1.60 Kunstwerk:     

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.61 Lessenaarsdak:     

een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild die onder een zekere helling is aangebracht.

1.62 Natuurwaarden:     

de aan een landschap toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende geologische, bodemkundige, biologische en ecologische elementen.

1.63 Niet-publieksgerichte dienstverlening:     

het verlenen van diensten zonder rechtstreeks fysiek contact met het publiek.

1.64 Nieuwbouw:     

nieuwbouw betreft bouwwerken jonger dan 50 jaar.

1.65 Oeverlijn     

de scheidingslijn tussen water en land.

1.66 Omzetten     

het omzetten van een zelfstandige woonruimte in (meerdere) onzelfstandige woonruimte(n), het verbouwen van een woonruimte tot twee of meer woonruimten, als bedoeld in art. 21, lid c van de Huisvestingswet 2014.

1.67 Onderdoorgang/overbouwing:     

een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.68 Onzelfstandige woonruimte     

woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.69 Orde 1 bouwwerken:     

orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Erfgoedwet, de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening.

1.70 Orde 2 bouwwerken:     

orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.

1.71 Pand:     

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.72 Peil:     

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.

1.73 Plan:     

het bestemmingsplan Reparatieplan C Haarlem 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0392.BP0120005-va01 van de gemeente Haarlem.

1.74 Plat dak:     

een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.

1.75 Prostitutie:     

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.76 Publieksgerichte dienstverlening:     

het verlenen van diensten met rechtstreeks contact met het publiek in de vorm van zakelijke, consumentverzorgende, openbare en (para)medische dienstverlening inclusief ondergeschikte nevenfuncties.

1.77 Seksinrichting:     

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.78 Seriebouw:     

twee of meer gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd.

1.79 Shortstay:     

het structureel verhuren van woonruimte voor korte periodes (van minimaal één week tot maximaal zes maanden).

1.80 Sloopvergunning:     

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid , onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.81 Snippergroen:     

stukjes grond die grenzen aan woonpercelen.

1.82 Standplaats:     

een plaats in de openbare ruimte waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel:

  1. bedrijfsmatig goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt;
  2. voorlichting wordt gegeven al dan niet met promotionele activiteiten.

1.83 Trend:     

binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg indentieke dakopbouwen, kapvormen of dakkapellen (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn).

1.84 Verbeelding:     

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.85 Verkooppunt van motorbrandstoffen:     

een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.

1.86 Verkoopvloeroppervlakte:     

het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.87 Voorgevelrooilijn:     

de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.

1.88 Voorzieningen van openbaar nut:     

voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.89 Waterberging:     

een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.

1.90 Wellness:     

een activiteit gericht op het ervaren en beleven van lichamelijke en geestelijke ontspanning en gezondheid.

1.91 Wet:     

de Wet ruimtelijke ordening.

1.92 Woning:     

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.93 Woonschip:     

een drijvend bouwwerk, uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebruikt of tot woning bestemd.

1.94 Zorgwoning:     

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze van meten     

 

2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:     

afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.

inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

breedte dakvlak bij dakdoorbreking

de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.

2.2 Overschrijden bouwgrenzen     

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
  2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2,2 m boven een fiets- en/of voetpad;
  3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Bedrijf     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden die betrekking hebben op de percelen Leidsevaart 10 en Oranjeboomstraat 186 zijn bestemd voor:

  1. bedrijven of bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst onder de categorieën A en B, voorzover passend binnen de bestemming;
  2. kantoren die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van het bedrijf, met dien verstande dat maximaal 50% van het bruto vloeroppervlak per bedrijf met een maximum van 3.000 m² per bedrijf voor kantooractiviteiten mag worden gebruikt;
  3. bedrijfswoningen, uitsluitend op de verdieping, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  4. nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  5. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

3.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Bedrijf' gelden voor de percelen Leidsevaart 10 en Oranjeboomstraat 186 de bouwregels zoals aangegeven in artikel 27.

3.3 Specifieke gebruiksregels     

In aanvulling op het bepaalde in artikel 28 gelden met betrekking tot het gebruik voor de percelen Leidsevaart 10 en Oranjeboomstraat186 de volgende regels. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen; b. wonen, tenzij dit volgens de bestemmingsomschrijving expliciet is toegestaan; c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen; d. bedrijven of activiteiten die vallen onder of genoemd staan in het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer;

3.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan voor de percelen Leidsevaart 10 en Oranjeboomstraat 186 met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid ten behoeve van een bedrijf dat niet in de richtafstandenlijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën.
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 4 Bedrijventerrein     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

  1. Op de gronden die zijn aangewezen voor 'Bedrijventerrein' zijn de voorschriften van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder, onherroepelijk op 14-09-2010, van toepassing.
  2. De gronden zijn bestemd voor bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.2 zoals bedoeld in Bijlage 1 Richtafstandenlijsten van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder.

4.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn de bouwregels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder, onherroepelijk op 14-09-2010, van toepassing.

4.3 Specifieke gebruiksregels     

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn de gebruiksregels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder, onherroepelijk op 14-09-2010, van toepassing.

Artikel 5 Centrum - 1     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Centrum 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

5.1.1 Begane grond     
  1. detailhandel met daaraan ondergeschikte en daarmee verbonden horeca met niet meer dan 30% van het brutovloeroppervlak, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken;
  2. horeca t/m categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  3. horeca t/m categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  4. horeca categorie 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 4';
  5. publieksgerichte dienstverlening;
  6. galerie;
  7. bij de bestemming behorende voorzieningen, groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen,waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding.
5.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, bed & breakfast of gastouderopvang;
  2. horeca categorie 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 4';
  3. shortstay ter plaatse van het perceel Riviervismarkt 11A t/m D;
  4. bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de begane grond.

5.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Centrum 1' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 27.

5.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 28 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;
  3. voor de percelen Grote Houtstraat 117 en Grote Houtstraat 133 is loketverkoop van voedsel of drinken in de voorgevel niet toegestaan, maar dient minimaal 3 m daarachter plaats te vinden.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

1. het bepaalde in lid 5.1.1 om functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;

2. het bepaalde in lid 5.1.1 en horeca categorie 1 toestaan;

3. het bepaalde in lid 5.1.2 om de begane grond functies op de verdieping toe te staan.

  1. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

1. invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies;

2. effecten op ( bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau;

3. de verkeerssituatie ter plaatse;

4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 6 Centrum - 2     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Centrum-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

6.1.1 Begane grond     
  1. detailhandel met daaraan ondergeschikte en daarmee verbonden horeca met niet meer dan 30% van het brutovloeroppervlak, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken;
  2. publieksgerichte dienstverlening;
  3. galerie;
  4. horeca categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 1';
  5. horeca t/m categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  6. horeca t/m categorie 3 ter plaatse van de aanduiding' horeca tot en met categorie 3';
  7. horeca categorie 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 4';
  8. praktijkruimten ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  9. tevens wonen in woningen toegestaan, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, bed & breakfast of gastouderopvang ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  10. bij de bestemming behorende voorzieningen, groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen,erven en terreinen,waterlopen en waterpartijen,voorzieningen voor de waterhuishouding, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding.
6.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, bed & breakfast of gastouderopvang;
  2. horeca categorie 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 4', met uitzondering van de percelen Kleine Houtstraat 6 en Kleine Houtstraat 8;
  3. shortstay ter plaatse van de percelen Kleine Houtstraat 6, Kleine Houtstraat 8 en de Lange Veerstraat 7;
  4. bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de begane grond.

6.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Centrum 2' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 27.

6.3 Specifieke gebruiksregels     

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. voor de percelen Gierstraat 44 en Gierstraat 64 is loketverkoop van voedsel of drinken in de voorgevel niet toegestaan, maar dient minimaal 3 m daarachter plaats te vinden.
  3. Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1.1 en:

1. functies toestaan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;

2. horeca categorie 1 toestaan.

b. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van: 1. invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies;

2. effecten op ( bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau;

3. de verkeerssituatie ter plaatse;

4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. atelier, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, theater, film, muziek- en concertzaal;
  2. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten ( categorie 1,2,3) ten dienste van deze voorzieningen;
  3. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding.

7.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 27.

7.3 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a bepaalde om functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 8 Gemengd - 1     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

8.1.1 Begane grond     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbondenberoep, gastouderopvang en/of bed & breakfast;
  2. niet-publieksgerichte dienstverlening;
  3. bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst, voor zover passend binnen de bestemming;
  4. dagopvang ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  5. kinderdagverblijf ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  6. praktijkruimte, atelier;
  7. horeca t/m categorie 2 ter plaatse van de aanduiding ' horeca tot en met categorie 2'
  8. horeca t/m categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horeca categorie 3';
  9. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.
8.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast;
  2. bijbehorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 27.

8.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 28 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;

8.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 8.1 bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 9 Gemengd - 2     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

9.1.1 Begane grond     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, bed&breakfast of gastouderopvang;
  2. bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B van de milieuzoneringslijst, voor zover passend binnen de bestemming, met uitzondering van gronden met de aanduiding 'bedrijf uitgesloten';
  3. detailhandel met daaraan ondergeschikte en daarmee verbonden horeca met niet meer dan 30% van het brutovloeroppervlak, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken, tenzij de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' van toepassing is;
  4. publieksgerichte dienstverlening en niet-publieksgerichte dienstverlening;
  5. atelier, praktijkruimte;
  6. maatschappelijke voorzieningen zoals bedoeld in artikel 14, met uitzondering van buitenschoolse opvang en peuterspeelzaalwerk;
  7. horeca categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 1';
  8. horeca t/m categorie 2 ter plaatse van de aanduiding ' horeca tot en met categorie 2';
  9. bij de bestemming behorende voorzieningen, groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding.
9.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, bed & breakfast of gastouderopvang;
  2. bijbehorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels     

Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven in artikel 27.

9.3 Specifieke gebruiksregels     

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden.
  2. Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep; gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1.1 en:

1. functies toestaan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;

2. horeca categorie 1 toestaan;

3. horeca categorie 4 toestaan bij het perceel Spaarne 38.

  1. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

    1. invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies;

    2. effecten op ( bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau;

    3. de verkeerssituatie ter plaatse;

    4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Gemengd - 3     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

10.1.1 Begane grond     
  1. wonen in woningen, met uitzondering van percelen met de aanduiding 'wonen'. Bij percelen met de aanduiding 'wonen' is wonen alleen vanaf de eerste verdieping toegestaan;
  2. bedrijven of bedrijfsactiviteiten van categorie B, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst;
  3. detailhandel met daaraan ondergeschikte en daarmee verbonden horeca van categorie 1, tot niet meer dan 30 % van het brutovloeroppervlak, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken.
  4. publieksgerichte dienstverlening en niet-publieksgerichte dienstverlening;
  5. atelier, praktijkruimte;
  6. horeca categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  7. horeca t/m categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  8. horeca t/m categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  9. maatschappelijke voorzieningen zoals genoemd in artikel 14, met uitzondering van buitenschoolse opvang en peuterspeelzaalwerk;
  10. een sociëteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
  11. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouwen zijnde', bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de overige verdiepingen, verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
10.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast;
  2. bijbehorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Gemengd - 3' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 27.

10.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;
  3. loketverkoop van voedsel of drinken in de voorgevel is niet toegestaan maar dient minimaal 3 m daarachter plaats te vinden.

Artikel 11 Gemengd - 4     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

11.1.1 Begane grond     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast;
  2. publieksgerichte dienstverlening en niet-publieksgerichte dienstverlening;
  3. atelier, praktijkruimte;
  4. aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca t/m categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca t/m categorie 2';
  5. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.
11.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast;
  2. publieksgerichte dienstverlening en niet-publieksgerichte dienstverlening;
  3. atelier, praktijkruimte;
  4. bijbehorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Gemengd - 4' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 27 .

11.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 38 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;

11.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1.1 en:

    1. functies toestaan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;

    2. horeca categorie 4 toestaan, met uitzondering van het perceel Jansstraat 41;

b. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

1. invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies;

2. effecten op ( bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau;

3. de verkeerssituatie ter plaatse;

4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 12 Gemengd - 5     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

12.1.1 Begane grond     
  1. publieksgerichte dienstverlening en niet-publieksgerichte dienstverlening;
  2. atelier, praktijkruimte;
  3. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding;
12.1.2 Overige verdiepingen     
  1. publieksgerichte dienstverlening en niet-publieksgerichte dienstverlening;
  2. bijbehorende voorzieningen.

12.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Gemengd 5' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 27.

12.3 Specifieke gebruiksregels     

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  1. wonen.

Artikel 13 Groen     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbare groenvoorzieningen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. een viskraam ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-viskraam';
  4. een kiosk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kiosk';
  5. een snackbar ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - snackbar';
  6. bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen, speel- en sportvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, reclameuitingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

13.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Groen' mogen geen bouwwerken worden opgericht.

Artikel 14 Maatschappelijk     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bibliotheek, buitenschoolse opvang, culturele voorzieningen, educatieve voorzieningen, gezondheidszorg, levensbeschouwelijke voorzieningen, (openbare) dienstverlening, (para)medische voorzieningen, peuterspeelzaalwerk, praktijkruimte, welzijnsinstelling, zorgwoning;
  2. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten (categorie 1 en categorie 2) ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlak;
  3. horeca categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca 2';
  4. horeca categorie 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 4';
  5. aan de hoofdfunctie ondergeschikte sportactiviteiten;
  6. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.

14.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 27.

14.3 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 bepaalde teneinde maatschappelijke functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  2. een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 15 Tuin - 1     

15.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  3. bijbehorende voorzieningen zoals erkers, carport en een berging.

15.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen voorzover deze gelegen zijn op of voor de voorgevelrooilijn. Achter de voorgevelrooilijn mogen afscheidingen een hoogte hebben van 2 meter;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen.

Fietsenberging

c. het realiseren van een fietsenberging in de voor- of zijtuin mag onder de volgende voorwaarden:

1. er is geen achterom aanwezig bij de woning;

2. de diepte van de voor- of zijtuin is minimaal 2,5 m;

3. de hoogte van de berging mag maximaal 1,3 m bedragen;

4. de verticale diepte van een berging mag maximaal 1 meter bedragen ten opzichte van het maaiveld;

5. de oppervlakte van de berging mag maximaal 4 m² bedragen;

6. de gevels van de berging evenwijdig aan de voorgevel, mogen maximaal 30% van de breedte van die voorgevel beslaan.

Woonschepenhaven (Waarderhaven)

Voor gronden gelegen langs de Industrieweg, ter hoogte van de woonschepenhaven, gelden de volgende bouwregels:

d. bergingen mogen maximaal 32 vierkante meter zijn en een maximale bouwhoogte hebben van 3 meter.

15.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 28 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 16 Tuin - 2     

16.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  3. (ondergronds) parkeren op bebouwde gronden;
  4. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw.

16.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

16.2.1 Alle bouwwerken     
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken' (per tuin per adres) mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden met een maximum van 40 m2, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan.
  2. de diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.
16.2.2 Gebouwen     
  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  2. de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  3. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

16.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde     
  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde' mag niet dan 3 m bedragen.

dakterras

  1. een dakterras is toegestaan, mits:
    1. gesitueerd op een aan- of uitbouw;
    2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    3. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1.5 m en niet dieper dan 2.5 m;
    4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
    5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    6. voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,2 m;
    7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

16.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de cultuurhistorische waarden;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

16.4 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 28 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van:
    1. bijgebouwen als zelfstandige woning;
    2. onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 17 Tuin - 3     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. (ondergronds) parkeren op bebouwde gronden;
  3. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw.

17.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

17.2.1 Gebouwen     
  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  2. de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
  3. de verticale diepte van een (ondergronds) gebouw mag niet meer dan 7 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen.
  5. het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd.
17.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde     

Bouwwerken geen gebouw zijnde  

  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de hoogte van overige ' andere bouwwerk' mag niet dan 3 m bedragen;

dakterras  

c. een dakterras is toegestaan, mits:

  1. gesitueerd op een aan- of uitbouw;
  2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
  3. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1.5 m en niet dieper dan 2.5 m;
  4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
  5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
  6. voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,2 m;
  7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

17.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:

    1. 17.2.1 voor het verhogen van de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot 4 meter;

    2. 17.2.1 en toestaan dat de goot van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen 3 m mag bedragen, waarbij boven de goot mag worden afgedekt met een kap met een maximale hoogte van 2 m;

    3. 17.2.2 onder c en toestaan dat een dakterras met een grotere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.
  2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. cultuurhistorische waarden;

    3. de privacy en bezonning van de omwonenden;

    4. de verkeerssituatie ter plaatse;

    5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

17.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 17.1 onder b. bepaalde teneinde parkeren binnen deze bestemming mogelijk te maken buiten de bebouwing.
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 18 Verkeer     

18.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  1. straten en wegen
  2. voet- en fietspaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. terrassen;
  5. een kiosk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kiosk';
  6. een viskraam ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-viskraam';
  7. een snackbar ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-snackbar;
  8. brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  9. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, speel- en sportvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, reclameuitingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

18.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Verkeer' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 27.

Artikel 19 Water     

19.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
  2. waterlopen en waterpartijen;
  3. verkeer te water;
  4. bruggen ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonschepenhaven' is tevens een woonschepenhaven met bijbehorende voorzieningen toegestaan;
  6. waterstaatkundige voorzieningen, zoals taluds en oevers, sluizen, stuwen, dammen, kademuren, duikers, gemalen en overige kunstwerken;
  7. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen en kunstobjecten.

19.2 Bouwregels     

19.2.1 Bouwwerken geen gebouw zijnde     

Binnen de bestemming 'Water' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

bouwhoogte

  1. de bouwhoogte van meerpalen mag maximaal 4 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer dan 1 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 12 m bedragen.

19.2.2 Woonschepen     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonschepenhaven' mogen woonschepen worden aangelegd, mits:

  1. de lengte niet meer bedraagt dan 16,5 m;
  2. de breedte niet meer bedraagt dan 4,5 m gemeten vanaf de oeverlijn, inclusief gangboorden en dakoverstekken;
  3. de hoogte niet meer bedraagt dan 4 meter gemeten vanaf het peil.

19.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 28 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken als ligplaats voor woonschepen.

Artikel 20 Wonen     

20.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in woningen, begeleid wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast;
  2. wonen in zorgwoningen, uitsluitend ter plaatse van de specifieke aanduiding 'zorgwoning';
  3. bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen.

20.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Wonen' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 27.

20.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 28 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk.

Strijdig gebruik:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.

Artikel 21 Waarde - Archeologie     

21.1 Bestemmingsomschrijving     

21.1.1 Werkingsgebied Delftwijk     
  1. het werkingsgebied Delftwijk wordt gevormd door het juridisch-planologisch regime van de volgende bestemmingsplannen:

    1. Delftwijk - Waterbuurt, onherroepelijk op 08-01-2010;

    2. Wijkpark - Delftwijk/SIG, onherroepelijk op 29-05-2012.
  2. Binnen de dubbelbestemming 'waarde-archeologie', voor zover deze betrekking heeft op het werkingsgebied als bedoeld in sub a, zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen de dubbelbestemming het juridisch-planologisch regime van de bestemmingsplannen genoemd in sub a van toepassing.
21.1.2 Werkingsgebied Overig     

In aanvulling op het bepaalde in sublid 21.1.1 is de dubbelbestemming 'waarde-archeologie' van toepassing op gronden die als zodanig in dit plan zijn aangewezen en niet vallen binnen het werkingsgebied van sublid 21.1.1. Voor het overige blijft binnen de dubbelbestemming het juridisch-planologisch regime van alle bestemmingsplannen van Haarlem gelden die reeds zijn vastgesteld op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van Reparatieplan C.

21.1.3 Waarde - Archeologie     

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

21.2 Bouwregels     

  1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:

    1. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1A' zijn geen bouwwerken toegestaan, waarbij bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze bouwwerken noodzakelijk zijn;

    2. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1B' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken in geval de oppervlakte van het project meer dan 0 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;

    3. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;

    4. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;

    5. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2.500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;

    6. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 10.000 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;

    7. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' gelden geen bijzondere regels betreffende 'Waarde - Archeologie'.
  2. Indien uit een waardestellend archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden worden verstoord door het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, kunnen aan een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 21.2 onder a de volgende voorschriften worden verbonden;

    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

    2. het doen van opgravingen;

    3. begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.
  3. Het bepaalde in lid 21.2 onder a is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

21.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

21.4 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 onder a, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  2. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:

    1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van het bevoegd gezag, geen archeologische waarden te verwachten zijn;

    2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:

    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;

    2. bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;

    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;

    6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;

    7. diepploegen;

    8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;

    9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;

    10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:

    1. de oppervlakte- en de dieptemaat niet overschrijden, behorende bij de categorie 'Waarde - Archeologie' genoemd in lid 21.2 die voor die gronden van toepassing zijn;

    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;

    3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 21.4 bedoeld, is verleend;

    4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  3. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:

    1. de aanvrager aan de hand van een waardestellend archeologisch rapport aantoont dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de aanwezige archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  4. Ter bescherming van betrokken archeologische waarden kunnen aan de aanlegvergunning voorwaarden worden verbonden gericht op:

    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

    2. het doen van opgravingen;

    3. begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.

21.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 21.2 in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

Artikel 22 Waarde - Beschermd stadsgezicht     

22.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

22.2 Bouwregels     

In aanvulling en met voorrang op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken de volgende regels:

bouwvlak / voorgevelrooilijn / gevelindeling

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. er moet aangesloten worden op de belendende gebouwen;
  3. gebouwen mogen niet worden samengevoegd;
  4. voorgevels mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
  5. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduidingen - orde 1' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' dient de bestaande gevelindeling gehandhaafd te blijven, voor zover gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied, gehandhaafd te blijven;

e1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' geldt dat bij verbouwing dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap. Oorspronkelijke gevelelementen dienen te worden gehandhaafd en indien nodig hersteld. Hierbij is gebruik van niet-authentieke materialen toegestaan, mits deze visueel volledig overeenkomen met de oorspronkelijke vorm, kleur en detaillering. Wanneer de bouwkundige staat zo slecht is dat de straatgevels en de kap niet meer kunnen worden gerestaureerd of hersteld, is het toegestaan om onder voorwaarden tot herbouw over te gaan. De straatgevels en de dakvorm moeten dan naar het origineel worden teruggebouwd, waarbij oorspronkelijke gevelelementen zo veel mogelijk dienen te worden hergebruikt en teruggeplaatst. Bij het beoordelen van de aanvraag omgevingsvergunning wordt het advies van Team Erfgoed van de gemeente Haarlem betrokken.

goothoogte / bouwhoogte / bebouwingspercentage / ondergronds bouwwerk

  1. ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte (m)' dient de bestaande goothoogte te worden gehandhaafd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte (m)' dient de bestaande bouwhoogte te worden gehandhaafd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)' dient binnen de aangegeven goothoogten te worden gebouwd;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dient binnen de aangegeven bouwhoogten te worden gebouwd;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' dient binnen de aangegeven goothoogte te worden gebouwd;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dient de kap binnen de aangegeven goot- en bouwhoogte te worden gebouwd;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'minimum-maximum goot- en bouwhoogte' dient binnen de aangegeven goot- en bouwhoogte te worden gebouwd;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
  10. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen;

kap / nokrichting / vorm

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduidingen orde 1en orde 2' dient de bestaande nokrichting , kap of dakvorm gehandhaafd te blijven m.u.v. ondergeschikte onderdelen zoals dakkapellen, dakdoorbrekingen.
  2. behoudens het bepaalde in sub l en m mag boven de goothoogte uitsluitend worden afgedekt met een kap waarvan:
    1. de maximum hoogte 4 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf de (maximum) goothoogte;
    2. de dakhelling niet minder bedraagt dan 45 en niet meer dan 70 graden. Bij een samengestelde kap dient de dakhelling van de bovenste dakvlakken minimaal 20 graden te bedragen;

dakkapellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, niet zijnde orde 2-panden

  1. op gebouwen die niet voorzien zijn van de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' mogen dakkapellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak worden opgericht, mits:
    1. de dakkapel een maximum breedte heeft van 2,5 m, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
    2. de onderzijde van de dakkapel:
      • minimaal 0,5 m en maximaal 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst.
      • in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 m en niet breder is dan één derde van de breedte van het dakvlak;
    3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt;
    4. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,9 m bedraagt.
    5. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 50% van het dakvlak bedraagt.

dakkapellen in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak

  1. dakkapellen mogen worden opgericht in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits:
    1. de dakkapel een maximum breedte heeft van 2,5 m waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 60% van het dakvlak;
    2. de onderzijde van de dakkapel:
      • minimaal 0,5 m en maximaal 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst.
      • in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 2,5 m waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
    3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt;
    4. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,5 m bedraagt. In geval van een dwarskap bedraagt de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 2,5 m;
    5. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 60% van het dakvlak bedraagt.

dakterras

  1. een dakterras is toegestaan, mits:
    1. gesitueerd op een aan- of uitbouw;
    2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    3. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet dieper dan 2,5 m;
    4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15m bedraagt;
    5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    6. voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,2 m;
    7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking

  1. collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking zijn toegestaan mits:
    1. niet zichtbaar vanaf het openbaar toegankelijk gebied;
    2. op een schuin dak de collectoren of de panelen:
      • aan alle kanten binnen het dakvlak blijven;
      • in of direct op het dakvlak worden geplaatst;
      • dezelfde hellingshoek hebben als het betreffende dakvlak.
    3. op een plat dak de afstand tot de dakrand ten minste gelijk is aan de hoogte van de collector of het paneel;
    4. de collector of het paneel één geheel vormt met de installatie voor het opslaan van water respectievelijk het opwekken van elektriciteit. Indien dit niet het geval is dient die installatie binnen in het betreffende gebouw te worden geplaatst.

22.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvormvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de privacy en bezonning van de omwonenden;
  3. de cultuurhistorische waarden;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

22.4 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

gevelindeling

a. het bepaalde in lid 2 onder e. en toestaan dat de gevelindeling gewijzigd wordt, mits deze verandering een herstel of verbetering van het gevelbeeld betreft.

kap

b. het bepaalde in lid 2 onder p. en q. en een afwijkende kapvorm toestaan, mits deze verandering een herstel of verbetering van het (historisch) daklandschap betreft.

dakopbouw

c. het bepaalde in lid 2 onder q. en toestaan dat de goothoogte mag worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:

1. het gebouwen betreft die niet zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduidingen 'orde 1' en 'orde 2';

2. de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximum ) goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;

3. wordt gebouwd binnen de contour, mede gevormd door een hellingshoek van maximaal 70 graden van het voor- en achterdakvlak en bij hoekwoningen tevens het zijdakvlak voor zover:

  • gelegen aan openbaar toegankelijk gebied;
  • de woning op een afstand van minder dan 10 m tot naast gelegen hoofdbebouwing ligt;

4. de zijgevel gelegen aan openbaar toegankelijk gebied dan wel gelegen op een afstand van minder dan 10 meter tot naastgelegen hoofdbebouwing wordt afgedekt met een dakvlak onder een hoek van maximaal 70 graden of recht wordt opgetrokken binnen de contour;

dakkapellen

d. van het bepaalde in lid 2 onder r. en s. en toestaan dat:

1. een dakkapel in of binnen 0,5 meter van de dakvoet geplaatst wordt;

2. een dakkapel in of binnen 0,5 meter van de nok geplaatst wordt;

3. de afstand tot de dakvoet meer dan 1,0 meter bedraagt;

4. een dakkapel in of binnen 0,9 meter van de de zijkant van het dakvlak geplaatst wordt;

5. een dakkapel in de goot breder wordt dan 1/3 van het voor- of zijdakvlak, mits de maximale breedte niet meer bedraagt dan de helft van de breedte van het dakvlak met een maximale breedte van 2,5 meter.

dakkapellen in het voordakvlak of een naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak

e. het bepaalde in lid 2 onder r. en toestaan dat op gebouwen die voorzien zijn van de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' dakkappellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak mogen worden opgericht, mits:

1. de dakkapel een maximum breedte heeft van 2,5 m, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;

2. de onderzijde van de dakkapel:

  • minimaal 0,5 m en maximaal 1 meter boven de dakvoet wordt geplaatst;
  • in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 m en niet breder is dan één derde van de breedte van het dakvlak;

3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt;

4. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,9 m bedraagt;

5. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 50% van het dakvlak bedraagt.

f. het bepaalde in lid 2 onder r., voor zover de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' niet van toepassing is, en toestaan dat:

1. een dakkapel in de goot breder wordt dan 1/3 van het voor- of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits de maximale breedte niet meer bedraagt dan de helft van de breedte van het dakvlak met een maximale breedte van 2,5 m;

2. een dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt.

dakkapellen in een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak/dakdoorbreking tussen twee aaneengesloten gebouwen

g. het bepaalde in lid 2 onder f t/m m. en onder s. en toestaan dat een gootverhoging ten behoeve van een dakdoorbreking of dakkapel tussen twee aaneengesloten gebouwen is toegestaan, mits:

1. geplaatst in een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak;

2. de bovenzijde van de dakuitbreiding niet hoger is dan de bouw/ nokhoogte van naastgelegen gebouw - 0,5 m;

3. de breedte niet meer bedraagt dan de helft van de diepte van het hoofdgebouw;

4. wordt gebouwd op een afstand van ten minste 2 m gemeten vanaf de voor- en achtergevel;

5. de afstand van de bovenzijde van de dakdoorbreking tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt.

dakterras

h. het bepaalde in lid 2 onder f t/m m. en onder t. en toestaan dat een dakterras wordt gesitueerd op de hoofdbebouwing met (een gedeeltelijk) plat dak, mits:

1. de afscheiding op een afstand van minimaal 2 m van de dakrand aan de voorzijde wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20 m;

2. de afscheiding op een afstand van minimaal 4 m van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 m;

3. de afscheiding aan de achterzijde 2 m voor de dakrand aan de achterzijde wordt geplaatst;

4. indien er een architectonische aanleiding is voor een dakterras zoals een borstwering of een doorgetrokken dakvlak kan van het bovengestelde worden afgeweken;

i. het bepaalde in lid 2 onder t. en een dieper dakterras toestaan, mits gesitueerd op een aanbouw in de rooilijn, voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,5 m aan de zijde van de openbare weg.

samenvoegen (parcellering)

j. het bepaalde in lid 2 onder c. en toestaan dat gebouwen worden samengevoegd ten behoeve van functies passend binnen de bestemming, mits:

1. niet meer dan twee gebouwen worden samengevoegd met uitzondering van gebouwen met de bestemming centrum;

2. de totale voorgevelbreedte van twee gebouwen maximaal 15 m is;

3. de individuele voorgevels van de gebouwen intact blijven;

4. de samenvoeging omkeerbaar is;

5. door het samenvoegen van de gebouwen het aantal opgangen naar bovenwoningen niet afneemt;

6. de scheidingsmuur niet geheel wordt verwijderd;

7. er geen sprake is van een gang, steeg of ozendrop tussen de panden.

Aanvullend gelden voor gebouwen met de 'specifieke bouwaanduiding orde 2', waarop ook de dubbelbestemming 'Waarde - bouwhistorie' van toepassing is, de volgende bepalingen:

8. de historische bouwmuur dient voor ten minste de helft behouden te blijven;

9. vanaf de voorgevelrooilijn een muurvlak behouden blijft met een breedte van minimaal de helft van de hoogte van de betreffende muur;

10. van de muur boven de te maken doorbraak over de gehele lengte minstens 50 cm onder het constructieve plafond behouden blijft;

11. elke afzonderlijke doorbraak niet breder is dan 2 meter;

12. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouwhistorische waarden van het bouwwerk;

13. het bevoegd gezag kan afwijken van de bepalingen onder 8 tot en met 12 als door middel van bouwhistorisch onderzoek kan worden aangetoond dat er geen bouwhistorische waarden in het geding zijn.

onderdoorgang/overbouwing

k. het bepaalde in lid 2 onder d. en een onderdoorgang/overbouwing toestaan, mits de maximum breedte niet meer bedraagt dan 3 m.

afwijkingscriteria

l. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 22.4 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1. het straat- en bebouwingsbeeld;

2. de cultuurhistorische waarden;

3. de bezonningssituatie;

4. de verkeerssituatie ter plaatse;

5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 23 Waarde - Bouwhistorie (dubbelbestemming)     

23.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'waarde - bouwhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de bouwhistorische waarden.

23.2 Bouwregels     

  1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    1. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing met de dubbelbestemming 'waarde - bouwhistorie' geheel of gedeeltelijk te slopen, dan wel de bouwkundige onderdelen geheel of gedeeltelijke te verwijderen of te veranderen;
    2. de onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien mede uit een bouwhistorisch onderzoek blijkt dat de bouwhistorische waarden van het bouwwerk niet op een onaanvaardbare wijze worden verstoord;
    3. alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit omtrent de mogelijke verstoring van bouwhistorische waarden. Het inwinnen van advies blijft achterwege als evident is dat er geen sprake is van aantasting van bouwhistorische waarden;
    4. het bepaalde onder a is niet van toepassing op verbouwingswerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen en voortvloeien uit het gebruik overeenkomstig de bestemming.
  2. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.2 sublid 1onder a kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarde verbinden:
    1. de verplichting tot het documenteren van het pand of de bouwkundige onderdelen die geheel of gedeeltelijk worden gesloopt, verwijderd of veranderd. Deze bouwhistorische documentatie dient te worden uitgevoerd op basis van de Richtlijn Bouwhistorisch Onderzoek (RCE2009) dan wel op basis van een specifiek programma van eisen. Het bevoegd gezag dient de bouwhistorische rapportage goed te keuren, voordat aangevangen kan worden met de uitvoering van de omgevingsvergunning.

23.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 23.2 sublid 1 onder b, indien toepassing hiervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie     

24.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde- Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van cultuurhistorische- en landschappelijke waarden.

24.2 Bouwregels     

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken de volgende regels:

op de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van verbouwing of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande afmetingen van de bouwwerken gehandhaafd dienen te blijven.

24.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits de cultuurhistorische- en landschappelijke waarden van de gronden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

24.4 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de cultuurhistorische waarden;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

24.5 Afwijken van de gebruiksregels     

24.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:

    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;

    2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;

    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;

    6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;

    7. diepploegen;

    8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;

    9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;

    10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:

    1. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;

    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. De aanlegvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting weergegeven cultuurhistorische waarden van het gebied.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels     

25.1 Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven     

25.1.1 Werkingsgebied     

Binnen de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van alle bestemmingsplannen van Haarlem gelden die reeds zijn vastgesteld op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van Reparatieplan C.

25.1.2 Aanduiding - veiligheidszone niet gesprongen explosieven     

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven in de bodem.

25.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden     
  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone – niet gesprongen explosieven' is een omgevingsvergunning vereist indien;
    1. grondroerende werkzaamheden worden verricht waarbij dieper wordt gegraven dan 1 meter onder het maaiveld en;
    2. uit het onder b onder 1 genoemde rapport naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders blijkt dat de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in onvoldoende mate gewaarborgd is.
  2. Er is geen omgevingsvergunning vereist indien;
    1. een rapport in de vorm van een (beperkte) risicoanalyse is overlegd waaruit naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders blijkt dat de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in voldoende mate gewaarborgd is. Dit rapport dient te bestaan uit informatie over de naoorlogse (graaf)werkzaamheden op de locatie, waaruit blijkt welke grond al zodanig geroerd is dat de kans op het alsnog aantreffen van explosieven verwaarloosbaar klein is. Deze informatie behoeft niet te zijn verkregen van een gecertificeerd bedrijf.
    2. sprake is van grondroerende werkzaamheden waarbij dieper wordt gegraven dan 1 meter onder het maaiveld, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, of welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    3. de omvang van de grondroerende werkzaamheden of het te realiseren bouwwerk van dien aard is dat een rapport als bedoeld onder 1. niet redelijk is om te eisen;
  3. Bij de aanvraag om de vergunning dient de aanvrager aan te geven op welke wijze de risico's teniet gedaan worden. Dit dient te worden aangegeven door het indienen van:
    1. een Projectgebonden Risicoanalyse als bedoeld in bijlage XII Arbeidsomstandighedenregeling, indien nodig gevolgd door;
    2. een detectieonderzoek, als bedoeld in bijlage XII Arbeidsomstandighedenregeling en indien nodig gevolgd door;
    3. een benadering als bedoeld in bijlage XII Arbeidsomstandighedenregeling.
  4. Ter bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat dienen alle onder c genoemde onderzoeken uitgevoerd te worden conform het Werkspecifiek certificatieschema voor het systeemcertificaat 'Opsporen Conventionele Explosieven' (WSCS-OCE) uit bijlage XII behorend bij artikel 4.17 Arbeidsomstandighedenregeling met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  5. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien naar oordeel van het bevoegde gezag uit de onder c ingediende bescheiden en gegevens blijkt dat de bescherming van het woon- en leefklimaat in voldoende mate gewaarborgd is.

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

25.2 Overige zone - herziening planregels 7     

25.2.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 7' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van alle bestemmingsplannen van Haarlem gelden die reeds zijn vastgesteld op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van Reparatieplan C.

25.2.2 Specifieke gebruiksregels     
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 7' zijn, in aanvulling op de specifieke gebruiksregels van de in deze zone voorkomende bestemmingsplannen, de gronden, voor zover deze (mede) aangewend kunnen worden voor de functie Wonen, bedoeld voor een gebruik als woning naast de andere toegestane functies.
  2. burgemeester en wethouders kunnen met een vergunning afwijken van het bepaalde in het voorgaande lid en medewerking verlenen aan het omzetten van de woning in onzelfstandige woonruimte indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de verkeersituatie ter plaatse;

    3. de privacy van omwonenden;

    4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    5. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

    6. de cultuurhistorische waarden.
  3. Voor bouwwerken met (mede) een woonfunctie die niet voldoen aan in de voorgaande leden opgenomen gebruiksregels inzake onzelfstandige woonruimten, geldt dat de – tot het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan - legaal tot stand gekomen onzelfstandige woonruimten, zijn toegelaten en mogen worden voortgezet als zijnde bestaand gebruik. Deze vallen niet onder het overgangsrecht.
25.2.3 Bestemming Groen     
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 7' wordt de bestemming Groen van de in deze zone voorkomende bestemmingsplannen aangevuld met de volgende bepalingen:

    1. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsomschrijving en de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de bestemming Tuin - 1 van toepassing verklaren, mits:
    • het gaat om snippergroen dat in eigendom over is gegaan van de gemeente op een derde en;
    • het snippergroen niet meer bedraagt dan 150 vierkante meter.

2. Burgemeester en wethouders toetsen bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de verkeerssituatie ter plaatse;
  • de privacy van omwonenden;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
25.2.4 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

25.3 Overige zone - herziening planregels 8     

25.3.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 8' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van bestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - de Kamp, vastgesteld op 14 juni 2018, gelden.

25.3.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1     
  1. Het bepaalde in artikel 22.1 van het bestemmingsplan is van toepassing;
  2. aan artikel 22.1 van het bestemmingsplan wordt na 8. toegevoegd:  

9. met inachtneming van het bepaalde onder 1 tot en met 8 mag aan de westzijde van de binnentuin (niet zijnde de Egelantiertuin) een vleugel tussen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd van maximaal 4 meter hoog en een oppervlakte van maximaal 55 vierkante meter;

  1.  artikel 22.1 onder 6. van het bestemmingsplan wordt als volgt gewijzigd: voorzieningen voor laden en lossen zijn toegestaan aan de zijde van de Kleine Houtstraat en de Gasthuisvest. 
25.3.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

25.4 Overige zone - herziening planregels 9     

25.4.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 9' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder, onherroepelijk op 14 september 2010, gelden.

25.4.2 Verkeer     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 9' wordt artikel 10 (Verkeer) lid c van het bestemmingsplan als volgt gewijzigd:

c. onbebouwde parkeervoorzieningen.

25.4.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

25.5 Overige zone - herziening planregels 10     

25.5.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 10' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van de volgende bestemmingsplannen gelden:

  1. Bedrijventerrein Waarderpolder, onherroepelijk op 14 september 2010;
  2. Penningsveer, vastgesteld op 22-06-2017.
25.5.2 Waterstaatkering - vervallen     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 10' is de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' vervallen.

25.5.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

25.6 Overige zone - herziening planregels 11     

25.6.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 11' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van de Reparatieplan B Haarlem 2019, vastgesteld op 21-11-2019, gelden.

25.6.2 Aanvulling werkingsgebied Reparatieplan B     

Het van toepassing zijnde juridisch-planologisch regime van artikel 4.1.1 van Reparatieplan B wordt uitgebreid met:

h. Tjaden, vastgesteld op 17-10-2019;

25.6.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

25.7 Overige zone - herziening planregels 12     

25.7.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 12' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van de bestemmingsplan Tjaden, vastgesteld op 17-10-2019, gelden.

25.7.2 Tuin-1     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 12' wordt aan artikel 4.1 van het bestemmingsplan toegevoegd:

b. parkeren behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing.

De regels van het bestemmingsplan Tjaden zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

25.7.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

25.8 Overige zone - herziening planregels 13     

25.8.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 13' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van de bestemmingsplan Wijngaardtuin, vastgesteld op 15-12-2016, gelden.

25.8.2 Tuin-2     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 13' wordt artikel 4.5.2 van het bestemmingsplan als volgt gewijzigd:

4.5.2 Voorwaardelijke verplichting

Tot strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt eveneens verstaan:

  1. het bebouwen van gronden, indien de bestaande gebouwen aanwezig ten tijde van het onwerpbestemmingsplan (portocabins) niet zijn verwijderd;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen, indien de bestaande erfafscheiding tussen de tuin van Jansstraat 46 en de Wijngaardtuin niet is verwijderd.
25.8.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

25.9 Overige zone - herziening planregels 14     

25.9.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 14' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime gelden van de volgende bestemmingsplannen:

  1. Oude Stad (29-5-14);
  2. Nieuwstad (1-11-12);
  3. Vijfhoek Heiliglanden - de Kamp (14-6-18);
  4. Burgwal (16-5-13);
  5. Bakenes (6-6-13);
  6. Papentorenvest (11-11-08);
  7. Frans Hals Patrimonium (16-10-09);
  8. Kleverpark Frans Hals (14-7-16);
  9. Bomenbuurt (28-5-14);
  10. Sinnevelt en Planetenwijk (24-9-09);
  11. Frederiksplein (6-6-13);
  12. Spaar en Hout (20-12-12);
  13. Koninginnebuurt eerste partiële herziening (26-5-16);
  14. Koninginnebuurt (16-5-13);
  15. Van Tubergen (6-4-12);
  16. Bosch en Vaart (16-5-13);
  17. Rozenprieel (28-2-17);
  18. Hekslootgebied/Spaarndam (9-11-2009).

25.9.2 Aanvullende bepaling beschermd stads- of dorpsgezicht     

Aan de volgende bepalingen wordt toegevoegd:

verplicht

Toevoeging voorschrift:

Voor bouwwerken die op de verbeelding zijn aangeduid met 'Specifieke bouwaanduiding - orde 2' of op de waarderingskaart zijn aangeduid als 'orde 2' geldt dat bij verbouwing dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap. Oorspronkelijke gevelelementen dienen te worden gehandhaafd en indien nodig hersteld. Hierbij is gebruik van niet-authentieke materialen toegestaan, mits deze visueel volledig overeenkomen met de oorspronkelijke vorm, kleur en detaillering. Wanneer de bouwkundige staat zo slecht is dat de straatgevels en de kap niet meer kunnen worden gerestaureerd of hersteld, is het toegestaan om onder voorwaarden tot herbouw over te gaan. De straatgevels en de dakvorm moeten dan naar het origineel worden teruggebouwd, waarbij oorspronkelijke gevelelementen zo veel mogelijk dienen te worden hergebruikt en teruggeplaatst. Bij het beoordelen van de aanvraag omgevingsvergunning wordt het advies van Team Erfgoed van de gemeente Haarlem betrokken.

25.9.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

25.10 Overige zone - herziening planregels 15     

25.10.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 15' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van bestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - de Kamp, vastgesteld op 14 juni 2018, gelden.

25.10.2 Afwijken van de bouwregels     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 15' wordt aan artikel 18.4 van het bestemmingsplan toegevoegd:

gevelindeling

i. het bepaalde in lid 2 en toestaan dat de gevelindeling wordt gewijzigd, mits deze verandering een herstel of verbetering van het gevelbeeld betreft.

Afwijkingscriteria (vernummering)

j. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in dit lid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1. het straat- en bebouwingsbeeld;

2. de cultuurhistorische waarden;

3. de privacy en bezonning van de omwonenden;

4. de verkeerssituatie ter plaatse;

5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

25.10.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene bouwregels     

27.1 Bouwregels     

27.1.1 Gebouwen     

Voor het bouwen op de gronden van de in de daartoe aangegeven bestemmingen gelden de volgende regels naast de in de bestemming genoemde specifieke bouwregels.

Bouwvlak / voorgevelrooilijn/ gevelindeling

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'minimum - maximum goot/bouwhoogte' dient binnen de aangegeven goot/bouwhoogten gebouwd te worden;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'minimum goot/bouwhoogte' dient ten minste de aangegeven goot/bouwhoogte aangehouden te worden;
  7. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding te handhaven bebouwing' dient de bestaande maatvoering gehandhaafd te blijven;
  8. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 bedragen.

kap

  1. indien boven de maximum goothoogte wordt gebouwd, dient gebouwd te worden binnen de contouren van een kap:

    1. waarvan de maximum bouwhoogte 4 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf de maximum goothoogte, tenzij op de verbeelding anders staat aangegeven en;

    2. waarvan de dakhelling niet minder bedraagt dan 35 graden en niet meer dan 70 graden, bij een samengestelde kap dient de dakhelling van de bovenste dakvlakken minimaal 20 graden te bedragen

dakkapellen

  1. dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van een dakkapel, mits:
    1. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 m onder de noklijn is gelegen;
    2. de onderzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst;
    3. de dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 2 m en niet breder is dan een derde van de breedte van het dakvlak;
    4. de zijkanten van de dakkapel minimaal 0,5 m worden gerealiseerd van de zijkanten van het dakvlak;
    5. de dakkapel in het voordakvlak niet breder is dan de helft van de breedte van het dakvlak;
    6. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen.

dakopbouw (algemeen)

  1. de maximum goothoogte mag worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
    1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximum) goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
    2. de contour wordt mede gevormd door een hellingshoek van maximaal 70 graden van het voor- en achterdakvlak en bij hoekwoningen tevens het zijdakvlak voor zover:
      • gelegen aan openbaar toegankelijk gebied;
      • de woning op een afstand van minder dan 10 m tot naastgelegen hoofdbebouwing ligt;
    3. er wordt aangesloten op de trend;
    4. een dakopbouw conform deze bepaling is niet mogelijk wanneer een perceel de 'specifieke bouwaanduiding - opbouw' of de 'specifieke bouwaanduiding - recht optrekken achterzijde' heeft.

opbouw (70-70)

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - opbouw' mag de (maximum) goothoogte worden overschreden voor een extra bouwlaag met een platte afdekking, als:

    1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;

    2. de hellingshoek van het voor- en achterdakvlak maximaal 70 graden bedraagt;
    • het achterdakvlak mag recht worden opgetrokken binnen de contour, gevormd door de maximum hoogte en maximum hellingshoek.

3. de hellingshoek van het zijdakvlak bij hoekwoningen maximaal 70 graden bedraagt voor zover:

  • gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied;
  • de afstand van de hoekwoning tot naastgelegen hoofdbebouwing minder dan 10 m bedraagt;

4. er aangesloten wordt op de trend.

recht optrekken achterzijde

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - recht optrekken achterzijde' mag de goot uitsluitend aan de achterzijde verhoogd worden voor een bouwlaag met een platte afdekking als:

    1. de hoogte van de bouwlaag boven de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;

    2. de bestaande nokhoogte niet wordt overschreden.

27.1.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde     

Bouwwerken geen gebouw zijnde

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  3. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  4. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
  5. de oppervlakte per bouwwerk geen gebouw zijnde mag niet meer dan 10 m² bedragen;
  6. Bouwwerken geen gebouw zijnde mogen alleen worden opgericht achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

dakterras

  1. een dakterras is toegestaan, mits:
    1. gesitueerd op een erker of op aan- en uitbouwen;
    2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    3. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet dieper dan 2,5 m;
    4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 20 m bedraagt;
    5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    6. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m;
    7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

Onderdoorgang

  1. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is een onderdoorgang toegestaan.

Fietsenberging

  1. het realiseren van een fietsenberging in de voor- of zijtuin mag onder de volgende voorwaarden:

    1. er is geen achterom aanwezig bij de woning;

    2. de diepte van de voortuin of de breedte van de zijtuin is minimaal 2,5 m;

    3. de hoogte van de berging mag maximaal 1,3 m bedragen;

    4. de verticale diepte van een berging mag maximaal 1 m bedragen ten opzichte van het maaiveld;

    5. de oppervlakte van de berging mag maximaal 20% van de oppervlakte van de voor- of zijtuin bedragen met een maximum van 4 m²;

    6. de gevels van de berging evenwijdig aan de voorgevel, mogen maximaal 30% van de breedte van die voorgevel beslaan.
27.1.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. bezonning en privacy van de omwonenden;
  3. de cultuurhistorische waarden;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

27.2 Afwijken van de bouwregels     

27.2.1 Gebouwen     

dakkapel

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.1.1 onder j. en toestaan dat:

    1. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;

    2. een dakkapel aan de voor- en achterzijde meer dan 1 meter boven de dakvoet geplaatst wordt;

    3. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;

    4. een dakkapel aan de voorzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is;

    5. een dakkapel aan de achterzijde een breedte heeft over het gehele dakvlak.

dakopbouw / gootverhoging

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.1.1 onder k. en toestaan dat:
    1. de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
    2. de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
    3. de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken.

dakterras op hoofdbebouwing

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.1.2 onder g. en toestaan dat een dakterras wordt gesitueerd op de hoofdbebouwing met (een gedeeltelijk) plat dak, mits:

    1. de afscheiding op een afstand van minimaal 2 m van de dakrand aan de voorzijde wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20 m;

    2. de afscheiding op een afstand van minimaal 4 m van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 m;

    3. de afscheiding aan de achterzijde 2 m voor de dakrand aan de achterzijde wordt geplaatst;

    4. ten aanzien van het bepaalde in sub 1 en 2 geldt aanvullend dat indien er een architectonische aanleiding is voor een dakterras zoals een borstwering of een doorgetrokken dakvlak er van deze bepalingen kan worden afgeweken.
  2. Een dakterras aan de voorzijde is toegestaan.

afwijkingscriteria

  1. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in 27.2 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de cultuurhistorische waarden;
    3. de bezonningssituatie;
    4. de verkeerssituatie ter plaatse;
    5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

27.3 Bestaande maten     

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  1. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten (zoals afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, hellingshoeken, etc.) afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:

    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in artikel 27.1 en Hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;

    2. bestaande maten,die minder bedragen dan in artikel 27.1 en Hoofdstuk 2 in voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;

b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwen in artikel 31 niet van toepassing.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels     

28.1 Strijdig gebruik     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. prostitutie en seksinrichtingen, tenzij op de verbeelding is toegestaan;
  2. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
  3. verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  4. dienstverlening ten behoeve van vervoer;
  5. bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels     

29.1 Afwijken van de regels algemeen     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
  2. de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,5 m;
  3. van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een Wmo-voorziening in openbaar toegankelijk gebied wordt geplaatst, mits:
    1. er geen achterom aanwezig is bij de woning;
    2. de hoogte van de voorziening maximaal 1,3 m mag bedragen;
    3. de oppervlakte van de voorziening maximaal 4 m² mag bedragen.

29.2 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 29.1 onder a tot en met e nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeerssituatie ter plaatse;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  5. cultuurhistorische waarden.

Artikel 30 Overige regels     

30.1 Parkeren, laden en lossen     

30.1.1 Aanbrengen ruimte voor parkeren, laden en lossen     

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden overeenkomstig de 'Beleidsregels parkeernormen 2015'.

30.1.2 Beleidsregels     

Het bevoegd gezag past de in sublid 30.1.1 genoemde regels toe met inachtneming van de 'Beleidsregels parkeernormen 2015' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

30.1.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in sublid 30.1.1 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in sublid 30.1.2.

30.1.4 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 30.1.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in sublid 30.1.2.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 31 Overgangsrecht     

31.1 Bouwen     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

31.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 31.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

31.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken     

Lid 31.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.4 Gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

31.5 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 31.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

31.6 Verboden hervatten gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 31.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

31.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik     

Lid 31.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Reparatieplan C Haarlem 2020'.

Bijlagen bij de regels     

Bijlage 1 Zoneringslijst     

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is milieuzonering een standaardinstrument voor de ruimtelijke ordening. Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon-, werk- en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren. Het doel is deze eventuele hinder of belemmeringen te voorkomen in nieuwe situaties en te verhelpen of te beperken in bestaande situaties.

Toepassing milieuzonering

Om de afweging of een bestemming ergens wel of niet past te kunnen maken biedt milieuzonering handvatten (een gebiedstypering en een bedrijvenlijst). Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones zoals het college van burgemeester en wethouders van Haarlem in november 2002 vaststelde als onderdeel van de nota Milieuzonering. Deze nota is in 2008 geactualiseerd, waarbij de indeling in gebieden of zones uit 2002 is behouden.

Gebiedstypering

Het toenemend intensief en doelmatig ruimtegebruik vraagt om een integrale benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Door te weten waar theoretisch welke bedrijfsactiviteiten en welke duurzaamheidmaatregelen mogelijk zijn, wordt het ruimtelijk plannen eenvoudiger. Zodoende is één integrale kaart en typeringsomschrijving ontwikkeld. In de praktijk bevat het plangebied van een bestemmingsplan meestal meer gebiedstypen en is ieder plangebied weer uniek. Dit is van groot belang voor de ruimtelijke indeling van verschillende functies. In de gebiedstypologie is vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Haarlem terug te vinden. De hoofdgroepen wonen, werken en natuur & recreatie geven de belangrijkste functie binnen een gebiedstype weer (de tabel typeert op hoofdlijnen. De verfijning vindt plaats op bestemmingsplanniveau).

Typologie Omschrijving Maximaal toegestane bedrijfscategorie
A Wonen
Overwegend laagbouw in een lage dichtheid Dichtheid < 40 w/ha B
Overwegend laagbouw in een hoge dichtheid Dichtheid = 40 w/ha B
Flatwijk = 50% van het aantal woningen zijn flatwoningen B
Stedelijke centra Historisch centrum en moderne stadswinkelcentra C
B Werken
Corridors/ Gemengd gebied Hoofdfunctie is werken. Bedrijven zijn gemengd met woningen. Werkfuncties langs stadsstructuurwegen. C
Bedrijvigheid Bedrijven geconcentreerd in een gebied 3 of 4
C Natuur en recreatie
Stadsnatuur Alle stedelijke parken en plantsoenen n.v.t.
Dagrecreatie Recreatie gericht op ontspanning voor minder dan een dag Recreatiegebonden
Buitengebied/ natuurontwikkeling Landelijke gebied met en zonder woningen B (gebiedsgebonden)

Ad A Wonen

Voor de drie eerstgenoemde woontypologieën zijn in principe categorie B bedrijven altijd toegestaan. Wel kan via het bestemmingsplan besloten worden om in afzonderlijke wijkdelen of straten slechts categorie A bedrijven toe te staan. Feitelijke juridische vastlegging van een dergelijke milieuzonering vindt plaats in bestemmingsplannen. Daarom blijft het onderscheid tussen categorie A en B bestaan. Tot de vierde woontypologie 'stedelijke centra' wordt de vergrote binnenstad gerekend.

Ad B Werken

Wat betreft de typering 'corridors/gemengd gebied' geldt dat corridors doorgaande routes/verkeersassen met openbaar vervoer zijn, die een verbinding vormen met het centrum (of centrum Schalkwijk) met nadruk op de werkfunctie. Hiertoe wordt de direct nabij gelegen bebouwing links en rechts gerekend. Categorie C bedrijven zijn hier toegestaan. De typering van het achterliggende gebied en de bijbehorende toegestane bedrijfscategorieën zijn bepalend voor de toegestane milieuhinder aan de achterzijde van bebouwing in een corridor. In het bestemmingsplan zullen de details nader worden bepaald. Tussen woonwijken en corridors kan nog een tussenvorm herkend worden, wijkontsluitingswegen, die om reden van vereenvoudiging niet apart is getypeerd. Langs deze wegen overheerst de woonfunctie, maar de verkeersintensiteit is relatief hoog en ook hier rijdt vaak openbaar vervoer. Categorie C bedrijven zijn niet ondenkbaar langs wijkontsluitingswegen, maar het aantal dient duidelijk lager te liggen dan in corridors.

Ad C Natuur en recreatie

Onder 'stadsnatuur' worden naast openbare parken ook begraafplaatsen gerekend. Onder 'dagrecreatie' wordt naast groengebied buiten de stad ook sport gerekend. In deze gebiedstypen kunnen gebiedsgebonden activiteiten worden toegestaan en kan eventueel horeca ook een plek krijgen. Voor het 'buiten-/ natuurontwikkelingsgebied' geldt dat gebiedsgebonden bedrijfsactiviteiten tot categorie B zijn toegestaan. In sommige gevallen zal categorie C toelaatbaar zijn, afhankelijk van de nabijheid van gevoelige bestemmingen en de verkeersaantrekkende werking.

Bedrijvenlijst

De door bedrijven veroorzaakte mate van hinder is weergegeven in een categorie indeling. Daarbij geldt hoe lager het categoriecijfer des te minder hinder een bedrijf oplevert. De categorieën A en B zijn in principe in de hele stad Haarlem toegestaan. Voor een specifieke locatie (zoals een woonwijk in lage dichtheid) kan bepaald worden dat alleen een categorie A of geen bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijven van categorie C dienen per definitie nader beoordeeld te worden op de daadwerkelijke hinder (in relatie tot de geplande locatie). Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen.

Steeds meer bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer en zijn niet meer vergunningsplichtig. Er zijn dus minder bedrijven waaraan specifieke eisen kunnen worden gesteld via een vergunning. Voor een deel wordt dit ondervangen met de preventieve werking van het instrument milieuzonering. Daarmee is milieuzonering een belangrijk instrument. De bedrijvenlijst (milieuzoneringslijst) garandeert deze preventieve werking voldoende.

Zoneringslijst - Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging
SBI-

code
OMSCHRIJVING Categorie
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL  
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18    
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT  
181 Vervaardiging kleding van leer B
20    
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.  
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² B
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22    
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA  
221 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 Grafische afwerking A
2223 Binderijen B
2224 Grafische reproduktie en zetten B
2225 Overige grafische aktiviteiten B
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24    
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN  
2442 Farmaceutische produktenfabrieken:  
2442 - verbandmiddelenfabrieken B
26    
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN  
2615 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 Aardewerkfabrieken:  
262, 263 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 Natuursteenbewerkingsbedrijven:  
267 - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² B
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28    
28 VERVAARD. VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)  
281 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30  
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS  
30 Kantoormachines- en computerfabrieken B
33    
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN  
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. B
36    
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.  
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 Muziekinstrumentenfabrieken B
3661.1 Sociale werkvoorziening B
40    
40 PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER  
40 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:  
40 - < 10 MVA B
40 Gasdistributiebedrijven:  
40 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. cat. A A
40 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:  
40 - blokverwarming B
41    
41 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER  
41 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:  
41 - < 1 MW B
45    
45 BOUWNIJVERHEID  
45 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1.000 m2 B
50    
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS  
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 Autobeklederijen A
5020.5 Autowasserijen B
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51    
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING  
511 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5153 Grth in hout en bouwmaterialen:  
5153 - algemeen C
5153 - indien b.o. < 2.000 m² B
5153.4 zand en grind:  
5153.4 - indien b.o. =< 200 m² B
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:  
5154 - algemeen C
5154 - indien b.o. =<2.000 m² B
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN  
72    
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE  
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 Switchhouses B

Gebruikte afkortingen en tekens:

< kleiner dan

> groter dan

= gelijk aan

=< kleiner dan of gelijk aan

b.o. bedrijfsoppervlak

cat. categorie

e.d. en dergelijke

n.e.g. niet elders genoemd

p.o. productieoppervlak

v.c. verwerkingscapaciteit