Erasmuspark- en Robert Scottbuurt    

verplicht

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

Het nu geldende bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is vastgesteld op 16 januari 2008 en goedgekeurd op 9 mei 2008. Tot 1 juli 2018 was het conform de Wet ruimtelijke ordening verplicht om bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar te actualiseren. Hoewel deze verplichting niet langer bestaat als de plannen digitaal raadpleegbaar zijn, heeft het bestuur van stadsdeel West besloten om het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt wel te actualiseren. Als in 2021 naar verwachting de nieuwe Omgevingswet in werking treedt, is het hele grondgebied van stadsdeel West bedekt met actuele bestemmingsplannen.

Op een aantal terreinen (zoals hotels en kleinschalige bedrijfsruimte) is sinds de vaststelling van het geldende bestemmingsplan nieuw beleid vastgesteld dat in dit bestemmingsplan moet worden meegenomen.

Daarnaast is sinds de vaststelling van het voorheen geldende bestemmingsplan een aantal projecten gerealiseerd en een aantal omgevingsvergunningen (in afwijking van het) bestemmingsplan verleend. De gerealiseerde projecten worden overeenkomstig de vergunde situatie in dit bestemmingsplan opgenomen. Hetzelfde geldt voor de verleende omgevingsvergunningen.

Tenslotte zijn er een aantal locaties waar nog geen bestemmingsplan van kracht is. Dit zijn zogenaamde 'witte vlekken' waar geen bouw- en gebruiksbepalingen van toepassing zijn. Deze vlekken zijn opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is gelet op het voorgaande gericht op beheer en maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk.

Op de afbeelding is de luchtfoto van het plangebied weergegeven.

verplicht

verplicht

1.2 Crisis en herstelwet     

De Crisis- en herstelwet beoogt een versnelling in de ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke projecten te bewerkstelligen, om bij te dragen aan de bestrijding van de economische crisis en versnelling van de woningbouw. Hiertoe zijn tijdelijke wijzigingen in de ruimtelijke procedures (bijvoorbeeld het bestemmingsplan) van toepassing verklaard op verschillende soorten projecten. Zo zijn bijvoorbeeld de behandelingstermijnen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verkort en is het belanghebbende begrip aangepast. De projecten waarvoor dit geldt, zijn opgenomen in bijlage I en II van de Crisis- en herstelwet.

Het voorliggende bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt bevat geen ontwikkelingen of projecten als bedoeld in bijlage I en is niet opgenomen als project zoals bedoeld in bijlage II van de Crisis- en herstelwet. Op grond van het voorgaande valt het voorliggende bestemmingsplan niet onder de werking van de Crisis- en herstelwet.

1.3 Leeswijzer     

Het bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.

De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft inzicht in de achtergronden en gemaakte keuzes (relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit 16 hoofdstukken. Hier wordt in het kort de inhoud van deze hoofdstukken beschreven.

Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plankader. Er wordt onder andere ingegaan op de ontstaansgeschiedenis, beschrijving van de geldende bestemmingsplannen, het plangebied en de beschrijving van de bestaande functies. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het relevante ruimtelijk beleid afkomstig van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente.

In hoofdstuk 4 zijn de ruimtelijk-functionele en stedenbouwkundige uitgangspunten van het bestemmingsplan beschreven. In hoofdstuk 5 tot en met 13 komen de diverse omgevingsaspecten aan bod.

De uitleg over de wijze waarop dit juridisch vertaald is, staat in hoofdstuk 14. Hoofdstuk 15 gaat in op de economische uitvoerbaarheid en tot slot behandelt hoofdstuk 16 de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Alle relevante rapporten en onderzoeken zijn als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Hoofdstuk 2 Plankader     

2.1 Ligging en begrenzing     

De Erasmuspark- en Robert Scottbuurt ligt in het westen van Amsterdam in stadsdeel West. Uitgangspunt bij de bepaling van de plangrenzen is dat aangesloten wordt om de omliggende reeds vastgestelde bestemmingsplannen en dat met het nieuwe bestemmingsplan het voorheen geldende bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt (2008) volledig wordt vervangen. Gelet op de vaststellingsdatum wordt ook het geldende bestemmingsplan Admiralengracht (2010) en Amundsen (2014) meegenomen in dit nieuwe bestemmingsplan. Het Fridtjof Nansenhof wordt gelet op het recent (juni 2017) vastgestelde bestemmingsplan buiten dit bestemmingsplan gelaten.

Aan de westzijde wordt aangesloten op het bestemmingsplan Kolenkitbuurt / Laan van Spartaan. Aan de noordzijde wordt aangesloten op de bestemmingsplannen Bos en Lommerplein 2013 en In Den Gulden Winckel (2013). Aan de oostzijde wordt aangesloten op het bestemmingsplan Landlust en Gibraltarbuurt.

De globale begrenzing van het bestemmingsplan is als volgt:

  1. in het noorden: Erasmusgracht, Griseldestraat, Bos en Lommerweg;
  2. in het westen: Einsteinweg (Ring A10 West)
  3. in het zuiden: Jan van Galenstraat
  4. in het oosten: Vier Heemskinderenstraat / Joos Banckersweg.

Op de onderstaande afbeelding is de begrenzing aangegeven.

verplicht

Daarnaast is een aantal zogenaamde 'witte vlekken' toegevoegd aan het bestemmingsplan. Dit zijn locaties waarvoor in het verleden nooit een bestemmingsplan is vastgesteld of waarvan de regeling zo oud is dat deze niet meer geldt. Het gaat om een paar kleine strookjes in het talud van de A10 met een verkeersfunctie, die op ongeveer 1 kilometer van het plangebied liggen ter hoogte van het dorp Sloterdijk.



verplicht

Afbeelding: witte vlekken die meegenomen worden in dit bestemmingsplan

2.2 Doelstelling     

Gelet op de huidige wet- en regelgeving is het noodzakelijk een bestemmingsplan in procedure te brengen dat voorziet in een goede eigentijdse planologische en juridische regeling voor het gebied. Dit bestemmingsplan beoogt hierin te voorzien. Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisering van het vigerende bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt dat is vastgesteld op 16 januari 2008. Het nieuwe bestemmingsplan is conserverend van aard, in die zin dat het aansluit op de huidige planologische bestemmingsplanregeling, tussentijds vergunde uitbreidingen en vastgesteld beleid.

2.3 Geldend planologisch kader     

Ter plaatse van de het plangebied de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt waren de volgende planologische regelingen van kracht:

  1. bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt (2008) - nummer 12 op onderstaande kaart
  2. paraplubestemmingsplan Stadsdeel West Amsterdam deel 1 (2012) - arcering op onderstaande kaart
  3. bestemmingsplan Admiralengracht - nummer 13 op onderstaande kaart
  4. bestemmingsplan Amundsen - nummer 40 op onderstaande kaart
  5. paraplubestemmingsplan verbod massagesalons.
  6. paraplubestemmingsplan kiosken (2017)

verplicht

Afbeelding: geldende bestemmingsplannen in plangebied Erasmuspark- en Robert Scottbuurt (zwart omlijnd)

2.3.1 Bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt (2008)     

Het voormalige bestemmingsplan is op 16 januari 2008 vastgesteld door de stadsdeelraad van het toenmalige stadsdeel Bos & Lommer (no. B&L/2007/9050). Het bestemmingsplan is op 9 mei 2008 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (kenmerk 2008-26641).

Beschrijving bestemmingen geldend bestemmingsplan

Gemengd I (GD I)

De winkelstrip langs de Bos en Lommerweg 215-347 is bestemd als "Gemengd I". Hetzelfde geldt voor de hoekpanden van de blokken die haaks op de Bos en Lommerweg zijn gebouwd (huisnummers 199-207).

verplicht

Op de begane grond zijn de volgende functies toegestaan:

  1. detailhandel;
  2. consumentverzorgende dienstverlening (met uitzondering van belhuizen),
  3. horecabedrijven categorie I, III en IV die zijn opgesomd in de horecabedrijvenlijst,
  4. maatschappelijke voorzieningen (met uitzondering van geluidgevoelige bestemmingen)
  5. woningtoegangen.

Op de verdiepingen zijn alleen woningen met bijbehorende bergingen en andere nevenruimten toegestaan. In de woning is beroep aan huis tot maximaal 40% van het oppervlakte van de woning. De eventueel onbebouwd blijven de delen mogen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming van aangrenzende gronden.

Horeca categorie I zijn fastfoodrestaurants, snackbars automatieken en loketverkooppunten, horeca III zijn cafés en bars en horeca catgeorie IV zijn restaurants, lunchrooms, ijssalons en koffie- en theehuizen. In het plangebied zijn in de bestemming "Gemengd I" in totaal maximaal 4 horecazaken toegestaan, met elk een maximum bruto vloeroppervlakte van 250 m2.

De bouwhoogte van de gebouwen is op de verbeelding aangeduid. De gebouwen mogen worden voorzien van een dakterras, op enkele uitzonderingen na die zijn voorzien van de aanduiding "geen dakterrassen toegestaan". Bij het dakterras mag een dakterrasafscheiding van maximaal 1,20 meter worden gebouwd en een toegangsvoorziening (luik) van maximaal 0,50 meter.

Gemengd II (GD II)

Veel hoekpanden en tussenpanden met een bedrijfsruimte op de begane grond zijn bestemd als "Gemengd II". Op de begane grond zijn de volgende functies toegestaan:

  1. detailhandel
  2. consumentverzorgende dienstverlening (met uitzondering van belhuizen),
  3. horecabedrijven categorie I en IV die zijn opgesomd in de horecabedrijvenlijst,
  4. horeca categorie III alleen ter plaatse van de Hoofdweg, de Jan van Galenstraat met de even nummers 162 t/m 178, 184 t/m 196 en 198 t/m 210;
  5. maatschappelijke voorzieningen (met uitzondering van geluidgevoelige bestemmingen),
  6. bedrijven categorie I en II,
  7. kantoren met daaraan ondergeschikte bewoning,
  8. woningtoegangen.

Een aantal panden is voorzien van de aanduiding "woning". Daar zijn ook woningen op de begane grond toegestaan. Daarbij geldt wel dat als de woning eenmaal is omgezet naar een bedrijfsruimte, de ruimte niet weer mag worden omgevormd naar een woning. Op de verdiepingen zijn alleen woningen met bijbehorende bergingen en andere nevenruimten toegestaan. In de woning is beroep aan huis tot maximaal 40% van het oppervlakte van de woning. De eventueel onbebouwd blijven de delen mogen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming van aangrenzende gronden.

De bouwhoogte van de gebouwen is op de verbeelding aangeduid. De gebouwen mogen worden voorzien van een dakterras, op enkele uitzonderingen na die zijn voorzien van de aanduiding "geen dakterrassen toegestaan". Bij het dakterras mag een dakterrasafscheiding van maximaal 1,20 meter worden gebouwd en een toegangsvoorziening (luik) van maximaal 0,50 meter.

In de planregels zijn maximale aantallen vestigingen horeca en vestigingsgroottes vastgelegd:

  1. maximaal 5 horecavestigingen categorie I en IV;
  2. maximaal 3 horecavestigingen categorie III (aan de Hoofdweg en de genoemde adressen aan de Jan van Galenstraat);
  3. maximum vloeroppervlakte per vestiging detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening, horeca, kantoren en bedrijven: 250 m2;
  4. per bedrijf mag maximaal 25% van het bedrijfsoppervlakte worden gebruikt voor opslag.

Wonen (W)

De meeste woningen zijn bestemd als "Wonen". Toegestaan zijn woningen met bijbehorende bergingen, kelders en andere nevenruimten. In de woning is beroep aan huis tot maximaal 40% van het oppervlakte van de woning. De eventueel onbebouwd blijven de delen mogen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming van aangrenzende gronden.

Dakterrassen zijn toegestaan met dakterrasafscheidingen van maximaal 1,20 meter en een toegangsvoorziening (luik) van maximaal 0,50 meter.

Maatschappelijk (M)

In de bestemming "Maatschappelijk" zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan, zowel geluidgevoelige als niet-geluidgevoelige bestemmingen. Op de volgende plekken is een aanduiding opgenomen (g), waarbij is geregeld dat geluidgevoelige bestemmingen zijn uitgesloten:

  1. Erik de Roodestraat 16
  2. maatschappelijke voorzienig in het Erasmuspark (geen huisnummer)

verplicht

Het gebouw aan de Erik de Roodestraat 16 is inmiddels verbouwd en in gebruik als een indoor speelvoorziening. In het voorliggende bestemmingsplan is dit gebouw om die reden bestemd als "Cultuur en ontspanning". Het bijbehorende gebouw aan de Robert Scottstraat 7 is inmiddels verbouwd en in gebruik als wonen, zodat de bestemming van dat gebouw is gewijzigd naar "Wonen".

In het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt (2008) was het kerkgebouw aan de Erasmusgracht 24-28 bestemd als "maatschappelijk". Ter plaatse waren tevens twee dienstwoningen toegestaan. Het voormalige kerkgebouw is inmiddels volledig verbouwd en in gebruik ten behoeve van woningen, zodat de bestemming van dit gebouw in het voorliggende bestemmingsplan is gewijzigd naar "Wonen".

Tuin (T)

De tuinen in het gebied zijn bestemd als "Tuin" (T). Deze gronden mogen worden ingericht en gebruikt als tuin. In de tuin zijn bijbehorende bouwwerken (aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen) toegestaan met een gezamenlijk oppervlakte van 30 m2 voor zover de tuin voor minimaal 50% onbebouwd blijft. Op de aan- en uitbouwen zijn dakterrassen toegestaan met dakterrasafscheidingen (hekwerken) van maximaal 1,20 meter hoog.

Vrijstelling kan worden verleend voor aan- en uitbouwen met een diepte van 4 meter, behorende bij de hoofdgebouwen met de bestemming "Gemengd I". Vrijstelling kan worden verleend als het gebruiksdoel van de aan- en uitbouw overeenkomt met het gebruik van het bijbehorende hoofdgebouw, aannemelijk is dat de onbebouwde gronden na realisatie van de aan- en uitbouw niet zullen worden gebruikt voor opslag.

Vrijstelling kan worden verleend voor de bouw van scootsafes met een inhoud van maximaal 3 m3. Vrijstelling kan alleen worden verleend indien de medische noodzaak is aangetoond, plaatsing inpandig niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en opstallen.

Het gebruik van tuinen als parkeerruimte voor motorvoertuigen en opslagdoeleinden is niet toegestaan.

Groen (G)

In de bestemming "Groen" zijn groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, sierwater en kademuren toegestaan. Bruggen voor langzaam verkeer staan apart aangeduid. Hetzelfde geldt voor de boezemkering rondom het Erasmuspark. Bouwwerken geen gebouwen zijn toegestaan, met uitzondering van scootsafes. Ter plaatse van de aanduiding "boezemkering" mag alleen ten behoeve van de waterkering worden gebouwd. Daarvan is vrijstelling mogelijk als de waterhuishoudkundige belangen niet worden geschaad. Nutsvoorzieningen (gebouwen) zijn toegestaan tot een oppervlakte van 25 m2 en een bouwhoogte 6 meter.

Groen, nutsvoorzieningen (Gl)

Het nutsgebouw aan de rand van het Erasmuspark is bestemd als "Groen, nutsvoorzieningen". Ter plaatse zijn zowel nutsvoorzieningen als groenvoorzieningen toegestaan. Het bestemmingsvlak, tevens bouwvlak, mag volledig worden bebouwd tot een hoogte van 6 meter.

verplicht

Verkeer (V)

De straten waar autoverkeer mogelijk is zijn bestemd als "Verkeer". Naast rijwegen zijn ook onder andere parkeerplaatsen, inritten naar gebouwde parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, geluidwerende voorzieningen, groenvoorziengen, water, huisvuilinzamelings- systemen en nutsvoorzieningen toegestaan. Gebouwen zijn toegestaan met een maximum oppervlakte van 20 m2 per gebouw en een maximale bouwhoogte van 3 meter. Er kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaatsing van gebouwen ten behoeve van onder meer de verkeersveiligheid en sociale veiligheid.

Er is een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen voor:

  1. de plaatsing van een overkapping ter plaatse van de aanduiding "overkapping". Dit geldt voor de stoep boven de winkels aan de zuidzijde van de Bos en Lommerweg.
  2. de plaatsing van reclameborden en reclamezuilen
  3. de plaatsing van een scootsafe met een maximale inhoud van 3 m3.

In het nieuwe bestemmingsplan worden deze vrijstellingsmogelijkheden als volgt overgenomen: de overkapping wordt mogelijk gemaakt via de algemene afwijkingsregels, dus dezelfde procedure maar in een ander artikel opgenomen. De plaatsing van reclameborden en reclamezuilen loopt via de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amsterdam. De scootsafes zijn in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen als een bouwrecht, dat is in lijn met het in 2012 vastgestelde paraplubestemmingsplan.

Verkeer, autosnelweg (Vl)

De Ringweg A10 is bestemd als "Verkeer, autosnelweg". Toegestaan zijn autosnelwegen inclusief op- en afritten en het verkeersareaal als bedoeld bij de bestemming "Verkeer". Bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan tot een hoogte van 20 meter, gemeten ten opzichte van het wegdek.

In dit nieuwe bestemmingsplan is de Ringweg A10 ook voorzien van een aparte verkeersbestemming. De bouwwerken die in het vigerende bestemmingsplan werden toegestaan zijn inmiddels op grond van het Besluit omgevingsrecht toegestaan zonder omgevingsvergunning. Het gaat hierbij om lichtmasten, bewegwijzeringsborden, matrixborden en andere bouwwerken ten behoeve van de geleiding van het verkeer.

Verkeer, verblijfsgebied (VII)

Openbaar terrein / pleinen die niet toegankelijk zijn voor het autoverkeer zijn in het geldende bestemmingsplan uit 2008 bestemd als "Verkeer, verblijfsgebied". Toegestaan is verblijfsgebied met daarbij behorende fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en huisvuilinzamelingssystemen. Er is een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen voor scootsafes. Parkeren van motorvoertuigen is aangemerkt als "verboden gebruik".

Water (WA)

De waterpartijen zijn bestemd als "Water" (WA). Toegestaan is vaarwater, sierwater, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen zoals keermuren, beschoeiingen, steigers en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde. Ligplaatsen voor woonboten, bedrijfschepen en binnenvaartschepen zijn aangemerkt als "verboden gebruik". Hetzelfde geldt voor het gebruik als stortplaats voor al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten.

2.3.2 Bestemmingsplan Admiralengracht     

Het bestemmingsplan Admiralengracht is op 17 februari 2010 vastgesteld door de deelraad van voormalig stadsdeel Bos en Lommer (besluitnummer RAAD/2010/4). Het bestemmingsplan had tot doel om een actueel juridisch planologisch (beheers)kader te bieden voor de 162 woningen die eind 2003 zijn opgeleverd.

De woningen zijn bestemd als "Wonen" waarbij de vergunde bouwhoogte op de verbeelding is vastgelegd. Onder de woningen is een parkeergarage gerealiseerd die met de aanduiding "(pg)" is aangeduid. De bestaande sportvoorzieningen (gymzaal en sportveld) zijn bestemd als "Sport". De verkeersruimte waar autoverkeer is toegestaan is bestemd als "Verkeer-1". Autovrije (plein)ruimte is bestemd als "Verkeer-2". Het water is bestemd als "Water" waarbij de bestaande steigers en het helofytenfilter is bestemd.

verplicht

2.3.3 Bestemmingsplan Amundsen     

Het bestemmingsplan Amundsen is op 10 september 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam (nummer 181/611).

De nieuwe woningen zijn bestemd als "Wonen". De hoeken zijn voorzien van de nadere aanduiding "gemengd". Op de begane grond zijn ter plaatse horeca van categorie 3, horeca van categorie 4, maatschappelijke voorzieningen, culturele voorzieningen en bedrijven toegestaan, naast de woningen die ook op de begane grond zijn toegestaan. Voor deze niet-woonfuncties geldt wel een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlakte van 150 m2.

Gebouwen zijn alleen toegestaan in het bouwvlak. In afwijking daarvan mag 25% van de gronden buiten het bouwvlak worden bebouwd tot een hoogte van 3 meter. Voor het noordelijke bouwvlak geldt een maximale bouwhoogte van 8 meter, voor het zuidelijke blok geldt een maximum bouwhoogte van 4 meter. Kelders zijn toegestaan onder het bouwvlak, met een maximale diepte van 4 meter.

verplicht

In het nieuwe bestemmingsplan zijn de bebouwingscontouren en hoogtes overgenomen. De gemengde functies die op de hoeken waren toegestaan zijn niet in de definitieve bouwplannen en de verleende omgevingsvergunning (d.d. 16 december 2014), opgenomen en ook niet gerealiseerd. Om die reden is voor het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de woonfunctie aangehouden.

2.3.4 Paraplubestemmingsplan Stadsdeel West, Amsterdam deel 1 (2012)     

Het paraplubestemmingsplan is vastgesteld door de stadsdeelraad op 5 juni 2012 (besluit nummer 2012/3121). Met het paraplubestemmingsplan zijn op hoofdlijnen de volgende wijzigingen aangebracht aan het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt (2008).

Kinderopvangvoorzieningen

Kinderopvangvoorzieningen zijn een gewenste functie in een woongebied. Echter, een overmaat van kinderopvangvoorzieningen in een bepaald gebied of een concentratie ervan kan leiden tot (geluid)overlast bij omwonenden. Om die reden is de bestemmingsplanregeling met het paraplubestemmingsplan gewijzigd, waarbij per bouwblok maximaal één kinderopvangvoorziening wordt toegestaan. Bestaande gevallen waarbij er 2 of meer kinderopvangvoorzieningen zijn gerealiseerd worden gerespecteerd. Daartoe is in het bestemmingsplan een definitie toegevoegd van een bouwblok. Kinderopvangvoorzieningen zijn toegestaan in gebouwen met een maatschappelijke bestemming. In andere bestemmingen waar maatschappelijke voorzieningen mogelijk zijn, is het maximum oppervlakte per vestiging beperkt tot 250 m2.

De met het paraplubestemmingsplan geïntroduceerde regeling is nog steeds wenselijk en daarom overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

Kiosken

Het paraplubestemmingsplan maakt kiosken in de openbare ruimte mogelijk. Na de vaststelling van het paraplubestemmingsplan is gebleken dat deze regeling tot ongewenste (bouw)ontwikkelingen heeft geleid. Daarom is in juli 2016 een paraplubestemmingsplan "Kiosken" ter visie gelegd waarin de bouw van kiosken als recht niet langer wordt toegestaan. Dit paraplubestemmingsplan is vastgesteld op 15 februari 2017. Alleen de bestaande kiosken worden toegestaan. Voor nieuwe kiosken zal een aparte procedure moeten worden doorlopen.

In voorliggend bestemmingsplan is als uitgangspunt aangehouden dat alleen de bestaande kiosken worden toegestaan. Voor de bestaande kiosken is de maatvoering vastgelegd zoals in het paraplubestemmingsplan is aangegeven: oppervlakte maximaal 15 m2, bouwhoogte maximaal 3 meter. De kiosken mogen uitsluitend worden gebruikt voor de functies die conform het paraplubestemmingsplan zijn toegestaan: detailhandel en horeca van categorie 4.

Dakterrassen en toegangsopbouwen

In het geldende bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt was het toegestaan om de maximale bouwhoogte van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen met maximaal 1,20 meter te overschrijden ten behoeve van dakterrasafscheidingen en met 0,50 meter ten behoeve van daktoegangsconstructies, op voorwaarde dat het dakterras en de dakterrasafscheidingen minimaal 2 meter van de voor- en achtergevel zouden worden gebouwd.

Met de parapluherziening is de regeling op onderdelen aangepast. Dakterrassen en toegangsopbouwen zijn onder voorwaarden bij recht toegestaan. Een afwijkingsprocedure is nodig voor toegangsopbouwen op orde-2 panden. Bij orde-1 panden zijn dakterrassen en toegangsopbouwen niet toegestaan. Op de ordekaarten van de gemeente Amsterdam is aangegeven tot welke orde elk gebouw behoort, zie http://maps.amsterdam.nl/ordekaart/.

De criteria waarbij dakterrassen toegangsopbouwen worden toegestaan zijn:

  1. dakterrassen en toegangsopbouwen zijn alleen toegestaan op daken die plat zijn

    afgedekt;
  2. het dakterras staat op minimaal 2,0 meter afstand van de dakrand van het platte dak

    dat grenst aan lager gelegen openbare ruimte en op minimaal 1,0 afstand van de

    dakrand van het platte dak dat grenst aan lager gelegen privé buitenruimten of gemeenschappelijke binnentuinen, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor aanbouwen;
  3. de totale hoogte vanaf het dakvlak tot bovenkant terrasvloer bedraagt maximaal 50 centimeter;
  4. hekwerken maximaal 1,20 meter, gemeten vanaf de te realiseren terrasvloer;
  5. hoogte van de toegangsopbouw niet meer dan 2,8 meter gemeten vanaf de bestaande dakhoogte;
  6. de afstand van de toegangsopbouw tot de dakrand bedraagt minimaal de hoogte van de toegangsopbouw;
  7. toegangsopbouw maximaal oppervlak van 6 m2 (inclusief overstekken e.d.);
  8. Bij orde-2 panden zijn dakterrassen onder bovengenoemde voorwaarden toegestaan.
  9. Bij orde-2 panden worden toegangsopbouwen uitsluitend toegestaan met toepassing van een afwijking Wabo 2.12 lid 1 sub a onder 1. Deze binnenplanse afwijkingsregel wordt in dit bestemmingsplan ingebouwd. De toegangsopbouw op een orde-2 pand

    mag niet leiden tot onevenredige visuele aantasting van het pand. Per geval zal stedenbouwkundig advies worden gevraagd.

In het voorliggende bestemmingsplan is de regeling ten aanzien van dakterrassen en toegangsopbouwen overgenomen.

2.3.5 Paraplubestemmingsplan verbod massagesalons (2013)     

Het Paraplubestemmingsplan verbod massagesalons (bestemmingsplannen op papier) is door de toenmalige stadsdeelraad van stadsdeel West op 25 juni 2013 is vastgesteld. Diverse bestemmingsplannen waaronder Erasmuspark- en Robert Scottbuurt (2008) zijn door dit paraplubestemmingsplan gewijzigd. Het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is als volg gewijzigd:

verplichtDaarmee is het gebruik van gebouwen en gronden als massagesalon aangemerkt als verboden gebruik.

Met de bestuursopdracht "Aanpak massagesalons" (2012) is beoogd de nieuwvestiging van dubieuze massagesalons te voorkomen. Daarnaast worden de bestaande massagesalons aangeschreven en gecontroleerd op illegale praktijken. In de bestemmingsplannen van stadsdeel West worden massagesalons daartoe aangemerkt als verboden gebruik. Het is mogelijk door aanpassing van het bestemmingsplan het huidige aantal massagesalons te bevriezen. De uitstraling van massagesalons in West hebben een negatieve uitstraling voor de betreffende winkel- en woonstraten en zijn daarmee van invloed op de openbare ruimte. Bovendien kunnen massagesalons aangemerkt worden als een criminogene branche. De ernst van de verdenkingen, het aantal en de uitstraling van de massagesalons rechtvaardigen aanpassing van het bestemmingsplan.

In de deelraad is op 18 december 2012 een motie aangaande massagesalons aangenomen. De motie roept op in dit bestemmingsplan een formulering op te nemen waarmee bonafide massagesalons zo min mogelijk worden uitgesloten. Hierbij dient dan rekening gehouden te worden met ZZP-ers en gediplomeerde fysiotherapeuten in de massage-branch. Fysiotherapeuten die zich als zodanig willen vestigen worden door het verbod op massagesalons niet geraakt.

In het voorliggende bestemmingsplan is de planregeling uit het paraplubestemmingsplan overgenomen door massagesalons als verboden gebruik aan te merken. Alleen de bestaande vestigingen zijn op de planverbeelding aangeduid en daarmee toegestaan. Nieuwe vestigingen of verhuizing van bestaande vestigingen is daarmee niet mogelijk.

2.3.6 Paraplubestemmingsplan Kiosken (2017)     

Met ingang van 16 juli 2016 heeft het ontwerpbestemmingsplan Paraplubestemmingsplan Kiosken ter visie gelegen. Het paraplubestemmingsplan is op 15 februari 2017 vastgesteld. Kern van het paraplubestemmingsplan is dat alleen de bestaande kiosken positief worden bestemd en dat nieuwe kiosken niet als recht in bestemmingsplannen worden opgenomen. Hiervoor zal een afwijkingsprocedure moeten worden doorlopen.

In het voorliggende bestemmingsplan is dit vertaald door ten aanzien van kiosken te bepalen dat uitsluitend de bestaande kiosken zijn toegestaan. Hiervoor is de maatvoering aangehouden die al in het eerdere paraplubestemmingsplan (zie paragraaf 2.3.4 van deze toelichting) was bepaald: maximum oppervlakte 15 m2 per kiosk, maximale bouwhoogte 3 meter.

2.4 Historisch stedenbouwkundige analyse     

2.4.1 Uitbreidingsplan Bosch en Lommer     

Uitbreidingsplan

Het gehele plangebied maakt onderdeel uit van het 'Uitbreidingsplan Bosch en Lommer'. Dat kwam na een lange voorgeschiedenis tot stand in 1935. Het is ontworpen door de Afdeling Stadsontwikkeling van de Dienst der Publieke Werken. Deze dienst werd in 1928 opgericht om toekomstige stadsuitbreidingen vanuit één visie te laten plaatsvinden. Amsterdam had in 1921 enkele naburige gemeenten geannexeerd wat de stad veel nieuwe bouwgrond voor de zo noodzakelijke woningbouw opleverde.

Na de negentiende-eeuwse stadsuitbreiding op basis van het 'Plan Kalff' uit 1877 en het vroeg twintigste-eeuwse 'Uitbreidingsplan Zuid' van H.P. Berlage uit 1917, bood de annexatie opnieuw ruimte voor grootschalige planmatige uitbreiding. Stadsontwikkeling ontwierp hiertoe het 'Algemeen Uitbreidingsplan' (AUP) dat in 1935 officieel werd vastgesteld.

In 1922 was door particulier initiatief al aan een uitbreiding aan de westzijde van de stad begonnen, het zogeheten 'Plan West'. In april 1929 presenteerde Stadsontwikkeling een schemaplan voor de verdere ontwikkeling van Amsterdam-West. Binnen dit kader werden er verschillende deelgebieden aangewezen, waar het huidige Bos en Lommer er één van was. Op een gedetailleerd plan uit juli 1930 werd dit gebied nog aangeduid als het 'Noordgedeelte van Plan West'. Het was omsloten door de Haarlemmerweg in het noorden, de Jan van Galen- en Jan Evertsenstraat in het zuiden, het tracé van de Ringspoorbaan en de Admiralengracht in het westen en het Westelijk Marktkanaal en de Kostverlorenvaart in het oosten.

De structuur van dit ontwerp werd gekenmerkt door reeds bestaande stedenbouwkundige elementen. Het Westelijk Marktkanaal, de Admiraal de Ruyterweg, die ook al geheel bebouwd was, de Hoofdweg, die doorgetrokken werd naar het Bos en Lommerplein, en de geprojecteerde ringweg, tegenwoordig de A10, vormden dominante noord-zuid gerichte structurerende elementen. Het dijklichaam van de Ringspoorbaan begrensde het gebied aan de westzijde.

Ook de oost-west gerichte structuur lag in feite vast. De Jan van Galenstraat en de Erasmusgracht, in het verlengde van de De Rijpgracht, waren al voor de annexatie in 1921 op de kaart gezet door de Gemeente Sloten. De profielen van de zijstraten die de Admiraal De Ruyterweg van oost naar west kruisen, waren zelfs al bebouwd en dus een vaststaand stedenbouwkundig feit. De Afdeling Stadsontwikkeling was genoodzaakt om voor de latere Bos en Lommerweg gebruik te maken van de enige zijstraat van de Admiraal de Ruyterweg die wat breder was. Dit werd de doorgaande verkeersverbinding in westelijke richting, met een viaduct in het dijklichaam van de Ringspoorbaan. De profielen van de twee andere zijstraten waren smaller en sloten aan op doodlopende woonstraten, de Wiltzanghlaan en de Reinaert de Vosstraat.

Het stedenbouwkundige ontwerp voor Bos en Lommer uit 1935 wordt gekenmerkt door een hoge mate van symmetrie. De gedeelten ten oosten en westen van de Multatuliweg (nu ringweg A10) zijn min of meer aan elkaar gespiegeld en dienen als één ruimtelijke eenheid gezien te worden. De hoofdstructuur van Bos en Lommer is nooit meer gewijzigd en alleen de latere, verhoogd aangelegde A10 heeft ingrijpende gevolgen gehad voor het oorspronkelijke ontwerp. De uiteindelijke plankaart uit 1935 verschilt echter wel van de kaart voor het 'Noordgedeelte van Plan West' uit juli 1930. Zo was het om financiële redenen noodzakelijk om het gebied ten oosten van de Admiraal de Ruyterweg eerst te ontwikkelen, omdat dit reeds was opgespoten. Hiervoor werd in november 1930 een afzonderlijk voorstel ingediend bij de Gemeenteraad: het 'Uitbreidingsplan Landlust'. Ook dit plan zou op onderdelen nog herhaaldelijk gewijzigd worden, maar het werd in grote lijnen uitgevoerd conform de kaart van juli 1930, met gesloten blokbebouwing.

verplicht

Afbeelding: uitsnede van de plankaart voor "Bosch en Lommer" uit 1935. De strokenverkaveling vormt een groot verschil met de gesloten bouwblokken van vijf jaar eerder.

De eerste strokenbouw

In Landlust, op het woonveld tussen de Juliana van Stolbergstraat, de Karel Doormanstraat, de Willem de Zwijgerlaan en de Bestevaerstraat werd in 1936 op kleine schaal geëxperimenteerd met open bebouwing naar ontwerp van B. Merkelbach en C. Karsten. Het resultaat van dit experiment zijn goedkope arbeiderswoningen van vier bouwlagen op een verzonken onderbouw met bergingen en aan de gevel geplaatste trappenhuizen. Twee blokken liggen telkens aan een collectieve tuin, toegankelijk vanuit de onderbouw, volgens het principe straat, blok, tuin, blok, straat. Deze opzet kan worden beschouwd als het oertype van de naoorlogse portiek-etageblokken in open bebouwing in de AUP-gebieden.

Het bebouwingsplan voor de terreinen ten westen van de Admiraal de Ruyterweg werd vervolgens in de loop der jaren ingrijpend aangepast aan de nieuwste stedenbouwkundige inzichten. Met name het streven naar open bebouwing, zoals in Landlust geïntroduceerd was door de architectonische avant-garde van de jaren twintig, kon met het verstrijken der jaren niet meer terzijde worden geschoven als een ondoordacht experiment. C. van Eesteren, hoofdontwerper bij de Afdeling Stadsontwikkeling, maar ook voorzitter van de Internationale Congressen voor het Nieuwe Bouwen (CIAM), wilde dit gedachtegoed in de praktijk van de Amsterdamse stedenbouw toepassen.

Zo werd het ‘Uitbreidingsplan Bosch en Lommer’ het eerste grootschalige experiment met open strokenverkaveling in Nederland. Het resultaat was evengoed geen onverdeeld succes. De open bebouwing was erop gericht meer licht en lucht toe te laten treden tot woningen, maar door de hoge grondprijs moest een deel van bouwblokken op kortere gevelafstanden tot elkaar worden geplaatst dan eigenlijk wenselijk was, zoals aan de Blancefloorstraat en omgeving. Ondanks de beperkingen op het gebied van financiële middelen en de hoge dichtheid is er vertrouwen dat de ingeslagen richting succesvol zal zijn, aldus de directeur van Publieke Werken. W.A. de Graaf:

“Toch zijn er redenen te over om te mogen verwachten, dat hier niettemin een stadskwartier kan ontstaan, dat niet alleen doelmatig zal zijn ingericht, doch dat daarboven uit ook een grote aantrekkelijkheid zal verkrijgen, omdat het zoovele elementen heeft, die een werkelijk schoonen aanleg waarborgen. De zorgvuldige distributie van groen en van de open ruimte bij scholen en andere gebouwen, de open bouwwijze, waarbij het groen der tuinen zijn werking in het stadsbeeld zal doen gevoelen, […] de zeer streng doorgevoerde scheiding van woon- en verkeersstraten, de mogelijkheid tot wandelen, vrij van de drukte der hoofdwegen, het groen en de speelgelegenheden in de woonstraten, dit alles zal zeker de wijk onderscheiden van de meeste der vroeger gebouwde.” [W.A. de Graaf, Toelichting op het uitbreidingsplan Bosch en Lommer, 1935 p. 32-33]

Overigens was er ook kritiek op de uitvoering van het plan, met name op het punt van architectuur en de bouwkundige kwaliteit van de woningen was kritiek. De architectuur is voor een deel ook nog tamelijk traditioneel, met name ten zuiden van de Bos en Lommerweg, wat niet afweek van wat de vooruitstrevende architecten voor ogen stond.

Dus hoewel Landlust en Bosch en Lommer nog tal van kinderziektes tonen waarvoor verbeteringen nodig waren, zag men het toch als belangrijke stap in de goede richting gezien ten opzichte van de oude stad met de gesloten bouwblokken. Vanaf nu wordt voor de komende decennia gekozen voor een stedenbouwkundig model dat bestaat uit een open verkaveling waarbij het groen voor de beleving van de woonomgeving en het stadsbeeld een dominante rol krijgt. Onderdeel daarvan is het mee laten spelen van (gemeenschappelijk dan wel privé) achtertuinen in de beleving van de openbare ruimte. Hier werd flink geexperimenteerd met privetuinen die het hele binnenterrein beslaan, privetuinen die grenzen aan een kijktuin en privetuinen die aan door de open verkaveling direct aan de straat liggen en waar nog een plantsoen als buffer aan gekoppeld is. Datzelfde motief is ook op de koppen van de blokken aan bijvoorbeeld de Erasmusgracht te zien. Het privégroen als onderdeel van het beeld- en structuurbepalende element voor de beleving van de wijk als geheel blijkt een thema dat na de oorlog tot in detail uitgewerkt wordt en nog vele decennia toegepast zal worden (zie ook paragraaf over groen). Een ander belangrijk gevolg van alle onderzoeken uit deze periode is dat de bouwverordening in 1935 wordt aangepast, waarbij op basis van objectief meetbare criteria op het gebied van de bezonning, voorschriften ten aanzien van bouwhoogte en gevelafstanden worden opgenomen.

Toegespitst op typologie en plattegrond van de woning is Bosch en Lommer bovendien ook de bakermat van het standaard portiek-etageblok dat tot in de jaren zestig de woningvoorraad zou domineren. Met name in het oudste deel, ten zuiden van de Bos en Lommerweg, zijn allerlei variaties te zien, van bergingen op zolder, tot hele en halve verdiepingen met bergingen in de plint. Een overgangsvorm zijn de woonblokken aan weerszijden van de Marieken van Nimwegenstraat uit 1939. Bij een deel van deze woningen heeft het souterrain weer plaatsgemaakt voor een traditionele blokopbouw met begane-grondwoningen en zolderbergingen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest de uitvoering van Bosch en Lommer worden gestaakt. Na de oorlogsjaren werd de bouw weer hervat, wat terug te zien is in typologie, de positie van de bergingenlaag en de architectonische uitwerking. Zo zijn bijvoorbeeld in het middengedeelte van de Bosleeuw een verzonken bergingenlaag, terwijl in de Kolenkitbuurt uiteindelijk bouwblokken met een volwaardige, flexibele begane-grondlaag werden gerealiseerd. Behalve bergingen zijn hierin twee slaapkamers aan de tuinzijde ondergebracht die bij de woning op de eerste verdieping horen en via een binnentrap te bereiken zijn. Ook werd het zo mogelijk winkels, bedrijven of woningen voor alleenstaanden in de plint op te nemen. De verder ontwikkeling hiervan zou zich vanaf de jaren vijftig onder andere in de Westelijke Tuinsteden doorzetten, waarbij er typologisch een overgang plaatsvond van louter portiek-etageblokken naar ruimtelijke composities van laag-, middelhoog- en hoogbouw in een integraal ontworpen groenstructuur.

Door de gefaseerde invulling voor en na de oorlog is de historische betekenis van het uitbreidingsplan Bosch en Lommer lange tijd enigszins miskend. Tegenwoordig kan gesteld worden dat het een baanbrekend stedenbouwkundig ontwerp is geweest. De strokenbouwvarianten uit de late jaren dertig en van kort na de oorlog geven een helder beeld van de principiële zoektocht in Amsterdam naar een open stedenbouw, een optimale volkshuisvesting met zoveel mogelijk groenbeleving en een rationele architectuur.

2.4.2 Erasmusparkbuurt     

Deze buurt ligt tussen Erasmusgracht, Elckerlijcstraat, Bos- en Lommer- en Vierheemskinderenweg. Het werd nog voor de oorlog gerealiseerd werd en vrijwel geheel volgens het plan. De halfopen en strokenbebouwing kwam tussen 1939 en 1940 tot stand. De betrokkenen waren diverse weinig aannemers en enkele architecten die ook in de 20-40 gordel al actief waren, waaronder L. Peters, M. Gulden en Z. Geldmaker, A.J. Westerman, J.F.A. Göbel en G. den Hartog. Feitelijk is met dit bebouwingstype en deze verkavelingswijze een eerste stap gezet in het voorzien in meer lucht en licht voor grote aantallen woningen tegen een voor arbeiders betaalbare huurprijs. De gebouwen zijn in zoveel mogelijk in een groene omgeving gelegen en door de noord-zuidligging is er een zo optimaal mogelijke bezonning. Alleen de blokken langs de zuidzijde van de Bos en Lommerweg liggen oost-west. Overigens is door later toegevoegde scholen daarachter niet overal het effect van de doorzichten nog intact.

Een bekend motief uit de Amsterdamse Schoolperiode om aan de hand van de vormgeving van de bouwblokken de stedenbouwkundige ruimte vorm te geven is hier doorgezet. Zo zijn veel van de blokken op de hoeken afgeschuind, afgerond of verspringen ze. Daarnaast wordt ook met de opbouw in hoogtes van de daklagen gevarieerd, die op de hoeken voor hoogteaccenten of een 'luchtiger' beeld zorgen. Op de koppen van de strokenbouwblokken aan de Bos en Lommerweg zijn kleine winkelgebouwtjes geschakeld. Een beeldbepalend motief dat in de hele buurt voorkomt zijn de overkragende daklijsten. Andere elementen die het straatbeeld te verrijken zijn bijvoorbeeld erkers. Het langgerekte blok aan de Bos en Lommerweg heeft verspringende kaplagen om het blok te modelleren en een tweetal doorgangen te accentueren.

verplicht

Afbeelding: achterzijde van de bebouwing langs de Bos en Lommerweg

verplicht

Afbeelding: winkelruimten op de kop van blokken die haaks op de Bos en Lommerweg staan.

verplicht

Afbeelding: typerende strokenbouw met overkragende daklijsten

De woonbebouwing is opgedeeld in verschillende typen woningen gezinswoningen. In de plinten op de kop van de woonblokken zijn op veel plaatsen kleinschalige bedrijfsruimten toegestaan. Bergingen zitten vaak in de (helft) van de begane grondlaag, maar er zijn ook blokken waarbij de begane grond geheel voor de woning is, danwel geheel ten behoeve van de bergingen. De Bos en Lommerweg is de centrale winkelstraat, met winkels in de plint. Aan de achterzijde heeft dit langgerekte blok uitbouwen voor de winkels die mee ontworpen zijn. Het beeld hiervan is verschraald door allerlei nieuwe deuren en tal van opbouwen, ventilatie- en schoorsteenpijpen. Overigens zijn ook in de woonstraten ruimtes voor maatschappelijke voorzieningen of winkels opgenomen, overwegend op de hoeken en in de blokken direct achter de Bos en Lommerweg.

Aan de oostzijdezijn enkele grotere gebouwen opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen zoals onderwijs en religie. Verderop in dit rapport komen de betekenisvolle bebouwing alsook de groenstructuur en –voorzieningen nader aan bod. Verdichting rond Sportpark Joos Banckersplantsoen vond plaats rond 2000 met de bouw van een reeks vrijstaande blokken en twee stroken die passen in maat en schaal en met rondom doorlopende groene ruimte bij de opzet van de strokenbouw van de Bos en Lommer rond dit deel van het Erasmuspark.

2.4.3 Robert Scottbuurt     

De Robert Scottbuurt is gelegen in een trapeziumvorming gebied dat wordt begrensd door de Erasmusgracht (N), de Jan van Galenstraat (Z), de James Rosskade (W) en de Robert Scottstraat (O). Het werd ontwikkeld in de periode 1944-1953 als katholiek enclave binnen de uitbreidingswijk Bosch en Lommer. In de opzet van de wijk is de weerslag te zien van de veranderende ideeën over het functioneren van een woonwijk in een stedelijke context. Het AUP voorzag nog in de ontwikkeling van een woonwijk met parallel aan de Erasmusgracht drie scholen en daar omheen woningen in noord-zuid gerichte strokenbouw. In de bredere zuidkant werden oost-west georiënteerde stroken bejaardenwoningen voorzien. Deze opzet werd echter herzien toen duidelijk werd dat hier een katholieke woonwijk ontwikkeld zou worden en waarvoor de architect G.H.M. Holt was aangetrokken. De nieuwe opzet kwam tot stand in een hechte samenwerking tussen Van Eesteren en Holt. De planwijziging voorzag een oost-west georiënteerd kerkgebouw ongeveer '...in het midden van de onderwerpelijke wijk ontworpen, als zuidelijke begrenzing van een open ruimte, waarin het speelterrein een plaats is gegeven, aansluitend aan het speelterrein der scholen, zoodat de ruimte aan de noordzijde door scholen wordt begrensd. Aan de oost- en westzijde zijn woonhuizen van vier verdiepingen ontworpen en aan de zuidzijde der kerk woningen voor ouden van dagen, die uit slechts een verdieping met kap zullen bestaan, zoodat het kerkgebouw ook van de Jan van Galenstraat af zichtbaar zal zijn'. Hierdoor ontstonden twee afzonderlijke pleinruimtes, een voor de kerk en een terzijden van de kerk en temidden van de scholen. De oriëntatie van de bejaardenwoningen werd gedraaid naar noord-zuid teneinde het zicht op de kerk vanaf de Jan van Galenstraat te verbeteren.

Het basisthema dat aan de opzet van de Robert Scottbuurt ten grondslag ligt is de 'core', ofwel het 'samenzijn'. Dit behelst het streven naar een heldere programmatische, stedenbouwkundige en architectonische wijk die (ver)leidt tot de ontmoeting en het samenzijn van de bewoners. De overwegend noordzuid gerichte verkaveling van de bebouwingsstroken krijgt dankzij de trapeziumvorm van het plangebied haar bijzondere waaiervorm. Deze vorm versterkt de openheid en het zicht op de kerk, met name vanaf de Jan v Galenstraat en zorgt tevens voor een soort doorademing van de wijk. In het hart van de wijk is de (bijzondere) bebouwing eenlaags met uitzondering van de hogere kerk die mede hierdoor goed waarneembaar is. Bijzonder is ook het 'coulisseneffect', dat ontstaat door de hogere, vierlaagse bebouwing op de achtergrond, met name beleefbaar vanuit het centrale gedeelte van de wijk en wederom vanaf de zuidzijde.

De kerk is gelegen aan twee pleinruimtes, één aan de westelijke frontale zijde aan de Erik de Roodestraat en een groter plein aan de noordelijke zijde en de Robert Scottstraat. De gedeeltelijk vrije ligging van de kerk aan beide open ruimtes versterkt nog eens de hierboven genoemde beleving van het kerkgebouw en ook de samenhang met de scholen. Het kerkplein heeft een uiterst monumentale werking vanwege de schuin naar elkaar toe neigende situering en de min of meer symmetrische opbouw van de laagbouw aan weerszijden van het plein. Een tertiaire oost-westverbinding tussen het plein en James Rosskade met een 'poort' in de bebouwing aan de Erik de Roodesteraat, versterkt dit effect nog eens. Het speelplein naast de kerk heeft een recreatieve ontmoetingsfunctie. Tevens vormt dit plein, mits goed ingericht, de verbindende ruimte waaraan de bijzondere bebouwing is gelegen, als ware het een 'forum' waaraan de bijzondere bebouwing is gelegen, passend bij de wijkgedachte ten tijde van het ontwikkeling van het gebied.

Bijzonder zijn ook de perspectiefwerking en de zichtlijnen naar de kerk tussen de bejaardenwoningen aan het Fridtjof Nansenhof. Ook binnen de Robert Scottbuurt zijn bijzonder ruimtewerkingen gerealiseerd om het monumentale karakter en de centrale rol van de kerk te benadrukken, onder meer vanaf de James Rosskade en vanaf de noordkant van de Erik de Roodestraat waar de eenlaagse buitenste ring van de school voor een bijzonder zicht op de kerk zorgt. Tot slot is door deze situering van school en bejaardenwoningen een versmalde route aan weerszijden van de kerk ontstaan. Hierdoor zijn doorkijkjes tot stand gebracht naar de achterliggende terreinen, die het doorlopende karakter van de wijk kenmerken, maar die tegelijk voor een subtiele definiëring van de verschillende soorten openbare (plein)ruimtes zorgen.

verplicht

verplicht

Ook op andere plekken is bewust gezorgd voor een zorgvuldige begeleiding van de doorgaande routes en verblijfsplaatsen in de wijk. Een van de beproefde middelen die is ingezet is de coulissenwerking en het feit dat zichtlijnen in straten steeds beperkt zijn doordat ze beëindigd worden door (koppen van) bebouwing. De trapeziumvorm van het plangebied bood wat dat betreft een gelukkige omstandigheid: het schuine verloop van de Robert Scott- en Erik de Roodestraat kon zo op een haast natuurlijke wijze opgevangen worden met verspringende rooilijnen. De verdraaiing van het klooster is ook op die manier ingezet om een visuele beëindiging en markering van het speelplein tot stand te brengen. Het zorgt voor besloten ruimtewerkingen zonder dat er sprake is van afsluitingen en geslotenheid. Dat laatste is natuurlijk ook een belangrijk uitgangspunt voor een speelplein waar kleine kinderen zich veilig moeten kunnen voelen. De vernauwing in de Robert Scottstraat, de geschakelde ruimtes van speel- en schoolpleinen alsook het feit dat alleen de Josephkerk een hoge wand vormt, leiden tot een plein dat tegelijk open en luchtig alsook intiem is.

Op een aantal punten is het stedebouwkundige weefsel gewijzigd in de afgelopen jaren. Zo was vanaf de Jan van Galenstraat op de hoek met de Robert Scottstraat het sculpturale ensemble van kerk en klooster duidelijk zichtbaar. Dit is echter verloren gegaan door de toevoeging van de bejaardenwoningen in de jaren '80. Daarnaast werden bezoekers van de wijk naar de kerk geleid via de ventweg tussen Fridtjof Nansenhof en de Jan van Galenstraat naar de Erik de Roodestraat. Deze beleving is tegenwoordig slecht ervaarbaar door de verhoogd aanlegde Ringweg A10 en Jan van Galenstraat. Voor het Fridtjof Nansenhof is recent een stedenbouwkundig plan vastgesteld dat voorziet in verdichting op deze locatie. De strokenbouwverkaveling met doorstromend groen en doorzichten naar de kerk blijft daarbij grotendeels intact. De hoogte neemt wel toe.

verplicht

verplicht

2.4.4 Groen en openbare ruimte     

De inrichting van de openbare ruimte en het gebruik van licht, lucht en ruimte speelt een belangrijke rol in de twintigste-eeuwse stedenbouw. Bij de totstandkoming van het AUP stond het idee van het logisch, organisch ordenen van terreinen met verschillende functies centraal: 'ieder element [heeft] de daarvoor organisch aangewezen ligging zoo goed mogelijk […] verkregen, zoodat alles in goed onderling verband kan uitgroeien tot de hoogere eenheid, die de stad heet' (uit: Feddes, 2009, p. 15). Zowel vanuit het concept van verkeer als groen geldt de woning als de uiterste vertakking van een gelaagd systeem. Het verkeer betekent het contact met de maatschappij, het groen staat voor rust, ontspanning en de aanraking met de natuur.

Er werd gestreefd naar een doorgaande ruimte die in schaalniveaus verloopt van de woning via de buurt en wijk naar de stad en het ommeland, van particuliere naar gemeenschappelijke naar openbare ruimte. In ruimtelijke opbouw impliceert dit dat, naarmate de kleinste ruimte (woning) genaderd wordt, de doorgangsruimte plaats maakt voor verblijfsruimte. Gaan wordt verblijven. Doorgaande routes liggen daarom naast woonwijken, in de woonwijken vertakken de straten zich dusdanig dat zij meer en meer relatie met de bebouwing hebben. Beplanting heeft in deze opzet enerzijds een functie bij het gaan; als bind- of afbakeningsmiddel zoals de verbindingsroutes van hoofd- en secundaire straten. Anderzijds is het ingezet voor het verblijven; ontspanning en educatie in de verblijfsplaatsen in de wijk, de tuinen en speelplaatsen.

Mede vanwege de strokenverkaveling is er een groot scala aan gradaties tussen privé en openbare ruimtes waar specifiek voor ontworpen werd door landschapsarchitecten als Mien Ruys. De ruimtereeks die daarbij werd onderscheiden is: balkon – tuin – binnentuin – stoep – straat – plein – park – weg – stad. De uitgangspunten waren gemeenschapszin, pragmatisme, dienstbaarheid aan de gebruiker, functionaliteit in de beleving, samenhang en afwisseling. De ruimte moest doorlopend zijn, maar ook beslotenheid en beschutting bieden op daartoe geëigende plekken. Scheidingen en verbindingen zijn (ruimtelijk en/of visueel) tot stand gebracht door gradaties van afscherming. Denk daarbij aan de verhoging van terreinen, rijen heesters en bomen en halfhoge of halfopen muren. Hiermee werd wel beschermd maar nooit helemaal afgeschermd. Zo koos men bijvoorbeeld bij gemeenschappelijke binnentuinen voor een parkachtige inrichting, terwijl het meer stedelijke karakter van straat- en pleinruimtes met meer formele plantsoenen en speelinrichtingen werden ingericht. Lange smalle woonstraten kregen lage (fruit)bomen die genoeg licht en lucht doorlaten, terwijl doorgaande verbindingswegen juist zijn voorzien van markante, hoog opgaande bomen. In pragmatische zin werden bijvoorbeeld speelpleinen van privétuinen afgeschermd door plaatsing van stekelige struiken. Natuurlijk werd de beplantingskeuze ook gestuurd door de architectuur van de omringende bebouwing. Overigens kon in veel gevallen het groen pas enige jaren na de voltooiing van de bebouwing worden aangelegd omdat de pas opgehoogde gronden niet beplant kunnen worden.

Voornoemde principes zijn ook toegepast en nog altijd aanwezig in het onderhavige plangebied. Zo werd ten oosten van de Hoofdweg de route van de scholendriehoek via de Hertspieghelweg naar het Wachterliedplantsoen en het Erasmuspark voorzien van een ruime openbare groenmaat, geaccentueerd door bomen en gazons zodat een parkstrook voor voetgangers en kleine kinderen is gerealiseerd. De strokenbouwflats zijn voorzien van parkachtige kijktuinen, tussen de bejaardenwoningen liggen alternerend privétuinen of gazons met kleine bomen. Door de (soms latere) toepassing van open hekwerken zijn deze gemeenschappelijke ruimtes op weloverwogen locaties zichtbaar vanuit de openbare ruimte en leveren hierdoor een belangrijke bijdrage aan het groene karakter van de wijk. Het buiten dit bestemmingsplangebied gelegen Lidewijdepad met de daar gelegen speelplaatsen is daar een goed voorbeeld van, evenals de doorsteek tussen de Twee Koningen- en Merlijn- en de Elegast- en Blancefloorstraat die de langgerekte straten zo wat opbreekt en voorziet van een fraaie lommerrijke doorsteek. Verder zijn straatruimtes zelf ook ruimschoots voorzien van omkaderde plantsoenen en perken met een meer formeel karakter. De school- en speelpleinen zijn in principe voorzien van laag struikgewas. Sportvelden zijn er ook ten oosten van het Erasmuspark, tegenwoordig op een geringer terrein omdat rond 2000 langs de rand nieuwbouwblokken zijn toegevoegd. Oost-west is er sprake van een verbindende groen-blauwe as langs de Erasmusgracht en die ook buiten het plangebied doorloopt via de De Rijpgracht aan de oostzijde en aan de westzijde via de Burgemeester van Tienhovengracht enzoverder.

verplicht

verplicht

Al deze groenprincipes zijn in de Robert Scottbuurt toegepast. Zo werd de route naar de kerk vanaf de Jan van Galenstraat via de ventweg en de Erik de Roodestraat geaccentueerd door een bomenrij. Het omgrensde gazon en de bomen zorgen voor een lommerrijke situering van het kerkplein. De portiek-etageflats zijn voorzien van parkachtige kijktuinen, tussen de bejaardenwoningen zijn alternerend privétuinen of gazons met kleine bomen. Het vormt een ronduit romantische begeleiding van de zichtlijnen naar de kerk.

Door de toepassing van open hek- en muurwerken zijn deze gemeenschappelijke ruimtes op weloverwogen locaties zichtbaar vanuit de openbare ruimte zodat ze een belangrijke bijdrage leveren aan het groene karakter van de wijk. Verder zijn straatruimtes zelf ook ruimschoots voorzien van omkaderde plantsoenen en perken met een meer formeel karakter. De school- en speelpleinen alsook de ruimte rond het klooster zijn in principe voorzien van laag struikgewas. Dit laatste is echter sterk verwaarloosd waardoor het groen te hoog en massief is geworden en de architectonische en ruimtelijke werking van de bebouwing niet meer goed tot haar recht komt. Verder is tussen Jan van Galenstraat en Fridtjof Nansenhof geen sprake meer van een specifiek gekozen inrichting die voor een goede overgangszone tussen deze doorgaande weg en de woonwijk zorgt.

2.4.5 Het Erasmuspark     

Op de plek van het huidige Erasmuspark was al in het uitbreidingsplan van de gemeente Sloten van 1916 voorzien in een park. Er waren daar toen al tuinderijen en ook percelen die als moestuinen in gebruik waren. Nadat de gemeente Sloten in 1921 door de gemeente Amsterdam was geannexeerd werden de plannen aangepast, maar op dezelfde plek bleef een park voorzien. Het maakt in ligging en aansluiting op omringende groenstructuren, zoals oost-west de Erasmusgracht – de De Rijpgracht , en noord-zuid de Admiralengracht –Wachterliedplantsoen etc) onlosmakelijk onderdeel uit van de AUP-opzet. Het ontwerp van het park werd wel gewijzigd. In de jaren '24-25 werd aan de zuidelijke zijde een begin gemaakt met de aanleg van dat park met de naam Jan van Galenpark. Er kwam een deel van een dubbelle kruisvormige laan met een centrale rondgang en een siergracht rondom. Dat sluit aan op het ontwerp zoals dat op hoofdlijnen getekend is in uitbreidingsplan Bosch en Lommer. De rest van het gebied bleef in gebruik als moestuinen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog leed het park schade omdat veel bomen gekapt werden voor brandhout. En in de periode daarna had het park weinig aandacht omdat prioriteit uitging naar de woningbouw. Pas eind jaren '50, toen de buurten rondom waren gerealiseerd en de behoefte aan goed functionerend park urgent werd, pakte de gemeente de ontwikkeling van het park weer op. Er werd voor gekozen om een nieuw ontwerp te maken, voor een modern park dat bovendien paste in deze periode om in korte tijd grote oppervlakken stedelijk groen in te richten. De contour veranderde overigens niet en conform het AUP werden de Admiralen- en Erasmusgracht langs het park aangelegd. Het nieuwe ontwerp kwam in fases tot stand, en het definitieve ontwerp van 1957 werd in 1961 gedeeltelijk uitgevoerd aan de hand van een versoberd uitvoeringsplan.

Ontwerp 1957

Het ontwerp van 1957 toont een park dat is opgebouwd uit een aantal strak vormgeven 'kamers' die in een asymmetrische compositie zijn gegroepeerd. Die verschillende kamers zijn gericht op een aantal hoofdfuncties: sport- en speelvelden, een rustig rosarium, een bloemen- annex theetuin, een speelplek voor de kleintjes met een speelvijver en zandbak. Rondom is het park voor een groot gedeelte omzoomd door boombeplanting die een zekere buffer met de omringende buurten en met de Jan van Galenstraat vormt (een motief dat ook bij parken in de Engelse Landschapsstijl voorkomt). De speelweide vormt het hart. Rondom dit hart is een ring van afwisselend halfopen en open beplanting. De bomenrijen langs de lanen vormen een sterk structurerend effect terwijl onder de boomkruinen door lange zichtlijnen mogelijk zijn. De locatie van de verhoogd aangelegde bloementuin is zo gekozen dat als schakelpunt van de verschillende onderdelen fungeert en de meest kleurrijke plek van het park is. Vanwege de verdiepte ligging van het park ten opzicht van de omgeving, zijn er diverse hoogteverschillen die benut zijn om de ruimtelijke beleving aantrekkelijker te maken. De beplanting is niet nader geduid, maar duidelijk is wel dat het architectonisch is opgevat, in rijen en blokken van (geschoren haag)struiken, bomen en bloemen in een vierkant grid. Dit zorgt ook voor relatief abrupte overgangen in de ruimtelijke beleving van het park; de bomenrijen vormen het enige doorlopende element. verbindende Een dergelijke strakke opzet vergt nauwgezet onderhoud.

Het ontwerp wordt toegeschreven aan E. Mos, hoofd afdeling Beplantingen van de gemeente Amsterdam. Jakoba Mulder, stedenbouwkundige, lange tijd rechterhand van Van Eesteren en medeontwerper van het Amsterdams Bos, was inmiddels hoofd van SO en zal ook een belangrijke rol gespeeld hebben. Van de vormgeving in lijnen en vlakken wordt wel gezegd dat die geïnspireerd is op het werk van Mondriaan, overs wiens werk in die tijd veel tentoonstellingen gehouden werden. Maar de geometrische aanleg van groen is in het algemeen in de na-oorlogse jaren een bekend motief dat ook bij andere ontwerpers duidelijk zichtbaar is. En het sluit naadloos aan op de minimalistische, heldere en strak belijnde opzet van de naoorlogse stedebouw en architectuur, waarbij gevarieerd werd met enkele eenvoudige motieven. Als voorbeelden van deze landschapsarchitectuur valt de denk aan het werk van Mien Ruys, Hans Warnau en Wim Boer. Van laatstgenoemde werd in 1959 het Gijsbrecht van Aemstelpark opgeleverd en dat was Mos en Mulder uiteraard bekend.

verplicht

verplicht

Uitvoering 1961 en renovatie 1996

Op het ontwerp moest echter flink bezuinigd worden omdat het niet paste binnen het beschikbaar gestelde budget. Het uitgevoerde ontwerp gaat daarom uit van de meest noodzakelijke functies en beplantingen, en is daarmee schraler dan beoogd. De aanleg van het park was voorzien in een aantal fases; eerst de hoofdlijnen van bomen en gazons. Daarna de toevoeging van voorzieningen waarbij zoveel mogelijk rekening werd gehouden met de behoeften van de buurtbewoners: een speelvijver, zandbak en speeltoestellen voor de allerkleinsten; een hoger gelegen terras met theetuin en rosarium voor volwassenen; speel- en ligweides met boomgroepen voor de nodige lommer; en een rododendron- annex azaleatuin in een rustige oosthoek. Daarbij zijn de omringende groenstroken tussen ringgracht, Admiralen- en Erasmusgracht ook voorzien van wandelpaden in een groene setting. Rijkere en onderhoudsgevoelige beplanting werd grotendeels geschrapte, evenals sierbestrating en kunstwerken. Bovendien werd de boomaanplant ingedeeld in exemplaren die moesten blijven en exemplaren die alleen voor de eerste fase nodig waren om alvast voor een zeker gevuld beeld te zorgen, de zogenaamde wijkers. Maar de wijkers werden niet weggehaald. Als gevolg daarvan, en het feit dat de bodem snel inklonk met wateroverlast tot gevolg, ontwikkelde het park zich uiteindelijk niet tot het beoogde en zo begeerde buurtpark.

In 1996 werd daarom in opdracht van stadsdeel Bos en Lommer een renovatieplan opgesteld door Urban van Aar, bureau voor water en landschapsarchitectuur, en dat in nauwe samenwerking met stadsdeelwerken en de overleggroep renovatie Erasmuspark tot stand kwam. Het ontwerp uit 1957 vormde daarbij het uitgangspunt, waarbij de beplanting is verbeterd en enkele niet-uitgevoerde onderdelen alsnog zijn gerealiseerd. Ook de entrees kregen de nodige aandacht. Op een aantal punten zijn de accenten ook iets anders gelegd of zijn er nieuwe toevoegingen. Bijvoorbeeld met meer aandacht voor ecologische waarden in de vorm van wildere bossages aan de noordwestzijde, de lange pergola's aan de oostzijde en de toevoeging van een bescheiden gebouwtje met toiletten en eenvoudige horecavoorziening bij de kinderspeelplaats.

Op dit moment is het Erasmuspark een succesvol buurtpark dat dankzij de vrije gebruiksruimte ongedwongen aanvoelt en gelegenheid biedt tot veel soorten gebruik.

verplicht

2.5 Functionele beschrijving van het plangebied     

2.5.1 Functionele opzet     

De Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is een grootstedelijk gemengde woon-werkbuurt, waarbij de (winkel)voorzieningen zich vooral concentreren langs enkele (doorgaande) stadsstraten, zoals de Bos en Lommerweg. De woonbuurten bestaan voornamelijk uit gestapelde woningen,

In de Robert Scottbuurt west betreft het veelal middelhoogbouwblokken in een strokenverkaveling. Voor het oostelijk deel van de Robert Scottbuurt (aan weerszijden van de Hoofdweg gaat het om gesloten bouwblokken. Aan de zijde van de Jan van Galenstraat en op hoeken van het bouwblok zijn op de begane grond stedelijke functies gevestigd. Het kan hierbij gaan om een buurtwinkel, kantoor, medische voorziening (tandarts, fysio), horeca, dienstverlenend bedrijf (zoals een kapper) of bedrijf. In de buurten zijn op verschillende locaties geclusterde bedrijfsruimtes aanwezig, zoals in de Reinaert de Vosstraat, de Robert Scottstraat en in de hoekpanden in de Mariken van Nikegenstraat. Verder zijn verspreid door de buurt diverse gebouwen met een maatschappelijke functie, zoals scholen, buurtcentra, kerken en woonzorgcentra voor ouderen.

Dit deel van Amsterdam West kenmerkt zich door een vrij sterke mate van functiemenging waarbij voornamelijk bedrijven en maatschappelijke voorzieningen zijn gerealiseerd op de begane grond, met daarboven woningen.

2.5.2 Verkeer     

Het plangebied is gelegen in de nabijheid van de Ringweg A10 en daardoor goed bereikbaar met de auto vanuit de regio. De gebiedsontsluiting van het plangebied vindt plaats via de radialen Jan van Galenstraat en Bos en Lommerweg. De Hoofdweg vormt de belangrijke schakel tussen deze radialen.

Binnen het plangebied is het grootste deel van de wegen gecategoriseerd als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h. Er wordt voornamelijk geparkeerd op maaiveld. Het plangebied is goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Het gebied wordt doorkruist door een aantal tram- en buslijnen.

2.5.3 Water en groen     

De Erasmusgracht en Admiralengracht vormen de waterstructuur in het gebied. De groenstructuur wordt vooral gevormd door het Erasmuspark en het Wachtersliedplantsoen. Ook de tuinen en plantsoenen hebben een belangrijke groenfunctie in het gebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader     

3.1 Rijksbeleid     

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 14 juni 2011 heeft het kabinet het ontwerp van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) aan de Tweede Kamer gestuurd met daarbij een ontwerp Algemene maatregel van bestuur (Amvb) Ruimte (het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: Barro).

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam.

Op 1 oktober 2012 is het Barro gewijzigd en treden delen van het Barro in werking die al waren vastgesteld, maar die voor hun inwerkingtreding wachtten op deze wetswijziging. Met deze aanpassingen in de regelgeving is de wettelijke borging van het beleid in de SVIR nagenoeg voltooid. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

De Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is een binnenstedelijke locatie waarbij de in het Barro aangegeven Rijksbelangen niet in het geding zijn.

3.2 Provinciaal beleid     

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050     

Op 19 november 2018 heeft Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH 2050 vastgesteld.

De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.

In de visie wordt voor het stedelijk gebied uitgegaan van zoveel mogelijk binnenstedelijk realiseren en concentreren van wonen en werken. Om de groei van het verkeer in de metropool in goede banen te leiden moet worden geïnvesteerd in alle verkeersnetwerken, het regionaal OV, fietsnetwerk en auto, waarbij de grotere behoefte aan ruimte voor regionaal verkeer boven interregionaal en doorgaand verkeer wordt gefaciliteerd. Versterken van het landschap als onderdeel van het metropolitaan systeem. Bedrijvigheid in de metropool kan zich blijven ontwikkelen binnen de beschikbare milieuruimte, waarbij op een beperkt aantal plekken nieuwe woningbouw te maken kan krijgen met een grotere mate van geluidhinder, binnen de wettelijke grenzen.

De Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is in de omgevingsvisie aangewezen als "stedelijk gebied". Het bestemmingsplan gaat uit van behoud van de bestaande bebouwing en stedelijke voorzieningen. Dit past binnen de kaders van de omgevingsvisie.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening     

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) staan de regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. De laatste wijziging van de PRV is op 14 januari 2019 door Provinciale Staten vastgesteld. In deze wijziging zijn onder andere de artikelen met betrekking tot Kleinschalige ontwikkeling, Natuurnetwerk Nederland en Strandzonering aangepast. De gewijzigde PRV is op 1 februari 2019 in werking getreden.

De PRV is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels voor de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Voorwaarde is wel dat hierin duidelijk het provinciaal belang naar voren moet komen. Het uitgangspunt daarbij is dat de bevoegdheden ter doorwerking van het ruimtelijk beleid zoveel mogelijk proactief worden ingezet en het provinciale beleid daarbij zoveel mogelijk eenduidig wordt geregeld.

De Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening onderdeel van het "bestaand bebouwd gebied". Het behouden van woningen en bijbehorende stedelijke voorzieningen zoals winkels en culturele voorzieningen past binnen de kaders van de provinciale ruimtelijke verordening.

3.3 Regionaal beleid     

3.3.1 Metropoolregio Amsterdam     

De Metropoolregio Amsterdam is het informele samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de noordvleugel van de Randstad. Belangrijk kenmerk van de metropoolsamenwerking vormt het feit dat dit gebeurt op vrijwillige basis. De democratische legitimatie van besluiten vindt plaats in de Staten en Raden van de aangesloten gemeenten en provincies. Het versterken van de concurrentiepositie, nationaal en internationaal, vormt de rode draad binnen de metropoolsamenwerking. Om in de Europese top mee te kunnen blijven spelen, is de gezamenlijke ambitie gericht op het creëren van een hoogwaardig, veilig en duurzaam leef- en woonmilieu voor bedrijven, bewoners en bezoekers, nu en straks. Door in te zetten op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden die omringd worden door recreatief groen moet het vestigingsklimaat aantrekkelijk blijven. Rond de beleidsvelden verkeer en vervoer, economie, verstedelijking, landschap en duurzaamheid zijn drie regionale bestuurlijke overlegorganen geformeerd. De samenwerking in metropoolverband levert de regio bovendien structureel meer kracht en zeggenschap op richting het Rijk.

Plabeka

Het Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka) is in 2005 opgericht. In dit regionale samenwerkingsverband stemmen de provincies Noord-Holland en Flevoland samen met de Stadsregio en de gemeenten vraag en aanbod van bedrijfslocaties zo goed mogelijk op elkaar af. Er vindt regionale afstemming plaats over de kwantiteit en kwaliteit van werklocaties. Het doel van Plabeka luidt als volgt:

Het creëren van voldoende ruimte en kwaliteit van werklocaties (kantoren, bedrijventerreinen, zeehaventerreinen) voor een evenwichtige economische ontwikkeling om daarmee een bijdrage te leveren aan de versterking van de (internationale) concurrentiepositie van de Metropoolregio en het verbeteren van het regionale vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven.

Ter uitvoering van de doelstelling van het Plabeka is een uitvoeringsstrategie vastgesteld, zie onderstaande tekst.

Uitvoeringsstrategie 2010-2040

Het regionale werklocatiebeleid is vastgelegd in de Uitvoeringstrategie Plabeka 2010-2040 'Snoeien om te kunnen bloeien'. Dit document is door de betrokken bestuurders uit de Metropoolregio Amsterdam (MRA) op 23 juni 2011 vastgesteld. Ondanks de ingrepen, zoals afgesproken in de eerste Uitvoeringsstrategie 2007-2030, bleek uit de monitor dat er op de kantorenmarkt in de MRA nog steeds geen evenwichtige balans tussen vraag en aanbod gerealiseerd was. De leegstand bleef onverminderd hoog en de vraag naar kantoorruimte bleef achter bij de prognoses. Ook de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen bleek lager dan voorzien. Hierdoor is besloten de Uitvoeringsstrategie de actualiseren. In de Uitvoeringsstrategie 2010-2040 zijn opnieuw afspraken gemaakt om in het planaanbod van kantoren en bedrijventerreinen te schrappen en worden verouderde bedrijventerreinen geherstructureerd en bestaande kantoren herontwikkeld tot duurzame kantoorconcepten of voor andere functies. Het resultaat van deze Uitvoeringsstrategie is dat in de MRA in totaal voor 1,9 miljoen m² planaanbod kantoren en 514 hectare planaanbod bedrijventerreinen worden geschrapt of uitgefaseerd tot na 2040.

In de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt zijn geen kantorenlocaties waarvoor groei of krimp wordt voorgesteld. De uitvoeringsstrategie ziet niet op de individuele kantoortjes die her en der in de buurten in de plint van woningen zijn gerealiseerd. Zie in dat verband ook paragraaf 3.4.7.

3.3.2 Stadsregio Amsterdam     

De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van zestien gemeenten. De stadsregio werkt onder meer aan verbetering van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling en heeft in dat kader een aantal beleidsnota's opgesteld.

Regionaal detailhandelsbeleid Stadsregio Amsterdam 2016 – 2020

De regioraad van de Stadsregio Amsterdam heeft op 15 maart 2016 het Regionaal detailhandelsbeleid Stadsregio Amsterdam 2016 – 2020 vastgesteld. De vernieuwing is een actualisatie van het eerdere beleid uit 2011 en is op 1 april 2016 in werking getreden. Er wordt opgeroepen tot meer regionale afstemming van de winkelstructuur, zodat de fijnmazigheid van die structuur behouden blijft en iedereen op aanvaardbare afstand zijn boodschappen kan blijven doen. Centrale doelstelling in het regionale detailhandelsbeleid is het vasthouden aan het op aanvaardbare afstand hebben van winkels in dagelijkse artikelen (levensmiddelen en persoonlijke verzorging). Daarnaast staat behoud en versterking van kansrijke winkelgebieden centraal.

verplicht

Afbeelding: uitsnede kaart bestaande winkelstructuur uit het Regionaal Detailhandelsbeleid

De Bos en Lommerweg is onderdeel van de bestaande winkelstructuur, één en ander conform de kaart in het regionale detailhandelsbeleid, zie onderstaande afbeelding. Rechtsonder in de afbeelding is de Jan van Galenstraat ook aangeduid, het gaat hier om de zuidzijde van de Jan van Galenstraat, buiten de grenzen van dit bestemmingsplan, Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van het behouden van winkels en winkelondersteunende stedelijke functies in de Bos en Lommerweg. Dit past binnen de kaders van het regionale beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid     

3.4.1 Structuurvisie Amsterdam 2040     

Algemeen

In de Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch sterk en Duurzaam' (17 februari 2011) is het ruimtelijk beleid van de gemeente verwoord. De centrale ambitie van de Structuurvisie is dat Amsterdam zich verder ontwikkelt als kernstad van een internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool. Intensivering van het grondgebruik in de stad biedt aan tal van mensen woon- en werkruimte. Het betekent extra draagvlak voor voorzieningen, extra investeringen in de openbare ruimte en in recreatief gebruik van water en groen en efficiënter omgaan met energie en vervoer, zodat buiten de stad minder landschap hoeft te worden aangetast.

Het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt voorziet in het behouden van de bestaande binnenstedelijke bebouwing, hoofdwegen en waterstructuur. Er worden geen grootschalige herontwikkelingen voorzien.

Stadsstraten

Stadsstraten en -pleinen zijn in het algemeen de ruimere, drukkere straten en pleinen in of tussen buurten. Het zijn de stedelijke openbare ontmoetings- en uitwisselingsruimtes bij uitstek. Het zijn visitekaartjes van de stad. Ze hebben nagenoeg altijd een belangrijke winkel- of horecafunctie. Meestal hebben ze een belangrijke verkeersgeleidende functie. De verbetering en ontwikkeling van stadsstraten en -pleinen speelt een belangrijke rol bij de uitrol van het centrummilieu. Via stadsstraten en -pleinen kan de behoefte aan centrumstedelijke milieus gekanaliseerd worden aangeboden: hierin moet de mix aanwezig zijn of aangeboden worden en moeten de rustige woonmilieus van de noodzakelijke stedelijkheid 'om de hoek' worden voorzien. De ruimtelijke opgave hierbij richt zich met name op stadsstraten en -pleinen ‘in ontwikkeling’. Deze stadsstraten hebben doorgaans een erkende verbindingsfunctie maar zijn als uitwisselingsmilieu vooralsnog onvoldoende ontwikkeld, wat opmerkelijk is gezien hun hiertoe gunstige ligging in de stad. Dat kan liggen aan het ontbreken van kwalitatief hoogwaardige voorzieningen of een kwaliteitsarme woningvoorraad in de belendende gebieden.

Voorbeelden van stadsstraten binnen de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt zijn de Jan van Galenstraat en de Bos en Lommerweg. Conform de Structuurvisie wordt voor de stadsstraten Jan van Galenstraat en Bos en Lommerweg voorzien in een "kwaliteitsimpuls". Op de afbeelding uit de Structuurvisie is dit weergegeven.

verplicht

Dit is in het bestemmingsplan vertaald door op de betreffende straten winkels en winkelstraat-ondersteunende economische functies toe te staan. De winkelondersteunende functies moeten een publieksfunctie hebben. Zo wordt consumentverzorgende dienstverlening (kapper, nagelstudio, etc) toegestaan. Zakelijke dienstverlening is alleen toegestaan als dit een publieksgericht karakter heeft, dus met een baliefunctie, zoals een bankfiliaal of makelaarskantoor.

Hoofdgroenstructuur

Het Erasmuspark en het Wachterliedplantsoen zijn onderdeel van de hoofdgroenstructuur van Amsterdam, type "stadspark". De sportvelden aan de Joos Banckersweg is onderdeel van de hoofdgroenstructuur, type "sportpark".

verplicht

De beleidsuitgangspunten voor het stadspark zijn als volgt:

verplicht

Uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan is dat de geldende planologische rechten worden overgenomen en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Stadspark - Erasmuspark

Een stadspark wordt gekenmerkt door een groene park- tot tuinachtige omgeving in een stedelijke context. Stadsparken kennen een hoge bezoekers- en gebruiksintensiteit. De voorzieningen moeten erop gericht zijn zoveel mogelijk mensen te bedienen zonder dat het groene karakter verloren gaat. Bebouwing in stadsparken is onder voorwaarden toegestaan, zo mag er geen sprake zijn van dominante bebouwing. Het gebied moet zorgvuldig worden beheerd volgens een goedgekeurd beheerplan. Evenementen zijn toegestaan voor zover deze aansluiten bij de mogelijkheden, het karakter, de omvang en de opzet van het park. Inpasbare voorzieningen zijn informatieborden, kleinschalige horecavoorzieningen, kleine sport- en spelvoorzieningen zoals een kinderspeelplaats, speelweide, verhard basketbalveld, etc. Parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan. Voor wat betreft de verharding geldt een maximum percentage van 5% van de oppervlakte van het park.

verplicht

Afbeelding: Erasmuspark

In het voorliggende bestemmingsplan zijn de beleidsuitgangspunten uit de Structuurvisie vertaald door het Erasmuspark te bestemmen als "Groen". Toegestaan zijn groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstobjecten, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Terrassen behorend bij de direct aangrenzende horeca in het Erasmuspark is alleen toegestaan tot de omvang die op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan conform een verleende vergunning is gerealiseerd. Parkeervoorzieningen of andere vormen van verkeersareaal worden niet toegestaan.

Het "eikenbosje" wordt overeenkomstig het locatieprofiel al enkele jaren gebruikt als locatie voor kleinschalige evenementen. Hiervoor is de open ronde plek in het park van een stevige ondergrond voorzien en zijn bevestigingsvoorzieningen in de grond gemaakt voor een demontabele terrasoverkapping (tentdoek). De podiumdelen, het tentdoek en de podiumdelen worden na elke voorstelling opgeslagen in een zeecontainer die vlak bij de open ronde plek staat. De geplaatste zeecontainer is nodig om de podiumdelen en het tentzeil te kunnen opslaan zodat voorkomen wordt dat dit (overdekte) deel van het park een hangplek wordt. Een locatie nabij de speelvloer is nodig omdat de materialen nogal zwaar zijn. Het is voor het functioneren van het eikenbosje als kleinschalige evenementenlocatie van belang dat de zeecontainer kan blijven staan. Daar wordt in dit bestemmingsplan dan ook van uit gegaan. Daarbij zijn de bestaande afmetingen (circa 20 m2, hoogte 3 meter) in de planregels vastgelegd. Omdat de zeecontainer conform het eerder afgegeven TAC advies al is "ingepakt" met groen is de container gelet op het voorgaande ruimtelijk inpasbaar.

verplicht

Afbeelding: bevestigingspunt voor demontabele terrasoverkapping.

verplicht

Afbeelding: de zeecontainer voor opslag van evenementen-materialen.

De gemeente is eigenaar van de gronden en verzorgt zelf de programmering om te kunnen sturen op het soort evenementen en de inpasbaarheid daarvan in de Hoofdgroenstructuur.

In de periode 2007-2015 is op meerdere momenten door de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC) geadviseerd over een horecapaviljoen, een tweede horecapaviljoen en een tijdelijk podium met container voor opslag. Het horecapaviljoen (Terrasmus) is inmiddels gerealiseerd. Dit paviljoen wordt in voorliggend bestemmingsplan conserverend opgenomen. Voor het tweede horecapaviljoen in de noordoosthoek van het park heeft de TAC in 2015 negatief geadviseerd. In voorliggend bestemmingsplan wordt er om die reden niet uitgegaan van een tweede horecapaviljoen in het park. Voor het tijdelijke podium met bijbehorende container in het "eikenbosje" is in 2015 een positief advies afgegeven door de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC). Daarbij is uitgegaan van een demontabele overkapping met enkele ankerpunten en een stalen zeecontainer voor opslag. De tijdelijke opslag met de zeecontainer is als inpasbaar in de Hoofdgroenstructuur beoordeeld. Ondanks de tijdelijkheid is aandacht gevraagd voor een groene inpassing van de zeecontainer. De zeecontainer is conform het TAC advies "ingepakt" met beplanting. In de loop der jaren zal met het groter worden van de planten de container nog verder uit het zicht verdwijnen

Stadspark - Wachterliedplantsoen

Het Wachterliedplantsoen en de groenstrook naast de Theophillusstraat (tot aan de Bos en Lommerweg) zijn onderdeel van de hoofdgroenstructuur en aangeduid als "stadspark"

verplicht

Afbeelding: het Wachterliedplantsoen

Uitgangspunt in dit bestemmingsplan is het vastleggen van de bestaande groenstructuur door toepassing van de bestemming "Groen". In het groen zijn alleen de bestaande functies (groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, etc) toegestaan die conform de beleidsuitgangspunten voor het "stadspark" mogen worden gerealiseeerd. Het bestemmingsplan staat geen nieuwe gebouwen of parkeervoorzieningen toe. De planregels zijn daarmee in overeenstemming met de beleidsuitgangspunten voor het stadspark die in de Structuurvisie.

Sportpark Joos Banckersweg

De sporthal en de sportvelden aan de Joos Banckersweg zijn onderdeel van de Hoofdgroenstructuur, type "sportpark". Het sportpark aan de Joos Banckersweg is aangeduid als “stedelijk sportpark”. Stedelijke sportparken zijn de (vaak kleinschalige) in de wijken geïntegreerde sportparken, waaronder tennisparken. Centraal staat het in stand houden van een kleinschalig fijnmazig sportaanbod. De velden en vrijetijdsaanbod (binnen en buiten) worden ingericht voor optimaal sportief gebruik . Bij voorkeur dienen gebouwde voorzieningen zoveel mogelijk geclusterd in aangrenzende bouwblokken te worden gevestigd.

In het geldende bestemmingsplan "Admiralengracht" zijn deze voorzieningen al bestemd als "sport" waarbij de bestaande bebouwing is vastgelegd. Ook is bepaald dat op eigen terrein maximaal 10 parkeerplaatsen zijn toegestaan. Voor de sportvoorzieningen worden geen ontwikkelingen voorzien. Daarom is in het voorliggende bestemmingsplan de planregeling uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen.

verplicht

Afbeelding: tennisvelden op het sportpark aan de Joos Banckersweg

TAC advies

Het bestemmingsplan is gelet op de ligging in de hoofdgroenstructuur voorgelegd aan de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC). Het bestemmingsplan is naar aanleiding van het advies van de TAC op een aantal onderdelen aangepast.

Zie voor een uitgebreide reactie paragraaf 16.3 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro en ambtelijk overleg.

3.4.2 Koers 2025     

Op 14 september 2016 is de "Koers 2025" vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. De gemeente wil de druk op de woningmarkt verlichten en maakt daarom tot 2025 de bouw mogelijk van 50.000 woningen binnen de stadsgrenzen. De huidige voorraad aan woningbouwplannen is onvoldoende om hierin te voorzien. Nieuwe woningen worden gerealiseerd in nieuwbouwprojecten, maar ook door transformatie van leegstaand en leegkomend vastgoed. De plannen bieden ook ruimte aan voorzieningen en bedrijven. Op welke plekken dit kan gebeuren staat in Koers 2025, een integrale en stadsbrede inventarisatie van woningbouwlocaties.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt zijn geen nieuwe woningbouwlocaties aangewezen en het voorliggende bestemmingsplan gaat dan ook niet uit van het realiseren daarvan. Het Mercatorpark, net buiten de grenzen van dit bestemmingsplan is wel aangewezen als woningbouwlocatie.

3.4.3 Overnachtingsbeleid     

Op 14 juli 2016 is de "herziening van het Amsterdamse deel van de Regionale hotelstrategie 2016 2022: van hotelbeleid naar overnachtingsbeleid" vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam.

Het accent wordt in het nieuwe beleid verschoven van een hotelbeleid naar een integraal (regionaal) overnachtingsbeleid dat zich richt op kwaliteit, spreiding en een gelijkwaardig ondernemersveld. Met vernieuwende en concrete instrumenten wordt bijgedragen aan het behoud van de balans tussen wonen, werken en recreëren in de stad. Vraag en aanbod van alle overnachtingsvormen in de Amsterdamse regio worden hierbij als één geheel gezien, waarbij er in ieder geval tot 2022 in heel de stad alleen ruimte wordt geboden aan nieuwe innovatieve en kwalitatieve hotelinitiatieven. Voor de overige overnachtingsvormen wordt het aanbod verder gereguleerd teneinde een legaal, geregistreerd en kwalitatief aanbod te borgen.

Het overnachtingsbeleid zorgt voor een rem op de groei van het aantal hotels in Amsterdam, verdere spreiding van hotels over de regio, een stijging van de kwaliteit van al het huidige overnachtingsaanbod, een beter inzicht in de markt, een gelijk speelveld tussen de verschillende accommodatievormen en doet een aanzet tot het stimuleren van nieuwe toeristische trekkers in de metropoolregio Amsterdam. Om dit te bereiken geldt voor de gehele stad `Nee tenzij´. Medewerking aan nieuwe hotelinitiatieven wordt in Amsterdam in de basis niet gegeven. Alleen als hotelinitiatieven écht iets toevoegen aan de omgeving en de markt wordt een uitzondering gemaakt.

Het beleid is in voorliggend bestemmingsplan vertaald door uitsluitend de bestaande hotels in het plangebied op te nemen in het bestemmingsplan en geen nieuwe toe te staan. In dit bestemmingsplan gaat het uitsluitend om een vergund hotel aan de Marieken van Nimwegenstraat 11.

Shortstay in bestaande bouw wordt beëindigd. Bestaande vergunningen lopen af (laatste in 2024) en er worden geen nieuwe vergunningen verstrekt. In dit bestemmingsplan wordt conform deze maatregelen geen shortstay toegestaan, waardoor de shortstay vestigingen onder het overgangsrecht vallen en binnen de planperiode (10 jaar) van dit bestemmingsplan worden beëindigd.

3.4.4 Detailhandelsbeleid 2018-2022     

Op 21 december 2017 is het detailhandelsbeleid Amsterdam 2018-2022 vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. Met het nieuwe beleid wordt ingesteld op het veranderende consumentengedrag, waardoor er minder behoefte is aan winkels, en tegelijkertijd groei van inwoners en bezoeks aan de orde is. Het detailhandelsbeleid kent twee algemene doelstellingen:

  1. boodschappen dichtbij voor bewoners: met dit beleid wil Amsterdam in de eerste plaats dat bewoners op redelijke afstand van de woning (750 meter loopafstand) dagelijkse boodschappen kunnen doen;
  2. meerdere aantrekkelijke winkelgebieden, ook buiten de binnenstad. Amsterdam heeft als ambitie om meerdere aantrekkelijke winkelgebieden te hebben, voor de niet-dagelijkse goederen.

Net als in het voorgaande beleid is het uitgangspunt dat het winkelaanbod in Amsterdam geclusterd wordt in winkelgebieden en dat nieuwe losse winkelvestigingen in beginsel zijn uitgesloten. Clustering van winkels heeft voordelen voor ondernemers en consumenten. In winkelconcentraties kunnen ondernemers profiteren van elkaars bezoekersstromen en kunnen de voor de winkels benodigde voorzieningen (parkeren, laden/lossen) zo efficiënt mogelijk worden gerealiseerd.

In het beleid is een overzicht opgenomen met winkelgebieden in Amsterdam. Voor de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt gaat het om de Bos en Lommerweg. De grenzen tussen winkels, horeca, consumentendienstverlening en distributie vervagen steeds meer. In de huidige regelgeving zijn mengformules zonder exploitatievergunning mogelijk onder de volgende voorwaarden:

  • het horecadeel bevat maximaal 20% van het netto vloeroppervlak van de winkel met een maximum van 20 m².
  • De horeca-activiteit wordt door dezelfde ondernemer geëxploiteerd;
  • De horeca-activiteit wordt alleen uitgeoefend gedurende de tijden dat de winkel geopend is;
  • er wordt geen alcohol geschonken (hiervoor is een drankvergunning nodig);
  • er wordt geen terras geëxploiteerd (hiervoor is een terrasvergunning nodig).

In overeenstemming met het beleid is ondergeschikte horeca toegestaan in de winkels met de bovenstaande criteria als basis.

3.4.5 Nota Parkeernormen Auto (2017)     

Op 7 juni 2017 is de Nota Parkeernormen Auto vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. In de nota zijn voor nieuwe ontwikkelingen parkeernormen opgenomen. Daarbij is Amsterdam opgedeeld in A, B en C gebieden, waarbij een A-locatie goed per openbaar vervoer bereikbaar is en een C gebied vooral goed met de auto bereikbaar is. De Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is op grond van het beleid een B-locatie. Voor nieuwe vrije sector woningen geldt daarbij een parkeernorm van 0,1 tot 1 parkeerplaats per woning op eigen terrein, afhankelijk van de grootte van de woning. Voor sociale huurwoningen geldt geen minimum norm, alleen een maximale parkeernorm van 1 parkeerplaats per woningen. Voor nieuwe kantoren geldt een maximale parkeernorm van 1 parkeerplaats per 125 m2 bvo.

verplicht

Voor de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien in de vorm van bijvoorbeeld nieuwe woningen. In de algemene gebruiksregels is bepaald dat in geval van een omgevingsvergunning voor het bouwen moet worden getoetst aan de parkeernormen uit de dan geldende parkeernota.

3.4.6 Nota Parkeernormen Fiets en Scooter (2018)     

De gemeenteraad heeft op 14 maart 2018 de "Nota Parkeernormen Fiets en Scooter" vastgesteld. De nota ’Parkeernormen Fiets en Scooter’ is het beleidskader op basis waarvan de gemeente bij ruimtelijke (her-)ontwikkelingen eisen stelt aan de parkeervoorzieningen bij niet-woonfuncties. Deze eisen zijn vertaald in bindende beleidsregels voor fietsen. Voor scooters zijn de normen voor parkeervoorzieningen niet bindende richtlijnen.

Fietsparkeren bij niet-woonfuncties

Uitgangspunt voor zowel fiets- als scooterparkeren is dat dit op eigen terrein wordt geregeld, al dan niet inpandig. De beleidsregels gelden alleen voor fietsparkeren bij niet-woonfuncties, zoals kantoren, horeca en bedrijven. Deze normen worden via een regel vastgelegd in bestemmingsplannen.

Amsterdam is opgedeeld in meerdere zones. Voor elke zone gelden verschillende parkeernormen. De Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is ingedeeld in "zone 1".

verplicht

De normen voor verschillende niet woon-functies verschillen per zone en zijn gebaseerd op de CROW kencijfers voor fietsparkeren, opgehoogd met 20% om rekening te houden met de groei van het fietsverkeer. Op basis hiervan wordt de fietsparkeereis bepaald.

Bij nieuwbouw moeten de fietsparkeervoorzieningen worden gerealiseerd op eigen terrein, al dan niet inpandig. Bij transformatie, herontwikkeling of functiewijziging krijgen bestaande panden een nieuwe invulling. Daarbij kan de behoefte voor parkeervoorzieningen veranderen. Ook bij deze projecten komen de parkeervoorzieningen in principe op eigen terrein, al dan niet inpandig.

De fietsparkeereis wordt bepaald aan de hand van de zone waar het project in ligt, de normen en de oppervlakten van de te realiseren functies. Er mag rekening worden gehouden met dubbelgebruik van fietsparkeerplaatsen, maar dit moet dan met een parkeerbalans worden onderbouwd.

In het beleid zijn de voorwaarden opgenomen waaronder er mag worden afgeweken van de gemeentelijke parkeernorm. Daarbij is bepalend of er sprake is van nieuwbouw, van een functie die relatief veel "kortparkeren" kent en wat de impact is op de openbare ruimte. De voorwaarden zijn beschreven in paragraaf 2.5 van het beleid.

Fietsparkeren bij woningen: nieuwbouw

Het Bouwbesluit 2012 schrijft een (fietsen)berging voor bij nieuwbouw van woningen. De (fietsen) berging moet voldoen aan de volgende eisen:

  • De (fietsen)berging moet bescherming bieden tegen weer en wind;
  • de (fietsen)berging mag niet gemeenschappelijk zijn en moet afsluitbaar zijn;
  • De (fietsen)berging heeft een oppervlakte van minimaal 5 m².
  • De (fietsen)berging moet rechtstreeks vanaf de openbare weg bereikbaar zijn via het aansluitende terrein of via een gemeenschappelijke verkeersruimte.

Deze individuele (fietsen)berging is niet verplicht als de gebruiksoppervlakte van de woning niet groter is dan 50 m². In dat geval volstaat een gemeenschappelijke bergruimte voor fietsen, met een vloeroppervlakte van minimaal 1,5 m² per wooneenheid.

Omdat het fietsparkeren bij woningen in het Bouwbesluit 2012 geregeld is, kan de gemeente geen afwijkende of extra normen opleggen. Maar het Bouwbesluit 2012 biedt wel ruimte voor gelijkwaardige oplossingen. De gemeente Amsterdam heeft in de Bouwbrief

2015-130 gekozen voor een gezamenlijke fietsenstalling als gelijkwaardig alternatief voor de voorgeschreven individuele fietsenberging. Dit heeft de voorkeur van de gemeente omdat verwacht wordt dat bewoners hun fiets er eerder parkeren dan in een individuele berging. Bovendien kan het voor ontwikkelende partijen aantrekkelijker (goedkoper) zijn om een gemeenschappelijke fietsenstalling te realiseren.

Fietsparkeren bij woningen: transformatie

Bij transformatie van een bestaand gebouw van een niet-woonfunctie naar een woonfunctie stelt het Bouwbesluit geen eisen aan de aanwezigheid van bergingen. Er wordt uitgegaan van een "rechtens verkregen niveau" of "niveau bestaande bouw", dat betekent dat de initiatiefnemer minimaal moet voldoen aan de regels die golden bij de realisatie van het bouwwerk. De gemeente gaat er vanuit dat de initiatiefnemers hun verantwoordelijkheid nemen en voldoende parkeergelegenheid voor fietsen realiseren, ook al is dat op basis van het Bouwbesluit niet of in mindere mate vereist.

Fietsparkeerplekken voor bezoekers van woningen

In de gemeentelijke planvorming wordt bij nieuwe projecten uitgegaan van het realiseren van minimaal 0,5 fietsparkeerplaats per woning. Dit realiseert de gemeente in de openbare ruimte of de ontwikkelaar in een voor bezoekers toegankelijke stalling.

Scooterparkeren

Om bij nieuwbouw en herontwikkeling voldoende parkeerruimte voor scooters te realiseren zijn ook voor de scooter parkeernormen opgesteld. De normen voor scooters zijn in tegenstelling tot die van fietsparkeren niet bindend. Deze normen worden meegegeven aan initiatiefnemers als advies in de vorm van richtlijnen. De scooterparkeernorm voor woningen bedraagt 0,13 plek per woning. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt in verschillende delen van de stad, deze norm geldt zowel voor zone 1, 2 als 3.

Vertaling in dit bestemmingsplan

De fietsparkeernormen gelden bij niet-woonfuncties in geval van herontwikkeling, nieuwe ontwikkeling of bestemmingswijziging. Dit is in het plangebied van de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt niet aan de orde, althans er worden in het kader van dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen gefaciliteerd. In de algemene gebruiksregels is bepaald dat in geval van een omgevingsvergunning voor het bouwen moet worden getoetst aan de fietsparkeernormen uit de dan geldende parkeernota.

3.4.7 Kantoorbeleid     

Kantorenstrategie 2017

In de Kantorenstrategie is Bos en Lommer, waar de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt onder kunnen worden geschaard, aangewezen als "woonwijk" waarvoor wordt voorgesteld om geen nieuwe grote kantoorontwikkelingen mogelijk te maken. In het bestemmingsplan wordt dit uitgangspunt overgenomen door geen nieuwe kantoren mogelijk te maken.

3.4.8 Amsterdams Ondernemings Programma (AOP)     

Het Amsterdams Ondernemers Programma (AOP) ‘Ruimte voor ondernemers!’ 2015-2018 is op 17 december 2015 vastgesteld door de gemeenteraad. Met het nieuwe programma geeft Amsterdam ondernemers de ruimte. Met de doelen en acties uit het Amsterdams Ondernemers Programma verbetert de dienstverlening, verminderen regels en biedt het college ruimte voor initiatieven en experimenten. Met dit programma zorgt de gemeente ervoor dat de randvoorwaarden om te ondernemen zo goed mogelijk zijn. Het programma kent een eigen dynamiek en wordt constant aangevuld met initiatiefvoorstellen, amendementen en moties van de gemeenteraad.

In het programma is aangegeven dat onder andere het detailhandelsbeleid ‘Amsterdam Winkelstad’ voor de hele stad geldt en is gericht op de periode 2011-2015. Om te kunnen terugvallen op een algemeen kader voor de hele stad, blijft het detailhandelsbeleid ‘Amsterdam Winkelstad’ van kracht tot de vaststelling van detailhandelsbeleid voor een nieuw tijdvak.

Buiten de winkelgebieden is vraag en aanbod van winkel- en bedrijfsruimten niet altijd in evenwicht. Bij langdurige leegstand kan omzetting naar een andere functie een optie zijn. Tegelijkertijd is het op peil houden van de voorraad (kleinschalige) bedrijfsruimten ook een aandachtspunt voor de (wijk)economie en de leefbaarheid. Dit vraagt dus om een zorgvuldige afweging. De afweging gebeurt nu op verschillende manieren in de stad. Het streven is om een helder en transparant afwegingskader te hanteren in de hele stad voor een selectief behoud van bedrijfsruimten. Dat wil zeggen behoud van bedrijfsruimten op (strategische), zichtbare locaties, zoals hoekpanden, pleinen en aaneengesloten bedrijfslinten. Het afwegingskader dat in het voormalig stadsdeel West is ontwikkeld, wordt hiervoor geactualiseerd en stedelijk aangeboden. Zie in dat kader paragraaf 3.5.2 Behoud kleinschalige bedrijvigheid.

3.4.9 Integraal Onderwijshuisvestingsplan 2016-2020 Primair Onderwijs     

In juli 2015 is het Integraal Huisvestingsplan 2016-2020 Primair onderwijs vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. De komende jaren groeit het inwonertal van Amsterdam, voornamelijk als gevolg van het toenemend aantal geboorten. Daarmee stijgt ook het aantal leerlingen in het primair onderwijs (po). De komende tien jaar verwacht de gemeente een toename van bijna 9 procent. Dat betekent dat er in de periode van dit Integraal Huisvestingsplan (2016-2020) bijna 4.000 leerlingen bij komen.

De gemeente Amsterdam investeert de komende jaren fors in goede, flexibele, innovatieve en duurzame schoolgebouwen om de groei van het aantal leerlingen op te vangen. Met de invulling van het Integraal Huisvestingsplan (IHP) wil het college ervoor zorgen dat ieder kind naar de school van zijn voorkeur kan. Het schoolaanbod moet goed aansluiten op de vraag van ouders en kinderen. De onderwijshuisvesting mag daarbij geen belemmering zijn. Daarom stimuleert het college scholen om uit te breiden en schept ze extra onderwijsplekken. Met het creëren van extra onderwijsplekken wil dit college in samenwerking met de Amsterdamse schoolbesturen en nieuwe initiatiefnemers ook invulling geven aan ambities als de alles-in-1-school, integrale peutervoorzieningen, meer aanbod van internationaal onderwijs in de stad, meer en uitdagendere ruimte voor beweging zowel in de gymzaal als op het schoolplein. En dit in schoolgebouwen die gezond zijn en bijdragen aan een goed leermilieu.

Met de maatregelen die in het IHP PO 2016-2020 worden getroffen kunnen in totaal 3.631 extra leerlingen worden opgevangen. Dat is voldoende om het totale knelpunt in onderwijscapaciteit het hoofd te bieden. Het IHP PO resulteert in 12 uitbreidingen middels medegebruik bij andere scholen of in een dependance/strategische voorraad, 18 uitbreidingen op de eigen locatie of middels inpandige uitbreiding en 7 extra nieuwbouwscholen in woningbouwontwikkelgebieden tot de periode 2020.

Van de scholen binnen de grenzen van dit bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is de Tijl Uilenspiegelschool genoemd waarin in 2015 een uitbreiding is gerealiseerd.

verplicht

Afbeelding: Tijl Uilenspiegelschool

Al Wafa heeft uitbreidingsplannen. Hiervoor is een huisvestingsaanvraag ingediend en gehonoreerd. Zoals het er nu naar uitziet, wordt de uitbreiding niet gerealiseerd aan de Buskenblaserstraat 65. Het is de bedoeling om Al Wafa in 2020 een andere en grotere hoofdlocatie aan te bieden in Nieuw West. Totdat deze locatie gereed is, zal de Harry Koningsbergerstraat worden gebruikt voor tijdelijke huisvesting geplaatst. Als de nieuwe hoofdlocatie gereed is, verhuizen de leerlingen uit de tijdelijke huisvesting daarheen en wordt de tijdelijke huisvesting opgeheven.

Voor de andere basisscholen wordt geen uitbreiding of nieuwbouw voorzien.

3.4.10 Evenementenbeleid     

Evenementenbeleid gemeente Amsterdam

Op 14 juli 2016 heeft de gemeenteraad van Amsterdam kennis genomen van de notitie ‘Uitgangspunten voor een nieuw evenementenbeleid’. Daarin is de centrale doelstelling van evenementen geherformuleerd: “Evenementen leggen een duurzame verbinding met de stad en haar bewoners, ondernemers en instellingen, dragen bij aan de leefbaarheid en houden zo goed mogelijk rekening met de woonomgeving. Evenementen bevorderen de aantrekkelijkheid en positieve beleving van de stad bij bewoners en bezoekers en positioneren de stad als leefbare, creatieve, innovatieve en dynamische hoofdstad.”

Uitgangspunten in het nieuwe beleid zijn:

  1. In Amsterdam zijn evenementen openbaar en vrij toegankelijk. Slechts bij uitzondering kunnen in de openbare ruimte besloten evenementen plaatsvinden.
  2. Voor parken, pleinen en grachten worden locatieprofielen opgesteld, die kaders stellen voor het gebruik van de locatie ten behoeve van evenementen.
  3. In parken mogen in beginsel per jaar maximaal drie grote, geluidsbelastende evenementen plaatsvinden.
  4. Alle evenementen die gebruik maken van versterkt geluid moeten te allen tijde een

    geluidsplan opstellen, gericht op het voorkomen van overmatige geluidshinder voor de

    omgeving.
  5. De op- en afbouwperiode is zo kort mogelijk, maar behoudens uitzonderlijke gevallen

    beperkt tot twee dagen op- en twee dagen afbouw.
  6. Aanvragen voor evenementen worden in samenhang met alle andere overlast gevende

    activiteiten in de omgeving beoordeeld.
  7. Voor evenementen in parken met een recreatief gebruik mag in beginsel maximaal een kwart van het park worden afgeschermd ten behoeve van het evenement.
  8. Evenementen in parken kunnen alleen plaatsvinden indien de organisator alle nodige

    maatregelen treft ter bescherming van voorzienbare schade aan flora en fauna.

De voorzitters van de bestuurscommissies worden vanuit hun positie “ogen en oren van de stad” en gebiedsgericht werken gevraagd de locatieprofielen te herzien of alsnog op te stellen op basis van de geformuleerde uitgangspunten en hierbij alle belanghebbenden te betrekken. Deze locatieprofielen worden als advies aan de burgemeester voorgelegd. De voorgestelde locatieprofielen worden op stedelijk niveau beoordeeld en in samenhang bekeken. Door locatieprofielen volgens eenzelfde opbouw, op basis van dezelfde criteria en in samenhang op te stellen, kan beter worden gestuurd op het voorkomen van overmatige belasting in bepaalde delen van de stad. Ook wordt zo voor bewoners en organisatoren duidelijker wat wel en wat niet kan.

Locatieprofielen

Op 14 februari 2018 is de beleidsregel “Geluid bij evenementen in Amsterdam”, de locatieprofielen voor evenementenlocaties en de richtlijn “Duurzaamheid Evenementen” in Amsterdam vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 130). Het besluit is op 15 mei 2018 gepubliceerd in het gemeenteblad.

Locatie profiel Erasmuspark

Voor het Erasmuspark is een locatieprofiel vastgesteld. Op de onderstaande afbeelding is de begrenzing van het evenemententerrein weergegeven.

verplicht

Afbeelding: begrenzing deel van het park waar evenementen zijn toegestaan conform locatieprofiel

Het Erasmuspark ligt aan de Jan van Galenstraat, tussen de Admiralengracht en de Mercatorstraat. Aan een aantal kanten van het park zijn er woningen. Er zijn wandelpaden, een voetbalveld en een speeltuin. In het park is er één horecavoorziening (Terrasmus). Het park bestaat grotendeels uit grasvelden en voor een klein deel uit asfalt voor de wandelpaden. Het Erasmuspark is een locatie waar het stadsdeel actief een culturele programmering bevordert, gericht op de buurt en op gezinnen. Evenementen zijn mogelijk in verschillende delen van het park, zoals het grote veld, op het podium Eikenbosje en bij Terrasmus. In alle gevallen neemt het evenemententerrein minder dan 25% van het totale park in. In de gebiedsagenda van Stadsdeel West staat dat het Erasmuspark zich verder kan ontwikkelen als culturele hotspot. In het park komen mensen om te sporten, in de speeltuin komen veel kinderen en op het gras zijn er in de zomer vaak barbecues.

De evenementen in het Erasmuspark zijn openbaar en veelal gratis toegankelijk. De buurt is cultureel divers; er wonen mensen van alle leeftijden en met verschillende achtergronden. Het park wordt het gehele jaar door gebruikt. Meestal is het park vrij rustig, een paar keer per jaar levendig door activiteiten en bij mooi weer neemt het parkbezoek toe. Laat in de avond wordt het park gesloten en vroeg in de ochtend weer geopend.

In het Erasmuspark worden per jaar in totaal 14 evenementen toegestaan:

  1. middelgrote evenementen (<2.000 bezoekers): maximaal 6 per jaar, maximaal 3 dagen per evenement
  2. klein (<500 bezoekers): maximaal 8 per jaar, maximaal 2 dagen per evenement, waarvan één uitzondering (klein circus) van 5 dagen.

Grote evenementen (>2.000 bezoekers) worden niet toegestaan. In het voorliggend bestemmingsplan is het Erasmuspark voorzien van een aanduiding "evenemententerrein" en zijn de in het locatieprofiel opgenomen maximale aantal evenementen per jaar vastgelegd.

3.4.11 Regeling doorvaartprofielen binnenwateren Amsterdam 2008     

Op 11 april 2008 heeft het college van B&W van Amsterdam de Regeling doorvaartprofielen binnenwateren Amsterdam 2008 vastgesteld. In deze regeling zijn de wateren in Amsterdam ingedeeld in categoriën (A1, A2, B t/m E) en is per watergang bepaald wat de minimale doorvaartbreedte en diepte is en welke afmetingen schepen zijn toegestaan. In het plangebied is alleen de Erasmusgracht ingedeeld in een categorie (B). Hiervoor geldt een doorvaartprofielbreedte van 13 meter, zie onderstaande afbeelding.

verplicht

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is behoud van de breedte van de bestaande watergang en het niet mogelijk maken van ligplaatsen voor passagiersvaartuigen of woonboten, anders dan de kleine pleziervaartuigen die nu al zijn afgemeerd.

3.4.12 Woonagenda 2025     

Op 19 juli 2017 is de nieuwe Amsterdamse woonagenda vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. De woonagenda heeft drie speerpunten die gaan over het bieden van voldoende, betaalbare en goede woningen in 2025. Variatie en differentiatie in de woningvoorraad, afgestemd op de locatie is een belangrijk uitgangspunt in deze woonagenda. Om de woningvoorraad beter te laten aansluit bij de woningbehoefte, is belangrijk dat deze woningen ook bewoond worden door huishoudens die hierop zijn aangewezen.

De meest uit het oog springende actie uit de woonagenda 2025 is het nieuwe stedelijke uitgangspunt voor de woningbouwprogrammering bij nieuwbouw of transformatie: 40% gereguleerde huur, 40% middelduur (huur en koop) en 20% dure huur en koop. Hiertoe heeft het college van B&W spelregels vastgesteld om de programmering 40-40-20 op een goede wijze toe te passen in projecten. Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en hiermee wordt de bestaande woningvoorraad beschermd.

3.4.13 Agenda Groen, Uitvoeringsagenda mobiliteit en Agenda Duurzaamheid     

Deze beleidsnota's die alledrie in 2015 zijn vastgesteld verwoorden gezamenlijk het antwoord hoe vanuit de kwaliteit van de openbare ruimte en duurzaamheid de gemeente toekomstbestendig wil reageren op de groei van Amsterdam. De gemeente wil de stad aantrekkelijker maken door vergroening en tegelijk moet de stad bereikbaar blijven met een aantrekkelijke openbare ruimte op te verblijven, waarbij duurzaamheid hoog op de agenda staat.

De drukte van de stad en verdichten van binnenstedelijk Amsterdam kan alleen wanneer er sprake is van voldoende en kwalitatief hoogwaardig groen. De kwaliteit van de openbare ruimte, inclusief openbaar groen heeft een positief effect op de woon- , vestigings- en leefklimaat. De focus is de verbindingen tussen de verschillende groengebieden te verbeteren en bestaande verharde locaties te vergroenen waar mogelijk. Dit is ook met het oog op duurzaamheid en rainproof belangrijke maatregelen om een toekomstbestendig stad te houden.

Daarnaast wordt de focus gelegd op meer ruimte voor fiets, voetganger en openbaar vervoer en het beperken van de ruimte voor de auto waar mogelijk. Dit betekent dat het belang van het creëren van goede verblijfsgebieden in de openbare ruimte, zoals langs stadsstraten en langs pleinen belangrijke maatregelen zijn die de gemeente aankomende jaren wilt toepassen om de kwaliteit van de verblijfsgebieden te optimaliseren. Ook wordt gezocht naar meer ruimte voor ondergrondse parkeergarages en fietsparkeren.

In het bestemmingsplan wordt het vergroenen en het versterken van verbindingen in de openbare ruimte niet belemmerd. Daar waar reeds veel openbaar groen aanwezig is hebben de gronden de hoofdbestemming Groen gekregen.

3.4.14 Visie openbare ruimte     

De visie Openbare Ruimte is door de gemeenteraad van Amsterdam vastgesteld op 8 juni 2017. In de nota zijn uitgangspunten geformuleerd voor het inrichten en verbeteren van de openbare ruimte in de stad. Voor de openbare ruimte zijn 5 ambities geformuleerd:

  1. De openbare ruimte is ingericht op huidig en toekomstig gebruik;
  2. De openbare ruimte ondersteunt de dynamiek van de stad;
  3. De openbare ruimte wordt duurzaam ingericht en beheerd;
  4. De openbare ruimte wordt overal op verzorgd niveau onderhouden en beheerd;
  5. Het inrichten en beheren van de openbare ruimte is een gezamenlijke opgave.

De wijze waarop de openbare ruimte wordt ingericht, zoals de plek van fiets- en voetpaden, plantvakken, bomen en de keuze voor het soort groen, de toe te passen materialen en de keuze voor bepaald straatmeubilair wordt niet in een bestemmingsplan geregeld maar in inrichtingsplannen voor de openbare ruimte.

Een onderwerp dat het bestemmingsplan wel raakt is de mate waarin functies worden toegestaan in de openbare ruimte die het woon- en leefklimaat kunnen beïnvloeden. Zo stelt de gemeente stadsbrede kaders op voor het toestaan van ondermeer terrassen, buitenreclame, kiosken, en andere gebruikers van de openbare ruimte. Terrassen worden in dit bestemmingsplan alleen toegestaan conform verleende verguninngen. Voor nieuwe terrassen in de openbare ruimte is een aparte omgevingsvergunning nodig. Conform het vastgestelde paraplubestemmingsplan (zie Paraplubestemmingsplan Kiosken (2017)) worden alleen de bestaande kiosken toegestaan en is voor nieuwe kiosken een aparte omgevingsvergunning nodig.

In het te actualiseren evenementenbeleid wordt gestuurd op spreiding van evenementen in de openbare ruimte. Een evenement moet bovendien passen bij de draagkracht van een locatie. Zie in dat kader het Evenementenbeleid.

3.4.15 Erfgoedagenda     

Amsterdam is permanent in verandering en ontwikkeling. Erfgoed is een bron van inspiratie en een drijvende kracht bij die ontwikkeling: monumentale gebouwen en archeologische vindplaatsen, maar ook tradities en verhalen bepalen de identiteit en de kwaliteit van de bestaande stad. Omgekeerd dankt erfgoed haar voortbestaan aan verandering en groei. Actuele ontwikkelingen in de economie en het verkeer, in het wonen, de culturele sector, het onderwijs en het sociale domein zijn bepalend voor de toekomst van zowel het materiële als het immateriële erfgoed. Nieuwkomers en zittende bewoners, jonge starters en gevestigde (internationale) bedrijven zoeken steeds opnieuw passende ruimte in de stad. En zorgen voor een vitale mix van wonen, werken en recreëren in de bijzondere buurten en monumentale gebouwcomplexen van Amsterdam.

In de Erfgoedagenda worden de hoofdlijnen, aandachtspunten en acties voor de komende jaren uiteengezet. Rode draad is het optimaal inzetten van erfgoed bij de transformatie en groei van de stad.

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is een cultuurhistorische verkenning en een archeologisch bureau onderzoek uitgevoerd. Op basis van beide rapporten is in het bestemmingsplan een beschermde regeling opgenomen voor het in het plangebied aanwezige erfgoed. Zie in dit verband 9 Cultuurhistorie en archeologie van deze plantoelichting.

3.5 Stadsdeelbeleid     

3.5.1 Horecabeleid     

Op 19 juli 2011 is de Horecanota vastgesteld. De nota beoogt het voor bewoners en bezoekers van West realiseren van een divers, aantrekkelijk en eigentijds horeca-aanbod, waarmee de leefbaarheid en attractiviteit van het wonen, werken en verblijven in West wordt versterkt. Uitgangspunt daarbij is dat horeca kansen biedt, maar dat er nadrukkelijk oog moet zijn voor het woon- en leefklimaat.

Horecastructuur

Het horecabeleid voor West gaat uit van een structuur voor de horeca, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen (bestaande) woongebieden, winkelstraten en horecaconcentratiegebieden. Deze gebieden verschillen in functie en karakter en daarmee in mogelijkheden voor horecaontwikkeling. Daarnaast zijn er gebieden die hiervan afwijken.

  • Woongebieden: dit zijn gebieden met overwegend een woonfunctie waarin horeca in het algemeen beperkt aanwezig is. Om het woon- en leefklimaat in de woongebieden niet te (over)belasten, wordt uitbreiding ten aanzien van de huidige horecavestigingen in bestaande woonbuurten zeer beperkt toegestaan. De huidige horecavestigingen kunnen in de woonbuurten (ook na overname) gevestigd blijven.
  • Winkelstraten: winkelstraten gaan uit van een mix aan voorzieningen, waaronder winkels en horeca. Uitgangspunt voor de winkelstraten is het beschermen van de winkelfunctie, horeca wordt daarom alleen op de bestaande locaties toegestaan. Een forse uitbreiding van het aantal vestigingen is niet gewenst. In de horecanota is aangegeven dat in winkelstraten (in dit plangebied is dat de Bos en Lommerweg) extra horeca kan worden gerealiseerd op maximaal 15% van de gevelwand. Daarmee is nog onvoldoende duidelijk waar de horeca exact gerealiseerd zal worden. Omdat dit voor omwonenden wel van belang kan zijn, is er voor gekozen om het horecabeleid als volgt te vertalen: alleen de bestaande horecazaken zijn vastgelegd op de verbeelding. Als zich een concreet initiatief aandient voor een nieuwe horecazaak op een adres dat nu nog geen horecafunctie heeft, moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. In dat kader kan worden beoordeeld of de horeca op het betreffende adres ruimtelijk inpasbaar is en er nog kan worden voldaan aan het percentage van 15%.
  • Binnen een winkel kan een beperkt gedeelte van de winkel worden gebruikt voor ondergeschikte horeca.
  • Horecaconcentratiegebieden: horecaconcentratiegebieden zijn aangewezen gebieden (op grond van de APV, artikel 3.11 lid 2 en 3) waar een hogere dichtheid van horecavestigingen wenselijk en mogelijk is. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om gebieden waar zich relatief weinig woningen bevinden, waar sprake is van een relatief grote afstand tussen horeca en overige functies, gebieden waar sprake is van inpandige horeca, altijd in combinatie van een goede bereikbaarheid. In de horecaconcentratiegebieden wordt het in beginsel overal toegestaan om op de begane grond een horecabedrijf te beginnen. Het voorliggende plangebied Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is geen onderdeel van een horecaconcentratiegebied.

Horecacategorieën in bestemmingsplannen

Om een gerichter horecabeleid te voeren worden in bestemmingsplannen 'horecacategorieën' gehanteerd. Doel van deze categorie-indeling is om gericht horecabeleid mogelijk te maken, waarbij enerzijds het woon- en leefklimaat kan worden beschermd en anderzijds wenselijke uitbreiding van horeca mogelijk wordt gemaakt door uitsluiting van ongewenste horecacategorieën. De horeca-categorisering vindt zijn grondslag in ruimtelijk en sociaal relevante aspecten als ruimtelijke uitstraling, verkeersaantrekkende werking, invloed op directe (woon)omgeving, geluid- en stank overlast en sociale veiligheid. Een horecabedrijf met meer dan één activiteit valt onder de meest zware categorie.

In het bestemmingsplan is de volgende horeca indeling aangehouden:

  • horeca van categorie 1: Fastfood (cafetaria, snackbar, automatiek loketverkoop, shoarmazaak en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven)
  • horeca van categorie 2: Nachtzaak (dancing/discotheek, zaalaccommodatie, nachtcafé, sociëteit, (dans)club en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven;
  • horeca van categorie 3: Café (café, bar, cocktailclub en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven)
  • horeca van categorie 4: Restaurant (restaurant, lunchroom, koffie-/theehuis, ijssalon, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven)
  • horeca van categorie 5: Hotel (hotel, motel, jeugdherberg en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven, alsmede het bieden van vergaderaccommodatie)

In de woongebieden bevinden zich momenteel veelal horeca 1, 3 en 4 vestigingen. Met het oog op het woon-en leefklimaat is uitbreiding van horeca in woongebieden niet toegestaan. Wel kan een bestaande horecazaak worden omgebouwd naar een lichtere vorm van horeca, zo kan een café (categorie 3) wel worden omgebouwd naar restaurant (categorie 4). Andersom (van restaurant naar café) kan op basis van de planregels van dit bestemmingsplan niet. Hetzelfde geldt voor fastfood (categorie 1), daar waar horeca categorie 1 is toegestaan, mag ook een restaurant (categorie 4). Andersom is niet mogelijk.

Als zich een initiatief hiertoe aandient zal een aparte planologische procedure doorlopen moeten worden waarbij voor het specifieke geval de ruimtelijke impact kan worden onderzocht en een belangenafweging kan worden gemaakt.

Coffeeshops

Coffeeshops zijn horecazaken waar softdrugs wordt verkocht en verder non-alcoholische dranken worden geschonken. Coffeeshops zijn toegestaan op basis van een gedoogbeschikking die door de burgemeester van Amsterdam wordt afgegeven en kan worden ingetrokken als daarvoor een aanleiding is. Er zijn in het plangebied geen coffeeshops aanwezig.

Toko's en afhaalzaken

Afhaalzaken en toko's waar geen gelegenheid wordt geboden om de ter plaatse bereide etenswaren in de zaak zelf op te eten, vallen bestemmingsplantechnisch niet onder de noemer horeca maar onder de noemer detailhandel. Daarmee wordt de lijn van het voorheen vigerende bestemmingsplan voortgezet.

3.5.2 Behoud kleinschalige bedrijvigheid     

Beschrijving beleid

Op 31 januari 2012 heeft de toenmalige stadsdeelraad van West de beleidsnotitie ‘Ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid in West’ vastgesteld. In het Amsterdams Ondernemingsprogramma (december 2015) heeft de gemeenteraad van Amsterdam dit beleid verlengd totdat er nieuw stedelijk beleid op dit punt wordt vastgesteld.

Selectief behoud van kleinschalige bedrijfsruimten is het uitgangspunt. Op de volgende plekken wordt uitgegaan van het behouden van bedrijfsruimten op de begane grond:

  1. Bedrijfspanden op zichtlocaties, zijnde:
    1. hoekpanden;
    2. langs winkelstraten;
    3. aan pleinen;
    4. langs stadsstraten.
  2. Buiten deze zichtlocaties wordt ook in geval van een aaneengesloten bedrijfslint uitgegaan van behoud van de bedrijfsfuncties en het instandhouden van het lint.

Daar staat tegenover dat behoud van de overige, vaak solitaire, kleinschalige bedrijfsruimten (in woonbuurten) niet langer de prioriteit van het stadsdeel heeft. Te denken valt aan een bedrijfsruimte die niet op een hoek zit, in een woonomgeving, waar geen loop in zit, en ook geen andere bedrijfsmatige activiteiten in de omgeving plaatsvinden. Hier is omzetting naar wonen mogelijk.

Vertaling in het bestemmingsplan 

In het bestemmingsplan is dit vertaald door:

  1. de bedrijfsfunctie in de panden langs winkelstraten, stadsstraten, op hoeken (ook in woonbuurten) te beschermen door ter plaatse op de begane grond geen wonen toe te staan, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend;
  2. panden in woonstraten die onderdeel zijn van een bedrijvenlint en als zodanig aan de buitenkant herkenbaar zijn, te beschermen door ter plaatse op de begane grond geen wonen toe te staan, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend;
  3. panden die in het voorheen geldende bestemmingsplan waren bestemd ten behoeve van een bedrijf, waar op grond van het beleid bescherming van de bedrijfsfunctie niet nodig is en waar in de huidige situatie ook geen bedrijfsfunctie meer aanwezig is, te bestemmen als Wonen.

In het geldende bestemmingsplan was een aantal panden voorzien van de aanduiding "wonen", dit zijn ook hoekpanden en andere panden waar bescherming van de bedrijfsfunctie wenselijk is. Om enerzijds geen planologische rechten weg te nemen en anderzijds de omzetting naar een bedrijfsfunctie niet onmogelijk te maken, zijn deze panden in voorliggend bestemmingsplan voorzien van een gemengde bestemming met een aanduiding "wonen".

Legale gevallen omzetting bedrijfsruimten naar woningen

In de loop der jaren is een aantal bedrijfsfuncties op de begane grond omgezet naar woningen met vergunning. Deze gevallen zijn in dit bestemmingsplan overgenomen door ter plaatse de woonfunctie toe te staan.

Illegale situaties

In het plangebied is op een aantal plekken in afwijking van het geldende bestemmingsplan een woning gerealiseerd zonder omgevingsvergunning. Het gaat dan bijvoorbeeld om de begane grond van hoekpanden in woonbuurten waar op grond van het vigerende bestemmingsplan uitsluitend een bedrijfsmatige functie op de begane grond is toegestaan, en geen woning. Door het zonder omgevingsvergunning omzetten naar wonen is er sprake van een illegale situatie. Gelet op het hiervoor beschreven beleid is het ongewenst om deze illegale situaties middels dit bestemmingsplan te legaliseren. Voor de betreffende panden is daarom de bestemmmingsplanregeling van het vigerende bestemmingsplan (2008) aangehouden in die zin dat het niet toegestaan is om de functie van de begane grond te wijzigen naar wonen.

3.5.3 Gebiedsplan 2018 Bos en Lommer     

Het gebiedsplan voor Bos en Lommer 2018 is op 12 december 2017 vastgesteld door de bestuurscommissie van stadsdeel West. In het gebiedsplan zijn problemen en knelpunten per buurt gedefinieerd en is aangegeven op welke wijze passende maatregelen getroffen kunnen worden. In het gebiedsplan zijn fysieke maatregelen, beheermaatregelen en sociale maatregelen opgenomen om de leefbaarheid in de buurt verder te vergroten. Voor het bestemmingsplan zijn alleen de voorgestelde fysieke maatregelen relevant.

Bij de expertmeeting binnentuinen in 2017 is gesproken over mogelijkheden om binnentuinen en daken klimaatbestendiger en groener te maken. Onderzocht is welke maatregelen in het nieuwe bestemmingsplan kunnen worden opgenomen voor het regenbestendig maken van binnentuinen. In dit bestemmingsplan is bij de bouw van nieuwe vergunningplichtige uitbouwen de verplichting opgenomen om een groen dak te realiseren.

In het Gebiedsplan zijn enkele projecten genoemd. Hieronder is aangegeven op welke wijze dit is verwerkt in dit bestemmingsplan:

  1. Een bewonersgroep heeft een voorstel ingediend voor de herinrichting van de Esmoreitstraat en de Sanderijnstraat. Met de initiatiefnemers is afgesproken dat er wordt begonnen met een pakket ingrepen die op korte termijn kunnen worden uitgevoerd, en dat voor de meer ingrijpende projecten financiering wordt gezocht via het Meerjaren Investeringsplan Openbare Ruimte van de gemeente Amsterdam. Als de aanvraag wordt gehonoreerd, zullen de plannen in nauw overleg met de bewonersgroep worden uitgewerkt. De ingrepen waarmee we in 2018 beginnen, zijn: de aanleg van geveltuinen, het plaatsen van zes prullenbakken die door de bewoners zelf worden beheerd, het plaatsen van tien regentonnen, het creëren van grofvuilplekken op de kopse kant van de straten, het creëren van meer fietsparkeerruimte. Deze fysieke maatregelen worden in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
  2. Samen met de Tijl Uilenspiegelschool en met inspraak van leerlingen, ouders en omwonenden, is het schoolplein heringericht. In overleg met de school en bewoners wordt in 2018 ook het deel tot aan basisschool Al Wafa aangepakt. Zo wordt het plein één geheel.
  3. De veiligheid van de fietsoversteekplaats op het kruispunt Jan van Galenstraat-Orteliuskade-Robert Scottstraat wordt verbeterd.

In het gebiedsplan de sloop/nieuwbouw van de Fridtjof Nansenhof tevens als concreet project benoemd. Voor deze sloopnieuwbouw is op 8 juni 2017 een bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. Aangezien dit bestemmingsplan recent is vastgesteld en er ook geen aanleiding is het bestemmingsplan ter herzien, wordt de Fridtjof Nansenhof buiten de grenzen van voorliggend bestemmingsplan gehouden.

3.5.4 Uitvoeringsvisie ligplaatsen bedrijfsvaartuigen West     

Het Algemeen Bestuur (AB) van West heeft op 13 december 2016 de Uitvoeringsvisie ligplaatsen bedrijfsvaartuigen West vastgesteld.

In Bos en Lommer is beperkt water aanwezig. De afmeerlocaties van de pleziervaartuigen bevinden zich voornamelijk in de Erasmusgracht, Rijpgracht en Admiralengracht. Alle pleziervaartuigen zijn parallel aan de kademuur afgemeerd. In 2006 is er in Bos en Lommer al een inventarisatie gemaakt naar de mogelijke afmeer locaties voor bedrijfsvaartuigen. De conclusie is dat de beschikbare ruimte schaars is.

Erasmusgracht

Als mogelijke locatie voor kleinschalige ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen wordt in de Watervisie de Erasmusgracht genoemd. In de ‘Notitie Afmeren pleziervaartuigen’ van Bos en Lommer, vastgesteld in februari 2008 (hierna: Notitie) wordt onder andere de Erasmusgracht genoemd, De zijde aan het Erasmuspark wordt niet gebruikt voor het afmeren van pleziervaartuigen. Dit is echter geen geschikte plek om ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen te faciliteren omdat de oever is gelegen in de Hoofdgroenstructuur. Het zicht op het Erasmuspark en de Erasmusgracht moet behouden blijven omdat het de recreatieve waarde voor de bewoners verhoogt. Het is mogelijk om elders in de Erasmusgracht, enkele plaatsen voor ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen te realiseren. Het moet gaan om een kleinschalig initiatief wat past bij de woonbuurt.

Admiralengracht

Het gedeelte van de Admiralengracht wat in Bos en Lommer valt betreft het deel dat uitmondt in de Erasmusgracht. Dit gedeelte is ongeveer 200 meter lang. Er worden alleen pleziervaartuigen afgemeerd aan de zijde van het Joos Banckersplantsoen. Aan de zijde van het Erasmuspark liggen geen pleziervaartuigen afgemeerd. Deze locatie is echter niet geschikt voor pleziervaartuigen omdat het zicht op het Erasmuspark en de Erasmusgracht gewaarborgd moet blijven, vanwege de belangrijke recreatieve waarde voor bewoners.

Het stadsdeel staat open voor een locatie voor kleinschalige ligplaatsen in de Admiralengracht. Het initiatief moet passen bij het buurtkarakter. Bij de locatie is het van

belang dat deze in nauw overleg met de buurtbewoners tot stand komt.mogelijke locaties voor kleinschalige passagiersvaart.

Gelet op het bepaalde in de Uitvoeringsvisie zijn in dit bestemmingsplan nog geen ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen toegestaan. Voor eventuele toekomstige ligplaatsen zal een aparte planologische procedure doorlopen moeten worden.

Hoofdstuk 4 Het ruimtelijk kader     

4.1 Ruimtelijk-functionele aspecten     

Uitgangspunt in voorliggend bestemmingsplan is het behouden van de bestaande functionele hoofdstructuur van de buurt, die bestaat uit woonstraten waar sprake is van enige functiemenging, stadsstraten met voornamelijk economische functies in de plint en structurerende elementen zoals de Erasmusgracht, het Erasmuspark en de Admiralengracht.

4.1.1 Winkelgebied     

Conform het beleid van de gemeente Amsterdam is het beleid voor winkelstraten erop gericht om de bestaande winkelconcentratiegebieden te behouden. In het voorliggend bestemmingsplan behoort alleen de Bos en Lommerweg tot het kernwinkelgebied.

verplicht

Afbeelding: winkelstrip aan de Bos en Lommerweg, met op de afbeelding een vestiging van de Openbare Bibliotheek Amsterdam

In het bestemmingsplan is dit vertaald door de betreffende panden te bestemmen als "Gemengd - 1". Winkels, consumentverzorgende dienstverlening (zoals kappers en schoonheidssalons) en publieksgerichte zakelijke dienstverlening (zoals banken, uitzendbureaus) zijn in deze gebieden in alle panden op de begane grond toegestaan. Maatschappelijke dienstverlening (medische voorzieningen, onderwijs, kerken overheidsinstellingen, etc) hebben niet op voorhand een toegevoegde waarde voor het winkelgebied en voor deze functie zijn alleen de bestaande vestigingen toegestaan. Hetzelfde geldt voor zakelijke dienstverlening / kantoor (zonder baliefunctie) en bedrijven.

Horeca kan voor het winkelgebied een toegevoegde waarde hebben, mits er niet zodanig veel horeca komt dat de winkelfunctie wordt verdrongen. Om die reden is in dit bestemmingsplan de horeca op de huidige locatie vastgelegd waarbij in beperkte mate een wisseling van soort horeca mogelijk is. Daarnaast is het mogelijk om in de winkel een beperkt deel van de winkel (20% tot maximaal 20 m2 bvo) aan te wenden voor ondersteunende horeca. Dit mag geen zelfstandige horeca betreffen, maar moet onderdeel zijn van de winkel. Conform het horecabeleid uit 2011 is een beperkte uitbreiding van horeca mogelijk aan de winkelstraten, hiervoor zal per concrete aanvraag een aparte afweging moeten worden gemaakt en planologische procedure moeten worden dooropen. Zie voor een uitgebreidere beschrijving van dit beleid paragraaf 3.5.1.

4.1.2 Aanloopgebied     

Conform de visie van de gemeente Amsterdam zoals verwoord in de Structuurvisie wordt voor een aantal straten gestreefd naar een versterking van de economische functies in het kader van de "uitrol" van het centrum. Langs deze stadsstraten zijn in dit bestemmingsplan detailhandel en winkelondersteunende voorzieningen in alle panden op de begane grond toegestaan. Het gaat in de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt om de noordzijde van de Jan van Galenstraat.

In het bestemmingsplan zijn de panden met een bedrijfsfunctie op de begane grond langs deze straat bestemd als Gemengd - 2. Op grond van de planregels zijn zowel winkels als diverse soorten dienstverlening (consumentverzorgend, zakelijk, maatschappelijk) en kantoren en bedrijven mogelijk. Winkels en winkelondersteunende functies waren in deze (delen van) straten op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan overigens al toegestaan.

4.1.3 Overige stadsstraten     

De Hoofdweg heeft aan weerszijden van de straat enig mate van functiemenging op de begane grond. Een deel van de panden heeft daarbij een woonfunctie op de begane grond en een deel van de panden heeft een niet-woonfunctie op de begane grond. Gelet op de ligging aan de stadsstraat en het gewenste behoud van bedrijfsruimten zijn de huidige panden met een bedrijfsfunctie op de begane grond bestemd als Gemengd - 2. Naast kantoren, maatschappelijke, consumentverzorgende en publieksgerichte zakelijke dienstverlening en bedrijven zijn langs deze stadsstraat ook winkels toegestaan op de begane grond.

4.1.4 Beleid ten aanzien van specifieke functies     

4.1.4.1 Supermarkten     

Supermarkten zijn in dit bestemmingsplan gedefinieerd als "een vorm van detailhandel waar in overwegende mate levensmiddelen worden verkocht waarbij de winkel een bruto vloeroppervlakte heeft van minimaal 500 m2." De ruimtelijke impact van supermarkten kan groot zijn door de grote verkeersaantrekkende werking, de grote parkeervraag (auto en fiets) en de ruimtelijke inpassing van laden en lossen. Gelet op het karakter van het gebied (grootstedelijk gebied met gemengd wonen-werken in hoge dichtheden) is het ongewenst om nieuwe supermarkten als recht toe te staan in winkelstraten en aanloopgebieden. Om die reden is de huidige supermarkt aan de Bos en Lommerweg in het bestemmingsplan opgenomen door middel van een aanduiding op de planverbeelding. Het maximum oppervlakte (BVO) per supermarkt bedraagt 1.000 m2.

Nieuwe supermarkten kunnen hierdoor pas worden gerealiseerd als hiervoor een planologische procedure wordt doorlopen. In dat kader zal een afweging worden gemaakt of de supermarkt op de betreffende locatie ruimtelijk inpasbaar is. Daarbij zullen in ieder geval de hierboven beschreven verkeersaspecten worden betrokken in de afweging.

4.1.4.2 Evenementen     

Overeenkomst het stedelijk evenementenbeleid (zie paragraaf 3.4.10) is voor de verschillende evenemententerreinen in de stad een locatieprofiel vastgesteld. In de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt gaat het uitsluitend om het Erasmuspark. Op 11 oktober 2016 heeft het Algemeen Bestuur van stadsdeel West ingestemd met het locatieprofiel.

In het locatieprofiel is het Eramuspark als volgt omschreven: "Het Erasmuspark is een stadspark en ligt in Bos en Lommer en grenst ook aan De Baarsjes. Het Erasmuspark ligt aan de Jan van Galenstraat, tussen de Admiralengracht en de Mercatorstraat. Aan een aantal kanten van het park zijn er woningen. Er zijn wandelpaden, een voetbalveld en een speeltuin. In het park is er één horecavoorziening (Terrasmus). Het park bestaat grotendeels uit grasvelden en voor een klein deel uit asfalt voor de wandelpaden.

Het Erasmuspark is een locatie waar het stadsdeel actief een culturele programmering bevordert, gericht op de buurt en op gezinnen. Evenementen zijn mogelijk in verschillende delen van het park, zoals het grote veld, in het Eikenbosje en bij Terrasmus. In alle gevallen neemt het evenemententerrein minder dan 25% van het totale park in".

De soorten evenementen die in het park worden toegelaten zijn activiteiten voor de cultureel diverse buurt, met een accent op familieactiviteiten en talentontwikkeling, zoals kindervoorstellingen, concerten met muziek uit verschillende werelddelen, dans- en theatervoorstellingen voor families en evenementen met een culinair tintje. De evenementen richten zich hoofdzakelijk op de buurt en gezinnen.

Het maximum aantal evenementen per jaar bedraagt:

  1. groot (meer dan 2000 bezoekers): geen
  2. middelgroot (500-2000 bezoekers): max. 6 evenementen + max. 2000 bezoekers tegelijk, maximaal drie dagen en geluidsnormen 67 dB(A) en 77 dB(C) aan de gevel
  3. Klein (minder dan 500): max. 8 evenementen + max. 500 bezoekers, maximaal twee dagen en 67 dB(A) en 77 dB(C) aan de gevel
  4. In totaal maximaal 30 evenementdagen.

Daarnaast gelden de volgende uitgangspunten

  1. Maximum duur van op- en afbouwen: één dag opbouwen en één dag afbouwen.
  2. Alle evenementen moeten openbaar toegankelijk zijn.
  3. Geluidsnormen: versterkte muziek is mogelijk, vooral overdag.

In het voorliggend bestemmingsplan is het Erasmuspork, het gedeelte binnen de waterpartij die rond het park ligt, voorzien van een aanduiding "evenemententerrein". In de planregels is bepaald dat het aantal en soort evenementen is toegestaan dat in het locatieprofiel is vastgelegd.

4.1.4.3 Horeca     

Conform de horecanota zijn in Erasmuspark- en Robert Scottbuurt geen horecaconcentratiegebieden. Voor de winkelstraten zoals de Bos en Lommerweg geldt als uitgangspunt dat de winkelfunctie wordt beschermd en de horeca alleen op de bestaande locaties wordt toegestaan. Uitbreiding van het aantal vestigingen is niet mogelijk. Hetzelfde uitgangspunt geldt voor de woongebieden waar een uitbreiding van horeca vanwege het te beschermen woon- en leefklimaat niet zondermeer gewenst is. Als zich een initiatief voor een nieuwe horecazaak aandient zal een aparte planologische procedure doorlopen moeten worden waarbij voor het specifieke geval de ruimtelijke impact kan worden onderzocht en een belangenafweging kan worden gemaakt.

Binnen een winkel kan een beperkt gedeelte van de winkel worden gebruikt voor ondergeschikte horeca (20% tot een maximum van 20 m2).

Ook is het mogelijk om een bestaande horecazaak om te bouwen naar een lichtere vorm van horeca, zo kan een café (categorie 3) of fastfoodzaak (categorie 1) wel worden omgebouwd naar restaurant (categorie 4). Andersom (van restaurant naar café of fastfood) kan op basis van de planregels van dit bestemmingsplan niet.

Conform het horecabeleid is in het bestemmingsplan de volgende horeca indeling aangehouden:

  • horeca van categorie 1: Fastfood (cafetaria, snackbar, automatiek loketverkoop, shoarmazaak en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven)
  • horeca van categorie 2: Nachtzaak (dancing/discotheek, zaalaccommodatie, nachtcafé, sociëteit, (dans)club en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven;
  • horeca van categorie 3: Café (café, bar, cocktailclub en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven)
  • horeca van categorie 4: Restaurant (restaurant, lunchroom, koffie-/theehuis, ijssalon, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven)
  • horeca van categorie 5: Hotel (hotel, motel, jeugdherberg en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven, alsmede het bieden van vergaderaccommodatie).

In het geldende bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt was in de gemengde bestemmingen een maximum gezamenlijk aantal horecazaken mogelijk gemaakt voor de verschillende horeca categoriën. Deze planregeling is in het voorliggende bestemmingsplan aangepast in de zin dat de bestaande (conform vergunning) gerealiseerde horecazaken op de planverbeelding zijn aangeduid met een aanduiding die aangeeft welke horecacategorie het betreft. Uitbreiding van het huidige aantal horecazaken is daarmee niet zondermeer toegestaan, althans niet als recht. Dit betekent niet dat er geen enkele horecazaak meer bij kan komen. Voor nieuwe initiatieven moet een aparte planologische procedure worden gevolgd, waarbij per geval kan worden beoordeeld of de betreffende horecazaak gelet op de ligging in de omgeving en de kenmerken van de horecazaak ruimtelijk inpasbaar is. Op deze wijze kan in voldoende mate rekening worden gehouden met het behouden van een goed woon- en leefklimaat.

4.1.4.4 Kinderopvangvoorzieningen     

Kinderopvangvoorzieningen zijn een gewenste functie in een woongebied. Gelet op het geluid dat kinderen produceren en de (mogelijke) overlast die daaruit voortvloeit is het onbeperkt toestaan van kinderopvangvoorzieningen niet wenselijk.

De bestemmingsplanregeling van de voorheen vigerende bestemmingsplannen is met het paraplubestemmingsplan (Paraplubestemmingsplan Stadsdeel West, Amsterdam deel 1 (2012)) gewijzigd, waarbij per bouwblok maximaal één kinderopvangvoorziening wordt toegestaan. Bestaande gevallen waarbij er 2 of meer kinderopvangvoorzieningen zijn gerealiseerd worden gerespecteerd. Daartoe is in het bestemmingsplan een definitie toegevoegd van een bouwblok.

Kinderopvangvoorzieningen zijn toegestaan in gebouwen met een maatschappelijke bestemming zonder beperking in vestigingsgrootte. In andere bestemmingen waar maatschappelijke voorzieningen mogelijk zijn, is het maximum oppervlakte per vestiging beperkt tot 250 m2. De regeling uit het paraplubestemmingsplan is daarmee ongewijzigd overgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan. Kinderopvangvoorzieningen worden niet toegestaan in panden met de bestemming Gemengd - 1 omdat voor deze straten (Bos & Lommerweg) zoveel mogelijk ruimte wordt gegeven aan de winkelfunctie.

4.1.4.5 Sportscholen, fitness     

De afgelopen jaren schieten commerciële fitnesscentra met toestellen in Amsterdam als paddestoelen uit de grond. Een sportschool/fitness is een commerciële sportvoorziening die in dit bestemmingsplan niet valt onder de noemer "maatschappelijke voorzieningen". Sportscholen kunnen gelet op de verkeersaantrekkende werking en de bedrijfsvoering (veelal een workout met muziek) leiden tot overlast voor omwonenden en daarmee een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Om die reden is in dit bestemmingsplan als uitgangspunt gehanteerd dat alleen de bestaande legaal (conform vergunning) gerealiseerde sportscholen worden toegestaan. Nieuwe vestigingen kunnen alleen met een aparte procedure worden toegestaan, waarbij per geval kan worden afgewogen of de sportschool of fitness op de betreffende locatie ruimtelijke inpasbaar is.

In het bestemmingsplan is daarom bepaald dat uitsluitend de bestaande rechtmatig gevestigde sportscholen zijn toegestaan. De bestaande sportscholen zijn op de planverbeelding aangeduid.

4.1.4.6 Massagesalons     

Met de bestuursopdracht "Aanpak massagesalons" (2012) is beoogd de nieuwvestiging van dubieuze massagesalons te voorkomen. Daarnaast worden de bestaande massagesalons aangeschreven en gecontroleerd op illegale praktijken. In de bestemmingsplannen van stadsdeel West zijn massagesalons conform het in 2013 vastgestelde paraplubestemmingsplan (zie Paraplubestemmingsplan verbod massagesalons (2013)) daartoe aangemerkt als verboden gebruik. De uitstraling van massagesalons in West hebben een negatieve uitstraling voor de betreffende winkel- en woonstraten en zijn daarmee van invloed op de openbare ruimte. In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen massagesalons gevestigd en ook niet mogelijk gemaakt.

4.1.4.7 Kiosken     

Het Paraplubestemmingsplan Stadsdeel West, Amsterdam deel 1 (2012) maakte kiosken in de openbare ruimte mogelijk. Na de vaststelling van het paraplubestemmingsplan is gebleken dat deze regeling tot ongewenste (bouw)ontwikkelingen heeft geleid. Daarom is in juli 2016 een paraplubestemmingsplan "Kiosken" ter visie gelegd waarin de bouw van kiosken als recht niet langer wordt toegestaan. Alleen de bestaande kiosken worden toegestaan. Voor nieuwe kiosken zal een aparte planologische procedure moeten worden doorlopen.

In voorliggend bestemmingsplan is als uitgangspunt aangehouden dat alleen de bestaande kiosken worden toegestaan. Voor de bestaande kiosken is de maatvoering vastgelegd zoals in het paraplubestemmingsplan is aangegeven: oppervlakte maximaal 15 m2, bouwhoogte maximaal 3 meter. Daarnaast mogen de kiosken uitsluitend worden gebruikt voor de functies die conform het paraplubestemmimngsplan zijn toegestaan: detailhandel en horeca van categorie 4.

4.1.4.8 Woonvormen     

In dit bestemmingsplan is een definitie voor wonen opgenomen: Een complex van ruimten, bedoeld voor de permanente huisvesting van één huishouden inclusief ruimten ten behoeve van praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis / bedrijf aan huis.

Voor specifieke woonvormen zoals short stay, woongroepen en kamergewijze verhuur is in Amsterdam apart beleid ontwikkeld. Voor short stay geldt dat op basis van het overnachtingsbeleid (zie paragraaf 3.4.3) er geen nieuwe vergunningen worden afgegeven. Short stay is daarom niet opgenomen in de begripsbepaling van het begrip woning.

Hetzelfde geldt voor woongroepen en kamergewijze verhuur. Voor deze woonvormen is een vergunning op basis van de Huisvestingswet en de gemeentelijke Huisvestingsverordening 2016 nodig. In het bestemmingsplan dient te worden beoordeeld of het toestaan van deze woonvormen vanuit ruimtelijk oogpunt gewenst is. Hieruit volgt dat de woonvormen op zich niet ongewenst zijn, omdat er sprake blijft van wonen. Door de opzet van een woongroep en kamergewijze verhuur kan er echter sprake zijn van een andere bevolkingssamenstelling dan bij een regulier huishouden. Het karakter van de buurt of straat kan wijzigen als (in theorie) alle woningen zouden worden omgezet naar kamergewijze verhuur of ruimten voor woongroepen. Dit kan ook gevolgen hebben voor de parkeerdruk op straat. Het is om die reden niet gewenst om in dit bestemmingsplan deze en vergelijkbare woonvormen zonder beperking toe te staan. Om die reden zijn deze bijzondere woonvormen opgenomen in de definitie van woning en daarin is bepaald dat alleen de bestaande legale bijzondere woonvormen zijn toegestaan.

Voor elke aanvraag voor een woongroep, kamergewijze verhuur of vergelijkbare woonvormen zal gelet op het voorgaande naast een vergunning op basis van de Huisvestingswet een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig zijn. Hiervoor kan de reguliere (korte) kruimelgevallenprocedure worden gebruikt. Per geval kan dan worden beoordeeld of de woongroep / kamergewijze verhuur of vergelijkbare woonvormen ruimtelijk inpasbaar zijn. Daarbij zal worden getoetst op ruimtelijke aspecten, zoals verkeer en parkeren en aantasting van het woon- en leefklimaat van andere bewoners.

4.1.5 Vestigingsgroottes     

Voorheen vigerend bestemmingsplan

In het voorheen vigerende bestemmingsplan (Erasmuspark- en Robert Scottbuurt 2008) waren voor de verschillende bestemmingen maximale vestigingsgroottes opgenomen. In de onderstaande tabel is dit weergegeven. Daarbij zijn de bestemmingsnamen van het voorheen geldende bestemmingsplan aangehouden. Daar waar geen metrage is aangegeven, was de betreffende functie niet toegestaan of niet beperkt in omvang.

Gemengd I Gemengd II
Detailhandel geen max. 250 m2
Consumentverzorgende dienstverlening geen max. 250 m2
Publieksgerichte zakelijke dienstverlening geen max. 250 m2
Maatschappelijke dienstverlening geen max. 250 m2
Kinderopvangvoorziening 250 m2 250 m2
Horeca categorie 1 250 m2 250 m2
Horeca categorie 2 - -
Horeca categorie 3 250 m2 250 m2
Horeca categorie 4 250 m2 250 m2
Kantoor - 250 m2
Bedrijf - 250 m2

Panden met de bestemming "Gemengd I" zijn in het voorliggende bestemmingsplan bestemd als "Gemengd-1". Panden met de bestemming "Gemengd II" zijn in dit bestemmingsplan bestemd als Gemengd - 2, Gemengd - 3, afhankelijk van de locatie. Panden langs de stadsstraten Hoofdweg of Jan van Galenstraat zijn bestemd als "Gemengd - 2", panden langs woonstraten zijn bestemd als Gemengd - 3.

Voorliggend bestemmingsplan

Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn ten aanzien van de verschillende functies de volgende uitgangspunten aangehouden.

Detailhandel

Op basis van het voorheen vigerende bestemmingsplan (2008) waren binnen alle panden met de "Gemengd I" winkels met een onbeperkt oppervlakte toegestaan. In de bestemming "Gemengd II" gold voor winkels een maximum vloeroppervlakte van 250 m2. Winkels met een onbeperkte omvang hebben een (potentieel) grote verkeersaantrekkende werking en veel laad- en losbewegingen. Gelet op het karakter van de buurt (grootstedelijk gebied, hoge dichtheden, relatief krap bemeten openbare ruimte) is het toestaan van dergelijke grote winkels (met onbeperkt oppervlakte per vestiging) ongewenst. In het nu voorliggende bestemmingsplan zijn daarom winkels beperkt tot maximaal 350 m2 per vestiging. Grotere winkels die er rechtmatig zijn, mogen blijven.

Voor de panden met de bestemming "Gemengd II" uit het voormalige bestemmingsplan is het maximum bruto vloeroppervlakte per vestiging aangehouden: 250 m2. Er is geen aanleiding om de vestigingsgrootte van deze winkels te verruimen.

Voor supermarkten is in het voorliggende bestemmingsplan een maximum vestigingsgrootte van 1.000 m2 vastgelegd, waarmee wordt aangesloten op de maximum vestigingsgrootte uit omliggende bestemmingsplan. De bestaande supermarkt aan de Bos en Lommerweg is op de planverbeelding vastgelegd en bij recht toegestaan.

Voor nieuwe supermarkten of nieuwe grotere winkels (groter dan 250/350 m2) moet gelet op de ruimtelijke impact die dergelijke grote winkels hebben heeft (verkeer, laden en lossen, etc) een aparte planologische procedure worden gevolgd. In dat kader kan worden afgewogen of een supermarkt/grote winkel op de betreffende locatie ruimtelijk inpasbaar is.

Consumentverzorgende dienstverlening en publieksgerichte zakelijke dienstverlening

Deze functies zijn veelal in winkelstraten gevestigd in panden die in dezelfde straat ook door winkels kunnen worden benut. Het ligt daarom voor de hand om voor deze functies een zelfde maximum vestigingsgrootte als voor winkels aan te houden: 350 m2 voor de Bos en Lommerweg en 250 m2 voor de overige straten.

Maatschappelijke dienstverlening

In het vigerende bestemmingsplan zijn maatschappelijke functies toegestaan tot een maximum vestigingsgrootte van 250 m2 in de bestemming "Gemengd II". Voor de panden met de bestemming "Gemengd I" was het oppervlakte maatschappelijke per vestiging onbegrensd. Met het vaststellen van het paraplubestemmingsplan in 2012 zijn maatschappelijke functies in de vorm kinderopvangvoorzieningen toegestaan tot een maximum van 250 m2 per vestiging, met dien verstande dat er één per bouwblok is toegestaan.

Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is het aanhouden van een maximale vestigingsgrootte uit het vigerende bestemmingsplan, aangevuld met het toevoegen van een vestigingsgrootte voor de Bos en Lommerweg (bestemming Gemengd I). Dat betekent dat voor maatschappelijke dienstverlening de volgende vestigingsgroottes worden aangehouden:

  1. kinderopvangvoorzieningen: 250 m2
  2. overige maatschappelijke voorzieningen: 250 m2 (alleen in de bestemming Gemengd - 1 is een maximum van 350 m2 aangehouden).

Horeca

In het voorheen vigerende bestemmingsplan was horeca categorie 1, 3 en 4 toegestaan tot een vestigingsgrootte van 250 m2. Dit maximum is in voorliggend bestemmingsplan overgenomen. Horeca categorie 2 (nachtzaken) zijn in dit plangebied niet toegestaan of met een omgevingsvergunning gerealiseerd.

Kantoren

In het voorheen vigerende bestemmingsplan zijn kantoren alleen toegestaan in de bestemming Gemengd II, dus buiten het winkelgebied Bos en Lommerweg met een vestigingsgrootte van 250 m2. Dit is overgenomen door kantoren alleen toe te staan in de bestemmingen Gemengd - 2 en Gemengd - 3 tot het maximum bvo per vestiging dat in het geldende bestemmingsplan al was opgenomen: 250 m2.

Bedrijven

In het voorheen vigerende bestemmingsplan zijn bedrijven alleen toegestaan in de bestemming Gemengd II, dus buiten het winkelgebied Bos en Lommerweg met een vestigingsgrootte van 250 m2. Dit is overgenomen door bedrijven alleen toe te staan in de bestemmingen Gemengd - 2 en Gemengd - 3 tot het maximum bvo per vestiging dat in het geldende bestemmingsplan al was opgenomen: 250 m2.

Het gaat hierbij alleen om bedrijven van categorie I en II, dat zijn bedrijven met een beperkte milieuhinder die goed inpasbaar zijn in een gebouw waar ook wordt gewoond. Garagebedrijven zijn conform het voorgaande bestemmingsplan uitgezonderd.

Vestigingsgroottes in voorliggend bestemmingsplan

Samengevat zijn in voorliggend bestemmingsplan de volgende vestigingsgroottes aangehouden.

Gemengd-1 Gemengd-2 Gemengd-3
Detailhandel 350 m2 250 m2 -
Supermarkt 1.000 m2 - -
Consumentverzorgende dienstverlening 350 m2 250 m2 250 m2
Publieksgerichte zakelijke dienstverlening 350 m2 250 m2 250 m2
Maatschappelijke dienstverlening 350 m2 250 m2 250 m2
Kinderopvangvoorziening 250 m2 250 m2 250 m2
Horeca categorie 1 250 m2 250 m2 250 m2
Horeca categorie 2 - - -
Horeca categorie 3 250 m2 250 m2 250 m2
Horeca categorie 4 250 m2 250 m2 250 m2
Kantoor - 250 m2 250 m2
Bedrijf - 250 m2 250 m2

N.B. in deze tabel zijn de vestigingsgroottes opgenomen voor de verschillende functies. Deze tabel dient in samenhang met de planregels en planverbeelding te worden gelezen. Zo is niet in alle panden met de bestemming "Gemengd-1" een supermarkt van 1.000 m2 toegestaan. Een supermarkt, maar ook vormen van horeca zijn alleen toegestaan op de plekken waar dit op de planverbeelding is aangegeven.

4.2 Stedenbouwkundige aspecten     

4.2.1 Goot- en bouwhoogten     

In het geldende bestemmingsplan zijn de gebouwen voorzien van een maximale goot- en bouwhoogte. Deze hoogtes zijn op de planverbeelding aangeduid. Conform het voorheen geldende bestemmingsplan wordt in het nu voorliggende bestemmingsplan uitgegaan van het behouden van deze bestaande goot- en bouwhoogte van de verschillende delen van een gebouw. In de planregels is bepaald dat goot- en bouwhoogte die op de planverbeelding is aangegeven, de maximaal toelaatbare hoogte is. Uitgezonderd zijn de afwijkende hoogtes die krachtens een verleende omgevingsvergunning zijn of mogen worden gerealiseerd.

4.2.2 Aanbouwen en uitbouwen     

Uitbouwen in achtertuinen - vergunningvrije bijbehorende bouwwerken

Uitgangspunt is dat in achtertuinen alleen de bijbehorende bouwwerken (aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen) worden toegestaan die conform het Besluit omgevingsrecht (bor)kunnen worden gebouwd zonder omgevingsvergunning.

Uitbouwen achter winkelstraten

In het vigerende bestemmingsplan zijn de winkels aan de Bos en Lommerweg aan de achterzijde voorzien van een uitbouw over één laag die tevens een gemengde bestemming heeft en waar een hoogte van 3 meter is aangegeven. Bij vrijwel alle winkels is aan de achterzijde een volledige uitbouw gerealiseerd, sporadisch is nog een tuin aanwezig.

In het bestemmingsplan is geregeld dat voor nieuwe niet-vergunningsvrije bouwwerken (die wel op basis van het geldende bestemmingsplan zijn toegestaan) alleen gebouwd mogen worden als deze worden voorzien van een groen dak. Op deze manier kan de hoeveelheid groen in de stad worden vergroot en wordt bijgedragen aan de doelstellingen van het project Amsterdam Rainproof.

4.2.3 Uitbouwen op het dak     

Uitgangspunt in het bestemmingsplan dat de maximale bouwhoogte van de te onderscheiden delen van het hoofdgebouw mag worden overschreden voor "uitbouwen". Hierbij gaat het om de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw, dat niet over de volledige diepte is gebouwd. Op basis van de planregels mag deze bovenste bouwlaag worden vergroot waarbij er een aantal randvoorwaarden geldt:

  1. dakuitbouwen zijn niet toegestaan bij panden die zijn aangewezen als orde-1 of orde-2 pand. Daarbij zijn de ordekaarten van toepassing die op het moment van de aanvraag omgevingsvergunning van toepassing zijn (zie http://maps.amsterdam.nl/ordekaart/);
  2. dakuitbouwen mogen uitsluitend worden gebruikt ter vergroting van het woonoppervlak, dus niet ter vergroting van andere functies dan wonen;
  3. een dakuitbouw mag alleen aan de achterzijde van de woning worden gerealiseerd;
  4. het moet gaan om een éénlaagse uitbouw, met een maximale bouwhoogte die gelijk is aan de bouwhoogte van het direct aangrenzende deel van het gebouw, tot een maximum van 3 meter;
  5. in geval van een kap aan de straatzijde, moet de uitbouw minimaal 0,5 meter lager zijn dan de nokhoogte van de aangrenzende kap;
  6. de afstand tot de achtergevel moet minimaal gelijk zijn aan de hoogte van de uitbouw, de zogenaamde 45 graden regel. Hiermee wordt een onevenredige beperking van uitzicht en bezonning voorkomen. Daarbij moet worden gemeten vanaf de dakrand.

Dakterrassen op dakuitbouwen zijn toegestaan als dat op basis van de regels (minimale afstand tot gevels etc) is toegestaan. Op de onderstaande afbeeldingen is één en ander uitgewerkt.

verplicht

verplicht

verplicht

verplicht

Dakuitbouwen zijn op grond van cultuurhistorische argumenten niet toegestaan op enkele hoekpanden in de Erasmusparkbuurt. Ook worden dakuitbouwen niet toegestaan op enkele blokken die gebouwd zijn in de "strokenbouw". Bij deze woningen is zowel aan de voor- als achterzijde een openbare straat. Het realiseren van een dakuitbouw heeft door de opzet in stroken effect op het stedenbouwkundig beeld vanaf de straat, anders dan bij gesloten bouwblokken. Voor de strokenbouw worden om die redenen dakuitbouwen niet toegestaan.

Zie in dat kader paragraaf 9.1.1 van deze toelichting.

4.2.4 Dakterrassen en daktoegangen     

Dakterrassen

Conform het Paraplubestemmingsplan Stadsdeel West, Amsterdam deel 1 (2012) zijn op woningen dakterrassen toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • voor dakterrassen minimaal 2,0 meter afstand wordt aangehouden van de dakrand van het platte dak dat grenst aan lager gelegen openbare ruimte en minimaal 1,0 afstand van de dakrand van het platte dak dat grenst aan lager gelegen privé buitenruimten of gemeenschappelijke binnentuinen, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor aanbouwen, daar zijn dakterrassen tot de dakrand toegestaan;
  • de totale hoogte vanaf het dakvlak tot bovenkant terrasvloer maximaal 50 centimeter bedraagt;
  • de hoogte van de toegangsopbouw niet meer is dan 2,8 meter gemeten vanaf de bestaande dakhoogte;
  • de afstand van de toegangsopbouw tot de dakrand minimaal de hoogte van de toegangsopbouw bedraagt;
  • dakterrassen en toegangsopbouwen niet zijn toegestaan op orde-1 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke (ontwerp)ordekaarten;
  • toegangsopbouwen niet zijn toegestaan op orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke (ontwerp)ordekaarten.

De planregeling van het paraplubestemmingsplan (2012) is overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Naast dakterrassen op de hoofdgebouwen zijn ook dakterrassen toegestaan op aan- en uitbouwen die op grond van het Besluit omgevingsrecht zijn toegestaan zonder omgevingsvergunning.

Dakterrassen zijn op grond van cultuurhistorische argumenten niet toegestaan op enkele hoekpanden in de Erasmusparkbuurt. Zie in dat kader paragraaf 9.1.1 van deze toelichting.

Daktoegangen

Om het dakterras te bereiken is het mogelijk om een toegangsvoorziening op het dak te maken. Dit kan in de vorm van een opbouw van beperkte omvang (alleen een trappenhuis), of een dakluik.

Daktoegangsgebouwen zijn niet toegestaan op orde-1 en orde-2 panden. De maximale omvang van toegangsgebouwen is 6 m2, de maximale bouwhoogte is 2,80. De afstand tot aan de dakrand moet minimaal gelijk zijn aan de hoogte van de opbouw, de zogenaamde 45 graden regel. Dakluiken zijn ook toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 0,50 meter, gemeten vanaf het dak.

Een daktoegangsvoorziening is alleen toegestaan als het dakvlak waar het dakterras mogelijk is niet bereikbaar is vanaf de al bestaande bebouwing. Op de afbeelding is dit principe weergegeven.

verplicht

Daktoegangsgebouwen zijn op grond van cultuurhistorische argumenten niet toegestaan op enkele hoekpanden in de Erasmusparkbuurt. Zie in dat kader paragraaf 9.1.1 van deze toelichting. Dakluiken hebben vrijwel geen invloed op het stedenbouwkundig beeld en zouden dus wel kunnen, waar het niet dat dakterrassen niet zijn toegestaan op deze hoekpanden en dakluiken daarmee de facto ook niet zijn toegestaan.

4.2.5 Kelders     

Op basis van het voorheen vigerende bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt was door de formulering "op en onder de in lid 1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de daar beschreven doeleinden" bebouwing zowel bovengronds als ondergronds toegestaan.

Aanleiding voor het nader tegen het licht houden van deze regeling is de wateroverlast in sommige delen van West en een toenemend aantal vergunningsaanvragen voor kelders. Deze kelders zijn niet vergunningvrij op basis van het Besluit omgevingsrecht. Er dient dus altijd een omgevingsvergunning voor het bouwen te worden aangevraagd.

Het is wenselijk om een regeling op te nemen voor ondergrondse gebouwen onder de hoofdbebouwing. Kelders/souterrains onder bijbehorende bouwwerken, zijnde aanbouwen, bijgebouwen en uitbouwen (al dan niet vergunningsvrij) worden niet toegestaan. Met Waternet is overleg gevoerd over de wijze waarop hier een passende regeling kan worden opgenomen, waarbij tevens aandacht is geweest voor de zogenaamde "grondwateraandachtsgebieden". Dit overleg heeft geresulteerd in een planregeling voor nieuwe kelders en souterrains. Zie in dit kader paragraaf 13.3 van de plantoelichting.

4.2.6 Overige uitbreidingen aan gebouwen     

Voor overige uitbreidingen aan gebouwen zoals balkons, galerijen, erkers, luifels en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen zijn de algemene afwijkingsregels (zie Artikel 26 Algemene afwijkingsregels) van toepassing. De bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen mogen voor dergelijke bouwwerken tot maximaal 2 meter worden overschreden.

In de algemene afwijkingsregels zijn daarnaast bepalingen opgenomen om via een afwijking de maximale bouwhoogte te overschrijden voor ondergeschikte bouwdelen, zoals liftopbouwen, dakopbouwen ten behoeve van technische ruimten en schoorstenen.

4.3 Projecten     

Het bestemmingsplan is in overwegende mate gericht op beheer. Op enkele plekken in het plangebied zijn initiatieven om bestaande gebouwen te transformeren. Een omgevingsvergunning om te kunnen transformeren of gebouwen uit te breiden kan worden verleend als (a) het bestemmingsplan hiertoe wordt aangepast of (b) er een aparte planologische procedure wordt doorlopen.

Bij voorliggend bestemmingsplan is als uitgangspunt aangehouden dat alleen de vergunde initiatieven worden meegenomen in het bestemmingsplan. Dat betekent niet dat andere initiatieven ongewenst zijn, maar daar is dit bestemmingsplan niet het kader voor, hiervoor zal een aparte planologische procedure doorlopen moeten worden.

Hoofdstuk 5 MER / MER(beoordelings)plicht     

5.1 MER beoordelingsplicht     

Op 7 juli 2017 is een wetswijziging van het Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat vanaf 16 mei 2017 een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is. Dit is een extra stap in de procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het nut van deze notitie is dat al in een vroeg stadium beoordeeld wordt of de activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. De beslissing van het bevoegd gezag of een milieueffectrapportage moet worden opgesteld, vindt plaats op basis van deze notitie en vindt in een zo'n vroeg mogelijk stadium van besluitvorming plaats.

In dit kader vindt ingevolge de gewijzigde wet- en regelgeving het besluit of een milieueffectrapportage moet worden vastgesteld plaats. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  1. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  2. belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r. De diepgang van de vormvrije m.e.r.-beoordeling hangt af van:
    1. de aard van de voorgenomen activiteit;
    2. de (gevoeligheid van de) omgeving waarin de activiteit is gesitueerd;
    3. de maatschappelijke aandacht voor de activiteit;4. mate van beschikbaarheid van informatie, bijvoorbeeld over de gevoeligheid van gebieden.

5.2 Vormvrije MER-beoordeling     

Het bestemmingsplan is gericht op behoud van de bestaande bebouwing en functies. Het bestemmingsplan staat in zeer beperkte mate een functiewijziging van (delen van) panden mogelijk. Dit is geen stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r. en leidt niet tot significante nieuwe emissies of nieuwe verkeersaantrekkende werking. Het bestemmingsplan is getoetst op eventuele effecten op alle relevante milieueffecten. Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu worden niet verwacht. Het bestemmingsplan geeft daarom geen aanleiding tot het uitvoeren van een m.e.r.

Hoofdstuk 6 Geluid     

6.1 Verkeerslawaai     

Op grond van de Wet geluidhinder is akoestisch onderzoek verplicht voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen die worden gerealiseerd binnen de geluidzone van wegen die op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder zijn gezoneerd. Dit betreft wegen waar een maximum snelheid van meer dan 30 kilometer per uur geldt. Straten waar een maximum snelheid van 30 kilometer per uur of minder geldt zijn niet gezoneerd. De geluidbelasting ten gevolge van een zoneplichtige weg mag ter plaatse van de gevel van een woonfunctie of andere geluidgevoelige bestemmingen conform artikel 82 van de Wgh ten hoogste 48 dB bedragen (voorkeursgrenswaarde). Indien de geluidbelasting ten gevolge van één van de wegen afzonderlijk hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, kan er een hogere grenswaarde aangevraagd worden per weg.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. Uitgangspunt is behoud van de bestaande woningen en geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen. De gebouwen waar nu een niet-geluidgevoelige maatschappelijke voorziening is gevestigd (zoals een kerk) zijn in dit bestemmingsplan bestemd als Maatschappelijk - 2, op grond waarvan geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen niet zijn toegestaan. Hierdoor is het niet nodig om akoestisch onderzoek te doen en/of een hogere waarde vast te stellen.

6.2 Industrielawaai     

Ten noorden van het plangebied ligt de geluidscontour van het industrieterrein Westpoort. Met de vaststelling van het bestemmingsplan "Aanpassing geluidzone Westpoort en Hoogtij" (2015) is de geluidscontour verkleind. Hierdoor ligt vrijwel het gehele plangebied buiten de geluidscontour. Slechts een kleine strook in het noordoostelijke puntje van het plangebied valt nog binnen de contour. Binnen deze zone is geen geluidsgevoelige bebouwing aanwezig. Op de onderstaande afbeelding is dit weergegeven, waarbij de nieuwe geluidszone rood is aangegeven (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl). De blauwe lijnen geven de grenzen aan van het nieuwe bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt.

verplicht

Afbeelding: ligging geluidscontour industrielawaai (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Het bestemmingsplan gaat uit van het behouden van de bestaande geluidgevoelige functies (woningen en geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek industrielawaai is daarmee niet nodig voor dit bestemmingsplan.

6.3 Spoorweglawaai     

Het plangebied ligt volledig buiten de geluidcontour van spoorwegen. Akoestisch onderzoek is voor dit bestemmingsplan niet nodig. Op de afbeelding is dit weergegeven (bron: Atlas Amsterdam). De blauwe lijnen geven de grenzen aan van het nieuwe bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt.

verplicht

Afbeelding: ligging geluidscontour spoorweg- en metrolawaai (bron: www.maps.amsterdam.nl)

Hoofdstuk 7 Luchtkwaliteit     

7.1 Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)     

Voor luchtkwaliteit is titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) kader. Daarin is bepaald dat bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet worden voldaan aan grenswaarden voor onder andere stikstofdioxide en fijn stof. In het "Besluit niet in betekenende mate bijdragen" is bepaald dat indien een project kan worden beschouwd als "niet in betekenende mate" er geen toetsing aan de grenswaarden hoeft plaats te vinden. Deze grens is in het Besluit gesteld op 3%, wat betekent dat de concentratie stikstofdioxide of fijn stof met maximaal 3% mag toenemen als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen die een bestemmingsplan toestaat. Als het meer is dan 3% moet worden getoetst aan de grenswaarden. In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen" is voor een aantal specifieke projecten een berekening gemaakt bij welk bouwprogramma er nog sprake is van "niet in betekenende mate". Dit is als het project betrekking heeft op maximaal 1.500 woningen of 100.000 m² kantoren (bij één ontsluitingsweg) of een combinatie van beiden. Voor de laatste categorie projecten is in de regeling een verdeelsleutel woningen-kantoren opgenomen.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe woningen, grootschalige kantoorcomplexen of andere nieuwe voorzieningen mogelijk die kunnen leiden tot een substantiële toename van het aantal verkeersbewegingen. De grenswaarden uit de Wet milieubeheer zullen als gevolg van het vaststellen van dit bestemmingsplan niet worden overschreden.

7.2 Besluit gevoelige bestemmingen     

Sinds 15 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen van kracht. Op grond van het Besluit is het niet toegestaan om kwetsbare functies (zoals ziekenhuizen en verzorgingshuizen) te realiseren op minder dan 100 meter van een Rijksweg en op minder dan 50 meter van een provinciale weg, als ter plaatse de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof worden overschreden. Het nu voorliggende bestemmingsplan gaat niet uit van de bouw van nieuwe in het besluit genoemde gevoelige functies, zodat wordt voldaan aan de bepalingen uit het Besluit gevoelige bestemmingen.

7.3 Beleid gemeente Amsterdam     

Ten aanzien van gevoelige functies heeft de gemeenteraad van Amsterdam op 17 december 2009 een richtlijn vastgesteld. Daarbij is het uitgangspunt dat binnen de zone van 300 meter gemeten van de rand van een snelweg en 50 meter gemeten van de rand van een provinciale weg, geen gevoelige bestemmingen worden geprojecteerd. Dit is een aanvulling op het landelijke Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit en geldt los van de vraag of sprake is van een (dreigende) overschrijding. Een tweede uitgangspunt is dat bij stedelijke wegen met meer dan 10.000 motorvoertuigen per etmaal binnen een afstand van 50 meter gemeten van de rand van de weg geen gevoelige bestemmingen in de eerste lijnsbebouwing worden geprojecteerd. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe gevoelige functies mogelijk langs stedelijke wegen, zodat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het beleid.

Hoofdstuk 8 Bodem     

Op grond van de Regeling omgevingsrecht dient bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning een onderzoeksrapport betreffende verontreiniging van de bodem te worden ingediend, dat gebaseerd is op onderzoek dat is uitgevoerd door een persoon of een instelling die daartoe is erkend op grond van het Besluit bodemkwaliteit.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen of bebouwingsmogelijkheden mogelijk, uitgangspunt is het behouden van bestaande bebouwings- en gebruiksmogelijkheden. Er is daardoor geen aanleiding om in het kader van dit bestemmingsplan een bodemonderzoek uit te voeren.

Hoofdstuk 9 Cultuurhistorie en archeologie     

9.1 Cultuurhistorie     

Door Monumenten en Archeologie (M&A) van de gemeente Amsterdam is een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd. Aan de hand van een beschrijving van het beleidskader een historisch stedenbouwkundige analyse is een advies opgesteld voor het opnemen van regels in het bestemmingsplan ten behoeve van de bescherming van bovengrondse waardevolle cultuurhistorische elementen.

Naar aanleiding van de Modernisering van de Monumentenwet en de wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, d.d.17 juni 2011, staatsblad 5 juli 2011, nr 339) dient per 1 januari 2012 bij het maken van bestemmingsplannen een beschrijving te worden opgenomen “van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden”.

In de toelichting van de Bro staat dat dit betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Dit vermindert de noodzaak tot het aanwijzen van nieuwe beschermde monumenten omdat aan het belang van de cultuurhistorie dan waarde wordt toegekend via het proces van de ruimtelijke ordening.

Voor Amsterdam komt het verankeren van de cultuurhistorie in het proces van ruimtelijke ordening en transformatieopgaven ook aan bod in de Beleidsnota ‘Ruimte voor Geschiedenis’ (vastgesteld 13 april 2005), ‘Spiegel van de Stad, visie op het erfgoed van Amsterdam’ (vastgesteld 14 november 2011) en in ‘Erfgoed voor de stad, agenda voor het erfgoed in een groeiend Amsterdam’ (vastgesteld 5 juli 2016) .

De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland is een geografische uitwerking van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (besluit d.d.21 juni 2010). De kaart geeft in zijn algemeenheid informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten/monumenten, archeologische verwachtingen en structuurdragers als militaire structuren en historische dijken. Deze informatiekaart is voor wat betreft bovengrondse cultuurhistorische waarden vooral gericht op gemeenteoverschrijdende zaken. Het is daarom niet gericht op de specifiek Amsterdamse waarden, en het geeft daar dan ook geen beeld van.

Voor verschillende onderwerpen zijn aanbevelingen gedaan. In de onderstaande tekst is aangegeven op welke wijze dit is vertaald in voorliggend bestemmingsplan.

9.1.1 Bebouwing Erasmuspark- en Robert Scottbuurt     

In de cultuurhistorische verkenning is aangegeven dat zowel in de Erasmusparkbuurt als de Robert Scottbuurt de open verkaveling, bouwhoogtes en roolijnen voor en achter zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Daarnaast zijn de minimum en maximum bouwhoogtes bepaald met afgemeten onderlinge minimale gevelafstanden in verband met de lichttoetreding in woningen. Daarom zijn in de cultuurhistorische verkenning diverse aanbevelingen gedaan. Per onderwerp is aangegeven op welke wijze dit is verwerkt in dit bestemmingsplan.

Rooilijnen

Geadviseerd is om rooilijnen van de bestaande bebouwing rondom vast te leggen en als bouwvlakte te bestemmen. Bij monumentale/monumentwaardige gebouwen contouren en hoogtes conform bestaande vastleggen.

Dit is gedaan door de bestaande bebouwing te voorzien van een bestemmingsvlak of bouwvlak waarmee de huidige plek is vastgelegd.

Installaties op éénlaagse uitbouwen

Installaties en dergelijke op de lage daken aan de achterzijde van de winkelstrook aan de Bos en Lommerweg vragen om nadere sturing omdat hier het straatbeeld sterk verloedert. Daarom is geadviseerd om ventilatie- en koelunits, luchtpijpen e.d. niet onder standaard afwijkingsbevoegdheid te laten vallen, maar om hiervoor een maatwerkregeling op te nemen.

Hierbij moet een belangenafweging worden gemaakt tussen enerzijds de cultuurhistorische waarden en anderzijds de gebruiksmogelijkheden van de winkelpanden die een belangrijke functie vervullen in de voorzieningenstructuur van de stad. In de algemene afwijkingsregels is bepaald dat dergelijke voorzieningen een maximale hoogte van 1 meter mogen hebben ten opzichte van het dak. Gelet op deze beperkte hoogte, het feit dat het een achterkant betreft en gelet op het belang om de panden te kunnen gebruiken voor diverse stedelijke functies de planregeling op dit punt niet aangepast. Wel wordt naar aanleiding van het advies in de algemene afwijkingsregels bepaald dat de grotere opbouwen (dakopbouwen voor centrale verwarmingsinstallaties etc tot een hoogte van 4 meter) niet zijn toegestaan op éénlaagse uitbouwen.

Uitbouwen in tuinen

Uitbouwen in de tuinen hebben door de open strokenbouwopzet een grote impact op het open ruimtelijke weefsel. Daarom is het wenselijk daar aanvullende regels/criteria voor op te nemen die gericht zijn op maat, locatie en manifestatie aan de straatzijde teneinde deze kwaliteit te behouden en versterken.

In het advies wordt voorgesteld om het vergunningsvrije bouwen in te perken in dit bestemmingsplan. Hiervoor wordt binnen de gemeente Amsterdam een pilot uitgevoerd in het bestemmingsplan De Pijp. Uitgangspunt is dat eerst de uitkomsten van de pilot in de Pijp worden afgewacht voordat wordt besloten om die regeling ook in andere bestemmingsplannen toe te passen. Daarbij zal ook per gebied worden bepaald of er voldoende aanleiding is om de regeling toe te passen. Voorlopig wordt voor dit bestemmingsplan daarom uitgegaan van het toestaan van vergunningsvrije bouwwerken.

Platte daken en overkragende daklijsten

In de Erasmusparkbuurt is een eenduidig en (met name over de lange zichtlijnen beeldbepalend) karakter dankzij de platte daken en het motief van de overkragende daklijsten die in de hele buurt voorkomen.

De overkragende daklijsten zijn in dit bestemmingsplan toegestaan, net als in het voorgaande bestemmingsplan. Tot 1 meter zijn deze delen van gebouwen toegestaan als recht, een overschrijding van de bestemmingsgrens met 2 meter is toegestaan met toepassing van een binnenplanse afwijking.

Dakterrassen

Erasmusparkbuurt

In de Cultuurhistorische Verkenning is geadviseerd om regels op te nemen met betrekking tot dakterrassen en (on)zichtbaarheid vanaf openbare ruimte en uniformiteit.

In het paraplubestemmingsplan uit 2012 zijn al uniforme regels opgenomen voor dakterrassen, onder andere met betrekking tot zichtbaarheid vanaf de openbare weg. Zo moet aan de straatzijde minimaal 2 meter tot aan de dakrand worden aangehouden vanwege de zichtbaarheid. Conform het paraplubestemmingsplan uit 2012 zijn dakterrassen ook toegestaan op de hoekpanden, als er maar wordt voldaan aan de minimale afstanden tot aan de dakrand.

Naar aanleiding van de cultuurhistorische verkenning is de planregeling zodanig aangepast dat bij panden op hoeken waarbij er goed zicht is op de karakteristieke gevels met hoogteverschillen geen dakterrassen worden toegestaan. Dit geldt alleen voor de hoeken, op de overige panden in het blok zijn wel dakterrassen toegestaan. De dakterrassen met bijbehorende hekwerken op de hoeken verstoren het waardevolle stedenbouwkundige beeld en zijn daarom voor die hoekpanden niet wenselijk. Bestaande gevallen worden uitgezonderd.

Op de foto is aangegeven op welke gevels met kenmerkende hoogteverschillen het gaat.

verplicht

Afbeelding: bebouwing met kenmerkende hoogteverschillen in voor- en achterzijde en karakteristieke overkragingen; dakterrassen op de hoeken verstoren dit waardevolle stedenbouwkundige beeld.

Op de onderstaande afbeelding is aangegeven bij welke blokken in de Erasmusparkbuurt deze karakteristieke hoogteverschillen zijn en er dus geen dakterrassen op hoeken worden toegestaan.

verplicht

Bij de overige blokken met kenmerkende hoogteverschillen zijn de koppen veelal anders vormgegeven waarbij het kenmerkende hoogteverschil op de kop niet zichtbaar is. Bij die koppen zijn dakterrassen wel mogelijk.

In de bouwblokken aan de Blancefloorstraat tussen huisnummer 12 en 13, de Merlijnstraat tussen huisnummer 9 en 10 en de Lorreinenstraat tussen huisnummer 9 en 10 en een doorsteek gemaakt voor voetgangers. Daardoor is de kenmerkende dakvorm met verspringende dakhoogtes in het midden van het bouwblok zichtbaar vanaf de openbare ruimte. Omdat de openbare ruimte ter plaatse (de doorsteek voor voetgangers) beperkt van omvang is en er veelal hoogopgaande beplanting en bomen zijn, is het zicht op de karakteristieke zijgevel beperkt. Dit heeft ertoe geleid dat in dit bestemmingsplan dakterrassen op deze hoeken wel toegestaan blijven, met inachtneming van de voorwaarden die in de planregels zijn gesteld (afstand tot de dakrand, etc). Op de luchtfoto is de situatie ter plaatse weergegeven.

verplicht

Afbeelding: situatie tussen Blancefloorstraat 12 en 13

verplicht

Afbeelding: situatie aan de Merlijnstraat / Lorreinenstraat

In het langgerekte blok aan de Bos en Lommerweg zijn op twee plekken midden in het blok platte daken aan de straatzijde. Het is om stedenbouwkundige redenen ongewenst om op deze dakvlakken dakterrassen te realiseren omdat hiermee het kenmerkende stedenbouwkundige beeld van de Bos en Lommerweg wordt aangetast. Op de foto is aangegeven om welke daken het gaat.

verplicht

Voor alle benoemde blokken geldt dat de bestaande gevallen (die rechtmatig zijn gerealiseerd) wel toegestaan blijven, deze worden niet wegbestemd.

Bij de overige woningen in de Erasmusparkbuurt blijven dakterrassen toegetaan conform de richtlijnen die met het paraplubestemmingsplan in 2012 zijn vastgelegd en in het voorliggende bestemmingsplan zijn overgenomen.

Robert Scottbuurt

In de Robert Scottbuurt komen gebouwen met kenmerkende hoogteverschillen zoals hiervoor is aangegeven niet voor. Dakterrassen worden in deze buurt op de woningen toegestaan, waarbij de algemene voorwaarden (alleen op een plat dak, afstand tot de dakrand, etc) in acht moeten worden genomen.

Daktoegangsgebouwen en andere opbouwen op het dak

In de cultuurhistorische verkenning is aangegeven dat door de open verkaveling alles snel in het zicht is, en dan leidt verscheidenheid tot verrommeling en zelfs verloedering. Het behoud van de kwaliteit van de buurt, vraagt om regelgeving. Opbouwen op het dak zijn niet vergunningsvrij. Ook als het bestemmingsplan deze toestaat zijn deze bouwwerken op grond van het Besluit omgevingsrecht niet vergunningsvrij omdat ze niet vallen onder de categoriën zoals genoemd in bijlage II, artikel 3 van het Besluit omgevingsrecht.

Naar aanleiding van de cultuurhistorische verkenning is e.a.a. beoordeeld en is de planregeling zodanig aangepast dat daktoegangsgebouwen niet zijn toegestaan op hoekpanden waar de kenmerkende hoogteverschillen goed zichtbaar zijn. Daktoegangsgebouwen worden tevens uitsluitend toegestaan op de woningen waarbij het dak niet op een andere wijze bereikbaar is. In geval van gebouwen met verspringende dakhoogtes is het dakvlak bereikbaar vanaf de aangrenzende hoofdbebouwing. Daar mag dan geen daktoegangsgebouw worden gerealiseerd. Op deze wijze worden de kenmerkende hoogteverschillen beschermd.

Dakuitbouwen

Dakuitbouwen worden naar aanleiding van de cultuurhistorische verkenning niet toegestaan op de bouwblokken die zijn gebouwd conform de "strokenbouw" opzet. Deze panden zijn om die reden voorzien van de "specifieke bouwaanduiding - 2" waarmee is geregeld dat dakuitbouwen ter plaatse niet zijn toegestaan. Niet alle blokken van de zogenaamde "strokenbouw" zijn voorzien van deze aanduiding omdat die blokken volledig plat zijn afgedekt zodat daar sowieso geen dakuitbouwen (vergrotingen van de bovenste verdieping) mogelijk zijn.

Dakuitbouwen worden, net als dakterrassen, daarnaast ook niet toegestaan op enkele hoekpanden in de Erasmusparkbuurt. Zie het kopje "dakterrassen".

Voor het overig gelden de randvoorwaarden die voor dakuitbouwen zijn gesteld. Zie paragraaf 4.2.3 van deze toelichting.

Kappen Robert Scottbuurt

In de Robert Scottbuurt zijn de zadeldaken beeldbepalend en een belangrijk verbindend element in de buurt. In de cultuurhistorische verkenning is geadviseerd om de minimale nok- en goothoogtes conform oorspronkelijke bebouwing vastleggen. In het geldende bestemmingsplan zijn alle blokken in de Robert Scottbuurt voorzien van één hoogte: de maximale nokhoogte van 17 meter. Er is geen onderscheid gemaakt tussen goot- en nokhoogte. Daarmee is het al die tijd mogelijk geweest om de kappen te vervangen door rechte bouwlagen. Dat is niet gebeurd. Gelet op het advies is in dit voorliggende bestemmingsplan bepaald dat de bestaande goot- en bouwhoogte tevens de maximale is. Het vervangen van de kap door een rechte bebouwing tot een hoogte van 17 meter is daarmee niet langer mogelijk.

verplicht

Afbeelding: bouwblokken met schuine daken

In het gebied zijn ook enkele 20-40 blokken met specifieke bouwhoogtes en kapvormen, ook die als zodanig vastleggen. Dit advies is overgenomen door in de regels te bepalen dat de huidige goot- en bouwhoogte tevens de maximale is.

9.1.2 Groen en openbare ruimte     

Open pleinruimtes

Geadviseerd is om de open (plein)ruimtes rond bijzondere gebouwen vrij houden. Dit is gedaan door de bestaande open ruimten rond bijzondere gebouwen een openbare bestemming te geven waarbij alleen ondergeschikte bouwwerken ten behoeve van de bestemming (groen/verkeer/etc) zijn toegestaan. Er worden geen nieuwe gebouwen toegestaan die de open ruimten kunnen opvullen.

Groen

Groen is van grote cultuurhistorische waarde als onlosmakelijk onderdeel van de stedenbouw en het ruimtelijke karakter. Dat vraagt daarom om een zorgvuldige verankering in het bestemmingsplan. Dit geldt voor de kenmerkende asymmetrische straatprofielen, en de openbare groenelementen zoals perken en groenstroken die aan de tuinen grenzen. Geadviseerd is om het groen als zodanig te bestemmen en koppelen aan bijvoorbeeld aanlegstelsel waarin cultuurhistorische waarden betrokken zijn.

Dit punt is in het bestemmingsplan verwerkt door veel kenmerkend groen, waaronder mede begrepen perken en groenstroken te bestemmen als "Groen". De suggestie om een aanlegvergunningenstelsel op te nemen om daarmee bepaalde werkzaamheden (zoals het planten van bomen) te koppelen aan een omgevingsvergunning is niet overgenomen omdat dit leidt tot onnodige bestuurslast en het groen door toepassing van de bestemming "Groen" al in voldoende mate is beschermd.

In de cultuurhistorische verkenning is geadviseerd om beeldbepalende doorlopende bomenstructuur te beschermen en te vesterken door deze te voorzien van een aanlegstelsel waaraan cultuurhistorische waarden gekoppeld zijn. Het bestemmingsplan is echter niet het geëigende middel om bomenstructuren te beschermen, hiervoor is de bomenverordening kader.

Tuinen

Tuinen (voor en achter, prive en gemeenschappelijke) leveren visueel een cruciale bijdrage aan de openbare ruimte en het wijkbeeld. Geadviseerd is om regels te stellen aan erfafscheidingen. De tuinen in het plangebied zijn bestemd als "Tuin". In deze tuinen zijn alleen de bouwwerken (inclusief aanbouwen en erfafscheidingen) toegestaan die op grond wettelijke bepalingen uit het Besluit omgevingsrecht al zijn toegestaan zonder omgevingsvergunning.

De tuinen dragen ook als aaneengesloten onbebouwde groene massa bij aan de kwaliteit van de wijken en het straatbeeld. Het is daarom wenselijk om het vergroten van woonruimte onder voorwaarden alleen direct aan de achtergevels toe te staan. Bijbouwen niet vergunningsvrij toe staan anders dan binnen de contouren van de oorspronkelijke bergingen. Het bestemmingsplan staat geen bijbehorende bouwwerken of erfafscheidingen toe anders dan op grond wettelijke bepalingen uit het Besluit omgevingsrecht al zijn toegestaan zonder omgevingsvergunning.

9.1.3 Monumenten en orde-gebouwen     

Monumenten

Cultuurhistorische elementen zoals Rijks- en gemeentelijke monumenten worden deels beschermd door de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving wordt opgenomen in de nieuwe Omgevingswet en is vooruitlopend op de inwerkingtreding ondergebracht in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven tot de Omgevingswet van kracht is.

Op de onderstaande afbeelding is aangegeven welke panden monument zijn (stand van zaken per juni 2018). (bron: http://maps.amsterdam.nl/monumenten/)

verplicht

Afbeelding: Rijks- en gemeentelijke monumenten (stand juni 2018)

De Rijksmonumenten en de gemeentelijke monumenten zijn in dit bestemmingsplan niet voorzien van een passende aanduiding, omdat de monumenten al op andere wijze worden beschermd.

Orde 1 en orde 2

In het plangebied zijn conform de ordekaart van de gemeente Amsterdam een flink aantal panden/blokken en ook bruggen voorzien van een orde-waardering. Zie de ordekaart van Amsterdam. Op de onderstaande afbeelding is de ordekaart weergegeven (stand op 21 juni 2018).

verplicht

Afbeelding: waarderingskaart architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit (bron: www.maps.amsterdam.nl).

Alle orde 1 en 2 panden en objecten, alsmede orde 3 panden aan een hoge stedenbouwkundige zone een cultuurhistorische dubbelbestemming geven waaraan een sloopregeling gekoppeld is die de architectonische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden betrekt.

Dit advies is overgenomen door de sloopvergunningenregeling zowel van toepassing te verklaren op orde-1 en orde-2 panden. Dit geldt ook voor orde-3 panden die op de tussenwaarderingskaart C zijn voorzien van een hoge waardering, zijnde 4 of 5 punten. Deze kaarten zijn online te raadplegen: https://maps.amsterdam.nl/ordekaart_aup/. Een screenshot van de kaart is hieronder weergegeven (opnamedatum september 2018).

verplicht

Afbeeldingl tussenwaarderingskaart C (waardering verkaveling), van https://maps.amsterdam.nl/ordekaart_aup/

Daarbij is niet gekozen voor het instrument dubbelbestemming, maar voor regeling in de planregels met een dynamische verwijzing naar de waarderingskaart, zodat in geval van nieuwe aanwijzingen altijd naar de meest actuele stand van zaken wordt verwezen.

Bruggen

Bruggen, inclusief toegangen tot Erasmuspark, voor zover niet al een monument, dan met een dubbelbestemming en een daarbij passende sloopregeling met cultuurhistorische afweging opnemen.

Conform de "Waarderingskaart architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit" (zie deze link) van de gemeente Amsterdam zijn drie bruggen in het plangebied aangewezen als orde-1 of orde-2. Deze bruggen zijn in dit bestemmingsplan beschermd door het opnemen van een sloopvergunningenstelsel voor orde-1 en orde-2 bouwwerken waaronder mede begrepen bruggen. Er is niet gekozen voor het instrument dubbelbestemming, maar voor regeling in de planregels met een dynamische verwijzing naar de waarderingskaart, zodat in geval van nieuwe aanwijzingen altijd naar de meest actuele stand van zaken wordt verwezen.

9.2 Archeologie     

Door Bureau Monumenten en Archeologie is een archeologisch bureau onderzoek uitgevoerd (mei 2018). In het onderzoek is geconcludeerd dat verreweg het grootste gedeelte van het plangebied is vrijgesteld van nader archeologisch onderzoek vanwege het ontbreken van een archeologische verwachting. Alleen rond het Wachtersliedplantsoen is er sprake van een archeologische verwachting. Voor de betreffende zones is een dubbelbestemming "Waarde - archeologie" opgenomen, waarbij de in het archeologisch bureau onderzoek verwoorde beleid is vertaald in een planregel.

verplicht

Voor de verschillende beleidszones is het volgende beleid aangehouden:

verplicht

Voor het gehele plangebied geldt dat ook in geval geen archeologisch veldonderzoek vereist is en er toch archeologische overblijfselen ouder dan vijftig jaar bij bouwwerkzaamheden aangetroffen worden, deze bij Bureau Monumenten en Archeologie gemeld worden, zodat in overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten.

Hoofdstuk 10 Externe veiligheid     

10.1 Inrichtingen     

Het ”Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen” (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden.Het besluit legt veiligheidsnormen op aan inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd of opgeslagen (waaronder LPG-tankstations), die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. In het BEVI is bepaald dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen, zoals een bestemmingsplan, met zoneringen externe veiligheid rekening gehouden moet worden. Het BEVI is alleen van toepassing op ruimtelijke besluiten indien het plangebied binnen het invloedsgebied van een BEVI-inrichting ligt (art.2, lid 2a). Het invloedsgebied is het gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Dit houdt in dat onderzocht moet worden of er inrichtingen aanwezig zijn waarvan het invloedsgebied van een ongeval met gevaarlijke stoffen reikt tot in het plangebied. Indien hiervan sprake is zal vastgesteld moeten worden of voor het plan wordt voldaan aan de risiconormen uit het BEVI.

Het plangebied van dit bestemmingsplan valt niet binnen het invloedsgebied van een inrichting zoals bedoeld in het BEVI. Nader onderzoek is niet nodig.

10.2 Transport     

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor en water is het "Besluit externe veiligheid transportroutes" kader, dat op 1 april 2015 in werking is getreden. Binnen de zogenaamde basisnetafstand (waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-6 per jaar mag zijn) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden toestaan. Binnen de basisnetafstand mogen in principe geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten worden toegestaan, tenzij hiervoor zwaarwegende redenen zijn.

Bij transportroutes die geen onderdeel uitmaken van het basisnet geldt een grenswaarde van PR 10-6 voor kwetsbare objecten en een richtwaarde PR 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten. Binnen 200 meter van een transportroute geldt een uitgebreide verantwoordingsplicht voor het groepsrisico, zoals aangegeven in artikel 8 van het Bevt. Binnen het invloedsgebied, maar buiten de 200 meter afstand geldt er een lichte verantwoordingsplicht. Hierbij dient het bevoegd gezag alleen in te gaan op de aspecten rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Het bevoegd gezag kan ook binnen de 200 meter afstand volstaan met een lichte verantwoording in een aantal gevallen, ondermeer indien het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

verplicht

Afbeelding: ligging risicozone weg (bron: www.maps.amsterdam.nl)

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt voor een deel binnen de 200 meter zone rond de Rijksweg A10 waar gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het bestemmingsplan staat binnen deze zone geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare bestemmingen toe. Uitgangspunt is behoud van de bestaande situatie.

Uit onderzoek externe veiligheid dat is gedaan in het kader van het bestemmingsplan Bos en Lommerplein 2013 blijkt dat de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (10-6) op 0 meter van de snelweg ligt. Het plaatsgebonden risico wordt bij de bestaande woningen daarmee niet overschreden. Er is daarmee geen aanleiding om de bestaande situatie te saneren.

10.3 Buisleidingen     

In en rond het plangebied liggen geen buisleidingen die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

10.4 Vuurwerk     

In het plangebied zijn geen plekken waar vuurwerk mag worden opgeslagen. In het voorliggende bestemmingsplan is de verkoop van vuurwerk niet toegestaan.

Hoofdstuk 11 Luchthavenindelingbesluit     

11.1 Inleiding     

Op 1 november 2002 heeft het kabinet zijn definitieve goedkeuring verleend aan nieuwe milieu-en veiligheidsregels voor Schiphol. De regels zijn vastgelegd in twee uitvoeringsbesluiten, behorend bij de in 2001 goedgekeurde Schipholwet: het luchthavenindelingbesluit en luchthavenverkeersbesluit. Het luchthavenverkeersbesluit is gericht op de beheersing van de milieubelasting door het luchthavenluchtverkeer rondom Schiphol. In het besluit zijn regels opgenomen ten aanzien van luchtverkeerswegen, vlieghoogtes rondom de luchthaven, regels ten aanzien uitstoot van stoffen, maximale risicogewicht van vliegtuigen, maximale geluidbelasting gedurende de nacht en etmaal.

Het luchthavenindelingbesluit bevat (ruimtelijke) regels voor de omgeving ten behoeve van het functioneren van Schiphol. Voor ruimtelijke plannen is dus hoofdzakelijk het luchthavenindelingbesluit van belang. Voor bepaalde gebieden rondom Schiphol is een "beperkingengebied" aangewezen. De Erasmuspark- en Robert Scottbuurt ligt in het beperkingengebied voor wat betreft de maximale bouwhoogte en vogelaantrekkende functies. Het plangebied ligt buiten de gebieden waar beperkingen ten aanzien van functies worden gesteld.

11.2 Bouwhoogte     

De maximale toetshoogte in verband met de radar bedraagt 52 tot 57 meter. De maximale bouwhoogte bedraagt 109 tot 136 meter. Op de onderstaande afbeelding is dit weergegeven.

verplicht

Afbeelding: maximale bouwhoogten conform het Luchthavenindelingbesluit (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt gaat voor wat betreft de bebouwing uit van het behouden van de bestaande bebouwing die veelal bestaat uit bebouwing in 5 lagen, bouwhoogte circa 15 meter. Op enkele plekken zijn conform verleende omgevingsvergunningen (iets) grotere bouwhoogten toegestaan. De maximale bouwhoogte conform het LIB wordt nergens overschreden in de huidige situatie. Het bestemmingsplan maakt ook geen nieuwe bebouwing mogelijk die gelijk is aan of hoger is dan de maximale bouwhoogte van het LIB. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het LIB.

11.3 Vogelaantrekkende functies     

Het plangebied ligt buiten de zone waar beperkingen worden gesteld aan vogelaantrekkende functies. Dit zijn onder andere viskwekerijen en grote open wateren. Het bestemmingsplan maakt geen vogelaantrekkende functies zoals bedoeld in het LIB mogelijk, zodat op dit punt aan het LIB wordt voldaan.

Hoofdstuk 12 Natuur en landschap     

Voor de bescherming van diersoorten is per 1 januari 2017 de Wet Natuurbescherming in werking getreden. In deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 98, Flora en faunawet en Boswet geintegreerd tot één wet. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten. Indien uit gegevens danwel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de betreffende bouwwerkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na ontheffing c.q. vergunning.

Het bestemmingsplan gaat niet uit van nieuwe ontwikkelingen op basis waarvan een ecologisch onderzoek nodig is.

Hoofdstuk 13 Water     

13.1 Algemeen     

Het Rijk, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen hebben in februari 2001 de "Startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw" ondertekend. Deze startovereenkomst is in 2003 omgezet in het Nationaal Bestuursakkoord Water dat is geactualiseerd in juni 2008. Hiermee hebben deze partijen elkaar gecommitteerd om een watertoets toe te passen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening, waarin is bepaald dat de betrokken waterbeheerders moeten worden geraadpleegd bij het opstellen van bestemmingsplannen en bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning die in strijd is met het bestemmingsplan. De watertoets is een instrument om dergelijke ruimtelijke plannen te toetsen op de mate waarin rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als waterkwaliteit en waterkwantiteit (ruimte voor water) en veiligheid (bescherming tegen overstroming).

Het plangebied van het bestemmingsplan valt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet voert de zorg voor het oppervlaktewatersysteem uit in opdracht van AGV. In opdracht van Amsterdam voert Waternet overige watertaken uit, met name de grondwaterzorgtaak, de zorg voor afvoer en behandeling van afvalwater, de drinkwatervoorziening en het nautisch toezicht in de Amsterdamse stadsboezem.

13.2 Beleid     

Europees beleid

Omdat water zich weinig aantrekt van landsgrenzen, zijn internationale afspraken nodig. Sinds eind 2000 is daarom de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Om dit te bereiken moeten de landen van de Europese Unie een groot aantal maatregelen nemen. Enerzijds om de kwaliteit van de 'eigen' wateren op peil te brengen, anderzijds om ervoor te zorgen dat andere landen geen last meer hebben van de verontreinigingen die hun buurlanden veroorzaken.

Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016 – 2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:

  1. Nederland blijft de veiligste delta in de wereld
  2. Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater
  3. Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht
  4. Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement
  5. Nederlanders leven waterbewust.

Gelijktijdig met de vaststelling van het definitieve Nationaal Waterplan 2016-2021 is ook het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 vastgesteld. Het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren beschrijft hoe grote rivieren en kanalen, het IJsselmeergebied, de Zuidwestelijke Delta, de Noordzee en de Waddenzee beheerd moeten worden. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer. Voor de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt wordt uitgegaan van het behouden van de bestaande waterstructuur, er worden geen nationale belangen geraakt.

Gemeentelijk Rioleringsplan Amsterdam 2016 - 2021

Op 17 december 2015 is het Gemeentelijk Rioleringsplan Amsterdam 2016 - 2021 (2016, nr. 343/1397) vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. Het gemeentelijk rioleringsplan vervangt het beleid "Breed Water, plan gemeentelijke watertaken Amsterdam 2010 - 2015".

De gemeente Amsterdam heeft de wettelijke verantwoordelijkheid (zorgplicht) voor een aantal watertaken. Drie van deze watertaken betreffen:

  1. Inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater;
  2. Inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater;
  3. Nemen van grondwatermaatregelen in openbaar gebied.

In het 'Gemeentelijk Rioleringsplan Amsterdam 2016 - 2021' staat hoe deze drie zorgplichten de komende periode door de gemeente Amsterdam worden ingevuld. De gemeente Amsterdam en het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) hebben de uitvoering van de watertaken gemandateerd aan Waternet. Alle wateraspecten worden door Waternet in samenhang behandeld en uitgevoerd. Door deze samenhang kan Waternet beter bijdragen aan een duurzame omgevingskwaliteit, volksgezondheid en veiligheid.

Integrale Keur Waterschap Amstel, Gooi en Vecht

Het plangebied bevindt zich in het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). De taak van het waterschap is om te zorgen voor een veilig en gezond watersysteem. Volgens de Waterwet gaat het daarbij om drie hoofddoelstellingen:

  1. Voorkomen van overstroming, wateroverlast en waterschaarste;
  2. Beschermen en verbeteren van de waterkwaliteit en ecologische kwaliteit van watersystemen;
  3. Vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Om deze doelen te kunnen realiseren beschikken de waterschappen over een eigen verordening, die van oudsher de Keur heet. De Keur kent 'verboden' en 'geboden' voor de manier van inrichten, gebruik en onderhoud van waterkeringen, oevers en wateren. De Keur is een belangrijk instrument voor het waterschap om activiteiten in en rond het watersysteem in goede banen te leiden en te zorgen dat ze geen gevaar op kunnen leveren voor het watersysteem. Dit maakt het mogelijk om het watersysteem en de keringen voor méér te gebruiken dan alleen voor bescherming tegen wateroverlast en het creëren van een ecologisch gezond watersysteem. Sinds 1 november 2017 is de Integrale Keur AGV 2017 vigerend.

13.3 Uitwerking     

Waterstructuur

Het water in de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt bestaat uit de Erasmusgracht, de Admiralengracht en het water rondom het Erasmuspark.

verplicht

Afbeelding: het water van de Erasmusgracht

Het bestemmingsplan voorziet slechts voor wat betreft de waterlopen in bouwwerken geen gebouw zijnde zoals bruggen, steigers, zinkers, duikers en dergelijke kunstwerken. Aangezien het water is bedoeld voor de waterhuishouding, moet voor het bouwen in het water of in de oevers toestemming worden verkregen van de gemeente het Hoogheemraadschap Amstel, Vecht en Gooi (vertegenwoordigd door Waternet). Het nieuwe bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en voorziet niet in een gewijzigd gebruik ter plaatse van of in de buurt van waterlopen noch in het aanleggen van nieuwe of ingrijpend wijzigen of verwijderen van bestaande kunstwerken.

Waterkeringen

Voor het plangebied is het gestelde in de Keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Vecht en Gooi (AGV) van toepassing. Het handhaven van de Keur wordt uitgevoerd door Waternet. Voor het Keurgebied gelden verbods- en gebodsbepalingen tot het onderhoud en gebruik van wateren, oevers en waterkeringen zowel bovengronds als in de grond. In de keur worden een aantal nota’s genoemd waarin de algemene gedragsregels, ontheffingsbepalingen en voorwaarden staan waarmee een Keurontheffing verkregen kan worden. Zonder ontheffing op de Keur zijn werkzaamheden aan en/of op waterstaatkundige werken, watergangen en keringen verboden.

In het bestemmingsplan zijn de waterkeringen voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat - waterkering. In het betreffende artikel is uitsluitend bepaald dat deze gronden mede bestemd zijn voor de bescherming en het behoud van een waterkering.

Binnen het plangebied ligt een secundaire waterkering die de scheiding is tussen de Sloterbinnen en Middelveldse gecombineerde polders en de Stadsboezem.

verplicht

Afbeelding: huidige ligging secundaire waterkering

De gemeente Amsterdam ontwikkelt het gebied Jan Evertsenstraat West tot een levendige, stedelijke woon- en werkbuurt. Daarmee wordt ook bijgedragen aan de woningbouwopgave van Amsterdam van 5.000 woningen per jaar. Bij de stedenbouwkundige inrichting van het gebied kan weliswaar rekening gehouden worden met de waterkering, maar dit leidt tot beperkingen en een plan en ontwerp dat niet optimaal is.

Daarom is onderzoek gedaan naar het verleggen van de waterkering van het Mercatorpark naar de Orteliuskade en wordt er een leggerwijziging voorbereid, waarbij de waterkering bij de Jan van Galenstraat door zal lopen tot aan de Orteliuskade. De keur wordt dan geldig op een gedeelte waar nu geen regels gelden voor een waterkering. Het gaat hier om een verholen waterkering, waarvoor de beperkingen gering zijn.

verplicht

Omdat de plannen voor het verleggen van de waterkering al in vergevorderd stadium zijn, wordt in het bestemmingsplan de nieuwe ligging opgenomen.

Grondwater

Het grondwaterpeil varieert van het waterpeil van de open waterlopen tot maaiveldniveau. Het nieuwe bestemmingsplan voorziet niet in gebruikswijzigingen binnen het plangebied welke ingrijpend van invloed zijn op het grondwater. Wel zal in de toekomst bij sloopnieuwbouwprojecten (woningbouw) worden voorzien in meer ondergrondse parkeervoorzieningen. Deze kunnen verstorend werken op grondwaterstromen. Advies van Waternet is in dit geval gewenst. In Amsterdam geldt voor nieuw- en herbouwgebieden de grondwaternorm, welke als volgt luidt: “Daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt, mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar niet langer dan vijf dagen achtereen minder dan 0,5 m onder het maaiveld staan”. Waar met kruipruimten wordt gebouwd, geldt een norm van 0,9 m.

Ondergronds bouwen

Voor- en nadelen kelderbouw

Amsterdam groeit en blijft in toenemende mate aantrekkelijk om te wonen, werken en verblijven. Dat betekent onder andere dat de prijs per vierkante meter voor woningen aan een grote stijging onderhevig is. Deze stijging van de prijzen brengt een aantal gevolgen met zich mee. Het betekent onder andere dat Amsterdammers die een grotere woning willen, bijvoorbeeld omdat hun gewijzigde gezinssituatie daarom vraagt, moeilijk een betaalbaar ander/groter huis kunnen vinden. Een oplossing is dan om de huidige woning zodanig aan te passen dat er meer ruimte komt, bijvoorbeeld door de aanleg van een kelder. Dit kan tientallen vierkante meters woonruimte extra opleveren. Ook door de stijgende prijzen is de financiering van deze uitbreiding eenvoudiger geworden. De toename van de waarde van de woning is hoger dan de investering, dus een (extra) hypotheek is in veel gevallen makkelijker af te sluiten.

Dit verschil in kosten en (potentiële) opbrengst lokt ook investeerders naar deze woningen. Zij kopen een woning, vergroten hem maximaal, en verkopen hem weer met winst. Ten slotte zijn er bewoners die de fundering van het huis willen verbeteren. Veel huizen in Amsterdam zijn gebouwd op houten palen. Soms zijn deze palen aangetast of is de levensduur van de palen niet meer voldoende. Dat kan bijvoorbeeld blijken bij de splitsing van een huis. Aangetoond moet dan worden dat de fundering nog minstens 25 jaar mee kan. Als dat niet zo is, dient de aanvraag voor een splitsingsvergunning gepaard te gaan met een aanvraag voor funderingsherstel. In andere gevallen blijkt op een andere manier dat de fundering aan vernieuwing toe is. Eigenaren kunnen dat financieren door het funderingsherstel te combineren met de aanleg van een kelder.

De aanleg van een kelder levert extra woonruimte op voor de eigenaar. Dat is in lijn met het beleid van de gemeente voor verdichting van de bestaande stad. Zo is in de Structuurvisie 2040 de strategie omschreven om te verdichten binnen de stad: “bouwen binnen bestaand stedelijk gebied, en verdichten en transformeren waar mogelijk.”

Daarnaast kan een kelder ruimte opleveren die op een andere manier wordt gebruikt. Kelders kunnen worden gebruikt voor het parkeren van auto's of fietsen waarmee de druk op tuinen of de openbare ruimte vermindert. Ook kunnen kelders ruimte creëren voor de detailhandel/kleine ondernemingen. Extra ruimte voor eenvoudige productiehandelingen of opslag geven deze ondernemers extra mogelijkheden.

Ondergronds bouwen levert geen verslechtering op van daglichttoetreding, bezonning, of privacy. In die zin is er geen sprake van een onevenredige aantasting van een goed woon-en leefklimaat. Het onderkelderen van de hoofdbebouwing betekent bovendien dat er woonoppervlakte wordt toegevoegd zonder dat dit leidt tot extra bebouwing in en verstening van tuinen en binnentuinen.

De aanleg van een kelder brengt ook nadelen met zich mee. De bouwactiviteiten in met name de dichtbevolkte delen van de stad leiden tot overlast voor omwonenden. Deze overlast varieert van geluidsoverlast en gebruik van schaarse openbare ruimte voor voer- en werktuigen tot schade aan naastgelegen panden tijdens de bouw. Daarnaast kan een cumulatie aan kelders in een gebied naast schade aan particuliere panden en percelen tevens schade aan de openbare ruimte veroorzaken. Belangrijkste oorzaak daarvoor is de invloed van een kelder op de stroommogelijkheden van het grondwater. Hierdoor kan de grondwaterstand beïnvloed worden. Dit leidt tot een (te) hoog peil van het grondwater, de zgn grondwateroverlast, of een (te) laag peil van het grondwater, de zgn grondwateronderlast.

Grondwateroverlast heeft met name negatieve gevolgen voor woningen en groen, maar ook voor de verharding. Grondwateronderlast heeft vooral negatieve gevolgen voor funderingen, zetting van grond/verharding/leidingen en wederom groen.

Afwegingskader

Op 16 mei 2018 is een motie aangenomen door de gemeenteraad (motie 447) waarin onder andere wordt gevraagd onderzoek te laten doen naar de gevolgen van onderkelderingen in de gehele stad Amsterdam en een afwegingskader op te stellen voor de behandeling van aanvragen voor omgevingsvergunningen voor onderkeldering van tuinen. Het onderzoek naar de gevolgen voor het grondwater van onderkelderingen in Amsterdam is uitgevoerd door het Ingenieursbureau van Amsterdam en Waternet in opdracht van Ruimte & Duurzaamheid.

Het rapport, dat in maart 2019 afgerond werd, gaat in op de gevolgen van kelders voor grondwaterstand en -stroom. Het geeft ook aan in welke gebieden dit op kortere termijn en in welke dit op wat langere termijn tot problemen kan gaan leiden. Het rapport pleit voor het opnemen van de langetermijndoelstelling van klimaatbestendigheid van de stad in de vertaling van dit onderzoek naar maatregelen. Die maatregelen liggen voor het grootste deel in eisen aan de manier waarop kelders worden aangelegd. Als grondwater goed kan doorstromen onder of naast een kelder (grondwaterneutraal bouwen) is er vanuit grondwateroptiek geen reden een beperking aan het aantal kelders op te leggen.

In de bestuurlijke reactie (11 juni 2019) op het rapport van Waternet en IB heeft het college aangegeven:

"Het college is overtuigd van de noodzaak én de mogelijkheid om de negatieve effecten voor het grondwater van kelders in Amsterdam te elimineren. Het risico op onder- dan wel overlast in delen van de stad is te groot evenals de negatieve effecten op de mogelijkheid tot klimaatadaptatie. Mede omdat het technisch mogelijk is de stroom van het grondwater niet te hinderen, én de extra kosten daarvoor overzienbaar lijken, zoekt het college naar de snelste weg om grondwaterneutraliteit op te nemen als voorwaarde voor het vergunnen van het aanleggen van een kelder. Doel is om alleen kelders te vergunnen welke grondwaterneutraal zijn. Niet grondwaterneutrale kelders willen wij zo snel mogelijk verbieden."

Daarnaast heeft het college in juli 2019 de bestuursopdracht aanpak bouwdynamiek als volgt geformuleerd:

Het vinden van een goede balans tussen enerzijds het vergroten van leef- en woonoppervlakte en het waarborgen van kwaliteit in de stad, en anderzijds het bestrijden van de negatieve gevolgen van bouwdynamiek.

Vanwege de eerder genoemde goede redenen om de aanleg van kelders niet nodeloos te willen tegenhouden of verminderen en omdat de aanleg van een kelder geen nadelige gevolgen voor de grondwaterstand mag veroorzaken en daarmee (blijvende) schade moet worden voorkomen wordt een afwegingskader opgesteld. De gemeente beoogt hiermee de aanleg van kelders in de stad mogelijk te blijven maken waar dat kan, maar deze wel aan zodanige eisen te onderwerpen dat de kans op schade, zowel voor naastgelegen panden als voor de openbare ruimte, minimaal is.

Voorwaarden voor kelderbouw

In de voorheen voor dit plangebied geldende bestemmingsplannen zijn kelders onder hoofgebouwen onvoorwaardelijk en bij recht toegestaan. Gelet op bovenstaande is het wenselijk dat de uitgangspunten uit het afwegingskader in dit bestemmingsplan als voorwaarde worden overgenomen. Hoewel het afwegingskader voor de hele stad nog niet is afgerond, wordt uit de modelberekeningen al wel duidelijk dat in dit plangebied kelders grondwaterneutraal kunnen worden aangelegd door een “vast doorlaatvermogen” onder het gebouw te realiseren. Het doorlaatvermogen, uitgedrukt in een kD-waarde, is een maat voor het vermogen van een watervoerend pakket om water door te laten. Er wordt voor dit bestemmingsplangebied een doorlaatvermogen (KD) van minimaal 15 m2/dag geadviseerd. Op die manier wordt geborgd dat kelders grondwaterneutraal worden gebouwd, ook als onder hele bouwblokken ondergrondse bouwlagen worden gebouwd. De grondwaterstanden blijven vrijwel gelijk aan de huidige grondwaterstanden.

Bovenstaand advies is in de bouwregels van het bestemmingsplan verwerkt. Daarnaast geldt dat voor kelders groter dan 300 m2 of dieper dan 4 m onder het maaiveld aan de straatzijde, maatwerk moet worden geleverd. Voor deze kelders is een buitenplanse afwijkingsprocedure nodig, waarbij een apart geohydrologisch onderzoek verricht dient te worden zodat de juiste, passende maatregelen getroffen kunnen worden. Kelders van 300 m2 zijn apart vermeld omdat deze een relatief groot effect kunnen hebben op de grondwaterstand.



Met uitzondering van de grondwateraandachtsgebieden (zie hieronder) zijn bovengenoemde maatregelen voor het gehele plangebied als volgt opgenomen als voorwaardelijke verplichting in de planregels.

Een kelder of souterrain mag alleen worden gebouwd onder hoofdgebouwen op voorwaarde dat:

  1. onder of langs de kelder of het souterrain een grondwatermaatregel wordt genomen met een doorlaatvermogen (kD-waarde) van minimaal 15 m²/dag;
  2. de grondwatermaatregel ervoor zorgt dat de bovenste (freatische) bodemlaag aan de voor- en achterzijde met elkaar in contact staat;
  3. de footprint van de kelder of het souterrain maximaal 300 m2 bedraagt;
  4. de diepte van kelder of het souterrain ten opzichte van het maaiveld aan de straatzijde maximaal 4 meter bedraagt.

Grondwateraandachtsgebieden

Bovenstaande maatregelen zijn niet van toepassing op de grondwateraandachtsgebieden. In die gebieden is maatwerk noodzakelijk. Waternet heeft, als uitvoerende organisatie van de gemeentelijke grondwaterzorgtaak, de

grondwateraandachtsgebieden bij kelderbouw in beeld gebracht. Grondwateraandachts- gebieden zijn gebieden waar bij kelderbouw specifiek naar de grondwatersituatie moet worden gekeken. In grondwateraandachtsgebieden is niet op voorhand te zeggen of het bouwen van ondergrondse bouwlagen onevenredige negatieve geohydrologische gevolgen heeft. De belemmering van de grondwaterstroming door ondergrondse bouwlagen kan leiden tot verergering van bestaande wateroverlast (grondwaterstanden die het maaiveld naderen) of tekorten aan grondwater (extra zettingen, droogvallen van houten paalkoppen). In sommige gevallen heeft een ondergrondse bouwlaag juist positieve effecten, bijvoorbeeld voordat de afstroming van grondwater naar lager gelegen parken wordt beperkt.

Op de afbeeldingen is aangegeven welke deel van de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt een zogenaamd "grondwateraandachtsgebied" is. Op de onderstaande afbeelding is dit aangegeven. Het betreft uitsluitend een strook ten westen en ten zuiden van het Erasmuspark.

verplicht

Afbeelding: grondwateraandachtsgebied rondom het Erasmuspark (bron: Waternet)

Voor de grondwateraandachtsgebieden is in dit bestemmingsplan een gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" opgenomen. Voor deze gebieden geldt dat ondergrondse gebouwen (kelders en souterrains) alleen zijn toegestaan als uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat er geen onevenredig negatieve geohydrologische gevolgen zijn. Een dergelijk onderzoek moet voor advies worden voorgelegd aan de waterbeheerder (Waternet). Waternet heeft goed inzicht in de oorzaken van de (potentiële) problemen in grondwateraandachtsgebieden en kan daardoor goed adviseren over de

te verwachten gevolgen. Waternet overweegt om op termijn de adviezen voor standaard

situaties op haar website te plaatsen. Als het bouwplan is gelegen binnen een grondwateraandachtsgebied waar een standaardadvies van toepassing is en dit standaardadvies wordt opgevolgd, is voorafgaand onderzoek niet meer nodig.

Omdat de inzichten door ontwikkelende kennis of reeds uitgevoerde onderzoeken voor wat betreft de grondwateraandachtsgebieden kunnen wijzigen, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de begrenzing van de gebiedsaanduiding kan worden aangepast. In dat kader dient wel advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder (Waternet).

Hemelwaterafvoer

Door het aanbrengen van bebouwing of tuinverharding, komt neerslag versneld tot afvoer. Dat leidt tot wateroverlast op naburige percelen of in de openbare ruimte. De versnelde afvoer kan worden tegengegaan door het realiseren van een waterberging die vertraagd wordt geleegd. In overleg met Waternet is ervoor gekozen om alleen bij het bouwen van bouwwerken (in de praktijk van West: sloop en nieuwbouw van panden) een verplichting op te leggen via het bestemmingsplan. Dan kan er bij de aanvraag van de omgevingsvergunning bouwen worden getoetst of de juiste maatregelen worden genomen.

Voor tuinen is het wenselijk om de hoeveelheid tuinverharding zoveel mogelijk te beperken. Bewoners worden door de gemeente voorgelicht over dit onderwerp en verleid om de hoeveelheid tuinverharding te beperken. Dit wordt onder andere in het kader van het project Amsterdam Rainproof al gedaan, waarbij bewoners concrete handvaten krijgen aangereikt om de tuin “regenbestendig” in te richten.

Volgens “Amsterdam Rainproof” is voor een waterbestendige stad een bergingscapaciteit van 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak vereist. Dit is vertaald in het gemeentelijke hemelwaterbeleid van het Gemeentelijk Rioleringsplan Amsterdam 2016 – 2021. De gemeente wil extreme neerslag van 60 mm per uur kunnen verwerken zonder dat er schade ontstaat aan huizen of vitale infrastructuur. Daarvoor is het nodig dat de toename van verharding in de stad – waardoor neerslag snel tot afvoer komt – wordt gecompenseerd met extra berging en vertraagde afvoer. Deze waterberging moet vertraagd worden geleegd, maar moet bij een volgende bui wel weer beschikbaar zijn. Daarom is bepaald dat de waterberging moet worden geleegd met een snelheid van 60 mm/24 uur. Dit is te realiseren via een maximum debiet op een pomp of via een geknepen afvoer onder vrij verval. Een waterberging met vertraagde afvoer is relatief eenvoudig aan te leggen en leidt niet tot buitenproportionele kosten.

Ligplaatsen

In het plangebied is geen ligplaatsvergunning verleend voor bedrijfsvaartuigen, woonboten of passagiersvaartuigen. Gelet hierop en gelet op de wens om de bestaande doorvaartprofielen van de Erasmusgracht te handhaven zijn ligplaatsen voor deze vaartuigen aangemerkt als verboden gebruik in de waterbestemming. Er zijn alleen ligplaatsen voor pleziervaartuigen, maar deze ligplaatsen worden niet geregeld in het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 14 Juridische planbeschrijving     

14.1 Totstandkoming planregeling     

De planregeling van het bestemmingsplan is tot stand gekomen met het voorheen vigerende bestemmingsplan Eramusparkbuurt- en Robertscottbuurt (2008) als basis. Grenzen van de verschillende bestemmingen en planregelingen zijn daarbij op hoofdlijnen overgenomen.

Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan in 2008 zijn diverse omgevingsvergunningen verleend voor verbouwingen of functiewijzigingen die niet passend waren in het bestemmingsplan. In dit voorliggende bestemmingsplan zijn deze vergunde situaties overgenomen. Projecten waar op het moment van schrijven nog geen omgevingsvergunning is verleend, zijn in dit bestemmingsplan niet meegenomen.

14.2 Opbouw bestemmingsplan     

Dit bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand, regels en een toelichting. Het GML-bestand bevat de verbeelding (plankaart), waaraan de regels zijn gekoppeld. Deze vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

14.2.1 Verbeelding     

Op grond van artikel 1.2.3 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moeten alle bestemmingsplannen in elektronische vorm worden vastgesteld. Daarnaast moet er een versie van het vastgestelde plan in analoge vorm worden gemaakt. Mocht tussen de inhoud van het analoge plan en van de elektronische weergave of van het plan in de digitale vorm en de papieren weergave een verschillende uitleg mogelijk zijn, dan prevaleert de elektronische weergave of plan in digitale vorm. Als er tussen beide vormen van het plan een verschillende uitleg mogelijk is, prevaleert het digitale plan.

Als ondergrond voor de plankaart is een recente topografische kaart gehanteerd. Daarmee kan exact worden bepaald waar het plan is gelegen en hoe begrenzingen lopen. Om de goede leesbaarheid van de plankaart te waarborgen is gekozen voor een schaal van 1:1000. De kaarten zijn voorts voorzien van een legenda en een noordpijl. Het plangebied van het bestemmingsplan is aan de hand van een plangrens (bolletjeslijn) op de analoge verbeelding weergegeven.

14.2.2 Regels     

In de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SVBP 2012, is voorgeschreven hoe de regels van het bestemmingsplan dienen te worden opgebouwd. Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid zijn de regels van dit bestemmingsplan conform de SVBP in hoofdstukken geplaatst. Daarbij is een vaste volgorde aangehouden. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken.

In het eerste hoofdstuk worden de begrippen en wijze van meten behandeld. Deze hebben als doel begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten die zijn opgenomen in de regels dienen te worden gemeten. In het tweede hoofdstuk zijn de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Het derde en vierde hoofdstuk omvat een aantal regels, die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar voor het gehele bestemmingsplan gelden.

Het overgangsrecht en de anti-dubbelregel zijn opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan.

14.3 Toelichting per artikel     

Artikel 3 Bedrijf

De nutsvoorzieningen die groter zijn dan de 50 m3 die op basis van de algemene afwijkingsregels zijn toegestaan, zijn bestemd als Bedrijf. Nutsgebouwen die kleiner zijn dan 50 m3 zijn niet apart bestemd.

Artikel 4 Cultuur en ontspanning

De St. Josephkerk aan de Erik de Roodestraat 14 is in gebruik als indoor speelvoorziening "Candy Castle". Dit gebruik valt onder de noemer "cultuur en ontspanning". Toegestaan zijn recreatieve voorzieningen, waaronder mede begrepen indoor speelvoorzieningen met bijbehorende ondergeschikte horeca met bijbehorende bergingen en andere nevenruimten, tuinen en erven, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

verplicht

Afbeelding: de St. Josephkerk (bron: www.amsterdam.nl)

Artikel 5 Gemengd - 1

De straten die conform het gemeentelijk detailhandelsbeleid zijn aangewezen als onderdeel van de stedelijke winkelstructuur zijn bestemd als Gemengd - 1. In de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt gaat het om de Bos en Lommerweg, zuidzijde.

Binnen dit winkelgebied worden winkels, consumentverzorgende dienstverlening (zoals kappers en beautysalons) en publieksgerichte zakelijke dienstverlening (met een baliefunctie, zoals bankfilialen of money transfers) op de begane grond van alle panden toegestaan. In het geldende bestemmingsplan (2008) was voor de bestemming "Gemengd I" een maximum totaal aantal horecazaken geregeld van 4. Deze regeling is in voorliggend bestemmingsplan vervangen door het op de planverbeelding aanduiden van de bestaande horecazaken. Voor nieuwe vestigingen zal een aparte planologische procedure gevolgd moeten worden waarbij de gevolgen voor het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke inpasbaarheid per geval kan worden beoordeeld.

Op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan waren de tuinen/aanbouwen achter de hoofdbebouwing mede bestemd als "Gemengd" . Deze gronden mochten volledig worden bebouwd over één laag (3 meter). In het voorliggende bestemmingsplan is deze regeling inhoudelijk overgenomen, alleen anders vormgegeven. Conform de systematiek van de andere plannen in West is de maximale bouwhoogte niet meer op de verbeelding aangegeven, maar is bepaald dat de bestaande bouwhoogte tevens de maximale is. In afwijking daarvan mogen gronden achter het winkellint aan de Bos en Lommerweg, voor zover deze nu niet bebouwd zijn, worden bebouwd over één laag. Voorwaarde is wel dat deze nieuwe aanbouwen worden voorzien van een groen dak. Onder de hoofdbebouwing zijn onder voorwaarden kelders toegestaan. In paragraaf 13.3 is aangegeven welke voorwaarden dit zijn.

Op de gebouwen zijn onder voorwaarden dakuitbouwen, dakterrassen en daktoegangsgebouwen toegestaan. Zie paragraaf 4.2 voor een toelichting op de voorwaarden waaronder dergelijke delen van gebouwen worden toegestaan.

Artikel 6 Gemengd - 2

De panden in zijstraten van winkelstraten, uitloopgebieden van winkelstraten, stadsstraten met een economische functie waar op de begane grond een bedrijfsfunctie aanwezig is, zijn bestemd als Gemengd - 2. Op de begane grond zijn winkels, consumentverzorgende dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening, publieksgerichte zakelijke dienstverlening, kantoren en bedrijven toegestaan. Horeca is alleen toegestaan op de plekken waar dat nu is gerealiseerd. Daarbij is de betreffende horeca categorie vastgelegd. Horeca van categorie 3 (café) mag worden omgezet naar horeca categorie (categorie 4). Andersom is niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor horeca categorie 1 (fastfood), ook voor deze categorie is omzetting naar horeca categorie 4 (restaurant) mogelijk.

In het geldende bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt waren binnen de bestemming "Gemengd II" (GDII) "kantoren met daaraan ondergeschikte bewoning" toegestaan. Gelet op het vigerende beleid om bedrijfsruimten op de begane grond te beschermen is het handhaven van deze regeling voor alle panden met de bestemming "Gemengd-2" niet gewenst. In voorliggend bestemmingsplan is daarom bepaald dat kantoren met daaraan ondergeschikte bewoning in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag alleen zijn toegestaan als deze krachtens een omgevingsvergunning (dus legaal) zijn gerealiseerd.

Op de gebouwen zijn onder voorwaarden dakuitbouwen, dakterrassen en daktoegangsgebouwen toegestaan. Zie paragraaf 4.2 voor een toelichting op de voorwaarden waaronder dergelijke delen van gebouwen worden toegestaan.

Artikel 7 Gemengd - 3

Conform de Nota Behoud kleinschalige bedrijvigheid is het beleid erop gericht om bedrijfsruimten op de begane grond van panden op zichtlocaties te beschermen, zoals hoekpanden, bedrijfslinten en panden langs stadsstraten en winkelstraten. De panden in woonstraten (niet zijnde een stadsstraat of winkelstraat) waar behoud van de bedrijfsfunctie gewenst is zijn bestemd als Gemengd - 3.

Deze bestemming heeft betrekking op de panden in woonstraten waar op grond van het geldende bestemmingsplan alleen een niet-woonfunctie op de begane grond is toegestaan. De bestemming Gemengd - 3 is ook aangehouden voor de panden waar op grond van het geldende bestemmingsplan een gemengde bestemming geldt met de aanduiding "wonen" op grond waarvan zowel woningen als stedelijke functies (kantoren, bedrijven, etc) zijn toegestaan op de begane grond. Deze panden zijn voorzien van de aanduiding "wonen" zodat naast de bedrijfsmatige functies ook woningen op de begane grond zijn toegestaan, conform het geldende bestemmingsplan.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn woningen op de begane grond alleen toegestaan als (a) dit op basis van het geldende bestemmingsplan mag of (b) hiervoor een omgevingsvergunning is verleend. Illegale omzettingen van bedrijfsruimte naar wonen die hebben plaatsgevonden worden met dit bestemmingsplan niet gelegaliseerd en blijven daarmee niet toegestaan.

In het geldende bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt waren binnen de bestemming "Gemengd II" (GDII) "kantoren met daaraan ondergeschikte bewoning" toegestaan. Gelet op het vigerende beleid om bedrijfsruimten op de begane grond te beschermen is het handhaven van deze regeling voor alle panden met de bestemming "Gemengd-2" niet gewenst. In voorliggend bestemmingsplan is daarom bepaald dat kantoren met daaraan ondergeschikte bewoning in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag alleen zijn toegestaan als deze krachtens een omgevingsvergunning (dus legaal) zijn gerealiseerd.

Bedrijven zijn toegestaan in de categorie I en II van de bij de regels gevoegde bedrijvenlijst. Bestaande uitzonderingen (categorie III) zijn op de planverbeelding aangeduid.

De Marieken van Nimwegenstraat was in het geldende bestemmingsplan bestemd als "Gemengd II" op basis waarvan ook winkels waren toegestaan. Gelet op het vigerende detailhandelsbeleid worden de winkels zoveel mogelijk geconcentreerd langs de stadsstraten zoals de Bos en Lommerweg. De Marieken van Nimwegenstraat is geen stadsstraat. Gelet op het voorgaande is de functie "detailhandel" niet langer toegestaan in deze panden, behoudens de bestaande gevallen. Hetzelfde geldt voor een aantal hoekpanden aan de Reinaert de Vosstraat en de panden op nummer 13-25, en verschillende hoekpanden in de Robert Scottbuurt.

Op de gebouwen zijn onder voorwaarden dakuitbouwen, dakterrassen en daktoegangsgebouwen toegestaan. Zie paragraaf 4.2 voor een toelichting op de voorwaarden waaronder dergelijke delen van gebouwen worden toegestaan.

Artikel 8 Groen

Het Erasmuspark, het Wachterliedplantsoen en andere groenvoorzieningen zijn bestemd als "Groen". Naast groenvoorzieningen, water en speelvoorzieningen zijn in het Erasmuspark ook evenementen toegestaan conform het vastgestelde evenementenprofiel.

Het groen met enige omvang binnen het plangebied is bestemd als Groen. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en voorzieningen voor langzaam verkeer toegestaan. In een aantal gevallen is ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan de bestemming "Verkeer" gewijzigd in "Groen" daar waar het groenvoorzieningen van enige omvang betreffen.

In het Erasmuspark is een zeecontainer geplaatst ten behoeve van de opslag van podiumdelen, een tentdoek en andere materialen die worden gebruikt bij enkele kleinschalige evenementen/voorstellingen in het "Eikenbosje". De zeecontainer moet gelet op het peramente karakter worden beschouwd als een gebouw en is daarom in de planregels benoemd als "gebouw". De huidige afmetingen zijn vastgelegd, de zeecontainer heeft een oppervlakte van afgerond 20 m2 en een hoogte van maximaal 3 meter.

In het geldende bestemmingsplan waren nieuwe nutsgebouwen in het groen toegestaan tot een oppervlakte van 25 m2. Op grond van het Besluit omgevingsrecht zijn nieuwe nutsgebouwen toegestaan tot 15 m2 zonder omgevingsvergunning, grotere gebouwen kunnen tot 50 m2 worden vergund met toepassing van de zogenaamde kruimelgevallenregeling uit het Besluit omgevingsrecht. Om die reden zijn nutsgebouwen niet opgenomen in de planregels.

Artikel 9 Horeca

De horecagelegenheid in het Erasmuspark is bestemd als "Horeca". Naast de (dag)horeca - alleen horeca van categorie 4 - zijn ook maatschappelijke voorzieningen toegestaan.

verplicht 

Afbeelding: horecapaviljoen Terrasmus in het Erasmuspark

Artikel 10 Maatschappelijk - 1

Gebouwen met een maatschappelijke functie die vallen onder de noemer "geluidgevoelige bestemmingen" zijn bestemd als Maatschappelijk - 1. In Besluit geluidhinder (Bgh) is een opsomming van geluidsgevoelig gebouwen opgenomen. Naast woningen en woonschepenligplaatsen gaat het om de volgende maatschappelijke functies:

  1. onderwijsgebouwen
  2. ziekenhuizen en verpleeghuizen
  3. verzorgingstehuizen
  4. psychiatrische inrichtingen
  5. kinderdagverblijven

Voor deze functies geldt dat nieuwe geluidgevoelige functies niet zondermeer gerealiseerd kunnen worden langs drukke wegen of spoorwegen vanwege de geluidhinder die van deze bronnen kan komen. Voor nieuwe geluidgevoelige functies moet conform de Wet geluidhinder een akoestisch onderzoek worden verricht waarbij de geluidbelasting (in dB's) op de gevel wordt onderzocht. Als dit de voorkeurswaarde van 48 dB overschrijdt moet een hogere waarde worden vastgesteld door het bevoegde gezag. De verplichting tot het uitvoeren van akoestisch onderzoek en het vaststellen van een hogere waarde geldt niet voor bestaande geluidgevoelige bestemmingen. Om die reden zijn de bestaande geluidgevoelige bestemmingen bestemd als Maatschappelijk - 1.

In het plangebied zijn meerdere scholen waarvoor verschillende bouwregelingen zijn gemaakt. Voor het ROC gebouw aan de Erik de Roodestraat is ooit sprake geweest van mogelijke sloop, maar deze plannen zijn komen te vervallen. Het gebouw zal in plaats daarvan worden aangewezen als monument. Om die reden zijn de huidige bebouwingscontouren op de planverbeelding vastgelegd door middel van een bouwvlak.

Bij de Tijl Uilenspiegelschool aan de Tijl Uilenspiegelstraat is de situatie anders. Er is geen sprake van een monumentaal pand waarbij behoud van de bebouwingscontouren gewenst is. Op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2008 geldt daar een bouwvlak die voor 80% bebouwd mag worden. Dat bood de ruimte om wat met de bebouwing te schuiven. Onlangs is het schoolplein aan de oostzijde vernieuwd en in gebruik genomen. Om die reden is het bouwvlak aan die zijde in het voorliggende bestemmingsplan verkleind. Het resterende deel van het bestemmingsvlak is voorzien van een bouwvlak en een bebouwingspercentage van 90%.

Artikel 11 Maatschappelijk - 2

Gebouwen met een maatschappelijke functie die niet vallen onder de "geluidgevoelige bestemmingen" zijn bestemd als Maatschappelijk - 2.

De kerk aan de Erasmusgracht 24-28 is al enige tijd niet meer in gebruik als kerk maar omgebouwd tot woningen. Om die reden is dat gebouw bestemd als "Wonen".

Artikel 12 Sport

Het sportcomplex aan de Joos Banckersweg is bestemd als Sport. Toegestaan is de bestaande sporthal met bijbehorende ruimten als kleedkamers, een kantine, bergingen en andere nevenruimten. Daarnaast zijn sportvelden met bijbehorende voorzieningen zoals lichtmasten toegestaan. Conform het geldende bestemmingsplan uit 2010 zijn ook 10 parkeerplaatsen op maaiveld toegestaan. Daarmee is de regeling uit het geldende bestemmingsplan uit 2010 één-op-één overgenomen.

Artikel 13 Tuin

De tuinen zijn in het voorliggende bestemmingsplan bestemd als "Tuin". In de planregels zijn geen bepalingen opgenomen voor bebouwing in tuinen. Het is wenselijk om alleen de gebouwen toe te staan die zonder omgevingsvergunning kunnen worden gebouwd op basis van het Besluit omgevingsrecht. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde die niet onder de categorie vergunningsvrije bouwwerken geschaard kunnen worden, is een maximum bouwhoogte van 1 meter opgenomen.

De tuinen mogen worden gebruikt als tuin of erf behorende bij het gebruik dat in de direct aangrenzende hoofdgebouwen is toegestaan. In geval van een bedrijfsfunctie op de begane grond mag de tuin ook voor die doeleinden worden gebruikt, echter daar gelden wel aanvullende beperkingen voor: zo is het op grond van de algemene gebruiksregels (zie artikel 24.2 Verboden gebruik) niet toegestaan om de tuin te gebruiken als stortplaats voor puin of vuil of voor onklare voertuigen. Zie voor de volledige opsomming artikel 24.2. Ook is het op grond van het Activiteitenbesluit niet zonder beperkingen toegestaan om de bedrijfsactiviteiten van de toegestane bedrijven in de hoofdbebouwing uit te voeren. Hiervoor gelden op grond van het Activiteitenbesluit beperkingen ter voorkoming van bijvoorbeeld geluidhinder of stankhinder.

Op basis van het geldende bestemmingsplan (2008) was parkeren in tuinen niet toegestaan, en zelfs benoemd als "verboden gebruik". Parkeervoorzieningen zijn om die reden ook niet toegestaan in de bestemming "Tuin" van het voorliggende bestemmingsplan, behalve ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.

Artikel 14 Verkeer - 1

De rijwegen in het plangebied zijn bestemd als Verkeer - 1. Naast rijwegen, voet- en fietspaden zijn ook voorzieningen voor het tramverkeer toegestaan waar dat ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is gerealiseerd.

Conform het paraplubestemmingsplan (zie 2.3.4) zijn in de bestemming "Verkeer" scootsafes toegestaan. Dit zijn bouwwerken ten behoeve van de stalling van scootmobiels. Als voorwaarde is bepaald dat plaatsing van de scootsafe niet mogelijk is in de tuin of inpandig. Daarnaast mag er onder andere geen onevenredige aantasting van het groen, het straatbeeld en verkeersveiligheid plaatsvinden. Een scootsafe mag een maximale omvang hebben van 3 m3.

Horecaterrassen zijn toegestaan in de openbare ruimte op plekken waar deze krachtens een vergunning zijn gerealiseerd of kunnen worden gerealiseerd. Voor nieuwe terrassen zal een aparte planologische procedure moeten worden gevolgd, zodat per geval de impact op het woon- en leefklimaat kan worden afgewogen. Bij winkelondersteunende horeca is geen terras toegestaan. De omvang en de exacte begrenzing van de terrassen is zeer locatiespecifiek, dat wordt in de exploitatievergunning van de betreffende horecazaak vastgelegd.

Op een aantal plekken wordt de Ringweg A10 gekruist. Net als bij de andere bestemmingsplannen die voor de Rijksweg A10 gelden zijn in dit bestemmingsplan de onderdoorgangen (ongelijkvloerse kruisingen) voorzien van een aanduiding "brug". Als systeem is daarbij aangehouden dat de wegen die over de A10 gaan bestemd zijn als "Verkeer-1" met de aanduiding "brug". Gaat de weg onder de A10 door, dan is de bestemming "Verkeer-3" met de aanduiding "brug".

Artikel 15 Verkeer - 2

Alle openbare pleinruimte waar geen autoverkeer is toegestaan, is bestemd als Verkeer - 2. Het verschil met Groen waar ook geen autoverkeer is toegestaan, is dat de gronden met de bestemming Verkeer - 2 zijn ingericht als plein of verblijfsruimte en een overwegend niet-groene (dus stenige) inrichting en uitstraling hebben.

Horecaterrassen zijn toegestaan in de openbare ruimte op plekken waar deze krachtens een vergunning zijn gerealiseerd of kunnen worden gerealiseerd. Voor nieuwe terrassen zal een aparte planologische procedure moeten worden gevolgd, zodat per geval de impact op het woon- en leefklimaat kan worden afgewogen. Bij winkelondersteunende horeca is geen terras toegestaan. De omvang en de exacte begrenzing van de terrassen is zeer locatiespecifiek, dat wordt in de exploitatievergunning van de betreffende horecazaak vastgelegd.

Conform het paraplubestemmingsplan (zie 2.3.4) zijn in de bestemming "Verkeer" scootsafes toegestaan. Dit zijn bouwwerken ten behoeve van de stalling van scootmobiels. Als voorwaarde is bepaald dat plaatsing van de scootsafe niet mogelijk is in de tuin of inpandig. Daarnaast mag er onder andere geen onevenredige aantasting van het groen, het straatbeeld en verkeersveiligheid plaatsvinden. Een scootsafe mag een maximale omvang hebben van 3 m3.

Artikel 16 Verkeer - 3

De Rijksweg A10 is bestemd als Verkeer - 3. Toegestaan zijn voorzieningen ten behoeve van het verkeer met bijbehorende bouwwerken. Op een aantal plekken wordt de Ringweg A10 gekruist. Net als bij de andere bestemmingsplannen die voor de Rijksweg A10 gelden zijn in dit bestemmingsplan de onderdoorgangen (ongelijkvloerse kruisingen) voorzien van een aanduiding "brug". Als systeem is daarbij aangehouden dat de wegen die over de A10 gaan bestemd zijn als "Verkeer-1" met de aanduiding "brug". Gaat de weg onder de A10 door, dan is de bestemming "Verkeer-3" met de aanduiding "brug".

Artikel 17 Water

Uitgangspunt in het bestemmingsplan is behoud van het bestaande water. De huidige watergangen zijn daarom bestemd als Water. In het water zijn diverse waterhuishoudkundige bouwwerken toegestaan. Ligplaatsen voor passagiersvaartuigen worden niet toegestaan. Het helofytenfilter in de Erasmusgracht (nader aangeduid met "specifieke vorm van water - 1") zorgt voor de zuivering van vervuild regenwater uit de omgeving. Het vervuilde regenwater wordt door het helofytenfilter gezuiverd. Lees hier meer informatie over de werking van een helofytenfilter.

Artikel 18 Wonen

De panden waar uitsluitend wordt gewoond zijn bestemd als Wonen. Zowel woningen als ruimten voor de uitoefening van huisgebonden beroepen zijn toegestaan. Op de gebouwen zijn onder voorwaarden dakuitbouwen, dakterrassen en daktoegangsgebouwen toegestaan. Zie paragraaf 4.2 voor een toelichting op de voorwaarden waaronder dergelijke delen van gebouwen worden toegestaan.

In het geldende bestemmingsplan waren kelders toegestaan zonder aanvullende regels. Om mogelijke grondwaterproblemen te voorkomen zijn in voorliggend bestemmingsplan nadere regels voor de bouw van kelders opgenomen, net als de regels die voor kelders onder woningen zijn geformuleerd.

Artikel 19 Waarde - archeologie

Uit het archeologisch bureau onderzoek is gebleken dat in een aantal delen van het plangebied een archeologische verwachting van toepassing is. Bij grondroerende werkzaamheden bestaat de kans dat archeologisch waardevolle elementen worden aangetroffen. Om die reden is voor dit een omgevingsvergunning vereist voor grondroerende werkzaamheden die een bepaald oppervlakte of bepaalde diepte overschrijden.

Artikel 20 Waarde - hoofdgroenstructuur

In de regels is de dubbelbestemming Waarde - hoofdgroenstructuur opgenomen voor de bescherming en het behoud van de hoofdgroenstructuur en de cultuurhistorische waarden van het Erasmuspark. Voor de gronden waarop deze dubbelbestemming van toepassing is, geldt een aanlegvergunningenstelsel, zodat een omgevingsvergunning noodzakelijk is voor het uitvoeren van werkzaamheden die niet vallen onder normaal onderhoud, het leggen van kabels en leidingen in bestaande tracés of die reeds vergund zijn.

Artikel 21 Waterstaat - waterkering

De waterkeringen in het plangebied is voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat - waterkering. Voor deze gronden is het beschermen van de waterhuishoudkundige belangen uitgangspunt. Daartoe zijn in de Keur beschermende regels opgenomen. Zie in dat kader ook Hoofdstuk 13 Water van deze toelichting.

Hoofdstuk 15 Economische uitvoerbaarheid     

Wettelijk kader

Ruimtelijke ontwikkelingen gaan in de regel gepaard met gemeentelijke investeringen in gemeenschappelijk te gebruiken voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, waarvan de gemeente de kosten kan en mag verhalen op de ontwikkelaar(s). Alhoewel er reeds lange tijd gemeentelijke instrumenten bestaan voor kostenverhaal, bleken deze telkens tekort te schieten, waardoor gemeenten uiteindelijk bleven zitten met gemaakte kosten die niet meer te verhalen waren. Een nieuw instrument, de Grondexploitatiewet (Grex), dient om het risico van grondexploitatie voor gemeenten te verkleinen.

De Grex is als aparte wet tot stand gekomen, maar uiteindelijk ingepast in de Wro en is daarmee sinds 1 juli 2008 van kracht. In de Grex wordt de verdeling van kosten en opbrengsten bij de ontwikkeling van een bouwlocatie geregeld, voor het geval dat de gemeente niet de ontwikkelende partij is. In de fase van de bouwplantoetsing zal de aanvraag omgevingsvergunning ook moeten worden getoetst aan een op grond van de Grex opgesteld exploitatieplan, tenminste: als het noodzakelijk was een exploitatieplan op te stellen.

In artikel 6.12 lid 1 Wro is geregeld, dat bij elk voorgenomen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, een exploitatieplan verplicht is. Ter illustratie: dat geldt al bij de bouw van één woning. Echter: er gelden wel uitzonderingen op de noodzaak een exploitatieplan op te stellen, zoals geregeld in artikel 6.12 lid 2 Wro. De belangrijkste uitzondering is, dat een exploitatieplan niet noodzakelijk is, als het kostenverhaal van de grondexploitatie "reeds anderszins is verzekerd".

Het plan

Het bestemmingsplan maakt geen grote ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. De grond in de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is eigendom van de gemeente. Omdat in geval van eventuele ontwikkelingen de te verhalen kosten via het erfpachtstelsel worden verhaald, wordt toepassing gegeven aan artikel 6.2.1. van de Wro en wordt geen exploitatieplan vastgesteld. Het bestemmingsplan is bovenal gericht op behoud van de bestaande situatie waarbij hooguit op pandniveau functiewijzigingen of op- en aanbouwen worden toegestaan. De kosten die de gemeente moet maken voor dergelijke vergunningsaanvragen worden gedekt door de bouwleges die worden geheven.

Omdat het bestemmingsplan voor een aantal panden in de Erasmusparkbuurt het maken van dakuitbouwen en dakterrassen niet langer mogelijk maakt, is voorafgaand aan het ontwerpbestemmingsplan een planschaderisicoanalyse gemaakt. Uit de analyse kwam naar voren dat sprake kon zijn van planologisch nadeel dat voor tegemoetkoming in aanmerking kon komen. Doordat de planologische wijziging al in het voorontwerpbestemmingsplan was opgenomen en het ontwerpbestemmingsplan pas in december in procedure is gegaan, hebben eigenaren voldoende tijd gehad om alsnog een dakuitbouw of dakterras te realiseren. Door geen actie te ondernemen, accepteren zij dat de bouwmogelijkheid in de toekomst niet langer is toegestaan, er is sprake van zogenaamde 'passieve risicoaanvaarding'. En daardoor is voldoende voorzienbaarheid gecreëerd. Het ligt in de lijn der verwachting dat planschade niet langer aan de orde is.

Hoofdstuk 16 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

16.1 Vooraankondiging artikel 1.3.1. Bro     

Op 25 april 2018 is in de Staatscourant het voornemen gepubliceerd om het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt op te stellen. Aangegeven is wat de procedure zal zijn en hoe de ter inzage legging kenbaar zal worden gemaakt.

16.2 Participatie     

Participatie door bewoners is, hoewel formeel juridisch niet verplicht, een vanzelfsprekend onderdeel bij het opstellen van bestemmingsplannen. Het doel van participatie rond bestemmingsplannen is om te komen tot kwalitatief betere plannen door de inbreng van bewoners en ondernemers er zo vroeg en goed mogelijk in te verwerken. Bestuurlijk wordt de werkwijze gevolgd zoals op 22 september 2015 vastgesteld door het (voormalig) Algemeen Bestuur van West in de memo 'Participatie en de rol van het AB bij de voorbereiding van bestemmingsplannen'.

Het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt wordt een overwegend conserverend bestemmingsplan, waar geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen of nieuwe beleidslijnen mogelijk worden gemaakt. Uitgangspunt is het vertalen van staand beleid en het in het bestemmingsplan opnemen van reeds verleende omgevingsvergunningen. Om die reden wordt voorgesteld het niveau "informeren" uit de participatieladder aan te houden. Bewoners worden uitgenodigd naar de informatieavond over het bestemmingsplan te komen. De uitnodiging daarvoor wordt huis-aan-huis verspreid. Daarnaast wordt de informatieavond aangekondigd via de website en op de Facebookpagina De Buurten van Bos en Lommer. Op de informatieavond wordt het bestemmingsplan toegelicht en kunnen bewoners hun vragen en opmerkingen ten aanzien van het nieuwe bestemmingsplan kenbaar maken. Daarnaast wordt eenieder in de gelegenheid gesteld om per mail te reageren.

Van het participatieproces wordt verslag gedaan in de toelichting van het bestemmingsplan. Hierin wordt onder ander aangegeven of en hoe het proces heeft geleid tot aanpassingen in het bestemmingplan.

16.3 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro en ambtelijk overleg     

Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

Conform het bepaalde in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening vindt overleg plaats met "de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn". In dat kader is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies voorgelegd aan:

  1. Waternet;
  2. Brandweer Amsterdam Amstelland;
  3. Liander.

Ambtelijk vooroverleg

Ambtelijk vooroverleg is gevoerd met Monumenten en Archeologie en Team Structuurvisietoets van de gemeente Amsterdam.

Vanwege de ligging van het Erasmuspark en het Wachterliedplantsoen is het voorontwerpbestemmingsplan ook ter advisering voorgelegd aan de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC). Zie in dat kader paragraaf 3.4.1 van deze toelichting.

De ontvangen reacties zijn hieronder samengevat en beantwoord.

Advies Waternet

Waternet vraagt in zijn artikel 3.1.1 Bro reactie om in de waterparagraaf aandacht te besteden aan de secundaire waterkering die door het plangebied loopt. Het gaat om het verleggen van de waterkering die nu in het Mercatorpark ligt naar de Orteliuskade. Hiervoor is een leggerwijziging in voorbereiding. Inmiddels heeft het dagelijks bestuur van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht de ontwerpleggerwijziging Mercatorpark vrijgegeven voor inspraak.

Reactie: Naar aanleiding van deze reactie is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering aangepast op de verbeelding conform de nieuwe situatie. In de toelichting wordt een en ander uitgelegd.

Advies Brandweer

  • De ongevalscenario's die het gevaar bepalen voor de locatie zijn niet specifiek voor Erasmuspark- en Robert Scottbuurt, maar vergelijkbaar met de mogelijke scenario's elders in de stad.
  • Vanuit het plangebied kunnen de aanwezige personen goed vluchten
  • Het plangebied is goed bereikbaar voor hulpdiensten
  • Het plangebied beschikt over goede bluswatervoorzieningen
  • Bewoners en bezoekers zijn naar verwachting fysiek in staat om zichzelf en anderen in veiligheid te brengen
  • Het is mogelijk om de zelfredzaamheid te verbeteren door goede voorbereiding, voorlichting en communicatie

Bij een goede voorbereiding op mogelijke ongevallen kunnen gelet op de ongevalscenario's de aanwezigen als voldoende zelfredzaam worden beschouwd.

Reactie: Voor dit bestemmingsplan is de bestaande situatie als uitgangspunt genomen. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het is niet nodig om naar aanleiding van deze reactie het bestemmingsplan aan te passen.

Advies Monumenten en Archeologie (M&A)

Het M&A heeft in haar reactie op het voorontwerpbestemmingsplan de volgende opmerkingen gemaakt:

Archeologie – geen opmerkingen

Vergunningvrij bouwen

Het advies is om ook in dit bestemmingsplan een regeling op te nemen om het vergunningvrij uitbouwen in te perken.

Reactie: De regeling voor vergunningvrij bouwen is opgenomen in artikel 2 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Die wettelijke regeling kan door gemeenten in bestemmingsplannen niet zomaar worden doorkruist. Alleen als er uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening zwaarwegende argumenten zijn en gevreesd wordt voor het woon- en leefklimaat, kan in het bestemmingsplan een regeling worden opgenomen. Hiervoor moet een ruimtelijke onderbouwing worden opgesteld, waarbij de redengevende locatie-specifieke omstandigheden inzichtelijk gemaakt moeten worden. Het is niet duidelijk wat voor dit plangebied de locatie-specifieke omstandigheden zouden zijn. Ook worden de gevolgen van het inperken van vergunningvrij bouwen nog onderzocht.

Uitgangspunt is voor dit bestemmingsplan dat hier eerst uitsluitsel over gegeven moet worden voor een dergelijke regeling kan worden toegepast.

Bouwhoogtes en kapvormen

Geadviseerd wordt om voor verspringende daklagen, zadeldaken en de lage (winkel)uitbouwen op de koppen van bouwblokken tevens de minimale hoogtes en/of de minimale dakhelling vast te leggen.

Met het oog op het behouden van een uniform en karakteristiek stedenbouwkundig beeld wordt daarnaast het advies gegeven om als een oorspronkelijk gebouw gesloopt is, de bestaande goot- en bouwhoogte te laten gelden en niet dat wat in het voorgaande bestemmingsplan was toegestaan.

Reactie: In de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt zijn voornamelijk rijwoningen in de vorm van strokenverkaveling en halfgesloten bouwblokken. De kans dat binnen een bouwblok 1 woning gesloopt wordt is gering. En zelfs als dat gebeurt, moet het nieuwe plan voldoen aan de welstandcriteria. Het wordt niet nodig geacht om het bestemmingsplan op dit punt aan te passen.

Installaties en dergelijke op de lage daken aan de achterzijde van de winkelstrook

Het advies is om voor de voorzieningen die wel toegestaan zijn op éénlaagse uitbouwen aan de achterzijde van de winkelstrook een gebied te begrenzen op basis van stedenbouwkundige overwegingen, waarin deze voorzieningen gebouwd kunnen worden.

De maximale bouwhoogte voor ondergeschikte bouwdelen, zoals bijvoorbeeld ventilatiekanalen is 0,5 meter. De welstandsnota biedt een kwalitatief afwegingskader voor de plaatsing van installaties. Bij een aanvraag omgevingsvergunning kan worden afgeweken van deze maatvoering. Een van de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning is dat stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden van de omgeving gewaarborgd moeten zijn. Het is daarom niet nodig het bestemmingsplan op dit punt aan te passen.

Dakterrassen, -opbouwen en -uitbouwen

Het advies is om dakterrassen, -opbouwen en -uitbouwen op alle panden op hoeken en bij alle panden op strokenbouw uit te sluiten om de uniformiteit van het karakteristieke straatbeeld te behouden. In afwijking hiervan zouden, op basis van een nauwkeurige stedenbouwkundige analyse, dakterrassen op sommige panden mogelijk gemaakt kunnen worden. Zo worden de dakterrassen aan zichtlijnen en op de zichtbaarheid vanuit de openbare ruimte gekoppeld en wordt duidelijk waar de dakterrassen het samenhangende straatbeeld niet aantasten.

Verder wordt geadviseerd om dakterrassen uit te sluiten op panden met orde 2 en orde 3 aan een hoge stedenbouwkundige zone.

Wat betreft dakopbouwen is het advies om nadere eisen op te nemen binnen de bestemmingen Wonen, Gemengd-1, Gemengd-2 en Gemengd-3, voor de mogelijkheid tot afwijking van de regels van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van daktoegangsgebouwen op orde-2 panden, waarbij advies gevraagd moet worden aan Monumenten & Archeologie.

Daarnaast is geconstateerd dat in de regels dakuitbouwen niet toegestaan zijn ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 1 en 2. Op de verbeelding ontbreekt echter deze aanduiding bij de meerderheid van de strokenbouw. M&A adviseert om dakuitbouwen ook uit te sluiten op panden met een orde 3 aan een stedenbouwkundige zone en alleen mogelijk te maken op basis van een stedenbouwkundige analyse.

Het uitsluiten van dakterrassen, -uitbouwen en –opbouwen wijkt af van het vastgestelde beleid. Het vastgestelde beleid is uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en alleen als er zwaarwegende argumenten zijn, kan hier gemotiveerd vanaf worden geweken. In het beleid is rekening gehouden met de zichtlijnen en het straatbeeld. Er is geen reden om voor dit bestemmingsplan af te wijken van het vastgestelde beleid.

Wat betreft de mogelijkheid om dakuitbouwen te realiseren: Dat is op een aantal plekken al gebeurd. Door Welstand zijn vervolgens trendsetters gemaakt. Er is stedenbouwkundig geen bezwaar om dit mogelijk te maken.

Erasmuspark

Geadviseerd wordt om ter plaatse van het Erasmuspark een aanlegvergunningenstelsel op te nemen om daarmee bepaalde werkzaamheden te koppelen aan een omgevingsvergunning (zoals het bouwen van nieuwe voet- en fietspaden of speelvoorzieningen)

Reactie: Het Erasmuspark is net als het Wachterliedplantsoen onderdeel van de hoofdgroenstructuur. Om te voorkomen dat hier afbreuk aan gedaan wordt, is de dubbelbestemming Waarde - hoofdgroenstructuur opgenomen in de regels, gekoppeld aan een aanlegvergunningstelsel.

Evenemententerrein

Het advies is om binnen de bestemming Groen nadere eisen op te nemen ten opzichte van de situering en de landschappelijke inpassing van het toegestane opslaggebouw, zodat er geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het park.

Verder dient het de aanbeveling om de contour van de functieaanduiding 'evenemententerrein' aan te passen of te nuanceren. Op die manier kunnen de evenementen daar worden gehouden waar dat past binnen de opzet van het park, zonder dat afbreuk gedaan wordt aan de cultuurhistorische waarden.

Reactie: Het opslaggebouw dat toegestaan is binnen de bestemming Groen is bedoeld voor de opslag van podiumapparatuur en dergelijke. Deze materialen zijn nodig voor de voorstellingen die in het park worden gegeven. Het betreft een zeecontainer, die al geruime tijd in het park aanwezig is en waarop in het verleden door de TAC ook advies gegeven is over de wijze van inpassing. Het opnemen van nadere eisen is daarom niet noodzakelijk.

Op 14 april 2018 zijn de beleidsregel 'Geluid bij evenementen in Amsterdam', de locatieprofielen voor evenementenlocaties en de richtlijn 'Duurzaamheid Evenementen' vastgesteld door de gemeenteraad. Voor het Erasmuspark is een locatieprofiel vastgesteld, waarin ook de begrenzing is weergegeven. Deze begrenzing is overgenomen op de verbeelding, waarbij de overgang tussen groen en water als grens is aangehouden. Een bestemmingsplan is mede gebaseerd op vastgesteld beleid. De contour wordt daarom niet aangepast.

Redactionele opmerking

In paragraaf 9.1.3 van de toelichting wordt verwezen naar de Monumentenwet en de Erfgoedverordening. De Monumentenwet is sinds 2016 komen te vervallen en deels overgegaan in de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving wordt opgenomen in de nieuwe Omgevingswet en is vooruitlopend op de inwerkingtreding ondergebracht in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven tot de Omgevingswet van kracht is.

Reactie: De toelichting is op dit punt aangepast.

Advies TAC

In het bestemmingsplan zijn drie (deel)gebieden onderdeel van de Hoofdgroenstructuur: Het Erasmuspark, het Wachterliedplantsoen e.o. en sportpark Joos Banckersweg.

Het TAC constateert dat het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt inpasbaar is in de hoofdgroenstructuur.

Zij adviseert om de planregels in overeenstemming te brengen met de voorwaarden van het groentype stadspark door water niet automatisch in de bestemming Groen op te nemen.

Reactie: De TAC geeft aan dat groen en water “niet zonder meer uitwisselbaar zijn”. Water is dus niet op voorhand onder alle omstandigheden ongewenst. Voorgesteld wordt daarom om de functieomschrijving “water” in de bestemming Groen te handhaven. Op deze wijze heeft de gemeente (als eigenaar van de grond) de mogelijkheid om in voorkomende gevallen water te kunnen maken als dat nodig is. De gemeente zal als eigenaar van de grond en initiatiefnemer voor eventueel water ook de belangen van het groen afwegen. Kortom: de gemeente heeft het in eigen hand.

Deze wijze van bestemmen komt overeen met de wijze van bestemmen van de hoofdgroenstructuur in andere bestemmingsplannen, zoals De Baarsjes en Sloterplas. Ook daar is water gewoon toegestaan in de bestemming “Groen”.

Daarnaast adviseren zij om de container voor opslag van podiummaterialen, behorend bij het podium (eikenbosje) niet positief te bestemmen als gebouw.

Reactie: De container waar de podiumdelen en andere materialen van het openluchttheater zijn opgeslagen is in het verleden vergund met een tijdelijke vergunning. De TAC heeft destijds op deze tijdelijke vergunning positief geadviseerd en zelfs nog invulling gegeven aan de suggestie om het tijdelijke bouwwerk in te pakken met een houten/groene constructie. De termijn voor deze vergunning is inmiddels verlopen. Het is de bedoeling om dit bouwwerk een permanente status te geven door het op te nemen in het bestemmingsplan. Het niet opnemen in het bestemmingsplan zou suggereren dat de container binnen de planperiode gaat verdwijnen en daar is geen concreet zicht op.

In de regels is het bouwwerk dat expliciet bedoeld is voor op opslag van materialen ten behoeve van het evenemententerrein. Als het gebruik als evenemententerrein wordt beëindigd, vervalt ook het gebruik van de opslagcontainer.

In het sportpark Joos Banckersweg tenslotte heeft het noordelijk deel een groenbestemming gekregen. Gezien de feitelijke inrichting met verharde sportveldjes lijkt bestemming 'sport' meer voor de hand te liggen.

Reactie: Deze suggestie wordt overgenomen. De grens sluit op deze manier 1-op-1 aan bij de grens van de Hoofdgroenstructuur. Gelet op het feitelijk gebruik als sportveldjes is er geen bezwaar tegen de bestemming “Sport”.

16.4 Ontwerpbestemmingsplan     

16.4.1 Zienswijzen     

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 12 december 2019 tot en met 22 januari 2020 voor zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn 2 zienswijzen ingebracht. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in de Nota van beantwoording zienswijzen die als bijlage bij deze toelichting is opgenomen.

De zienswijzen hebben niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

16.4.2 Ambtshalve wijzigingen     

Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn een aantal ambtshalve wijzigingen gemaakt:

  1. In de regels is de dubbelbestemming Waarde – hoofdgroenstructuur opgenomen voor de bescherming en het behoud van de hoofdgroenstructuur en de cultuurhistorische waarden van het Erasmuspark. Voor gronden met deze dubbelbestemming geldt een aanlegvergunningenstelsel, zodat een omgevingsvergunning noodzakelijk is voor het uitvoeren van werkzaamheden die niet vallen onder normaal onderhoud, het leggen van kabels en leidingen in bestaande tracés of die reeds vergund zijn.
  2. In het ontwerpbestemmingsplan was in de bijlage bij de regels een verouderde Staat van Inrichtingen opgenomen. Die is vervangen door de actuele Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging. De regels met een verwijzing naar deze bijlage zijn vervolgens aangepast.
  3. De toelichting is naar aanleiding van bovengenoemde wijzigingen aangepast.
  4. Omdat in het geldende bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt geen definitie is opgenomen voor het begrip 'woning' is deze definitie ook verwijderd uit artikel 1 van de regels. Dit komt overeen met de instructie van februari 2020 over hoe om te gaan met wonen in actualisatieplannen in het licht van de Huisvestingsverordening 2020. Hierin staat dat voor actualisatieplannen geldt dat er niets gewijzigd moet worden aan de regels over wonen en bed & breakfast ten opzichte van het voorgaande plan.

Bij de vaststelling door de raad op 10 september 2020 is amendement 999.20 aangenomen, wat heeft geleid tot de volgende wijziging in de regels:

De bepaling in artikel 25.2 Grondwateraandachtsgebied is gewijzigd in:

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" mag een kelder of souterrain alleen worden gebouwd of uitgebreid onder hoofdgebouwen indien:

  1. met een geohydrologisch onderzoek op basis van lokale grondboringen en peilbuizen wordt aangetoond dat er geen sprake is van verstoring van de bestaande grondwaterstromingen en -standen en in de nieuwe situatie de bestaande grondwaterstromingen en -standen behouden blijven, en
  2. een positief advies over de aanvraag is afgegeven door de grondwaterbeheerder.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

Het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt met identificatienummer NL.IMRO.0363.E1803BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 Bestemmingsplan     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak     

Een aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 Archeologisch rapport     

Een rapportage waarin de archeologische waarden van een terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate wordt vastgelegd, en naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.7 Archeologische waarde     

Waarde van terreinen wegens daar aanwezige of naar verwachting aanwezige vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.8 Automatenhal     

Een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee spelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld.

1.9 Bebouwing     

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingspercentage     

Een met een maatvoeringsaanduiding of in de regels aangegeven percentage dat het gedeelte van bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd.

1.11 Bedrijf     

een onderneming, daaronder mede begrepen broedplaatsen, waar goederen worden vervaardigd, bewerkt, geïnstalleerd of verhandeld, waarbij ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte horeca en kantoor als bedrijfsondersteunend onderdeel is toegestaan, met dien verstande dat alleen bedrijven conform artikel 24.3 Toegelaten bedrijven zijn toegestaan.

1.12 Bedrijfsvaartuig     

Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zeeschip, binnenschip of dienstvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor de uitoefening van een reëel bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten.

1.13 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bouwblok     

Een aaneengesloten, dan wel als geheel te beschouwen, reeks van gebouwen.

1.16 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 Bouwgrens     

De grens van een bouwvlak.

1.18 Bouwhoogte     

De hoogte van de bebouwing vanaf het peil.

1.19 Bouwlaag     

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, een bijzondere bouwlaag niet inbegrepen.

1.20 Bouwvlak     

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 Bouwwerk     

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 Bijbehorend bouwwerk     

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.23 Bijzondere bouwlaag     

Kelder, souterrain, kap en soortgelijke bouwwerken

1.24 Consumentverzorgende dienstverlening     

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.25 Culturele voorzieningen     

Musea, (muziek)theaters, dansscholen, expositieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, met inbegrip van bijbehorende ondergeschikte horeca.

1.26 Dakterras     

Een buitenruimte op een plat dak met bijbehorende afrastering en vloerconstructie ten dienste van de bewoners van de erop aansluitende woning(en).

1.27 Daktoegang     

Een bouwwerk dat op een gebouw wordt geplaatst dat als doel heeft om toegang tot het dak te verschaffen.

1.28 Dakuitbouw     

Een uitbouw aan de achterzijde van een bovenste bouwlaag of kap van de hoofdbebouwing.

1.29 Detailhandel     

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van ondergeschikte horeca.

1.30 Gebouw     

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 Geldwisselkantoor     

Een voor publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren.

1.32 Geluidgevoelige bestemming     

Wonen en andere geluidsgevoelige functies, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet Geluidhinder.

1.33 Goothoogte     

De hoogte vanaf het peil tot de snijlijn tussen het verticaal gevelvlak en het al dan niet hellend dakvlak.

1.34 Groenvoorzieningen     

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.

1.35 Hoofdgebouw     

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.36 Horeca van categorie 1     

Fastfood (waaronder begrepen automatiek, snackbar, loketverkoop, fastfoodrestaurant en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.37 Horeca van categorie 2     

Nachtzaak (dancing, discotheek, sociëteit, zaalaccomodatie, nachtcafé en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.38 Horeca van categorie 3     

Café (café, bar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.39 Horeca van categorie 4     

Restaurant (restaurant, koffie-, en theehuis, espressobar, lunchroom, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.40 Horeca van categorie 5     

Hotel (waaronder begrepen hotel, motel, jeugdherberg en naar de aard daarmee te vergelijken functies) inclusief bijbehorende bar, bijbehorend restaurant en het bieden van vergaderaccommodatie.

1.41 Internetcafé     

Een voor publiek toegankelijke gelegenheid waar de hoofdactiviteit wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het gebruik maken van het internet.

1.42 Kantoor     

Gebouw of deel van een gebouw waarin kantoorwerkzaamheden zoals administratie, bestuur, vergaderingen of andere bureauwerkzaamheden plaatsvinden.

1.43 Kap     

een bijzondere bouwlaag die geheel of gedeeltelijk door een dakconstructie is omgeven welke uit tenminste twee hellende vlakken bestaat, die elkaar al dan niet snijden.

1.44 Kelder     

Een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen.

1.45 Kinderopvangvoorziening     

Een voorziening voor opvang van kinderen van 0 tot 12 jaar in bedrijfsmatig georganiseerd verband, waaronder in elk geval begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

1.46 Maatschappelijke dienstverlening     

Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, sport- (niet zijnde sportschool / fitness) , religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen, met inbegrip van bijbehorende ondergeschikte horeca.

1.47 Maatvoeringsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak waarbinnen maatvoeringsaanduidingen gelden.

1.48 Nutsvoorziening     

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gemalen, telefooncellen en zendmasten, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.49 Ondergeschikte detailhandel     

Niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie, tot een maximum van 20% van het vloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot maximaal 100 m². 

1.50 Ondergeschikte horeca     

niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca van categorie 3 of horeca van categorie 4 die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, met dien verstande dat in geval van ondergeschikte horeca in detailhandel, maximaal 20% van de verkoop vloeroppervlakte van de winkel tot maximaal 20 m² voor ondergeschikte horeca gebruikt mag worden.

1.51 Openbare ruimte     

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met in begrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.52 Overbouwing / onderdoorgang     

Een op de verbeelding aangegeven gebied waar, binnen de bestemming een doorgang mogelijk moet zijn waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.53 Passagiersvaartuig     

een bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot:

  1. vervoer van personen, of
  2. om beschikbaar te worden gesteld aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie.

1.54 Peil     

Onder het peil wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, tenzij anders is bepaald;
  2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw, tenzij anders is bepaald;
  3. indien op het water wordt gebouwd het waterpeil.

1.55 Pleziervaartuig     

Een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.56 Praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis / bedrijf aan huis     

Consumentverzorgende of zakelijke dienstverlening, webwinkel of bedrijf uitsluitend zijnde categorie A uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging waarbij:

  1. in overwegende mate de woonfunctie behouden blijft;
  2. deze een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die geen onevenredige afbreuk doet aan de woonfunctie.

1.57 Prostitutie     

Het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding.

1.58 Prostitutiebedrijf     

Een bedrijf waar prostitutie wordt bedreven.

1.59 Publieksgerichte zakelijke dienstverlening     

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek in overwegende mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals banken, makelaarskantoren, reisbureaus, wasserettes, stomerijen en uitzendbureaus.

1.60 Scootsafe     

Constructie voor de stalling van een scootmobiel of een daarmee te vergelijken hulpmiddel voor invaliden en mindervaliden.

1.61 Seksinrichting     

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijken inrichtingen.

1.62 Souterrain     

Een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,50 tot 1,50 meter boven het peil is gelegen.

1.63 Sportschool / fitness     

Een vorm van consumentverzorgende dienstverlening die vooral is ingericht met toestellen en andere voorzieningen om de lichamelijke conditie op peil te houden of te verbeteren.

1.64 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging     

De als Bijlage 1 opgenomen lijst, behorende bij deze regels, waarin vormen van gebruik anders dan wonen, zijn aangegeven, ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.

1.65 Supermarkt     

Een vorm van detailhandel waar overwegend levensmiddelen worden verkocht waarbij de winkel een bruto vloeroppervlakte heeft van minimaal 500 m2.

1.66 Telefoneerinrichting of belhuis     

Een voor publiek toegankelijk ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en ontvangen van faxen.

1.67 Terras     

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.68 Verkeersareaal     

Gronden die als verkeersruimte worden gebruikt, bestaande uit rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.69 Waterbouwkundige kunstwerken     

Kunstwerken, verband houdend met het gebruiksmogelijkheden van het water, zoals steigers, remmingswerken, afmeervoorzieningen, kades en bruggen.

1.70 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterhuishouding, zoals dammen, dijken, sluizen en beschoeiingen.

1.71 Webwinkel     

Het verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.

1.72 Woonboot     

Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf, bedoeld voor de huisvesting van één huishouden inclusief ruimten ten behoeve van praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis / bedrijf aan huis.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De bouwhoogte van een antenne-installatie     

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk     

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De bruto vloeroppervlakte van een gebouw     

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld, inclusief de bijzondere bouwlagen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Bedrijf     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. tuinen en erven, zulks met uitzondering van horecaterrassen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. verblijfsgebied;
  6. afvalinzamelingssystemen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. bergingen en andere nevenruimten.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

3.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bebouwingspercentage bestemmingsvlak: 100%;
  2. maximum goot- en bouwhoogte: de hoogte van (de te onderscheiden delen van) gebouwen zoals die op grond van een omgevingsvergunning is gerealiseerd ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan of op dat moment kan worden gerealiseerd op grond van een omgevingsvergunning, dan wel in geval een oorspronkelijk bouwwerk geamoveerd is, de in het voorgaande bestemmingsplan rechtens toegestane bouwhoogte.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 1 meter.

Artikel 4 Cultuur en ontspanning     

4.1 Bestemmingsonschrijving     

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, zoals indoor speelvoorzieningen met bijbehorende ondergeschikte horeca;
  2. culturele voorzieningen;

met bijbehorende

  1. bergingen en andere nevenruimten;
  2. tuinen en erven;
  3. groenvoorzieningen;
  4. nutsvoorziening;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

4.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bebouwingspercentage bestemmingsvlak: 100%;
  2. maximum goot- en bouwhoogte: de hoogte van (de te onderscheiden delen van) gebouwen zoals die op grond van een omgevingsvergunning is gerealiseerd ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan of op dat moment kan worden gerealiseerd op grond van een omgevingsvergunning, dan wel in geval een oorspronkelijk bouwwerk geamoveerd is, de in het voorgaande bestemmingsplan rechtens toegestane bouwhoogte;
  3. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" mogen de gronden niet worden bebouwd tot een hoogte die benodigd is voor de vrije doorgang voor het verkeer, behoudens de voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies.
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 1 meter.
  2. De onbebouwde gronden mogen slechts worden ingericht en gebruikt als tuin en ten behoeve van de op grond van lid 4.1 toegestane functies.

4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

4.3.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om orde-1 of orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten, geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

Het is verboden om orde-3 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten en voor zover op tussenwaarderingskaart C (waardering verkaveling) aangeduid als "5 punten" of "4 punten", geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

4.3.2 Uitzondering vergunningvereiste     

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  1. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  2. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
  3. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend ingevolge een aanschrijving van het bevoegde gezag;
  4. die alleen inpandig worden uitgevoerd en niet van invloed zijn op het gevelbeeld;
  5. worden uitgevoerd in het kader van regulier onderhoud.
4.3.3 Criteria voor vergunningverlening     

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan worden verleend indien:

  1. met de sloopactiviteiten de beeldbepalende of kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord;
  2. over het verzoek om vergunning de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Amsterdam een advies heeft uitgebracht.

Artikel 5 Gemengd - 1     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, niet zijnde een supermarkt, inclusief bijbehorende ondergeschikte horeca in de kelder, souterrain en eerste bouwlaag;
  2. consumentverzorgende dienstverlening in de kelder, souterrain en eerste bouwlaag;
  3. publieksgerichte zakelijke dienstverlening in de kelder, souterrain en eerste bouwlaag;
  4. woningen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis / bedrijf aan huis, in de tweede en hoger gelegen bouwlagen, waarbij toegangen tot woningen tevens in de eerste bouwlaag zijn toegestaan;

alsmede voor:

  1. een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "supermarkt";
  2. horeca van categorie 3 en horeca van categorie 4 in de kelder, souterrain en eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 3";
  3. horeca van categorie 4 in de kelder, souterrain en eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4";
  4. maatschappelijke dienstverlening niet zijnde geluidgevoelige bestemmingen in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";

met bijbehorende;

  1. tuinen en erven, zulks met uitzondering van horecaterrassen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. verblijfsgebied;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. afvalinzamelingssystemen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. bergingen en andere nevenruimten.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

5.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bebouwingspercentage bestemmingsvlak: 100%;
  2. maximum goot- en bouwhoogte:
    1. de hoogte van (de te onderscheiden delen van) gebouwen zoals die op grond van een omgevingsvergunning is gerealiseerd ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan of op dat moment kan worden gerealiseerd op grond van een omgevingsvergunning, dan wel in geval een oorspronkelijk bouwwerk geamoveerd is, de in het voorgaande bestemmingsplan rechtens toegestane bouwhoogte;
    2. in afwijking van het bepaalde onder b1 mogen de onbebouwde gronden volledig worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 meter, op voorwaarde dat het dak wordt ingericht als groen dak;
  3. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" mogen de gronden niet worden bebouwd tot een hoogte die benodigd is voor de vrije doorgang voor het verkeer, behoudens de voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies;
  4. voor de bouw van een nieuwe kelder of souterrain gelden de volgende regels:
    1. voor gronden die zijn voorzien van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" gelden de bepalingen zoals opgenomen in artikel Artikel 25 van deze regels;
    2. voor gronden die niet zijn voorzien van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" geldt dat een kelder of souterrain alleen mag worden gebouwd onder hoofdgebouwen, op voorwaarde dat:
      • onder of langs de kelder of het souterrain een grondwatermaatregel wordt genomen met een doorlaatvermogen (kD-waarde) van minimaal 15 m²/dag;
      • de grondwatermaatregel ervoor zorgt dat de bovenste (freatische) bodemlaag aan de voor- en achterzijde met elkaar in contact staat;
      • de footprint van de kelder of het souterrain maximaal 300 m2 bedraagt;
      • de diepte van kelder of het souterrain ten opzichte van het maaiveld aan de straatzijde maximaal 4 meter bedraagt.
  5. het bouwen van hoofdgebouwen of bijbehorende bouwwerken is slechts toegestaan als er wordt voorzien in de aanleg van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter (dak)oppervlak (60 mm), die vertraagd wordt geleegd met een snelheid van 2,5 mm/uur (60 mm in 24 uur).
5.2.3 Dakuitbouwen     

De maximum bouwhoogte als bedoeld onder 5.2.2 onder b mag worden overschreden door een uitbouw van de bovenste bouwlaag, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. een dakuitbouw is niet toegestaan op orde-1 en orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidelijke welstandskaarten;
  2. een dakuitbouw is niet toegestaan ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - 1", met uitzondering van de dakuitbouwen die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig zijn gerealiseerd;
  3. een dakuitbouw mag uitsluitend direct aangrenzend worden gerealiseerd, uitsluitend aan de achtergevel (de van de openbare ruimte afgekeerde zijde) van het hoofdgebouw;
  4. de afstand tot de achtergevel of dakrand minimaal gelijk is aan de hoogte van de uitbouw.
  5. de dakuitbouw mag uitsluitend worden gebruikt als deel van een woning;
  6. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter, tenzij het direct bestaande aangrenzende deel (kap of dakopbouw) van het hoofdgebouw lager is, dan geldt de bouwhoogte van het direct aangrenzende deel van het hoofdgebouw als maximum;
  7. in geval het direct aangrenzende deel van het hoofdgebouw een kap is, mag de dakuitbouw uitsluitend worden gebouwd indien deze wordt gerealiseerd op minimaal 0,5 meter onder de bestaande maximale nokhoogte van het hoofdgebouw;
  8. op de nieuw gerealiseerde dakuitbouw is een dakterras toegestaan, met inachtneming van het bepaalde onder 5.2.4.
5.2.4 Dakterrassen     

Het dak van de gebouwen mag worden ingericht en gebruikt als dakterras, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte mag worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. dakterrassen niet zijn toegestaan op orde-1 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidelijke welstandskaarten;
  2. dakterrassen niet zijn toegestaan ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - 1", met uitzondering van de dakterrassen die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig zijn gerealiseerd;
  3. dakterrassen en toegangsopbouwen alleen zijn toegestaan op daken die plat zijn afgedekt;
  4. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen tuinen of gemeenschappelijke binnentuinen minimaal 1,0 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  5. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2,0 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  6. de totale hoogte vanaf het dakvlak tot de bovenkant van de terrasvloer maximaal 0,5 meter bedraagt;
  7. hekwerken zijn toegestaan van maximaal 1,20 meter, gemeten vanaf de te realiseren terrasvloer.
5.2.5 Daktoegangsvoorzieningen     

Op gebouwen zijn daktoegangen toegestaan, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte mag worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. deze alleen zijn toegestaan indien een dakterras is toegestaan;
  2. toegangsopbouwen niet zijn toegestaan op orde 1 en orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten;
  3. toegangsopbouwen niet zijn toegestaan ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - 1", met uitzondering van de toegangsopbouwen die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig zijn gerealiseerd;
  4. een toegangsopbouw alleen is toegestaan als het dakvlak waar het dakterras mogelijk is niet bereikbaar is vanuit de bestaande hoofdbebouwing;
  5. de toegangsopbouw een oppervlak heeft van maximaal 6 m2 (inclusief overstekken e.d.);
  6. de hoogte van de toegangsopbouw niet meer is dan 2,8 meter gemeten vanaf de bestaande dakhoogte;
  7. de afstand van de toegangsopbouw tot de dakrand minimaal de hoogte van de toegangsopbouw bedraagt;
  8. dakluiken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 0,50 meter, gemeten vanaf het dak.
5.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 1 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegde gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 5.2.5 onder b teneinde toegangsopbouwen toe te staan op orde-2 panden mits dit niet leidt tot onevenredige visuele aantasting van het pand en mits wordt voldaan aan de overige voorwaarden zoals genoemd in lid 5.2.5.

5.4 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 5.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

5.4.1 Vestigingsgrootte     
  1. Voor de in lid 5.1 genoemde functies gelden de volgende maximale bruto vloeroppervlaktes (bvo) per vestiging:
    1. detailhandel: maximaal 350 m2 bvo;
    2. supermarkt: maximaal 1.000 m2 bvo;
    3. consumentverzorgende dienstverlening: maximaal 350 m2 bvo;
    4. publieksgerichte zakelijke dienstverlening: maximaal 350 m2 bvo;
    5. maatschappelijke dienstverlening niet zijnde kinderopvangvoorziening: maximaal 350 m2 bvo;
    6. horeca van categorie 3: maximaal 250 m2 bvo;
    7. horeca van categorie 4: maximaal 250 m2 bvo;
    8. overige functies als bedoeld in lid 5.1: het oppervlakte dat rechtmatig aanwezig was op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a is een groter bruto vloeroppervlakte per vestiging toegestaan indien dit rechtmatig is gerealiseerd op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

5.5.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om orde-1 of orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten, geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

Het is verboden om orde-3 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten en voor zover op tussenwaarderingskaart C (waardering verkaveling) aangeduid als "5 punten" of "4 punten", geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

5.5.2 Uitzondering vergunningvereiste     

Het in lid 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  1. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  2. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
  3. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend ingevolge een aanschrijving van het bevoegde gezag;
  4. bij regulier onderhoud aan de gevel, zoals het vervangen van rotte kozijnen of deuren, het vervangen van voegwerk en (houten) onderdelen;
  5. bij wijzigingen aan de voorgevel of bouwdelen die aan de voorgevel bevestigd zijn (zoals balkons) die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen;
  6. bij inpandige sloopwerkzaamheden die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen.
5.5.3 Criteria voor vergunningverlening     

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan worden verleend indien:

  1. met de sloopactiviteiten de beeldbepalende of kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord;
  2. over het verzoek om vergunning de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Amsterdam een advies heeft uitgebracht.

Artikel 6 Gemengd - 2     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, niet zijnde een supermarkt, inclusief bijbehorende ondergeschikte horeca in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag;
  2. consumentverzorgende dienstverlening in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag;
  3. publieksgerichte zakelijke dienstverlening in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag;
  4. maatschappelijke dienstverlening, niet zijnde geluidgevoelige bestemmingen, inclusief bijbehorende ondergeschikte horeca in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag;
  5. geluidgevoelige bestemmingen uitsluitend waar deze ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig zijn gerealiseerd.
  6. kantoren in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag;
  7. kantoren met daaraan ondergeschikte bewoning in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag, uitsluitend waar dit krachtens een verleende omgevingsvergunning is gerealiseerd;
  8. bedrijf in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag, met uitzondering van garagebedrijven;
  9. woningen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis / bedrijf aan huis, in de tweede en hoger gelegen bouwlagen, waarbij toegangen tot woningen tevens in de eerste bouwlaag zijn toegestaan;

alsmede:

  1. horeca van categorie 1 en horeca van categorie 4 in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1";
  2. horeca van categorie 3 en horeca van categorie 4 in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 3";
  3. woningen al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis in de kelder, souterrain en eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wonen";

met bijbehorende:

  1. tuinen en erven, zulks met uitzondering van horecaterrassen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. verblijfsgebied;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. afvalinzamelingssystemen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. bergingen en andere nevenruimten.

6.2 Bouwregels     

6.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

6.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bebouwingspercentage bestemmingsvlak: 100%;
  2. maximum goot- en bouwhoogte: de hoogte van (de te onderscheiden delen van) gebouwen zoals die op grond van een omgevingsvergunning is gerealiseerd ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan of op dat moment kan worden gerealiseerd op grond van een omgevingsvergunning, dan wel in geval een oorspronkelijk bouwwerk geamoveerd is, de in het voorgaande bestemmingsplan rechtens toegestane bouwhoogte;
  3. voor de bouw van een nieuwe kelder of souterrain gelden de volgende regels:
    1. voor gronden die zijn voorzien van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" gelden de bepalingen zoals opgenomen in artikel Artikel 25 van deze regels;
    2. voor gronden die niet zijn voorzien van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" geldt dat een kelder of souterrain alleen mag worden gebouwd onder hoofdgebouwen, op voorwaarde dat:
      • onder of langs de kelder of het souterrain een grondwatermaatregel wordt genomen met een doorlaatvermogen (kD-waarde) van minimaal 15 m²/dag;
      • de grondwatermaatregel ervoor zorgt dat de bovenste (freatische) bodemlaag aan de voor- en achterzijde met elkaar in contact staat;
      • de footprint van de kelder of het souterrain maximaal 300 m2 bedraagt;
      • de diepte van kelder of het souterrain ten opzichte van het maaiveld aan de straatzijde maximaal 4 meter bedraagt.
  4. het bouwen van hoofdgebouwen of bijbehorende bouwwerken is slechts toegestaan als er wordt voorzien in de aanleg van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter (dak)oppervlak (60 mm), die vertraagd wordt geleegd met een snelheid van 2,5 mm/uur (60 mm in 24 uur).
6.2.3 Dakuitbouwen     

De maximum bouwhoogte als bedoeld 6.2.2 onder b mag worden overschreden door een uitbouw van de bovenste bouwlaag, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. een dakuitbouw is niet toegestaan op orde-1 en orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidelijke welstandskaarten;
  2. een dakuitbouw mag uitsluitend direct aangrenzend worden gerealiseerd, uitsluitend aan de achterzijde (de van de openbare ruimte afgekeerde zijde) van het hoofdgebouw;
  3. de afstand tot de achtergevel of dakrand minimaal gelijk is aan de hoogte van de uitbouw.
  4. de dakuitbouw mag uitsluitend worden gebruikt als deel van een woning;
  5. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter, tenzij het direct bestaande aangrenzende deel (kap of dakopbouw) van het hoofdgebouw lager is, dan geldt de bouwhoogte van het direct aangrenzende deel van het hoofdgebouw als maximum;
  6. in geval het direct aangrenzende deel van het hoofdgebouw een kap is, mag de dakuitbouw uitsluitend worden gebouwd indien deze wordt gerealiseerd op minimaal 0,5 meter onder de bestaande maximale nokhoogte van het hoofdgebouw;
  7. op de nieuw gerealiseerde dakuitbouw is een dakterras toegestaan, met inachtneming van het bepaalde onder 6.2.4.
6.2.4 Dakterrassen     

Het dak van de gebouwen mag worden ingericht en gebruikt als dakterras, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte mag worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. dakterrassen niet zijn toegestaan op orde-1 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidelijke welstandskaarten;
  2. dakterrassen en toegangsopbouwen alleen zijn toegestaan op daken die plat zijn afgedekt;
  3. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen tuinen of gemeenschappelijke binnentuinen minimaal 1,0 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  4. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2,0 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  5. de totale hoogte vanaf het dakvlak tot de bovenkant van de terrasvloer maximaal 0,5 meter bedraagt;
  6. hekwerken zijn toegestaan van maximaal 1,20 meter, gemeten vanaf de te realiseren terrasvloer.
6.2.5 Daktoegangsvoorzieningen     

Op gebouwen zijn daktoegangen toegestaan, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte mag worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. deze alleen zijn toegestaan indien een dakterras is toegestaan;
  2. toegangsopbouwen niet zijn toegestaan op orde 1 en orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten;
  3. een toegangsopbouw alleen is toegestaan als het dakvlak waar het dakterras mogelijk is niet bereikbaar is vanuit de bestaande hoofdbebouwing;
  4. de toegangsopbouw een oppervlak heeft van maximaal 6 m2 (inclusief overstekken e.d.);
  5. de hoogte van de toegangsopbouw niet meer is dan 2,8 meter gemeten vanaf de bestaande dakhoogte;
  6. de afstand van de toegangsopbouw tot de dakrand minimaal de hoogte van de toegangsopbouw bedraagt;
  7. dakluiken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 0,50 meter, gemeten vanaf het dak.
6.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 1 meter.

6.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegde gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 6.2.5 onder b teneinde toegangsopbouwen toe te staan op orde-2 panden mits dit niet leidt tot onevenredige visuele aantasting van het pand en mits wordt voldaan aan de overige voorwaarden zoals genoemd in lid 6.2.5.

6.4 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 6.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

6.4.1 Vestigingsgrootte     
  1. Voor de in lid 6.1 onder a tot en met h, j en k genoemde functies gelden de volgende maximale bruto vloeroppervlaktes (bvo) per vestiging:
    1. detailhandel: maximaal 250 m2 bvo;
    2. consumentverzorgende dienstverlening: maximaal 250 m2 bvo;
    3. publieksgerichte zakelijke dienstverlening: maximaal 250 m2 bvo;
    4. maatschappelijke dienstverlening niet zijnde kinderopvangvoorziening: maximaal 250 m2 bvo;
    5. kinderopvangvoorziening: maximaal 250 m2 bvo;
    6. horeca van categorie 1: maximaal 250 m2 bvo;
    7. horeca van categorie 3: maximaal 250 m2 bvo;
    8. bedrijf: maximaal 250 m2 bvo;
    9. kantoor: maximaal 250 m2 bvo;
    10. overige functies als bedoeld in lid 6.1: het oppervlakte dat rechtmatig aanwezig was op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a is een groter bruto vloeroppervlakte per vestiging toegestaan indien dit rechtmatig is gerealiseerd op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels     

Het bevoegd gezag kan, gelet op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, in afwijking van het bepaalde in lid 7.1 onder d. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verlenen ten behoeve van het realiseren van een kinderopvangvoorziening, op voorwaarde van:

  1. maximaal één kinderopvangvoorziening per bouwblok met een maximum bruto vloeroppervlak van 250 m2 per vestiging;
  2. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn twee of meer kinderopvangvoorzieningen per bouwblok toegestaan indien deze rechtmatig aanwezig was op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  3. In afwijking van het bepaalde onder a. is een kinderopvangvoorziening niet toegestaan als zich in hetzelfde bouwblok reeds een school bevindt waarvan de speelplaats grenst aan de binnentuin.

6.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

6.6.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om orde-1 of orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten, geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

Het is verboden om orde-3 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten en voor zover op tussenwaarderingskaart C (waardering verkaveling) aangeduid als "5 punten" of "4 punten", geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

6.6.2 Uitzondering vergunningvereiste     

Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  1. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  2. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
  3. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend ingevolge een aanschrijving van het bevoegde gezag;
  4. bij regulier onderhoud aan de gevel, zoals het vervangen van rotte kozijnen of deuren, het vervangen van voegwerk en (houten) onderdelen;
  5. bij wijzigingen aan de voorgevel of bouwdelen die aan de voorgevel bevestigd zijn (zoals balkons) die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen;
  6. bij inpandige sloopwerkzaamheden die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen.
6.6.3 Criteria voor vergunningverlening     

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan worden verleend indien:

  1. met de sloopactiviteiten de beeldbepalende c.q. kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord;
  2. over het verzoek om vergunning de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Amsterdam een advies heeft uitgebracht.

Artikel 7 Gemengd - 3     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Gemengd - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. consumentverzorgende dienstverlening in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag;
  2. publieksgerichte zakelijke dienstverlening in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag;
  3. maatschappelijke dienstverlening, niet zijnde geluidgevoelige bestemmingen, inclusief bijbehorende ondergeschikte horeca in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag;
  4. geluidgevoelige bestemmingen uitsluitend waar deze ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig zijn gerealiseerd.
  5. kantoren in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag;
  6. kantoren met daaraan ondergeschikte bewoning in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag, uitsluitend waar dit krachtens een verleende omgevingsvergunning is gerealiseerd;
  7. bedrijf in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag, met uitzondering van garagebedrijven;
  8. woningen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis / bedrijf aan huis, in de tweede en hoger gelegen bouwlagen, waarbij toegangen tot woningen tevens in de eerste bouwlaag zijn toegestaan;

alsmede:

  1. horeca van categorie 1 en horeca van categorie 4 in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1";
  2. horeca van categorie 3 en horeca van categorie 4 in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 3";
  3. horeca van categorie 5 in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 5";
  4. een sportschool / fitness inclusief bijbehorende ondergeschikte horeca in de kelder, het souterrain en de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "sportschool";
  5. detailhandel in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
  6. woningen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis / bedrijf aan huis, in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wonen";

met bijbehorende:

  1. tuinen en erven, zulks met uitzondering van horecaterrassen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. verblijfsgebied;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. afvalinzamelingssystemen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. bergingen en andere nevenruimten.

7.2 Bouwregels     

7.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 7.2 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

7.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bebouwingspercentage bestemmingsvlak: 100%;
  2. maximum goot- en bouwhoogte: de hoogte van (de te onderscheiden delen van) gebouwen zoals die op grond van een omgevingsvergunning is gerealiseerd ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan of op dat moment kan worden gerealiseerd op grond van een omgevingsvergunning, dan wel in geval een oorspronkelijk bouwwerk geamoveerd is, de in het voorgaande bestemmingsplan rechtens toegestane bouwhoogte;
  3. voor de bouw van een nieuwe kelder of souterrain gelden de volgende regels:
    1. voor gronden die zijn voorzien van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" gelden de bepalingen zoals opgenomen in artikel Artikel 25 van deze regels;
    2. voor gronden die niet zijn voorzien van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" geldt dat een kelder of souterrain alleen mag worden gebouwd onder hoofdgebouwen, op voorwaarde dat:
      • onder of langs de kelder of het souterrain een grondwatermaatregel wordt genomen met een doorlaatvermogen (kD-waarde) van minimaal 15 m²/dag;
      • de grondwatermaatregel ervoor zorgt dat de bovenste (freatische) bodemlaag aan de voor- en achterzijde met elkaar in contact staat;
      • de footprint van de kelder of het souterrain maximaal 300 m2 bedraagt;
      • de diepte van kelder of het souterrain ten opzichte van het maaiveld aan de straatzijde maximaal 4 meter bedraagt.
  4. het bouwen van hoofdgebouwen of bijbehorende bouwwerken is slechts toegestaan als er wordt voorzien in de aanleg van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter (dak)oppervlak (60 mm), die vertraagd wordt geleegd met een snelheid van 2,5 mm/uur (60 mm in 24 uur).
7.2.3 Dakuitbouwen     

De maximum bouwhoogte als bedoeld 7.2.2 onder b mag worden overschreden door een uitbouw van de bovenste bouwlaag, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. een dakuitbouw is niet toegestaan op orde-1 en orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidelijke welstandskaarten;
  2. een dakuitbouw is niet toegestaan ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - 1", met uitzondering van de dakuitbouwen die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig zijn gerealiseerd;
  3. een dakuitbouw mag uitsluitend direct aangrenzend worden gerealiseerd, uitsluitend aan de achterzijde (de van de openbare ruimte afgekeerde zijde) van het hoofdgebouw;
  4. de afstand tot de achtergevel of dakrand minimaal gelijk is aan de hoogte van de uitbouw.
  5. de dakuitbouw mag uitsluitend worden gebruikt als deel van een woning;
  6. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter, tenzij het direct bestaande aangrenzende deel (kap of dakopbouw) van het hoofdgebouw lager is. Dan geldt de bouwhoogte van het direct aangrenzende deel van het hoofdgebouw als maximum;
  7. in geval het direct aangrenzende deel van het hoofdgebouw een kap is, mag de dakuitbouw uitsluitend worden gebouwd indien deze wordt gerealiseerd op minimaal 0,5 meter onder de bestaande maximale nokhoogte van het hoofdgebouw;
  8. op de nieuw gerealiseerde dakuitbouw is een dakterras toegestaan, met inachtneming van het bepaalde onder 7.2.4.
7.2.4 Dakterrassen     

Het dak van de gebouwen mag worden ingericht en gebruikt als dakterras, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte mag worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. dakterrassen niet zijn toegestaan op orde-1 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidelijke welstandskaarten;
  2. dakterrassen niet zijn toegestaan ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - 1", met uitzondering van de dakterrassen die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig zijn gerealiseerd;
  3. dakterrassen en toegangsopbouwen alleen zijn toegestaan op daken die plat zijn afgedekt;
  4. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen tuinen of gemeenschappelijke binnentuinen minimaal 1,0 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  5. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2,0 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  6. de totale hoogte vanaf het dakvlak tot de bovenkant van de terrasvloer maximaal 0,5 meter bedraagt;
  7. hekwerken zijn toegestaan van maximaal 1,20 meter, gemeten vanaf de te realiseren terrasvloer.
7.2.5 Daktoegangsvoorzieningen     

Op gebouwen zijn daktoegangen toegestaan, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte mag worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. deze alleen zijn toegestaan indien een dakterras is toegestaan;
  2. toegangsopbouwen niet zijn toegestaan op orde 1 en orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten;
  3. toegangsopbouwen niet zijn toegestaan ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - 1", met uitzondering van de toegangsopbouwen die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig zijn gerealiseerd;
  4. een toegangsopbouw alleen is toegestaan als het dakvlak waar het dakterras mogelijk is niet bereikbaar is vanuit de bestaande hoofdbebouwing;
  5. de toegangsopbouw een oppervlak heeft van maximaal 6 m2 (inclusief overstekken e.d.);
  6. de hoogte van de toegangsopbouw niet meer is dan 2,8 meter gemeten vanaf de bestaande dakhoogte;
  7. de afstand van de toegangsopbouw tot de dakrand minimaal de hoogte van de toegangsopbouw bedraagt;
  8. dakluiken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 0,50 meter, gemeten vanaf het dak.
7.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 1 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegde gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 7.2.5 onder b teneinde toegangsopbouwen toe te staan op orde-2 panden mits dit niet leidt tot onevenredige visuele aantasting van het pand en mits wordt voldaan aan de overige voorwaarden zoals genoemd in lid 7.2.5.

7.4 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 7.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

7.4.1 Vestigingsgroottes     
  1. Voor de in lid 7.1 a tot en met g genoemde functies gelden de volgende maximale bruto vloeroppervlaktes (bvo) per vestiging:
    1. consumentverzorgende dienstverlening: maximaal 250 m2 bvo;
    2. publieksgerichte zakelijke dienstverlening: maximaal 250 m2 bvo;
    3. maatschappelijke dienstverlening niet zijnde kinderopvangvoorziening: maximaal 250 m2 bvo;
    4. kinderopvangvoorziening: maximaal 250 m2 bvo;
    5. horeca van categorie 1: maximaal 250 m2 bvo;
    6. horeca van categorie 3: maximaal 250 m2 bvo;
    7. bedrijf: maximaal 250 m2 bvo;
    8. kantoor: maximaal 250 m2 bvo;
    9. overige functies als bedoeld in lid 7.1: het oppervlakte dat rechtmatig aanwezig was op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a is een groter bruto vloeroppervlakte per vestiging toegestaan indien dit rechtmatig is gerealiseerd op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels     

Het bevoegd gezag kan, gelet op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, in afwijking van het bepaalde in lid 7.1 onder d. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verlenen ten behoeve van het realiseren van een kinderopvangvoorziening, op voorwaarde van:

  1. maximaal één kinderopvangvoorziening per bouwblok met een maximum bruto vloeroppervlak van 250 m2 per vestiging;
  2. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn twee of meer kinderopvangvoorzieningen per bouwblok toegestaan indien deze rechtmatig aanwezig was op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  3. In afwijking van het bepaalde onder a. is een kinderopvangvoorziening niet toegestaan als zich in hetzelfde bouwblok reeds een school bevindt waarvan de speelplaats grenst aan de binnentuin.

7.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

7.6.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om orde-1 of orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten, geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

Het is verboden om orde-3 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten en voor zover op tussenwaarderingskaart C (waardering verkaveling) aangeduid als "5 punten" of "4 punten", geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

7.6.2 Uitzondering vergunningvereiste     

Het in lid 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  1. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  2. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
  3. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend ingevolge een aanschrijving van het bevoegde gezag;
  4. bij regulier onderhoud aan de gevel, zoals het vervangen van rotte kozijnen of deuren, het vervangen van voegwerk en (houten) onderdelen;
  5. bij wijzigingen aan de voorgevel of bouwdelen die aan de voorgevel bevestigd zijn (zoals balkons) die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen;
  6. bij inpandige sloopwerkzaamheden die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen.
7.6.3 Criteria voor vergunningverlening     

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan worden verleend indien:

  1. met de sloopactiviteiten de beeldbepalende c.q. kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord;
  2. over het verzoek om vergunning de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Amsterdam een advies heeft uitgebracht.

Artikel 8 Groen     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. speelvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. kunstobjecten;
  6. water;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. waterbouwkundige kunstwerken;
  9. terrassen behorend bij de direct aangrenzende Horeca;

alsmede:

  1. voor evenementen ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein" met bijbehorende voorzieningen voor de opslag van materialen behorend bij evenementen.

8.2 Bouwregels     

8.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

8.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. een gebouw is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein" en mag uitsluitend dienen als opslagruimte voor materialen behorend bij het evenemententerrein;
  2. maximum aantal gebouwen: 1;
  3. maximum oppervlakte: 20 m2;
  4. maximum bouwhoogte: 3 meter.
8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte plastieken en kunstobjecten: 6 meter;
  2. maximum bouwhoogte speelvoorzieningen: 8 meter;
  3. maximum bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 3 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 8.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. voor evenementen ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein" gelden de volgende bepalingen:
    1. uitsluitend openbaar toegankelijke evenementen zijn toegestaan;
    2. het maximum aantal grote evenementen, middelgrote evenementen en kleine evenementen bedraagt het aantal evenementen dat is toegestaan op basis van het geldende locatieprofiel voor het Erasmuspark zoals is vastgelegd in de "Locatieprofielen voor evenementenlocaties" (gepubliceerd in het gemeenteblad op 15 mei 2018, nr. 100530). Indien deze beleidsregel gedurende de planperiode bij besluit (gelet op artikel 1:3, vierde lid, van de Awb) wordt gewijzigd, dan is de gewijzigde versie van toepassing.
    3. voor alle evenementen geldt dat maximaal 25% van het oppervlakte waar de aanduiding “evenemententerrein” van toepassing is mag worden gebruikt voor het evenement.
  2. terrassen behorend bij de direct aangrenzende Horeca zijn toegestaan tot de omvang die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan krachtens een vergunning zijn gerealiseerd.

Artikel 9 Horeca     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca van categorie 4;
  2. maatschappelijke dienstverlening niet zijnde een geluidgevoelige bestemming

met bijbehorende:

  1. bergingen en andere nevenruimten;
  2. terrassen.

9.2 Bouwregels     

9.2.1 Algemeen     

Op de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

9.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bebouwingspercentage bestemmingsvlak: 100%;
  2. maximum bouwhoogte: de hoogte van (de te onderscheiden delen van) gebouwen zoals die op grond van een omgevingsvergunning is gerealiseerd ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan of op dat moment kan worden gerealiseerd op grond van een omgevingsvergunning, dan wel in geval een oorspronkelijk bouwwerk geamoveerd is, de in het voorgaande bestemmingsplan rechtens toegestane bouwhoogte.
9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 1 meter.

Artikel 10 Maatschappelijk - 1     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Maatschappelijk - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke dienstverlening, met inbegrip van geluidgevoelige bestemmingen;

met bijbehorende:

  1. tuinen en erven, zulks met uitzondering van horecaterrassen;
  2. (school)pleinen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. verblijfsgebied;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. afvalinzamelingssystemen;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. bergingen en andere nevenruimten.

10.2 Bouwregels     

10.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

10.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bebouwingspercentage bestemmingsvlak: 100%, tenzij er in het betreffende bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven, dan geldt een maximum bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  2. maximum goot- en bouwhoogte: de hoogte van (de te onderscheiden delen van) gebouwen zoals die op grond van een omgevingsvergunning is gerealiseerd ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan of op dat moment kan worden gerealiseerd op grond van een omgevingsvergunning, dan wel in geval een oorspronkelijk bouwwerk geamoveerd is, de in het voorgaande bestemmingsplan rechtens toegestane bouwhoogte;
  3. voor de bouw van een nieuwe kelder of souterrain gelden de volgende regels:
    1. voor gronden die zijn voorzien van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" gelden de bepalingen zoals opgenomen in artikel 25.2 van deze regels;
    2. voor gronden die niet zijn voorzien van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" geldt dat een kelder of souterrain alleen mag worden gebouwd onder hoofdgebouwen, op voorwaarde dat:
      • onder of langs de kelder of het souterrain een grondwatermaatregel wordt genomen met een doorlaatvermogen (kD-waarde) van minimaal 15 m²/dag;
      • de grondwatermaatregel ervoor zorgt dat de bovenste (freatische) bodemlaag aan de voor- en achterzijde met elkaar in contact staat;
      • de footprint van de kelder of het souterrain maximaal 300 m2 bedraagt;
      • de diepte van kelder of het souterrain ten opzichte van het maaiveld aan de straatzijde maximaal 4 meter bedraagt.
  4. het bouwen van hoofdgebouwen of bijbehorende bouwwerken is slechts toegestaan als er wordt voorzien in de aanleg van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter (dak)oppervlak (60 mm), die vertraagd wordt geleegd met een snelheid van 2,5 mm/uur (60 mm in 24 uur).
10.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 1 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 10.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. Ten aanzien van de op grond van 10.1 toegestane maatschappelijke dienstverlening geldt een maximum aantal van één kinderopvangvoorziening per bouwblok;
  2. In afwijking van het bepaalde onder a zijn twee of meer kinderopvangvoorzieningen per bouwblok toegestaan indien deze op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig waren gerealiseerd.
  3. In afwijking van het bepaalde onder a is een kinderopvangvoorziening niet toegestaan als zich in hetzelfde bouwblok reeds een school bevindt waarvan de speelplaats grenst aan de binnentuin.

10.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

10.4.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om orde-1 of orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten, geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

Het is verboden om orde-3 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten en voor zover op tussenwaarderingskaart C (waardering verkaveling) aangeduid als "5 punten" of "4 punten", geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

10.4.2 Uitzondering vergunningvereiste     

Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  1. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  2. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
  3. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend ingevolge een aanschrijving van het bevoegde gezag;
  4. bij regulier onderhoud aan de gevel, zoals het vervangen van rotte kozijnen of deuren, het vervangen van voegwerk en (houten) onderdelen;
  5. bij wijzigingen aan de voorgevel of bouwdelen die aan de voorgevel bevestigd zijn (zoals balkons) die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen;
  6. bij inpandige sloopwerkzaamheden die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen.
10.4.3 Criteria voor vergunningverlening     

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan worden verleend indien:

  1. met de sloopactiviteiten de beeldbepalende c.q. kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord;
  2. over het verzoek om vergunning de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Amsterdam een advies heeft uitgebracht.

Artikel 11 Maatschappelijk - 2     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Maatschappelijk - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke dienstverlening, met uitzondering van geluidgevoelige bestemming;

met bijbehorende:

  1. tuinen en erven, zulks met uitzondering van horecaterrassen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. verblijfsgebied;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. afvalinzamelingssystemen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. bergingen en andere nevenruimten.

11.2 Bouwregels     

11.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

11.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bebouwingspercentage bestemmingsvlak: 100%, tenzij er in het betreffende bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven, dan geldt een maximum bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  2. maximum goot- en bouwhoogte: de hoogte van (de te onderscheiden delen van) gebouwen zoals die op grond van een omgevingsvergunning is gerealiseerd ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan of op dat moment kan worden gerealiseerd op grond van een omgevingsvergunning, dan wel in geval een oorspronkelijk bouwwerk geamoveerd is, de in het voorgaande bestemmingsplan rechtens toegestane bouwhoogte;
  3. voor de bouw van een nieuwe kelder of souterrain gelden de volgende regels:
    1. voor gronden die zijn voorzien van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" gelden de bepalingen zoals opgenomen in artikel 25.2 van deze regels;
    2. voor gronden die niet zijn voorzien van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" geldt dat een kelder of souterrain alleen mag worden gebouwd onder hoofdgebouwen, op voorwaarde dat:
      • onder of langs de kelder of het souterrain een grondwatermaatregel wordt genomen met een doorlaatvermogen (kD-waarde) van minimaal 15 m²/dag;
      • de grondwatermaatregel ervoor zorgt dat de bovenste (freatische) bodemlaag aan de voor- en achterzijde met elkaar in contact staat;
      • de footprint van de kelder of het souterrain maximaal 300 m2 bedraagt;
      • de diepte van kelder of het souterrain ten opzichte van het maaiveld aan de straatzijde maximaal 4 meter bedraagt.
  4. het bouwen van hoofdgebouwen of bijbehorende bouwwerken is slechts toegestaan als er wordt voorzien in de aanleg van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter (dak)oppervlak (60 mm), die vertraagd wordt geleegd met een snelheid van 2,5 mm/uur (60 mm in 24 uur).
11.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 1 meter.

11.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

11.3.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om orde-1 of orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten, geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

Het is verboden om orde-3 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten en voor zover op tussenwaarderingskaart C (waardering verkaveling) aangeduid als "5 punten" of "4 punten", geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

11.3.2 Uitzondering vergunningvereiste     

Het in lid 11.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  1. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  2. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
  3. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend ingevolge een aanschrijving van het bevoegde gezag;
  4. bij regulier onderhoud aan de gevel, zoals het vervangen van rotte kozijnen of deuren, het vervangen van voegwerk en (houten) onderdelen;
  5. bij wijzigingen aan de voorgevel of bouwdelen die aan de voorgevel bevestigd zijn (zoals balkons) die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen;
  6. bij inpandige sloopwerkzaamheden die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen.
11.3.3 Criteria voor vergunningverlening     

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan worden verleend indien:

  1. met de sloopactiviteiten de beeldbepalende c.q. kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord;
  2. over het verzoek om vergunning de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Amsterdam een advies heeft uitgebracht.

Artikel 12 Sport     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sporthal;
  2. sportvelden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkereervoorzieningen, met bijbehorende toegangswegen;
  5. bij de sportvoorziening behorende voorzieningen zoals kleedruimten, ondergeschikte horeca, bergingen en andere nevenruimten;
  6. erven.

12.2 Bouwregels     

12.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

12.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage bouwvlak: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: de hoogte van (de te onderscheiden delen van) gebouwen zoals die op grond van een omgevingsvergunning is gerealiseerd ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan of op dat moment kan worden gerealiseerd op grond van een omgevingsvergunning, dan wel in geval een oorspronkelijk bouwwerk geamoveerd is, de in het voorgaande bestemmingsplan rechtens toegestane bouwhoogte;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat maximaal 10% van het bouwvlak ten behoeve van installatieruimten mag worden vergroot tot een maximum bouwhoogte van 11 meter;
  5. voor de bouw van een nieuwe kelder of souterrain gelden de volgende regels:
    1. voor gronden die zijn voorzien van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" gelden de bepalingen zoals opgenomen in artikel 25.2 van deze regels;
    2. een kelder of souterrain mag alleen worden gebouwd onder hoofdgebouwen, op voorwaarde dat:
      • onder of langs de kelder of het souterrain een grondwatermaatregel wordt genomen met een doorlaatvermogen (kD-waarde) van minimaal 15 m²/dag;
      • de grondwatermaatregel ervoor zorgt dat de bovenste (freatische) bodemlaag aan de voor- en achterzijde met elkaar in contact staat;
      • de footprint van de kelder of het souterrain maximaal 300 m2 bedraagt;
      • de diepte van kelder of het souterrain ten opzichte van het maaiveld aan de straatzijde maximaal 4 meter bedraagt.
12.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. maximum bouwhoogte lichtmasten: 18 meter;
  2. maximum bouwhoogte vlaggenmasten: 8 meter;
  3. maximum bouwhoogte sporthekken en ballenvangers: 5 meter;
  4. maximum bouwhoogte overige bouwwerken: 3 meter.

12.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 12.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. het maximum aantal parkeerplaatsen bedraagt 10.

Artikel 13 Tuin     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen;
  2. groenvoorzieningen;

alsmede voor:

  1. gebouwde parkeervoorzieningen in de kelder met bijbehorende in- en uitritten, bergingen en technische ruimten ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage".

13.2 Bouwregels     

13.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

13.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. uitsluitend bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan die overeenkomstig het Besluit omgevingsrecht kunnen worden gebouwd zonder omgevingsvergunning;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a zijn grotere of hogere bijbehorende bouwwerken dan bedoeld onder a toegestaan indien deze op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig zijn gerealiseerd.
13.2.3 Dakterrassen     

Het dak van de bijbehorende bouwwerken als bedoeld in lid 13.2.2 mag worden ingericht en gebruikt als dakterras, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte mag worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. dakterrassen niet zijn toegestaan op orde-1 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidelijke welstandskaarten;
  2. dakterrassen en toegangsopbouwen alleen zijn toegestaan op daken die plat zijn afgedekt;
  3. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen tuinen of gemeenschappelijke binnentuinen minimaal 1,0 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  4. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2,0 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  5. de totale hoogte vanaf het dakvlak tot de bovenkant van de terrasvloer maximaal 0,5 meter bedraagt;
  6. hekwerken zijn toegestaan van maximaal 1,20 meter, gemeten vanaf de te realiseren terrasvloer.
13.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 1 meter.

13.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 13.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. Ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" geldt dat bergingen, fietsenstallingen en technische ruimten onder de gronden als bedoeld in lid 13.1, 14.1 en 18.1 van deze regels slechts zijn toegestaan indien in aangegeven aanduidingsvlakken "parkeergarage" samen minimaal 141 parkeerplaatsen worden gerealiseerd danwel in stand worden gehouden.
  2. Als verboden gebruik als bedoeld in lid 24.2 van deze regels wordt in elk geval aangemerkt het gebruik van de in lid 13.1 genoemde gronden ten dienste van het parkeren van motorvoertuigen alsmede ten dienste van opslagdoeleinden. De gebouwde parkeervoorzieningen als bedoeld onder a zijn hier van uitgezonderd.

Artikel 14 Verkeer - 1     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Verkeer - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeersareaal;
  2. uitwegen van parkeerplaatsen of aangrenzende gebouwde parkeervoorzieningen;
  3. onderdoorgangen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. kunstobjecten;
  8. voorzieningen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie;
  9. stallingsvoorzieningen voor scootmobiels (scootsafes);
  10. voorzieningen ten behoeve van elektrisch vervoer;
  11. staanplaatsen;
  12. water;
  13. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  14. waterbouwkundige kunstwerken;

alsmede:

  1. voor horecaterrassen, uitsluitend waar deze op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan krachtens een vergunning zijn gerealiseerd;
  2. voor trambanen met bijbehorende voorzieningen uitsluitend waar deze op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn gerealiseerd;
  3. ter plaatse van de aanduiding "brug" (br) tevens voor verkeer overeenkomstig artikel Artikel 16 Verkeer - 3 ten behoeve van ongelijkvloers kruisend verkeer;
  4. voor kiosken ten behoeve van detailhandel en ten behoeve van horeca van categorie 4, uitsluitend waar deze op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn gerealiseerd.

14.2 Bouwregels     

14.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

14.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. kiosken zoals bedoeld in lid 14.1:
    1. situering: uitsluitend waar deze op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn gerealiseerd;
    2. maximum oppervlakte: 15 m2;
    3. maximum bouwhoogte: 3 meter.
14.2.3 Scootsafes     

Voor het bouwen van scootsafes gelden de volgende regels:

  1. maximum inhoud: 3 m3;
  2. scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd op voorwaarde dat:
    1. plaatsing van de scootsafe inpandig niet mogelijk is;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen.
14.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte plastieken en kunstobjecten: 6 meter;
  2. maximum bouwhoogte speelvoorzieningen: 8 meter;
  3. maximum bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 3 meter.

14.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 14.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. Ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" geldt dat bergingen, fietsenstallingen en technische ruimten onder de gronden als bedoeld in lid 13.1, 14.1 en 18.1 van deze regels slechts zijn toegestaan indien in aangegeven aanduidingsvlakken "parkeergarage" samen minimaal 141 parkeerplaatsen worden gerealiseerd danwel in stand worden gehouden.

14.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

14.4.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om orde-1 of orde-2 bouwwerken waaronder mede begrepen bruggen, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten, geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

Het is verboden om orde-3 bouwwerken waaronder mede begrepen bruggen, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten en voor zover op tussenwaarderingskaart C (waardering verkaveling) aangeduid als "5 punten" of "4 punten", geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

14.4.2 Uitzondering vergunningvereiste     

Het in lid 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  1. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  2. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
  3. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend ingevolge een aanschrijving van het bevoegde gezag;
  4. bij regulier onderhoud aan de gevel, zoals het vervangen van rotte kozijnen of deuren, het vervangen van voegwerk en (houten) onderdelen;
  5. bij wijzigingen aan de voorgevel of bouwdelen die aan de voorgevel bevestigd zijn (zoals balkons) die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen;
  6. bij inpandige sloopwerkzaamheden die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen.
14.4.3 Criteria voor vergunningverlening     

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan worden verleend indien:

  1. met de sloopactiviteiten de beeldbepalende c.q. kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord;
  2. over het verzoek om vergunning de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Amsterdam een advies heeft uitgebracht.

Artikel 15 Verkeer - 2     

15.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Verkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. pleinen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. kunstobjecten;
  7. voorzieningen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie;
  8. stallingsvoorzieningen voor scootmobiels (scootsafes);
  9. voorzieningen ten behoeve van elektrisch vervoer;
  10. staanplaatsen;
  11. water;
  12. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  13. waterbouwkundige kunstwerken;

alsmede:

  1. voor horecaterrassen, uitsluitend waar deze op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan krachtens een vergunning zijn gerealiseerd;
  2. voor kiosken ten behoeve van detailhandel en ten behoeve van horeca van categorie 4, uitsluitend waar deze op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn gerealiseerd;
  3. gebouwde parkeervoorzieningen in de kelder met bijbehorende in- en uitritten, bergingen en technische ruimten ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage".

15.2 Bouwregels     

15.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

15.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. kiosken zoals bedoeld in lid 15.1:
    1. situering: uitsluitend waar deze op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn gerealiseerd;
    2. maximum oppervlakte: 15 m2;
    3. maximum bouwhoogte: 3 meter.
  2. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een ondergrondse parkeervoorziening als bedoeld in lid 15.1 onder p: 8 meter.
15.2.3 Scootsafes     

Voor het bouwen van scootsafes gelden de volgende regels:

  1. maximum inhoud: 3 m3;
  2. scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd op voorwaarde dat:
    1. plaatsing van de scootsafe inpandig niet mogelijk is;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen.
15.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte plastieken en kunstobjecten: 6 meter;
  2. maximum bouwhoogte speelvoorzieningen: 8 meter;
  3. maximum bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 3 meter.

Artikel 16 Verkeer - 3     

16.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Verkeer - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met ten hoogste 2x3 doorgaande rijstroken, opritten, opstelstroken en busstroken daar niet onder begrepen;
  2. ter plaatse van de aanduiding "brug" (br) tevens voor verkeer overeenkomstig Artikel 14 Verkeer - 1 en Artikel 15 Verkeer - 2 ten behoeve van ongelijkvloers kruisend verkeer;
  3. bij de vorenstaande doeleinden behorende voorzieningen zoals bruggen, tunnels, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer en waterberging.

16.2 Bouwregels     

16.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

16.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.

Artikel 17 Water     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;
  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. waterbouwkundige kunstwerken;

alsmede voor:

  1. een helofytenfilter, groenvoorzieningen en verblijfsgebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - 1".

17.2 Bouwregels     

17.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

17.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. maximum bouwhoogte: 6 meter.

17.3 Specifieke gebruiksregels     

Onder verboden gebruik als bedoeld in lid 24.2 van deze regels wordt in ieder geval verstaan het gebruik van het water als ligplaats voor een bedrijfsvaartuig, passagiersvaartuig of woonboot.

Artikel 18 Wonen     

18.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis / bedrijf aan huis, in alle bouwlagen inclusief bijzondere bouwlagen;

alsmede voor:

  1. parkeervoorzieningen in de kelder, souterrain en eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage";

met bijbehorende:

  1. tuinen en erven;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. bergingen en andere nevenruimten.

18.2 Bouwregels     

18.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 18.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

18.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bebouwingspercentage bestemmingsvlak: 100%;
  2. maximum goot- en bouwhoogte: de hoogte van (de te onderscheiden delen van) gebouwen zoals die op grond van een omgevingsvergunning is gerealiseerd ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan of op dat moment kan worden gerealiseerd op grond van een omgevingsvergunning, dan wel in geval een oorspronkelijk bouwwerk geamoveerd is, de in het voorgaande bestemmingsplan rechtens toegestane bouwhoogte;
  3. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" mogen de gronden niet worden bebouwd tot een hoogte die benodigd is voor de vrije doorgang voor het verkeer, behoudens de voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies;
  4. voor de bouw van een nieuwe kelder of souterrain gelden de volgende regels:
    1. voor gronden die zijn voorzien van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" gelden de bepalingen zoals opgenomen in artikel Artikel 25 van deze regels;
    2. voor gronden die niet zijn voorzien van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" geldt dat een kelder of souterrain alleen mag worden gebouwd onder hoofdgebouwen, op voorwaarde dat:
      • onder of langs de kelder of het souterrain een grondwatermaatregel wordt genomen met een doorlaatvermogen (kD-waarde) van minimaal 15 m²/dag;
      • de grondwatermaatregel ervoor zorgt dat de bovenste (freatische) bodemlaag aan de voor- en achterzijde met elkaar in contact staat;
      • de footprint van de kelder of het souterrain maximaal 300 m2 bedraagt;
      • de diepte van kelder of het souterrain ten opzichte van het maaiveld aan de straatzijde maximaal 4 meter bedraagt.
  5. het bouwen van hoofdgebouwen of bijbehorende bouwwerken is slechts toegestaan als er wordt voorzien in de aanleg van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter (dak)oppervlak (60 mm), die vertraagd wordt geleegd met een snelheid van 2,5 mm/uur (60 mm in 24 uur).
18.2.3 Dakuitbouwen     

De maximum bouwhoogte als bedoeld 18.2.2 onder b mag worden overschreden door een uitbouw van de bovenste bouwlaag, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. een dakuitbouw is niet toegestaan op orde-1 en orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidelijke welstandskaarten;
  2. een dakuitbouw is niet toegestaan ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - 1" en de "specifieke bouwaanduiding - 2", met uitzondering van de dakuitbouwen die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig zijn gerealiseerd;
  3. een dakuitbouw mag uitsluitend direct aangrenzend aan de achterzijde (de van de openbare ruimte afgekeerde zijde) van het hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  4. de afstand tot de achtergevel of dakrand minimaal gelijk is aan de hoogte van de uitbouw.
  5. de dakuitbouw mag uitsluitend worden gebruikt als deel van een woning;
  6. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter, tenzij het direct bestaande aangrenzende deel (kap of dakopbouw) van het hoofdgebouw lager is, dan geldt de bouwhoogte van het direct aangrenzende deel van het hoofdgebouw als maximum;
  7. in geval het direct aangrenzende deel van het hoofdgebouw een kap is, mag de dakuitbouw uitsluitend worden gebouwd indien deze wordt gerealiseerd op minimaal 0,5 meter onder de bestaande maximale nokhoogte van het hoofdgebouw;
  8. op de nieuw gerealiseerde dakuitbouw is een dakterras toegestaan, met inachtneming van het bepaalde onder 18.2.4.
18.2.4 Dakterrassen     

Het dak van de gebouwen mag worden ingericht en gebruikt als dakterras, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte mag worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. dakterrassen niet zijn toegestaan op orde-1 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidelijke welstandskaarten;
  2. dakterrassen niet zijn toegestaan ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - 1", met uitzondering van de dakterrassen die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig zijn gerealiseerd;
  3. dakterrassen en toegangsopbouwen alleen zijn toegestaan op daken die plat zijn afgedekt;
  4. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen tuinen of gemeenschappelijke binnentuinen minimaal 1,0 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  5. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2,0 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  6. de totale hoogte vanaf het dakvlak tot de bovenkant van de terrasvloer maximaal 0,5 meter bedraagt;
  7. hekwerken zijn toegestaan van maximaal 1,20 meter, gemeten vanaf de te realiseren terrasvloer.
18.2.5 Daktoegangsgebouwen     

Op gebouwen zijn daktoegangen toegestaan, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte mag worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. deze alleen zijn toegestaan indien een dakterras is toegestaan;
  2. toegangsopbouwen niet zijn toegestaan ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - 1", met uitzondering van de toegangsopbouwen die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig zijn gerealiseerd;
  3. toegangsopbouwen niet zijn toegestaan op orde 1 en orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten;
  4. een toegangsopbouw alleen is toegestaan als het dakvlak waar het dakterras mogelijk is niet bereikbaar is vanuit de bestaande hoofdbebouwing;
  5. de toegangsopbouw een oppervlak heeft van maximaal 6 m2 (inclusief overstekken e.d.);
  6. de hoogte van de toegangsopbouw niet meer is dan 2,8 meter gemeten vanaf de bestaande dakhoogte;
  7. de afstand van de toegangsopbouw tot de dakrand minimaal de hoogte van de toegangsopbouw bedraagt;
  8. dakluiken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 0,50 meter, gemeten vanaf het dak.
18.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 1 meter.

18.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegde gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 18.2.5 onder b teneinde toegangsopbouwen toe te staan op orde-2 panden mits dit niet leidt tot onevenredige visuele aantasting van het pand en mits wordt voldaan aan de overige voorwaarden zoals genoemd in lid 18.2.5.

18.4 Specifieke gebruiksregels     

18.4.1 Verboden gebruik     

Voor de in lid 18.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. Als verboden gebruik zoals bedoeld in artikel 24.2 van deze regels wordt in ieder geval aangemerkt het (geheel of gedeeltelijk) gebruiken en/of in gebruik geven van de in dit artikel genoemde kelders en souterrains als zelfstandige woning.
18.4.2 Gebouwde parkeervoorzieningen     

Voor de in lid 18.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. Ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" geldt dat bergingen, fietsenstallingen en technische ruimten onder de gronden als bedoeld in lid 13.1, 14.1 en 18.1 van deze regels slechts zijn toegestaan indien in aangegeven aanduidingsvlakken "parkeergarage" samen minimaal 141 parkeerplaatsen worden gerealiseerd danwel in stand worden gehouden.

18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

18.5.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om orde-1 of orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten, geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

Het is verboden om orde-3 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten en voor zover op tussenwaarderingskaart C (waardering verkaveling) aangeduid als "5 punten" of "4 punten", geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

18.5.2 Uitzondering vergunningvereiste     

Het in lid 18.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  1. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  2. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
  3. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend ingevolge een aanschrijving van het bevoegde gezag;
  4. bij regulier onderhoud aan de gevel, zoals het vervangen van rotte kozijnen of deuren, het vervangen van voegwerk en (houten) onderdelen;
  5. bij wijzigingen aan de voorgevel of bouwdelen die aan de voorgevel bevestigd zijn (zoals balkons) die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen;
  6. bij inpandige sloopwerkzaamheden die het aanblik van de gevel aan de straatzijde niet wezenlijk veranderen.
18.5.3 Criteria voor vergunningverlening     

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan worden verleend indien:

  1. met de sloopactiviteiten de beeldbepalende c.q. kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord;
  2. over het verzoek om vergunning de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Amsterdam een advies heeft uitgebracht.

Artikel 19 Waarde - archeologie     

19.1 Bestemmingsomschrijving     

  1. De voor Waarde - archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.
  2. De bestemming Waarde - archeologie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

19.2 Bouwregels     

19.2.1 Algemeen     

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld, indien de aanvraag leidt tot grondroerende werkzaamheden:

  1. van 500 m² of meer en;
  2. dieper dan 2,50 meter onder peil.
19.2.2 Uitzondering onderzoeksplicht     

Het bepaalde in lid 19.2.1 is niet van toepassing indien uit aanvullend bureauonderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is en er geen nader archeologisch onderzoek nodig is.

19.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nader eisen stellen aan bouwplannen die voorzien in grondroerende werkzaamheden. Het bevoegd gezag stelt, indien een Inventariserend veldonderzoek (IVO) daartoe aanleiding geeft, nadere eisen aan bouwplannen die kunnen strekken tot:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegde gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

19.4.1 Verbodsregel     

Op en onder de in 19.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen over een oppervlakte van meer dan 500 m² in combinatie met werken op een diepte van 2,50 meter of meer, waartoe onder meer wordt gerekend het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
  2. het aanbrengen van drainage op een diepte van 2,50 meter of meer;
  3. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen op een diepte van 2,50 meter of meer.
19.4.2 Uitzondering verbodsregel     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 19.4.1 is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:

  1. het normale onderhoud van wegen, water, groenvoorzieningen en tuinen;
  2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen uitgevoerd door een ter zake deskundige;
  4. indien uit archeologisch bureau-onderzoek blijkt dat er ter plaatse sprake is van een negatieve archeologische verwachting.
19.4.3 Weigeringsgrond omgevingsvergunning     

De omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

19.4.4 Onderzoeksplicht     

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien een Inventariserend veldonderzoek (IVO) naar mogelijk aanwezige archeologische waarden in de betrokken gronden heeft plaatsgevonden en waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld.

19.4.5 Uitzondering onderzoeksplicht     

Het bepaalde in lid 19.4.4 is niet van toepassing indien uit aanvullend bureauonderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is en er geen nader archeologisch onderzoek nodig is.

19.4.6 Voorschriften omgevingsvergunning     

Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 20 Waarde - hoofdgroenstructuur     

20.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - hoofdgroenstructuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de Hoofdgroenstructuur en de cultuurhistorische waarden van het Erasmuspark.

20.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

20.2.1 Vergunningsplicht     

Op de in 20.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder het ophogen, egaliseren en afgraven van gronden;
  2. het aanleggen, dempen, verbreden of versmallen van waterlopen;
  3. het herinrichten of anderszins wijzigingen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte;
  4. het bestraten of herstraten van de bestaande profielen, in de zin van herprofilering en/of wijziging van bestratingsmateriaal, het aanbrengen, wegnemen of veranderen van stoepen, stoepranden, stoeppalen of waterpompen daaronder begrepen;
  5. het verwijderen of toevoegen van beplanting.
20.2.2 Uitzonderingen op de vergunningsplicht     

Het bepaalde in 20.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen;
  2. die het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen in bestaande tracés betreffen;
  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, danwel uitgevoerd mogen worden conform een aangevraagde en/of verleende vergunning.
20.2.3 Toetsingscriteria     

De omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 20.2.1 kan worden verleend, indien de werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden geen aantasting van de recreatieve, cultuurhistorische, ecologische of landschappelijke waarden tot gevolg hebben.

20.3 Wijzigingsbevoegdheid     

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. één of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Hoofdgroenstructuur' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, mits de betreffende gronden niet langer zijn aangewezen als Hoofdgroenstructuur en de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur hierover heeft geadviseerd;
  2. aan gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Hoofdgroenstructuur' toe te kennen, mits de betreffende gronden worden aangewezen als Hoofdgroenstructuur en de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur hierover heeft geadviseerd.

Artikel 21 Waterstaat - waterkering     

21.1 Bestemmingsomschrijving     

  1. De voor Waterstaat - waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van een waterkering;
  2. De bestemming Waterstaat - Waterkering is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen met uitzondering van de bestemming Waarde - archeologie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene bouwregels     

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van hijsinrichtingen en andere ondergeschikte

    delen van gebouwen, voor zover deze de vrije doorgang van het verkeer niet

    belemmeren;
  2. ten behoeve van stoepen, stoeptreden, koekoeken, funderingen, plinten, hekwerken van Franse balkons, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter;
  3. ten behoeve van gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, 2,4 meter boven een rijwielpad en 2,2 meter boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van bedoelde strook van 1,5 meter;
  4. (wanden van) ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter en deze achter de voorgevel worden gerealiseerd;
  5. schotelantennes met een diameter van maximaal 1 meter;
  6. dakluiken, daklichtconstructies en dergelijke ondergeschikte delen van gebouwen mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels     

24.1 Algemeen     

Het is verboden de in het bestemmingsplan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of de daarbij behorende regels.

24.2 Verboden gebruik     

Als verboden gebruik - in de zin van gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven - wordt, tenzij het gebruik op basis van Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is toegestaan, in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bebouwing voor een:

  1. inrichting die wordt begrepen onder bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  2. telefoneerinrichting of belhuis / internetcafé;
  3. automatenhal;
  4. seksinrichting;
  5. prostitutiebedrijf;
  6. geldwisselkantoor;
  7. massagesalon;
  8. opslag en/of verkooppunt van consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of andere vergelijkbare ontplofbare goederen;
  9. opslag en/of stalling van kampeermiddelen, voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, en aan hun gebruik onttrokken machines, behoudens gebruik dat strekt tot realisering van de bestemming en gebruik dat voortvloeit uit het normale dagelijkse gebruik en onderhoud dat ingevolge de bestemming is toegestaan.

24.3 Toegelaten bedrijven     

Voor zover bedrijven zijn toegestaan, mogen de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de volgende categorieën bedrijven:

  1. Uitsluitend bedrijven die vallen onder categorie A van de bij deze regels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging, tenzij anders in deze regels is bepaald;
  2. Uitsluitend bedrijven die vallen onder categorie B en C van de bij deze regels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging voor zover aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  3. Het bevoegd gezag kan, gelet op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c, van de Wet ruimtelijke ordening, bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, afwijken van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning te verlenen, met dien verstande dat het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf is toegestaan dat:
    1. niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging voorkomt en in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
    2. in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging voorkomt en valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
    3. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën, meer milieuhinder veroorzaakt.

24.4 Parkeernormen auto     

Voor parkeren geldt dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen voldoende parkeergelegenheid voor auto's moet worden gerealiseerd, waarbij voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de gemeentelijke parkeernota 'Nota Parkeernormen Auto' (in werking per 1 juli 2017). Indien deze beleidsregel gedurende de planperiode bij besluit (gelet op artikel 1:3, vierde lid, van de Awb) wordt gewijzigd, dan is de gewijzigde versie van toepassing.

24.5 Parkeernormen fiets     

Voor parkeren geldt dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen voldoende parkeergelegenheid voor fietsen moet worden gerealiseerd, waarbij voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de gemeentelijke nota 'Nota Parkeernormen Fiets en Scooter' (in werking per 19 maart 2018). Indien deze beleidsregel gedurende de planperiode bij besluit (gelet op artikel 1:3, vierde lid, van de Awb) wordt gewijzigd, dan is de gewijzigde versie van toepassing.

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels     

25.1 Geluidszones     

25.1.1 Westpoort     
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein “Westpoort” op geluidsgevoelige bestemmingen.
  2. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - industrie' de volgende regel:
    1. een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welk aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelige bestemming, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het Industrieterrein “Westpoort” op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

25.2 Grondwateraandachtsgebied     

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" mag een kelder of souterrain alleen worden gebouwd of uitgebreid onder hoofdgebouwen indien:

a. met een geohydrologisch onderzoek op basis van lokale grondboringen en peilbuizen wordt aangetoond dat er geen sprake is van verstoring van de bestaande grondwaterstromingen en -standen en in de nieuwe situatie de bestaande grondwaterstromingen en -standen behouden blijven; en

b. een positief advies over de aanvraag is afgegeven door de grondwaterbeheerder.

25.3 Wijzigingsbevoegdheid grondwateraandachtsgebied     

Het bevoegde gezag is bevoegd om de begrenzing van de gebiedsaanduiding "milieuzone - grondwateraandachtsgebied" zoals bedoeld in lid 25.2 te wijzigen indien dit nodig is gelet op de ter plaatse al dan niet gewijzigde waterhuishoudkundige situatie, waarbij het bevoegde gezag voor vaststelling van het wijzigingsplan advies inwint bij de waterbeheerder.

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels     

  1. Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend, dan kan het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
    1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 6 meter, en een maximale inhoud van 50 m3;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
    3. geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer bedraagt dan 1 meter;
    4. het overschrijden van de maximum bouwhoogte zoals genoemd in de regels ten behoeve van:
      • lift- en trappenhuizen met ten hoogste 4 meter, met dien verstande dat deze bouwwerken niet zijn toegestaan op éénlaagse uitbouwen;
      • dakopbouwen ten behoeve centrale verwarmingsinstallaties en andere technische ruimten met ten hoogste 4 meter, met dien verstande dat deze bouwwerken niet zijn toegestaan op éénlaagse uitbouwen;
      • schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes en zendmasten ten behoeve van mobiele telefonie met ten hoogste 1 meter;
    5. de in het plan aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 2 meter mag worden overschreden ten behoeve van uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, luifels, erkers, balkons, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 27 Overgangsrecht     

27.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

27.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt. Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam.

De voorzitter,

De griffier,