INHOUDSOPGAVE

 

1.      Inleidende regels                                                                                                               3

Artikel 1     BEGRIPPEN                                                                                                                 3

Artikel 2     WIJZE VAN METEN                                                                                                      3

2.      Bestemmingsregels                                                                                                            3

Artikel 3     BEDRIJF                                                                                                                      3

ARTIKEL 4     VERKEER – VERBLIJFSGEBIED                                                                                     3

Artikel 5     TUIN                                                                                                                           3

Artikel 6     WONEN                                                                                                                       3

3.      Algemene regels                                                                                                                  3

Artikel 7     ANTI - DUBBELTELREGEL                                                                                             3

Artikel 8     ALGEMENE BOUWREGELS                                                                                           3

Artikel 9     ALGEMENE GEBRUIKSREGELS                                                                                     3

4.      Overgangsrecht en slotregels                                                                                     3

Artikel 10   OVERGANGSRECHT                                                                                                     3

Artikel 11   SLOTREGEL                                                                                                                 3



1.      Inleidende regels

 

Artikel 1    BEGRIPPEN

 

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1       plan:

het bestemmingsplan "Van Wijkgarage" van de gemeente Bloemendaal.

 

1.2       bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0377.vanwijkgarage met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

 

1.3       aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat door de hoofdbewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij de ruimtelijke uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie.

 

1.4       aan huis verbonden bedrijf:

bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon, evenwel met uitzondering van een seksinrichting.

 

1.5       aanbouw:

een gebouw dat al dan niet als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.

 

1.6       aanduiding (digitaal):

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarin regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.7       aanduidingsgrens (digitaal):

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.8       achtergevellijn:

de lijn waarin de achtergevel is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

 

1.9       achtergevelrooilijn:

de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, dan wel indien er geen sprake is van een bouwvlak, de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw, zonder aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

 

1.10        afhankelijke woonruimte:

een onderdeel van het hoofdgebouw, aan- en/of uitbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

1.11        bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.12        bed en breakfast:

kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is een aan het wonen ondergeschikte functie, gevestigd in een woonhuis of bijhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.

 

1.13        bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

1.14        bedrijfsvloeroppervlak:

het totale vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

 

1.15        bestaand:

·          bij bebouwing: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning.

·          bij gebruik: gebruik zoals dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

1.16        bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.17        bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.18        bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden (al dan niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw.

 

1.19        bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.20        bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

1.21        bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane en met uitsluiting van zolder en kelder.

 

1.22        bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.23        bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

 

1.24        bouwvlak (analoog):

een op een verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waarop gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.25        bouwvlak (digitaal):

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

1.26        bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

 

 

1.27        dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

 

1.28        detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.29        eindwoning:

op de begane grond gelegen woning met tenminste één zijgevel waarnaast een zijtuin is gelegen.

 

1.30        erf:

wonen buiten het bouwvlak.

 

1.31        erfbebouwing:

uitbreiding van woonruimte op het bijgehorend erf al dan niet aangebouwd.

 

1.32        erker:

een ondergeschikte uitbouw aan de voor of zijkant van de woning die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is maximaal 1 meter diep en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.

 

1.33        escortbedrijf:

het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

 

1.34        functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.

 

1.35        gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.36        gestapelde woning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met daarbij behorende bergingen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

 

1.37        grondgebonden woning:

een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

 

1.38        hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn architectonische verschijningsvorm en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

 

1.39        horeca(bedrijf):

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken.

 

1.40        kelder:

een ruimte in een gebouw die geheel ondergronds is gelegen (hieronder wordt geen souterrain verstaan).

 

1.41        maaiveld:

de gemiddelde hoogte van terrein, grenzende aan het peil, ter plaatse van de entree, op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

 

1.42        mantelzorg:

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.43        ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil.

 

1.44        onderkomen:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken, voer- of vaartuigen, tenten, caravans, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

 

1.45        overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak.

 

1.46        parkeervoorzieningen:

elke, al dan niet overdekte, stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

 

1.47        peil:

·          voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.

·          in andere gevallen: de hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld, ter plaatse van de entree.

 

1.48        perceelgrens:

een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling.

 

1.49        productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

 

1.50        prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

1.51        risicovolle inrichting:

·          een inrichting waarvoor ingevolge het besluit externe veiligheid een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toegelaten kwetsbare of beperkt kwetsbare object, of

·          een inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid, met uitzondering van gasdrukmeet- en regelstations.

 

1.52        seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.53        seksuele dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.

 

1.54        souterrain:

een ruimte in een gebouw die gedeeltelijk ondergronds is gelegen (hieronder wordt geen kelder verstaan).

 

1.55        standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

 

1.56        tussenwoning:

een woning waarbij twee zijgevels tevens de scheidingsmuren zijn van naastgelegen woningen.

 

1.57        tweeaaneengesloten woning:

een op de begane grond gelegen woning waarbij één zijgevel tevens de scheidingsmuur is van de naastgelegen woningen.

 

1.58        uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.

 

1.59        verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan "Van Wijkgarage", bestaande uit de (analoge) kaarten.

 

1.60        verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grond vloer.

 

1.61        voorgevel:

één of meerdere naar de weg gekeerde gevels van een (hoofd)gebouw.

 

1.62        voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

 

1.63        voorgevelrooilijn:

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

 

1.64        voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

 

1.65        vrijstaande woning:

een woning waarbij alle gevels grenzen aan zijtuinen en/of erf.

 

1.66        wet/wettelijk regelingen:

indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

 

1.67        woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

 

1.68        zolder:

de bovenste verdieping onder het schuine dak van een gebouw, wordt meestal gebruikt al berging.




Artikel 2    WIJZE VAN METEN

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1      de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.2      dakkapel:

indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte per bouwlaag meer bedraagt dan 50 % van de gevelbreedte, wordt de goothoogte van deze dakkapel als goothoogte van het gebouw aangemerkt.

 

2.3      de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.4      de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken, met inbegrip van erkers, dakkapellen en souterrains.

 

2.5      de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, trappenhuizen, liftkokers, installaties t.b.v. het reinigen van het gebouw (glazen wassen) en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.6      de bouwhoogte van een dakterrasafscheiding:

tussen de bovenkant van het dak en het hoogste punt van de dakterrasafscheiding

 

2.7      het grondoppervlak van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8      de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

 

2.9      bebouwd grondoppervlak (BGO)

het bebouwd grondoppervlak wordt gemeten langs de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

 

2.10    bruto vloeroppervlak (BVO):

de bruto vloeroppervlakte van de ruimte(n) van een gebouw wordt gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen over alle bouwlagen van het gebouw.

 

2.11    de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

 

2.12    breedte van een gebouw:

gemeten tussen de buitenkanten van twee tegenover elkaar gelegen zijgevels van hetzelfde gebouw.

 

2.13    de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

 


2.      Bestemmingsregels

 

Artikel 3    BEDRIJF

 

3.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van zoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;

b.      productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen.

           

3.2      Bouwregels

3.2.1    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.      de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.      ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte” is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

c.       ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

3.2.2    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar de openbare weg zijn gericht mag niet meer dan 1 m bedragen;

b.      vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,50 m bedragen;

d.      de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;

e.      de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

3.3      Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.      de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;

b.      de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;

c.       de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;

d.      de brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

3.4      Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Bedrijf te wijzigen in de bestemmingen Wonen, Tuin en Verkeer – verblijfsgebied, met inachtneming van de volgende randvoorwaarden:

3.4.1        wanneer de bestaande gebouwen worden omgebouwd tot woningen, gelden de volgende randvoorwaarden:

a.      in de bestaande gebouwen mogen ten hoogste 4 woningen worden gecreëerd;

b.      de goothoogte van de woningen mag ten hoogste 7 meter bedragen;

c.       de nokhoogte van de woningen mag ten hoogste 11 meter bedragen;

d.      de goot- en nokhoogte ter plaatse van de aanduiding “berging” niet mag worden vergroot;

e.      het bouwvlak van de bestaande gebouwen mag niet worden vergroot;

3.4.2.   wanneer er sprake is van sloop/nieuwbouw, gelden de volgende randvoorwaarden:

a.      er mogen er ten hoogste 4 woningen worden gebouwd;

b.      de goothoogte van de woningen mag ten hoogste 7 meter bedragen;

c.       de nokhoogte van de woningen mag ten hoogste 11 meter bedragen;

d.      de bebouwd grondoppervlak van de hoofdgebouwen en bijgebouwen mag in totaal niet meer bedragen dan binnen het huidige bouwvlak is toegestaan. 

e.      de afstand tussen de bouwvlakken van de woningen in het wijzigingsgebied en de bouwvlakken van de woningen buiten het wijzigingsgebied aan de Zijlweg en de Bloemendaalseweg ten zuiden en ten westen van het wijzigingsgebied dient ten minste 16 meter te bedragen;

f.        de afstand tussen de bouwvlakken van de woningen in het wijzigingsgebied en de bouwvlakken van de woningen buiten het wijzigingsgebied ten noorden en ten oosten van het wijzigingsgebied dient ten minste 5 meter te bedragen;

3.4.3.   bij elke woning dienen tenminste 2 parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gecreëerd;

3.4.4.   de parkeerplaatsen dienen via de Zijlweg of via de Bloemendaalseweg te worden ontsloten;

3.4.5.   er dient te worden aangetoond dat het plan voldoet aan wettelijke randvoorwaarden op het gebied van geluidshinder, luchtkwaliteit, geurhinder, bodemkwaliteit, externe veiligheid, natuurwetgeving, wateraspecten, cultuurhistorie en archeologie.



Artikel 4    TUIN

 

4.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

b.      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

c.       erkers bij woningen.

 

Ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" (pg) zijn de in artikel 4.1 bedoelde gronden mede bestemd voor een gebouwde stallingsgarage.

 

4.2      Bouwregels

4.2.1    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.      op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van

1.     het bouwen van een gebouwde stallingsgarage ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" (pg);

2.     maximaal één erker aan de voorzijde van een woning;

b.      de gebouwde stallingsgarage mag, met uitzondering van de entree, uitsluitend beneden het maaiveld worden gebouwd, met een maximale verticale diepte van 4 meter;

c.       de horizontale diepte van de erker mag maximaal 1 meter bedragen;

d.      het grondoppervlak van de erker mag maximaal 4 m2 bedragen;

e.      de bouwhoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 3 meter of de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning.

 

4.2.2    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar de openbare weg zijn gericht mag niet meer dan 1 m bedragen;

b.      vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,50 m bedragen;

d.      de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;

e.      de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

f.        de bouw van zwembaden en tennisbanen is niet toegestaan.

 

4.3      Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.      een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

b.      een goede woonsituatie;

c.       de verkeersveiligheid;

d.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 5             VERKEER – VERBLIJFSGEBIED

 

5.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      voetgangersgebieden;

b.      een inrit naar een parkeergarage;

c.       water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

d.      groenvoorzieningen.

 

Ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" (pg) zijn de in artikel 5.1 bedoelde gronden mede bestemd voor een gebouwde stallingsgarage.

 

5.2      Bouwregels

5.2.1    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.      op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bouwen van een gebouwde stallingsgarage ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" (pg);

b.      de gebouwde stallingsgarage mag, met uitzondering van de entree, uitsluitend beneden het maaiveld worden gebouwd, met een maximale verticale diepte van 4 meter;

5.2.2    voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

 

5.3      Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de plaatsing van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat kan worden geëist, dat deze op een afstand van ten 1 meter uit de perceelsgrenzen wordt geplaatst.

 

 


Artikel 6    WONEN

 

6.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      wonen;

b.      aan huis gebonden beroepen;

 

met de daarbij behorende:

c.       tuinen, terreinen en erven;

d.      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

Ter plaatse van de aanduiding “gestapeld" (gs) zijn de in artikel 6.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor gestapelde woningen.

 

Ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" (pg) zijn de in artikel 6.1 bedoelde gronden mede bestemd voor een gebouwde stallingsgarage.  

 

6.2      Bouwregels

6.2.1    Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) gelden de volgende bepalingen:

a.      hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.      ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan aangegeven;

c.       ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan aangegeven;

d.      ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;

e.      het bouwen van een ondergrondse stallingsgarage is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" (pg);

f.        de ondergrondse stallingsgarage mag, met uitzondering van de entree, uitsluitend beneden het maaiveld worden gebouwd, met een maximale verticale diepte van 4 meter;

g.      ter plaatse van de “specifieke bouwaanduiding – onderdoorgang” dient een onderdoorgang met een doorrijhoogte van ten minste 3 meter en een breedte van tenminste 9 meter aanwezig te zijn.

 

6.2.2    Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.      het gezamenlijke grondoppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per woning niet meer bedragen dan 40 % van de bestemming Wonen buiten het bouwvlak, tot maximaal het oppervlak dat op de verbeelding is aangegeven;

b.      de bouwhoogte van aan- en uitbouwen van tussenwoningen mag niet meer bedragen dan 3 meter of de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;

c.       de goothoogte van aan- en uitbouwen van eindwoningen en twee-aaneengesloten woningen mag niet meer bedragen dan 3 meter of de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;

d.      de bouwhoogte van aan- en uitbouwen van eindwoningen en twee-aaneengesloten woningen mag niet meer bedragen dan 6 meter;

e.      de diepte van aanbouwen bij tussen- en eindwoningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;

f.        de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;

g.      de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;

 

6.2.3    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar de openbare weg zijn gericht mag niet meer dan 1 m bedragen;

b.      vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,50 m bedragen;

d.      de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 6 m bedragen;

e.      de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3 m bedragen;

f.        de bouw van zwembaden en tennisbanen is niet toegestaan.

 


6.3      Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aanzien van de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.      en samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

b.      een goede woonsituatie;

c.       de verkeersveiligheid;

d.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.4      Specifieke gebruiksregels

6.4.1    Algemeen

Ten aanzien van het gebruik geldt het bepaalde in artikel 6.1.

 

6.4.2    Beroep aan huis

Binnen de bestemming Wonen is de uitoefening van een beroep aan huis toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels;

a.      de voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 60 m2;

b.      er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;

c.       detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;

d.      het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;

e.      er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;

f.        de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

 

6.5      Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan van het bepaalde in artikel 6.4 afwijken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

a.      de voor bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 60 m2;

b.      er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;

c.       detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel is niet toegestaan;

d.      horeca, anders dan een bed & breakfast is niet toegestaan;

e.      een bed & breakfast mag in maximaal twee slaapkamers voor maximaal vier personen worden aangeboden;

f.        het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;

g.      parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein, indien parkeren op openbaar terrein nodig is, kan alleen medewerking worden verleend als er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;

h.      er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;

i.         de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

3.      Algemene regels

 

Artikel 7    ANTI - DUBBELTELREGEL

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 8    ALGEMENE BOUWREGELS 

 

8.1      Overschrijding bouwgrenzen

8.1.1    De bebouwingsgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 uitsluitend

            worden overschreden door:

a.      stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;

b.      plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer dan 12 cm bedraagt;

c.       gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, balkons, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer 1 m overschrijden;

d.      ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;

e.      hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelrooilijn met meer dan 1 m overschrijden;

f.        vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mits deze worden opgericht binnen een bouwvlak en de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.

g.      dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties, mits deze niet hoger zijn dan 3,50 m, gemeten vanaf bovenkant van de dakconstructie, en geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

h.      Overige ondergeschikte dakopbouwen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht, mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 20 % van het bouwvlak en mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 m overschrijden

 

8.1.2    het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 1.5 m, indien het betreft:

a.      overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;

b.      toegangen van bouwwerken;

c.       stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;

d.      plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;

e.      gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

f.        balkons en galerijen;

g.      luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;

h.      hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;

i.        kelderingangen en kelderkoekoeken.

 

8.2      Ondergronds bouwen

8.2.1    Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a.      Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende erven waar de bijgebouwen mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht;

b.      indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd;

 

8.2.2    Ondergrondse bouwwerken voor zover die meer dan 1 m buiten de gevels van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen.



Artikel 9    ALGEMENE GEBRUIKSREGELS

 

9.1      Gebruiksverbod

9.1.1    Verboden gebruik onbebouwde gronden

Onder gebruik van onbebouwde gronden in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval het volgende verstaan:

a.      het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

b.      het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

c.       het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

 

9.1.2    Verboden gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor een seksinrichting, een escortbedrijf en voor detailhandelsdoeleinden, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsomschrijving.

 

9.2      Uitzonderingen gebruiksverbod

Het bepaalde in artikel 9.1.1 is niet van toepassing op:

a.      het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;

b.      de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering.



4.      Overgangsrecht en slotregels

 

Artikel 10 OVERGANGSRECHT

 

10.1    Overgangsrecht bouwwerken

10.1.1  Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning of omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

10.1.2  Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld artikel 10.1.1 met maximaal 10%.

 

10.1.3  Uitzondering

Artikel 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daardoor begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

10.2    Overgangsrecht gebruik

10.2.1  Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

10.2.2    Voor het gebruik van overgangsrecht gelden de volgende voorwaarden:

a.      het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld in artikel 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang word verkleind;

b.      indien gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

10.2.3    Voor het gebruik van overgangsrecht geldt de volgende uitzondering:

Artikel 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.


Artikel 11 SLOTREGEL

 

Deze regels worden aangehaald als: “Bestemmingsplan Van Wijkgarage´ van de gemeente Bloemendaal”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bloemendaal gehouden op: … - … - 2011 .

 

 

 

                                                                       ,Voorzitter

 

 

 

 

 

                                                                       ,Griffier