HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan “Limmen - Zandzoom” van de gemeente Castricum;
-
het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPL10zandzoom-VS01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
-
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstem-ming is met de woonfunctie;
-
achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijerf, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;
-
afhankelijke woonruimte:
woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
-
ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
-
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
-
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bestaand(e):
1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
buitenplaats
een woning of een gebouw met meerdere woningen op een kavel van tenminste 1 hectare, waarvan 50% openbaar toegankelijk is en ontsloten voor het publiek;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
-
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
-
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
-
erker:
een kleine grondgebonden uitbouw van een bouwlaag aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw;
-
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
-
evenement:
een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak van maximaal 7 dagen, die in de openbare ruimte wordt gehouden;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
gebruik(en):
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
-
horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
-
kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;;
-
kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
-
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische en sociale voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
-
maatvoeringsvlak:
een als zodanig aangegeven vlak ter plaatse van de aanduiding “maatvoeringsvlak” ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestem-mingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of aantallen;
-
mantelzorg:
het bieden van zorg in een woning en bijbehorende aan- en uitbouwen, dus alleen in afhankelijke woonruimte, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
mobiel kampeermiddel
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een kleinschalig kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen
-
nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening;
-
natuurcamping:
een vorm van verblijfsrecreatie in kampeermiddelen op kleine schaal, met dien verstande dat geen stacaravans of kampeerbungalows zijn toegestaan;
-
omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
-
openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
-
overkapping:
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd voor (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
-
peil:
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;
3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
-
permanente bewoning:
voor recreatiewoningen is er sprake van permanente bewoning indien betrokkene niet elders beschikt over een hoofdwoonverblijf;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
recreatieseizoen:
de periode van 1 maart tot en met 1 december;
-
recreatiewoning:
een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen bouwwerk of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn /hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
-
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
-
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
sociale huurwoning:
huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag, waarbij instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;
-
sociale koopwoning:
koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor een in de verordening vastgesteld tijdvak van ten minste een jaar en ten hoogste tien jaar na ingebruik-name is verzekerd;
-
staat van bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage 1 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
-
staat van horeca inrichtingen:
een als bijlage 2 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven;
-
stacaravan:
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
-
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
uitwerking:
een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b van de wet ruimtelijke ordening;
-
vast kampeermiddel
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
-
voorerf:
gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;
-
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan een naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
-
wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;
-
zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouw-werk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de horizontale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarisch grondgebruik;
-
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschapswaarden,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterlopen en –partijen;
-
voorzieningen voor de waterhuishouding;
-
tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.2.1 In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden
3.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 3.1, bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
-
het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen, omzetten of omspuiten van grond, alsmede scheuren of frezen van grasland; dit laatste met uitzondering van scheuren of frezen van gras ten behoeve van graslandverbetering, mits dit gevolgd wordt door het direct weer inzaaien van gras;
-
het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeerplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het bebossen van gronden, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit besluit niet als bosgronden kunnen worden aangemerkt, voorzover de Boswet of krachtens deze wet vastgestel-de verordeningen daarop niet van toepassing zijn;
-
het toepassen van chemische en/of biologische bestrijdingsmiddelen en meststoffen tot 1 m vanaf de insteek van waterlopen en beken;
-
het maaien van oevers van waterlopen en beken vaker dan tweemaal per jaar;
-
het doorbemaling, afwatering, ontwatering, afdamming en toevloeiing doen wijzigen van de waterstand of de waterhuishouding, welke- ten opzichte van het peil zoals dat is vastgesteld in het peilbesluit, dat ten tijde van het onherroepelijk worden van dit plan van kracht is- een verlaging van meer dan 10 cm ten gevolge heeft;
-
het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
-
het aanleggen of inrichten van volkstuinen of boomgaarden;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor handelsreclame;
-
het vergroten of verkleinen van bestaande kolken of sloten, danwel het wijzigen van het profiel en/of beloop van bestaande waterlopen en het graven of dempen van sloten;
-
werken en/of werkzaamheden uit te voeren in het kader van een ruilverkaveling;
-
het veroorzaken van ontploffingen;
-
het verrichten van onderzoeks- en exploratieboringen voor de winning van delfstoffen en ander materiaal;
-
het uitvoeren van werken of werkzaamheden voor bodemdrainage.
3.4.2 Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
-
andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
-
andere werken die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2;
-
een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen,
en tevens voor:
-
een nutsbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘nutsbedrijf’;
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 1”,
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen
-
waterlopen en -partijen;
-
voorzieningen voor de waterhuishouding;
-
tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
hoofdgebouwen en bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte.
4.2.2 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, op het achtererfgebied te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde in sub b, geldt voor uitbouwen in de vorm van erkers dat deze op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:
-
-
-
de horizontale diepte van de erker niet meer dan 1 m bedraagt;
-
de diepte van de op het bouwperceel overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden niet minder dan 2,5 m bedraagt;
-
de goothoogte van een erker niet meer dan 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
-
-
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 75 m²;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,30 m bij aan – en uitbouwen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 4,5 m mag bedragen;
4.2.3 Voor het bouwen van balkonhekken op aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 1,2 m vanaf de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van aan-, of uitbouw of overkapping.
4.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.2, sub b, voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
-
Burgemeester en Wethouders kunnen de omgevingsvergunning, als bedoeld in sub a, slechts verlenen indien:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
-
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1, sub a, voor
-
de vestiging van bedrijven uit categorie 3.1 en een bouwbedrijf categorie 3.2 in de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van het perceel Hogeweg 107;
-
de vestiging van bedrijven die niet in de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd onder de categorieën 1 en 2, mits deze bedrijven naar aard en omvang kunnen worden gelijkgesteld aan bedrijven die wel worden genoemd.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming van de gronden wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ als bedoeld in artikel 17. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
-
van deze wijzigingsbevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien er op de gronden op het moment van terinzagelegging van het bestemmingsplan een bedrijfswoning aanwezig is;
-
het aantal woningen mag niet worden vergroot.
-
-
De onder a bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid.
-
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel,
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterlopen en –partijen;
-
voorzieningen voor de waterhuishouding;
-
tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte.
5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
dienstverlening;
-
wonen,
alsmede voor
-
detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ”detailhandel”;
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterlopen en –partijen;
-
voorzieningen voor de waterhuishouding;
-
tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
per bouwvlak mag 1 woning of bedrijfswoning worden gebouwd, danwel het aantal woningen aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte.
6.2.2 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, op het achtererfgebied te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde in sub b, geldt voor uitbouwen in de vorm van erkers dat deze op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:
-
-
-
de horizontale diepte van de erker niet meer dan 1 m bedraagt;
-
de diepte van de op het bouwperceel overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden niet minder dan 2,5 m bedraagt;
-
de goothoogte van een erker niet meer dan 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
-
-
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 75 m²;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning plus 0,30 m bij aan – en uitbouwen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 4,5 m mag bedragen.
6.2.3 Voor het bouwen van balkonhekken op aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 1,2 m vanaf de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van aan-, of uitbouw of over-kapping.
6.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2, sub b, voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
-
een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan slechts worden verleend indien:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
-
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen;
-
parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en verhardingen;
-
ontsluitingen ten behoeve van de aangrenzende woongebieden;
-
een natuurcamping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
speelvoorzieningen;
7.2 Bouwregels
7.2.1 Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein” gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horecabedrijven in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 2 Staat van horeca inrichtingen;
-
een bedrijfswoning,
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterlopen en –partijen;
-
voorzieningen voor de waterhuishouding;
-
tuinen en erven.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Voor het bouwen van het hoofdgebouw en de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
het hoofdgebouw en de bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte.
8.2.2 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, op het achtererfgebied te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde in sub b, geldt voor uitbouwen in de vorm van erkers dat deze op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:
-
-
-
de horizontale diepte van de erker niet meer dan 1 m bedraagt;
-
de diepte van de op het bouwperceel overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden niet minder dan 2,5 m bedraagt;
-
de goothoogte van een erker niet meer dan 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
-
-
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 75 m²;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning plus 0,30 m bij aan – en uitbouwen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 4,5 m mag bedragen.
8.2.3 Voor het bouwen van balkonhekken op aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 1,2 m vanaf de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van aan-, of uitbouw of over-kapping.
8.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1 voor het toestaan van een andere vorm van horeca dan ter plaatse is toegestaan, mits:
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterlopen en –partijen;
-
voorzieningen voor de waterhuishouding;
-
tuinen en erven.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte.
9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van pergola’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
recreatiewoningen;
-
een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”,
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterlopen en –partijen;
-
voorzieningen voor de waterhuishouding;
-
tuinen en erven.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
-
recreatiewoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat het aantal recreatiewoningen maximaal het aantal aangegeven ter plaatse van de aan-duiding “maximum aantal recreatiewoningen” mag bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.
10.2.2 Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte.
10.2.3 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, op het achtererfgebied te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde in sub b, geldt voor uitbouwen in de vorm van erkers dat deze op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:
-
-
-
de horizontale diepte van de erker niet meer dan 1 m bedraagt;
-
de diepte van de op het bouwperceel overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden niet minder dan 2,5 m bedraagt;
-
de goothoogte van een erker niet meer dan 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
-
-
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 75 m²;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning plus 0,30 m bij aan – en uitbouwen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 4,5 m mag bedragen.
10.2.4 Voor het bouwen van balkonhekken op aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 1,2 m vanaf de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van aan-, of uitbouw of overkapping.
10.2.5 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van pergola’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
10.4 Afwijken van de bouwregels
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.2, sub b, voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping bij de bedrijfswoning tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan slechts worden verleend indien:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
-
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van recreatiewoningen voor permanente bewoning.
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportterreinen,
en tevens voor:
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen en horecavoorzieningen in de categorie 1 van de bij deze regels behorende bijlage 2 Staat van horeca inrichtingen;
-
onderhoud en beheer;
-
evenementen,
met de daarbij behorende:
-
tribunes;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
waterlopen en –partijen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van opslag, stalling en onderhoud, alsmede tribunes zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m²;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte.
11.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van speelinstallaties, lichtmasten en ballenvangers mag niet meer bedragen dan 15 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen,
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, met dien verstande dat:
-
de horizontale diepte van de erker niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de diepte van de op het bouwperceel overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden niet minder mag bedragen dan 2,5 m;
-
de goothoogte van een erker niet meer mag bedragen dan 3 m, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m.
12.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van pergola’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
-
parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
13.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
-
parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
14.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
14.3 Nadere eisen
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterhuishoudkundige doeleinden;
-
waterberging en waterlopen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
15.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bruggen en viaducten mag niet meer bedragen dan 8 m;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen;
-
aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten overeenkomstig het bepaalde in artikel 22, lid 22.1 en 22.2;
-
mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;
-
een ontsluiting naar het achterliggende natuur- en kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’,
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
tuinen en erven.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
-
een woning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bouwvlak 1 woning mag worden gebouwd, danwel het aantal woningen aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte.
16.2.2 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, op het achtererfgebied te worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak, mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 75 m², met dien verstande dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag worden bebouwd;
-
in afwijking van het bepaald in sub c geldt dat voor percelen groter dan 1000 m² het gezamenlijke oppervlak voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal 100 m² mag bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag niet minder bedragen dan 3 m en niet meer dan 6 m;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ten minste 3 m en ten hoogste 4,5 m mag bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde in sub g geldt dat voor percelen groter dan 1000 m² de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen niet meer dan 6 m mag bedragen;
16.2.3 de bouwhoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 1,2 m gerekend vanaf de bovenzijde van de 1e bouwlaag van de aan- of uitbouw of overkapping.
16.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van pergola’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.2, sub b, voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de
voorgevel van het hoofdgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
de verkeersveiligheid mag niet worden geschaad.
Artikel 17 Gemengd - Uit te werken 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd – Uit te werken 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen;
-
aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 lid 22.1 en 22.2;
-
wonen en werken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van gemengd – wonen/werken”;
-
detailhandel, in de vorm van ten hoogste één supermarkt met een buurtverzorgende functie;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
ontsluitingswegen,
-
tuinen en erven,
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen en –partijen;
-
nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen voor de waterhuishouding.
17.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken deze bestemming uit met inachtneming van het bepaalde in de volgende uitwerkingsregels:
-
De uitwerking van de bestemming vindt plaats in goede afstemming met de aangrenzende bestemmingen.
.
-
Uitwerking vindt plaats per bestemmingsvlak of een deel daarvan op basis van het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Wonen in het Groen’ en het vastgestelde structuurplan ‘Limmen-Zandzoom’.
-
De geluidsbelasting op de woningen wegens wegverkeerslawaai bedraagt niet meer dan 48 dB(A) dan wel een door Burgemeester en wethouders voorafgaand aan vaststelling van een uitwerkingsplan toegekende hogere waarde.
-
Ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van gemengd – wonen/werken” zijn de gronden tevens bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met:
-
kantoren en dienstverlenende bedrijven of –instellingen;
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2.
-
In deze zone dienen ten minste 8 bedrijfswoningen te worden gerealiseerd.
-
Op gronden ter plaatse van de aanduiding “wonen uitgesloten” zijn geen woningen toegestaan. In een plan van uitwerking mogen afwijkingsregels worden opgenomen voor het mogelijk maken van woningen, al dan niet in combinatie met de in sub d, onder 1 en 2 genoemde functies, op deze gronden indien uit nader onderzoek blijkt dat deze woningen geen onevenredig nadelige gevolgen voor de omliggende bedrijven hebben.
-
Binnen de bestemming zijn vrijstaande-, twee-onder-een-kap, rijwoningen en gestapelde woningen toegestaan.
-
De bouwhoogte van vrijstaande-, twee-onder-een-kap en rijwoningen mag niet meer bedragen dan 11 m.
-
De bouwhoogte van gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan 14 m;
-
De bouwhoogte van een supermarkt bedraagt maximaal 5 m; de bouwhoogte van een supermarkt met bovenwoningen bedraagt maximaal 14 m,
-
De bedrijfsvloeroppervlakte van de supermarkt mag maximaal 1500 m2 bedragen.
-
De bouwhoogte van een gebouw voor maatschappelijke voorzieningen bedraagt maximaal 9 m en met bovenwoningen maximaal 14 m;
-
Voor maatschappelijke voorzieningen mag maximaal 7000 m² worden benut;
-
bij gestapelde bouw als bedoeld in lid 17.2 onder i, j en l zijn ten hoogste 4 bouwlagen toegestaan;
-
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aangegeven aantal en voor het overige niet meer dan gemiddeld 25 per hectare, met dien verstande dat het totale aantal nieuw te bouwen woningen binnen dit bestemmingsplan niet meer dan 565 mag bedragen.
-
Het aandeel sociale huur- en/of koopwoningen bedraagt minimaal 38% van het totaal aantal woningen in categorie 1 tot en met 4, zoals omschreven in tabel 4.3 in de bij dit plan behorende toelichting.
-
Het aandeel op basis van particulier opdrachtgeverschap te bouwen woningen bedraagt minimaal 15% van het totale aantal binnen dit bestemmingsplan te bouwen woningen.
17.3 Bouwregels
Op of in de in lid 17.1, bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen en krachtens het in zodanig plan bepaalde.
17.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.3, voor het bouwen van bouwwerken op of in de gronden, indien:
-
het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerp-uitwerkingsplan;
-
het bouwwerken betreffen waarvoor ingevolge of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen is vereist.
Artikel 18 Gemengd - Uit te werken 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd – Uit te werken 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
natuur;
-
groenvoorzieningen;
-
woningen;
-
aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten overeenkomstig het bepaalde in artikel 22, lid 22.1 en 22.2;
-
mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;
-
ontsluitingswegen,
-
tuinen en erven,
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen en –partijen;
-
nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen voor de waterhuishouding.
18.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken deze bestemming uit met inachtneming van het bepaalde in de volgende uitwerkingsregels:
-
De uitwerking van de bestemming vindt plaats in goede afstemming met de aangrenzende bestemmingen.
-
Uitwerking vindt plaats per bestemmingsvlak of een deel daarvan op basis van het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Wonen in het Groen’ en het vastgestelde structuurplan ‘Limmen-Zandzoom’.
-
De geluidsbelasting op de woningen wegens wegverkeerslawaai bedraagt niet meer dan 48 dB(A) dan wel een door Burgemeester en wethouders voorafgaand aan vaststelling van een uitwerkingsplan toegekende hogere waarde.
-
Ten opzichte van de in de omgeving van het plangebied aanwezige bedrijvigheid wordt een zodanige afstand in acht genomen dat dit niet leidt tot overschrijding van de op grond van milieuregelgeving geldende geluidsnorm.
-
Op gronden ter plaatse van de aanduiding “wonen uitgesloten” zijn geen woningen toegestaan. In een plan van uitwerking mag een afwijking worden opgenomen voor het mogelijk maken van woningen op deze gronden indien uit nader onderzoek blijkt dat deze woningen geen onevenredig nadelige gevolgen voor de omliggende bedrijven hebben.
-
Binnen de bestemming zijn vrijstaande- en gestapelde woningen en buitenplaatsen toegestaan.
-
Het aantal woningen per bestemmingsvlak mag maximaal het aangegeven aantal bedragen danwel niet meer bedragen dan gemiddeld 5 per hectare, met dien verstande dat het totale aantal nieuw te bouwen woningen binnen dit bestemmingsplan niet meer dan 565 mag bedragen.
-
Het aandeel sociale huur- en/of koopwoningen bedraagt minimaal 38% van het totaal aantal woningen in categorie 1 tot en met 4, zoals omschreven in tabel 4.3 in de bij dit plan behorende toelichting.
-
Het aandeel op basis van particulier opdrachtgeverschap te bouwen woningen bedraagt minimaal 15% van het totale aantal binnen dit bestemmingsplan te bouwen woningen.
-
De bouwhoogte van vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 11 m.
-
De bouwhoogte van gestapelde woningen en buitenplaatsen mag niet meer bedragen dan 14 m; daarbij zijn ten hoogste 4 bouwlagen toegestaan.
18.3 Bouwregels
Op of in de in lid 18.1, bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen en krachtens het in zodanig plan bepaalde.
18.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.3, voor het bouwen van bouwwerken op of in de gronden, indien:
-
het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerp-uitwerkingsplan;
-
het bouwwerken betreft waarvoor ingevolge of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen is vereist.
Artikel 19 Woongebied – uit te werken
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied – Uit te werken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen;
-
aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 lid 22.1 en 22.2;
-
mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;
-
ontsluitingswegen,
-
tuinen en erven,
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen
-
waterlopen en –partijen;
-
nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen voor de waterhuishouding.
19.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken deze bestemming uit met inachtneming van het bepaalde in de volgende uitwerkingsregels:
-
De uitwerking van de bestemming vindt plaats in goede afstemming met de aangrenzende bestemmingen.
-
Uitwerking vindt plaats per bestemmingsvlak of een deel daarvan op basis van het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Wonen in het Groen’ en het vastgestelde structuurplan ‘Limmen-Zandzoom’.
-
De geluidsbelasting op de woningen wegens wegverkeerslawaai bedraagt niet meer dan 48 dB(A) dan wel een door Burgemeester en wethouders voorafgaand aan vaststelling van het uitwerkingsplan toegekende hogere waarde.
-
De geluidsbelasting op de woningen wegens spoorweglawaai bedraagt niet meer dan 55 dB(A) dan wel een door Burgemeester en wethouders voorafgaand aan vaststelling van een uitwerkingsplan toegekende hogere waarde.
-
Op gronden ter plaatse van de aanduiding “wonen uitgesloten” zijn geen woningen toegestaan. In een plan van uitwerking mogen afwijkingsbepalingen worden opgenomen voor het mogelijk maken van woningen indien uit nader onderzoek blijkt dat deze woningen geen onevenredig nadelige gevolgen voor de omliggende bedrijven hebben.
-
Op gronden met de aanduiding ‘verkeer’ wordt een ontsluiting aangelegd in de vorm van een weg voor gemotoriseerd verkeer tussen Visweg en Pagenlaan, die een functie heeft voor de hoofdontsluiting van het plangebied.
-
Binnen de bestemming zijn vrijstaande-, twee-onder-een-kap, rijwoningen en gestapelde woningen toegestaan.
-
De bouwhoogte van vrijstaande-, twee-onder-een-kap en rijwoningen mag niet meer bedragen dan 11 m.
-
De bouwhoogte van gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan 14 m; daarbij zijn ten hoogste 4 bouwlagen toegestaan.
-
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan gemiddeld 15 per hectare, met dien verstande dat:
-
het totale aantal nieuw te bouwen woningen binnen dit bestemmingsplan niet meer dan 565 mag bedragen.
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” het aantal woningen niet meer dan het aangegeven aantal mag bedragen.
-
-
Het aandeel sociale huur- en/of koopwoningen bedraagt minimaal 38% van het totaal aantal woningen in categorie 1 tot en met 4, zoals omschreven in tabel 4.3 in de bij dit plan behorende toelichting.
-
Het aandeel op basis van particulier opdrachtgeverschap te bouwen woningen bedraagt minimaal 15% van het totale aantal binnen dit bestemmingsplan te bouwen woningen.
19.3 Bouwregels
Op of in de in lid 19.1, bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen en krachtens het in zodanig plan bepaalde.
19.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.3, voor het bouwen van bouwwerken op of in de gronden, indien:
-
het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerp-uitwerkingsplan;
-
het bouwwerken betreffen waarvoor ingevolge of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen is vereist.
Artikel 20 Waarde - Archeologie
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 19) mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en de oppervlakte van bestaande gebouwen niet worden vergroot met een oppervlakte van meer dan 100 m2.
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
archeologische waarden;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
20.4 Afwijking van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 20.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van
het gebied.
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden
20.5.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 20.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het scheuren van grasland.
20.5.2 Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
20.5.3 Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
-
andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;
-
andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
-
andere werken als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 500 m2;
-
andere werken waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
-
het toevoegen van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;
-
het verwijderen van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene gebruiksregels
22.1 Gebruik van ruimten binnen een woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan en uitbouwen en bijgebouwen tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps of bedrijfsactiviteit;
-
degenen die activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
-
vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn, met uitzondering van tandartsenpraktijken niet toegestaan;
-
bedrijven maximaal in de categorie 1 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden;
-
er mogen geen publieksaantrekkende beroeps of bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.
22.2 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in artikel 22.1, sub e, ten behoeve van het toestaan van beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, mits in verband staand met de activiteit;
-
het bepaalde in artikel 22.1, sub f, ten behoeve van publieksaantrekkende beroeps of bedrijfsactiviteiten, mits dit gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings en parkeersituatie ter plaatse.
22.3 Gebruik van ruimten binnen een woning en in de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een Bed and Breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
bij een woning, niet zijnde een bedrijfswoning, mogen 3 kamers (6 slaapplaatsen) ten behoeve van een Bed and Breakfast worden gerealiseerd;
-
parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het gebruik van nabij gelegen gronden.
22.4 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22.3, sub a, ten behoeve van het toestaan van meer kamers ten behoeve van een Bed and Breakfast, mits de omvang van de Bed and Breakfast in een goede verhouding tot de omgeving staat.
22.5 Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voorzover noodzakelijk is voor het normale onder houd van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
-
het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voorzover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
-
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
-
het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie.
Artikel 23 Algemene afwijkingsregels
23.1 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte en inhoudsmaten percentages en afstandseisen;
-
de in het plan genoemde maximale goot- en bouwhoogten ten behoeve van een dakopbouw, waarbij een overschrijding is toegestaan van maximaal 20% van de maximale goot- en bouwhoogten;
-
de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
-
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken geen gebouwen zijnde en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt overgroot tot maximaal 40 m;
-
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
23.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.1 kan slechts worden verleend, mits:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 24 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
Bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
-
De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
Het straat en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
-
Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Limmen-Zandzoom”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 februari 2011