23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterpartijen, vaarten, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
-
oevers en kaden,
en tevens voor:
-
schuitenhuizen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “schiphuis”;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder oeverbeschoeiingen, bruggen, duikers en/of dammen.
23.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van schuitenhuizen ter plaatse van de aanduiding “schiphuis”;
-
de breedte zal niet meer dan 10 m bedragen;
-
de lengte zal niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte zal niet meer dan 3 m bedragen;
-
de dakhelling zal ten minste 20° bedragen, met dien verstande dat schuitenhuizen met een lessenaarskap zullen worden afgedekt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
per bouwperceel zal ten hoogste 1 steiger worden gebouwd;
-
de onderlinge afstand tussen steigers zal ten minste 2 m bedragen;
-
de lengte van een steiger zal ten hoogste 1 m bedragen;
-
de breedte van een steiger zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een steiger zal ten hoogste 0,4 m zijn;
-
de doorvaartbreedte tussen 2 tegenover elkaar gelegen steigers zal ten minste 4 m bedragen, dan wel de bestaande doorvaartbreedte indien deze minder is;
-
de doorvaarthoogte van bruggen, duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten minste 1,5 m bedragen, dan wel de bestaande doorvaartbreedte indien deze minder is;
-
de doorvaartbreedte van bruggen, duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten minste 2,5 m bedragen, dan wel de bestaande doorvaartbreedte indien deze minder is;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal niet meer dan 5 m bedragen.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht als bedoeld in artikel 35,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2, sub b, onder 1 voor het bouwen van ten hoogste 2 steigers, mits de parallel aan het water gelegen walkant in eigendom bij de aanvrager langer is dan 10 m, met dien verstande dat de afstand tussen de steiger en de perceelsgrenzen niet minder dan 1 m mag bedragen.