Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene bouwregels
24.1 Bestaande afmetingen
Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:
-
een grotere goothoogte;
-
een grotere bouwhoogte;
-
een grotere oppervlakte;
-
een grotere diepte;
-
een grotere dakhelling;
-
een kleinere dakhelling,
heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan zal:
-
de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte;
-
de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
-
de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte;
-
de diepte ten hoogste de bestaande diepte;
-
de dakhelling ten hoogste de bestaande dakhelling;
-
de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling,
bedragen.
24.2 Ondergronds bouwen
Het is verboden ondergronds te bouwen, met uitzondering van:
-
het bouwen van bijbehorende bouwwerken, in welk geval dezelfde bouwregels gelden als de bouwregels voor het bovengronds bouwen van bijbehorende bouwwerken;
-
het bouwen van ondergrondse vuilcontainers in de bestemming 'Verkeer - Verblijf', in welk geval de regels gelden die voor ondergronds bouwen bij de desbetreffende bestemming zijn aangegeven.
Artikel 25 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 26 Algemene aanduidingsregels
26.1 geluidzone - industrie
25.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – industrie” zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten, veroorzaakt door het industrieterrein.
26.1.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – industrie” geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:
-
een op grond van de basisbestemming toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag niet worden gebouwd.
26.1.3 Afwijken van de bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – industrie” kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van de regel van lid 26.1.2 en toestaan dat toch nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gebouwd, op voorwaarde dat:
-
de geluidruimte, die via deze bestemming voor het industrieterrein is gereserveerd, niet onevenredig wordt beperkt;
-
de geluidsbelasting op de gevels van deze geluidsgevoelige objecten, veroorzaakt door het industrieterrein, niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde of een verkregen hogere waarde.
26.1.4 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – industrie” wordt als strijdig gebruik, in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.
26.2 veiligheidszone - lpg 1
26.2.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg 1” zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.
26.2.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg 1” geldt voor het bouwen van bouwwerken de volgende regel:
-
anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 26.2.1 bedoelde gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
26.2.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg 1” wordt als strijdig gebruik, in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object (met uitzondering van het bestaande gebruik, voor zover het gebruik betreft dat niet reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan).
26.2.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:
-
de aanduiding “veiligheidszone – lpg 1” te verwijderen op voorwaarde dat de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
-
de aanduiding “veiligheidszone – lpg 1” te wijzigen (verkleinen), onder de volgende voorwaarden:
-
voor de risicovolle inrichting is een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend of gewijzigd;
-
de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
binnen de gewijzigde zone bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
26.3 veiligheidszone - lpg 2
26.3.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg 2” zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.
26.3.2 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg 2” wordt als strijdig gebruik, in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object (met uitzondering van het bestaande gebruik, voor zover het gebruik betreft dat niet reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan).
26.3.3 Afwijken van de gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg 2” kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van de regel van lid 26.3.2 en toestaan dat gronden en bouwwerken toch als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object worden gebruikt op voorwaarde dat het groepsrisico wordt afgewogen.
26.3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:
-
de aanduiding “veiligheidszone – lpg 2” te verwijderen op voorwaarde dat de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
-
de aanduiding “veiligheidszone – lpg 2” te wijzigen (verkleinen), onder de volgende voorwaarden:
-
voor de risicovolle inrichting is een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend of gewijzigd;
-
de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
binnen de gewijzigde zone bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
Artikel 27 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
een goede waterhuishouding;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan bij recht gegeven maten en afmetingen tot ten hoogste 10% van die maten en afmetingen, uitsluitend indien dit om bouwtechnische of constructieve redenen of om andere redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 m;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
-
de maximale oppervlakte van een plaatselijke verhoging niet meer dan 10% van het bouwvlak bedraagt;
-
de hoogte ten hoogste 1,1 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de verplichting om te bouwen binnen een bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1,5 m worden overschreden door:
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
-
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
-
ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.