10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van het Noordeinde 18 in Noordeinde, Graftdijkplein 3 in West-Graftdijk en Dorpsstraat 41-43 te Markenbinnen tevens ondergeschikte dienstverlening, ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca-activiteiten zijn toegestaan;
-
begraafplaats, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats",
met de daarbij behorende:
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en -partijen.
10.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de in lid 10.1, onder a genoemde voorzieningen gelden de volgende regels:
-
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ bedragen, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer zijn;
-
het aantal dienstwoningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bouwvlak bedragen;
-
de oppervlakte van niet-inpandige dienstwoningen mag niet meer dan 150 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van bouwwerken buiten een bouwvlak geldt de volgende regel:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer dan 50% van het bouwperceel bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van hoofdgebouwen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van sport- en speelvoorzieningen mag niet meer dan 4 m bedragen, met dien verstande dat uitsluitend sport- en speelvoorzieningen zijn toegestaan die functioneren met behulp van zwaartekracht of fysieke kracht van een mens;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
10.3 Nadere eisen
Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 28 onder b in acht genomen.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en de omvang van bouwwerken.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 28 onder a en c in acht genomen, voor zover van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 2 voor een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 7 m en 11 m mogen bedragen;
-
het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 5 voor het bouwen van gebouwen tot op de zijdelingse perceelgrens.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van de opslag van goederen en materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van de in lid 10.1 onder a en b genoemde voorzieningen;
-
het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
-
het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
-
het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van aangebouwde bijgebouwen bij dienstwoningen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte.