HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan De Groenhof Breezand van de gemeente Anna Paulowna;
-
het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0366.BPLGB1992hz0001-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
-
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aan-huis-verbonden bedrijf:
een bedrijf, overeenkomstig categorie 1 van de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven, dat in een (gedeelte van) een woning of in een bijgebouw wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt, en dat niet krachtens de Wet milieubeheer vergunning- of meldingplichtig is;
-
aan-huis-verbonden beroep:
een beroep overeenkomstig de in bijlage 2 opgenomen lijst met aan huis verbonden beroepen, dat in een woning of in een bijgebouw wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bestaand:
die situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
daknok:
het hoogste punt van een schuin dak;
-
dakvoet:
het laagste punt van een schuin dak;
-
erkers en entreepartijen:
een aan- of uitbouw of luifel aan een gevel op de begane grond van de woning die in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw; ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning;
-
evenement:
een voor het publiek toegankelijke activiteit met een beperkte duur van ten hoogste veertien dagen. Onder de duur van de activiteit wordt eveneens de periode verstaan die benodigd is voor het opbouwen en afbreken van de voor de activiteit benodigde voorzieningen;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
-
kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nacht-verblijf;
-
luifel:
een beperkte overkapping op de begane grond van de woning, gedeeltelijk gelegen boven de voordeur;
-
mantelzorg:
het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
mobiel en/of demontabel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een kleinschalig kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
-
onderkomens:
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken - voertuigen, vaartuigen, arken, toercaravans, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;
-
overkapping:
een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden, op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats;
-
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang
bij voltooiing van de bouw;
-
-
indien in of op het water wordt gebouwd:
-
de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
-
-
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
tweede bouwlaag:
de eerste verdieping van het hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
-
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
-
vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
-
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
-
voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
-
woonunit:
een geprefabriceerd, demontabel en/of relatief eenvoudig te verwijderen gebouw bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht met de basisvoorzieningen ten dienste van woonverblijf.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
-
de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
-
meten:
tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) verbeelding.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, kozijnen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Onder de in sub e genoemde oppervlakte van een bouwwerk, vallen tevens overkappingen en dakoverstekken groter dan 0,5 m.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Sport – IJsbaan
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport – IJsbaan’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een ijsbaan;
-
speelvoorzieningen;
-
agrarisch medegebruik;
-
evenementen,
en tevens voor:
-
aan de bestemming ondergeschikte horeca-activiteiten,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m²;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- of perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat van de omgeving,
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 1, voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van de bestemming buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van een gebouw niet meer dan 50 m² mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan 3 m mag bedragen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van de onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
-
paden;
-
parkeren.
4.2 Bouwregels
-
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van erkers en entreepartijen, met dien verstande dat:
-
de diepte van erkers en entreepartijen niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
-
de afstand van erkers en entreepartijen tot aan de bestemmingsgrens van de bestemming ‘Verkeer – Verblijf’ niet minder mag bedragen dan 1,5 m;
-
erkers en entreepartijen mogen worden gebouwd aan zowel de voorgevel als een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw;
-
de breedte van erkers en entreepartijen niet meer mag bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel;
-
de breedte van erkers en entreepartijen niet meer mag bedragen dan 1/3 van de breedte van de zijgevel;
-
de bouwhoogte van erkers en entreepartijen niet meer mag bedragen dan 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd.
-
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevels van gebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
-
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot.
Artikel 5 Verkeer - Verblijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonstraten;
-
voet- en fietspaden,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bruggen en andere kunstwerken ten behoeve van het kruisen van water.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wegen en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud per gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m³;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
-
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en oeverstroken;
-
een speeleiland,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
speelvoorzieningen ten behoeve van een speeleiland;
-
voorzieningen zoals bruggen ten behoeve van voetgangers en fietsers.
In de bestemming zijn niet begrepen:
-
steigers en vlonders.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding gelden de volgende regels:
-
de inhoud van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m³;
-
de bouwhoogte een gebouw mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
-
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
-
6.3 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met:
-
aan huis verbonden beroepen of bedrijven;
-
bed and breakfast,
-
met de daarbij behorende:
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de naar de weg gekeerde gevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgrens dienen te worden gebouwd;
-
het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte(m)” aangegeven goot- en bouwhoogte;
-
de dakhelling mag niet minder of meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “minimale - maximale dakhelling (graden)” aangegeven dakhelling;
-
de afstand van de niet aangebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
-
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
-
per dakvlak van een woning mag ten hoogste 1 dakkapel worden gebouwd;
-
de hoogte van de dakkapel mag niet meer dan 1,75 m zijn, gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
-
de onderzijde van de dakkapel mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet liggen;
-
de bovenzijde van de dakkapel mag niet minder dan 0,5 m onder de daknok liggen;
-
de zijkanten van de dakkapel mogen niet minder dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak liggen;
-
bij twee-onder-één-kapwoningen en rijwoningen mogen dakkapellen op de tussenmuur worden geplaatst met dien verstande dat dit bij de twee betrokken woningen gelijktijdig wordt uitgevoerd;
-
bij meerdere dakkapellen op een doorgaand dakvlak dienen de dakkapellen regelmatig te worden gerangschikt op een horizontale lijn.
-
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel, met dien verstande dat deze gezamenlijke oppervlakte nooit meer dan 100 m² mag bedragen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m, danwel, ten hoogste 0,30 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
-
indien vrijstaande bijgebouwen worden voorzien van een kap mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk
3 m en 6 m; -
indien vrijstaande bijgebouwen plat worden afgedekt, mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan 3,5 m.
-
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2 voor het bouwen van meer woningen per bouwvlak dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”, met dien verstande dat:
-
het totale aantal woningen in het plangebied niet meer mag bedragen dan 128;
-
uitsluitend van deze afwijkingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt indien de aanvraag in overeenstemming is met de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan het door de gemeenteraad vastgestelde beeldkwaliteitsplan Breezand-Zuid. Het beeld-kwaliteitsplan dient vervolgens te worden aangepast aan de nieu-we situatie.
-
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
-
het gebruiken of laten gebruiken van woningen in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf, zodanig dat de woonfunctie niet in overwegende mate wordt uitgeoefend en er ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit is het geval als:
-
de oppervlakte meer bedraagt dan 50 m2;
-
de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin niet primair is;
-
er reclame-uitingen worden gedaan;
-
parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
-
er sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;
-
buitenopslag van goederen plaats vindt;
-
het aan huis verbonden beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de bewoner;
-
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het stallen van onderkomens voor een periode langer dan 8 achtereenvolgende dagen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen voor de uitoefening van logies aan huis, zodanig dat:
-
dit niet meer is aan te merken als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie;
-
de oppervlakte meer bedraagt dan 20% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing, of meer bedraagt dan 50 m²;
-
er meer dan 2 kamers voor logies aan huis worden gebruikt;
-
parkeren niet op eigen erf plaatsvindt.
-
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 7.4, sub a, voor het gebruik van aan- of uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
-
bewoning van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, waarbij deze noodzaak dient te zijn aangetoond door een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden;
-
de afhankelijke woonruimte qua maatvoering binnen het in lid 7.2, sub c en d gestelde past;
-
de oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, niet meer bedraagt dan de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande of aaneengebouwde bijgebouwen tot een maximum van 100 m2;
-
-
het bepaalde in lid 7.4, sub a, voor het gebruik van een woonunit bij een woning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
-
bewoning van een woonunit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, waarbij deze noodzaak dient te zijn aangetoond door een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatiie;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwoneden;
-
de woonunit qua maatvoering binnen het in lid 7.2, sub c en d, gestelde past;
-
de woonunit op maximaal 15 m afstand van het hoofdgebouw is gelegen;
-
de woonunit verwijderd wordt op het moment dat de mantelzorg is beëndigd.
-
-
-
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zoals genoemd in sub a, mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld zoals bedoeld in de Welstandsnota;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid.
-
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
-
-
-
het gebruiken of laten gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf, met uitzondering van het toegestane gebruik voor bed & breakfast;
-
het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
-
-
-
-
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dat om constructieve redenen noodzakelijk is;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt.
-
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie, waaronder de akoestische aspecten;
-
de waterhuishouding;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
-
het plan op de gronden ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied” overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening wijzigen in die zin dat de bestemmingen ‘Wonen’ en Tuin’ kunnen worden gewijzigd in die zin dat aan de gronden een bouwvlakken worden toegekend ten behoeve van de bouw van woningen met dien verstande dat:
-
er niet meer dan 4 woningen mogen worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van woningen niet meer dan respectievelijk 6 m en 10,5 m mag bedragen;
-
de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
-
de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai op de gevel(s) van woningen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor het overige artikel 4 ‘Tuin’ en artikel 6 ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing zijn.
-
-
het plan wijzigen ten behoeve van een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en andere bouwwerken van openbaar nut tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.
-
Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan De Groenhof Breezand”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 21 maart 2011.