Inhoud
voorschriften
|
|
||
|
Blz. |
||
1.
|
Inleidende
bepalingen
|
93
|
|
|
Artikel
1 |
Begripsbepalingen |
93 |
|
Artikel
2 |
Wijze
van meten |
97 |
|
|
|
|
2.
|
Bestemmingsbepalingen
|
99
|
|
|
Artikel
3 |
Woondoeleinden (W) |
99 |
|
Artikel
3A |
Uit
te werken Woondoeleinden (UW) |
103 |
|
Artikel
4 |
Maatschappelijke
doeleinden (M) |
105 |
|
Artikel
5 |
Gemengde
doeleinden 3 (GD3) |
107 |
|
Artikel
6 |
Gemengde
doeleinden 4 (GD4) |
110 |
|
Artikel
7 |
Kantoren (K) |
114 |
|
Artikel
8 |
Bedrijfsdoeleinden
(B) |
116 |
|
Artikel
9 |
Sportdoeleinden
(S) |
119 |
|
Artikel
10 |
Groenvoorzieningen (G) |
120 |
|
Artikel
11 |
Natuur,
uiterwaarden (Nu) |
121 |
|
Artikel
12 |
Water (WA) |
124 |
|
Artikel
13 |
Verkeersdoeleinden (V) |
126 |
|
Artikel
14 |
Verkeer-
en Verblijfsdoeleinden (V V) |
128 |
|
Artikel
15 |
Verkeersdoeleinden
Railverkeer (VR) |
130 |
|
Artikel
16 |
Leidingenstrook
(dubbelbestemming) |
132 |
|
Artikel
17 |
Waterstaatsdoeleinden
(dubbelbestemming) |
134 |
|
Artikel
18 |
Waterkering
(dubbelbestemming) |
135 |
|
|
|
|
3.
|
Overige
bepalingen
|
137
|
|
|
Artikel
19 |
Anti-dubbeltelbepaling |
137 |
|
Artikel
20 |
Bestaande
afstanden en andere maten |
138 |
|
Artikel
21 |
Algemene
vrijstellingsbevoegdheid |
139 |
|
Artikel
22 |
Algemene
wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen |
140 |
|
Artikel
23 |
Algemeen
procedurevoorschrift |
141 |
|
Artikel
24 |
Overgangsbepalingen |
142 |
|
Artikel
25 |
Slotbepaling |
143 |
|
|
|
|
|
Bijlagen
|
|
|
|
1 |
Staat
van horeca-activiteiten |
|
|
2 |
Staat
van bedrijfsactiviteiten |
|
|
3 |
Staat
van na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-verbonden
beroep |
|
|
|
|
Hoofdstuk
1 Inleidende bepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder: |
|||
1. |
Het plan: |
||
|
Het bestemmingsplan (Hoog)zandveld - Lekboulevard
van de gemeente Nieuwegein. |
||
|
|
||
2. |
De kaart: |
||
|
De kaart van het bestemmingsplan (Hoog)zandveld -
Lekboulevard bestaande uit de kaarten SRO-Hz-BPL-00012, SRO-Hz-BPL-00014,
SRO-Hz-BPL-00016 en SRO-Hz-BPL-00018. |
||
|
|
||
3. |
Aanbouw: |
||
|
De toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan
een hoofdgebouw. |
||
|
|
||
4. |
Aan huis verbonden beroep: |
||
|
Het beroepsmatig verlenen
van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid op kleine
schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie
behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke en visuele
uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. |
||
|
|
||
5. |
Ambachtelijk bedrijf: |
||
|
Een bedrijf, dat is gericht op het overwegend
door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen. |
||
|
|
||
6. |
Bebouwing: |
||
|
Één of meerdere gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde. |
||
|
|
||
7. |
Bebouwingspercentage: |
||
|
Een in de voorschriften aangegeven percentage,
dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. |
||
|
|
||
8. |
Bedrijfswoning: |
||
|
Een woning in of bij een gebouw of op een
terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon,
wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein
noodzakelijk is. |
||
|
|
||
9. |
Bestaand: |
||
|
- |
Bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het
tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, dan wel
mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; |
|
|
- |
Bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het
tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen. |
|
|
|
||
10. |
Bestemmingsgrens: |
||
|
Een op de kaart aangegeven lijn, die de grens
vormt van een bestemmingsvlak. |
||
|
|
||
11. |
Bestemmingsvlak: |
||
|
Een op de kaart aangegeven vlak met een zelfde
bestemming. |
||
|
|
||
12. |
Bijgebouw: |
||
|
Een gebouw, behorende bij een op hetzelfde
bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan
en vrijstaat van dat (hoofd)gebouw. |
||
|
|
||
13. |
Bouwgrens: |
||
|
Een op de kaart aangegeven lijn, die de grens
vormt van een bouwvlak. |
||
|
|
||
14. |
Bouwlaag: |
||
|
Een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke
of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks
met uitsluiting van onderbouw en zolder. |
||
|
|
||
15. |
Bouwperceel: |
||
|
Een aaneengesloten stuk grond, waar krachtens het
plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan. |
||
|
|
||
16. |
Bouwperceelgrens: |
||
|
Een grens van een bouwperceel. |
||
|
|
||
17. |
Bouwvlak: |
||
|
Een op de kaart door bouwgrenzen omsloten vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten. |
||
|
|
||
18. |
Bouwwerk: |
||
|
Elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt
in of op de grond. |
||
|
|
||
19. |
Bruto vloeroppervlak: |
||
|
Tot het bruto vloeroppervlak behoort het totale
vloeroppervlak binnen een gebouw tussen de buitenzijde van de gevels minus
het oppervlak voor vides en technische ruimten. |
||
|
|
||
20. |
Carport: |
||
|
Een overdekte stallingsgelegenheid voor auto’s,
met niet meer dan twee wanden |
||
|
|
||
21. |
Consumentenvuurwerk: |
||
|
Vuurwerk voor particulier gebruik als bedoeld in
het Vuurwerkbesluit (Stb.2002, 33, laatst gewijzigd Stb. 2004, 26). |
||
|
|
||
22. |
Detailhandel: |
||
|
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen
aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. |
||
|
|
||
23. |
Dienstverlening: |
||
|
Het verlenen van economische en maatschappelijke
diensten aan derden. |
||
|
|
||
24. |
Garagebox: |
||
|
Een niet voor bewoning of andere doeleinden
bestemd gebouw, dat door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend
geschikt is als stalling van voertuigen. |
||
|
|
||
25. |
Gebouw: |
||
|
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; |
||
|
|
||
26. |
Geluidzoneringsplichtige inrichting: |
||
|
Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet
geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone
moet worden vastgesteld. |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
27. |
Hoofdgebouw: |
||
|
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het
belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; |
||
|
|
||
28. |
Horecabedrijf: |
||
|
Onder horecabedrijf wordt
verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar,
discotheek of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt
verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie
worden bereid of verstrekt. |
||
|
|
||
29. |
Kampeermiddelen; |
||
|
a. |
Tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans; |
|
b. |
Enige andere onderkomens of enige andere
voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen
bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een
bouwvergunning vereist is; |
||
|
een en ander voor zover deze onderkomens of
voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel
worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de
gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. |
||
|
|
||
30. |
Kantoor: |
||
|
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van
administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het
doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de
aard en daarmee gelijk te stellen instellingen. |
||
|
|
||
31. |
Landschapswaarde |
||
|
De aan een gebied toegekende waarde, wat betreft
het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door
de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding
van niet-levende en levende natuur. |
||
|
|
||
32. |
Maatschappelijke doeleinden: |
||
|
Het openbaar bestuur, medische-, sociale,
culturele, educatieve, levensbeschouwelijke en daarmee gelijk te stellen
voorzieningen. |
||
|
|
||
33. |
Natuurwaarde |
||
|
De aan een gebied toegekende waarde in verband
met de aanwezige flora en/of fauna. |
||
|
|
||
34. |
Nutsvoorzieningen |
||
|
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut,
zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers,
bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van
(ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor
telecommunicatie. |
||
|
|
||
35. |
Overkapping |
||
|
Een
bouwwerk, geen gebouw zijnde en voorzien van een gesloten dak. |
||
|
|
||
36. |
Peil: |
||
|
a. |
Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de
hoofdtoegang direct aan de weg grenst: |
|
|
|
- |
De hoogte van de weg ter plaatse van die
hoofdtoegang; |
|
b. |
In andere gevallen: |
|
|
|
- |
De gemiddelde hoogte van het aansluitende
maaiveld; |
|
c. |
Indien in of op het water wordt gebouwd: |
|
|
|
- |
Het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander
plaatselijk aan te houden waterpeil). |
37. |
Prostitutie: |
||
|
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. |
||
|
|
||
38. |
Risicovolle inrichting: |
||
|
Inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het
Besluit externe veiligheid inrichtingen. |
||
|
|
||
39. |
Seksinrichting: |
||
|
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht. |
||
|
|
||
40. |
Uitbouw: |
||
|
De toevoeging aan een woning voor de vergroting
van een bestaande ruimte. |
||
|
|
||
41. |
Verblijfsmiddelen |
||
|
Voor verblijf
geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken –
voer- en vaartuigen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies,
alsmede tenten; een en ander voor zover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen
zijnde. |
||
|
|
||
42. |
Verkoopvloeroppervlakte: |
||
|
De voor publiek zichtbare en toegankelijke
(besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel. |
||
|
|
||
43. |
Woning: |
||
|
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de
huisvesting van één afzonderlijk huishouden; |
||
|
|
||
44. |
Woonvloeroppervlak: |
||
|
De totale oppervlakte van alle op een bouwperceel
aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienst van de toegestane
functie. |
||
|
|
Bij toepassing van de voorschriften wordt als
volgt gemeten: |
|
1. |
Dakhelling: |
|
Langs de dakhelling ten opzichte van het
horizontale vlak. |
|
|
1. |
De goothoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot,
c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel. |
|
|
2. |
De inhoud van een bouwwerk: |
|
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen. |
|
|
3. |
De bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk
te stellen bouwonderdelen. |
|
|
4. |
De oppervlakte van een bouwwerk; |
|
De oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk; |
|
|
5. |
Hoogte van de eerste bouwlaag: |
|
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de
afgewerkte vloer van de eerste verdieping |
|
|
Hoofdstuk
2 Bestemmingsbepalingen
3.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor woondoeleinden (W)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Wonen, al dan niet in combinatie met de
uitoefening van aan-huis-verbonden beroep; |
b. |
Complexgewijze of solitaire garageboxen, ter plaatse van
de nadere aanduiding daartoe op de plankaart; |
c. |
Bergingen en
entreeportalen ter plaatse van de nadere aanduiding op de plankaart; |
d. |
Garages en entreeportalen ter plaatse van de nadere
aanduiding op de plankaart; |
e. |
Parkeervoorzieningen; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
f. |
Hoofdgebouwen; |
g. |
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen; |
h. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
i. |
Tuinen, erven en paden. |
3.2. |
Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden
beroep gelden de volgende voorwaarden: |
|
|
a. |
Ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep mag
niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een
maximum van |
|
b. |
De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten
aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de
woning en de woonomgeving; |
|
c. |
De activiteiten mogen geen detailhandel,
seksinrichting en/of horeca betreffen; |
|
d. |
De activiteiten mogen
niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004,
619); |
|
e. |
De activiteiten mogen geen nadelige invloed
hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige
parkeerdruk veroorzaken; |
|
f. |
Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1
bewoner en de uitgeoefende activiteit(en). |
3.3. Bouwvoorschriften |
||||
3.3.1 |
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen: |
|||
|
a. |
Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een
bouwvlak worden gebouwd; |
||
|
b. |
De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
||
|
c. |
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
||
|
d. |
Voor zover slechts de goothoogte van een
hoofdgebouw op de kaart is aangegeven mag het hoofdgebouw worden verhoogd tot
maximaal |
||
|
|
|
||
3.3.2 |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen: |
|||
|
a. |
De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden die op
de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven” worden gebouwd; |
||
|
b. |
De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en
uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan |
||
|
|
- |
Ten minste 60 % van de gronden die op de kaart
zijn aangeduid als “te bebouwen erven” dient onbebouwd en onoverdekt te
blijven; |
|
|
c. |
De diepte van aan- en uitbouwen ten opzichte van
hoofdgebouwen mag ten hoogste |
||
|
d. |
De goothoogte van een aan- en uitbouw mag niet
meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; |
||
|
e. |
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan |
||
|
f. |
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan |
||
|
g. |
De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan |
||
|
h. |
De bouwhoogte van een complexgewijs gebouwde
en/of solitair gebouwde garagebox mag niet meer bedragen dan |
||
|
i. |
De oppervlakte van een complexgewijs gebouwde
en/of solitair gebouwde garagebox mag
niet meer bedragen dan |
||
|
|
|||
3.3.3 |
In
afwijking van het bepaalde in lid 3.3.2 gelden voor het bouwen van gebouwen
op de gronden met de aanduiding W(b) en W(g) de volgende bepalingen: |
|||
|
a. |
Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op de
gronden met de aanduiding W(g) of W(b); |
||
|
b. |
Op de gronden met de aanduiding W(g) mogen
uitsluitend garages en entreeportalen worden gebouwd, met dien verstande dat: |
||
|
|
1. |
de gezamenlijke oppervlakte van
garages/entreeportalen niet meer dan |
|
|
|
2. |
de goothoogte van een garage/entreeportaal niet
meer dan 2,5 m mag bedragen; |
|
|
c. |
Op
de gronden met de aanduiding W(b) mogen uitsluitend bergingen en
entreeportalen worden gebouwd, met dien verstande dat: |
||
|
|
1. |
de gezamenlijke oppervlakte van
bergingen/entreeportalen niet meer dan |
|
|
|
2. |
de goothoogte van een berging/entreeportaal niet
meer dan |
|
|
|
3. |
indien de onbebouwde ruimte tussen een
vrijstaande berging en het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan |
|
|
|
|||
3.3.4 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|||
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
||
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
||
3.4. Aanvullende bouwvoorschriften voor buitendijkse
woningen: |
|
|
In afwijking van het bepaalde in lid 3.3, ten
aanzien van het oppervlak van gebouwen, mag op gronden met de aanduiding
(abw) het gezamenlijk oppervlak van gebouwen per perceel zoals aanwezig ten
tijde van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, met ten
hoogste 10% procent worden vergroot. |
3.5. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Een goede woonsituatie; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De milieusituatie; |
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
3.6. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
3.6.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 3.3.1 onder a en toegestaan
dat entreeportalen met een maximaal oppervlakte van |
|
b. |
Het bepaalde in lid 3.3.1 onder a en toestaan
erkers over ten hoogste 3/5 van de weg naar de toegekeerde gevel en zijgevel
van het hoofdgebouw mogen worden opgericht met een maximale diepte van |
|
c. |
Het bepaalde in lid 3.3.2 onder a en toestaan dat
carports worden opgericht met een maximale oppervlakte van |
|
d. |
Het bepaalde in lid 3.3.2 onder b en toestaan dat
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen bij een hoofdgebouw per te bebouwen erf maximaal |
|
|
|
3.6.2 |
De in lid 3.6.1 genoemde vrijstellingen kunnen
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
De woonsituatie; |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
d. |
De sociale veiligheid. |
|
e. |
De milieusituatie; |
|
f. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden en gebouwen; |
|
g. |
De bezonningssituatie op de aangrenzende gronden
en gebouwen. |
3.7. Gebruiksvoorschriften |
||
3.7.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en). |
|
|
|
|
3.7.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 3.7.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor
bewoning; |
|
b. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van
een seksinrichting; |
|
c. |
Het gebruik van complexgewijze of solitaire garageboxen
voor bedrijfsmatige activiteiten; |
|
d. |
Onbebouwde gronden te gebruiken of te laten
gebruiken voor de stalling van kampeer- en verblijfsmiddelen, met
uitzondering van de stalling van ten hoogste één toercaravan of boot op de
bij de woning behorende gronden, niet zijnde de voortuin. |
|
|
|
3.7.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 3.7.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
3.8. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 3.7.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
3A. Uit te werken Woondoeleinden (UW)
3A.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor Uit te werken
Woondoeleinden (UW) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Woningen; |
b. |
Bij een woonwijk behorende nutsgebouwen, garageboxen,
rijwegen woonstraten en -erven, groen- en plantsoenvoorzieningen en
waterlopen; |
c. |
De bij de bestemming
behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde. |
3A.2. Bouwregeling |
|
a. |
Op de gronden als bedoeld in lid 3A.1. mag niet
worden gebouwd, zonder een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan
dat rechtskracht heeft verkregen; |
b. |
Zolang de uitwerking nog geen rechtskracht heeft
verkregen kan slechts worden gebouwd in overeenstemming met het ontwerp-uitwerkingsplan
dat ter inzage heeft gelegen en waarvoor vooraf een verklaring van geen
bezwaar van Gedeputeerde Staten is ontvangen. |
3A.3. Bouwvoorschriften voor de uitwerking |
||
Op de in lid 3A.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 3A.1 genoemde bestemming
worden gebouwd met dien verstande dat: |
||
a. |
De gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht
binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak; |
|
b. |
Het bouwvlak voor ten hoogste 70% van de
oppervlakte mag worden gebouwd; |
|
c. |
Ten minste 15 woningen zullen en ten hoogste 45
woningen mogen worden; |
|
d. |
Woningen
als eengezinshuizen en meergezinshuizen mogen worden gebouwd; |
|
e. |
De goothoogte van de gebouwen ten hoogste mag
bedragen: |
|
|
1. |
Over ten hoogste 50% van de te bebouwen
oppervlakte |
|
2. |
Voor het resterende deel |
f. |
De bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste mag
bedragen: |
|
|
1. |
Over ten hoogste 50% van de te bebouwen
oppervlakte |
|
2. |
Voor het resterende deel |
g. |
De bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen
zijnde ten hoogste mag bedragen: |
|
|
- |
Bij woningen |
|
- |
Bij overige bestemmingen. |
3A.4. Uitwerkingsopdracht |
|
3A.4.1 |
Burgemeester en wethouders moeten de onder 3A.1.
bedoelde bestemming uitwerken met inachtneming van de in lid 3A.2 en 3A.3 en
de hieronder in de leden 3A.4.1 en 3A.4.2 geformuleerde regels, één en ander
overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. |
|
|
3A.4.2 |
Als parkeernorm zal worden aangehouden dat voor
iedere woning ten minste 1,2 parkeergelegenheid zal worden gerealiseerd,
waarbij een garagebox of garage in of bij de woning wordt gerekend als 0,5
parkeergelegenheid. |
|
|
3A.4.3 |
Bij de uitwerking van het plan dient de procedure
gevolgd te worden als omschreven in artikel 23 lid 2. |
3A.5. Gebruiksvoorschriften |
||
3A.5.1 |
Het is verboden gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot doelen, strijdig met de
gegeven bestemming(en). |
|
|
|
|
3A.5.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 3A.5.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het storten van puin en afvalstoffen; |
|
b. |
Het opslaan van gerede of ongerede goederen,
zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen
hiervan; |
|
c. |
Het opslaan van onklare voer- of vaartuigen of
onderdelen hiervan; |
|
d. |
Het plaatsen of geplaatst houden van
kampeermiddelen. |
|
|
|
3A.5.3 |
Het bepaalde in 3A.5.2 is niet van toepassing op: |
|
|
a. |
Het storten van puin en andere materialen ter
realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming(en); |
|
b. |
Opslag ter realisering en/of handhaving van de
bestemming(en), waaronder begrepen het normale onderhoud van de gronden. |
|
||
3A.5.4 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 3A.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot
een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
3A.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 3A.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
4. Maatschappelijke doeleinden (M)
4.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor maatschappelijke
doeleinden (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Maatschappelijke doeleinden, met uitzondering van
risicovolle inrichtingen; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
b. |
Gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen; |
c. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
d. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven,
paden, parkeer- en groenvoorzieningen; |
4.2. Bouwvoorschriften |
||
4.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen
gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak
worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan op
de kaart is aangegeven; |
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot
maximaal het op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden
bebouwd; indien geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het
bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd; |
|
e. |
De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan
|
|
|
|
4.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en
geen overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
4.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Een goede woonsituatie; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De milieusituatie; |
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
4.4. Gebruiksvoorschriften |
|
4.4.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
4.4.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 4.4.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de
gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting. |
|
|
4.4.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 4.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
4.5. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 4.4.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische
Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
5. Gemengde doeleinden 3 (GD3)
5.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor gemende doeleinden 3
(GD3) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Op de begane grond en onder peil: |
|
|
1. |
Dienstverlening; |
|
2. |
Ambachtelijke bedrijven; |
b. |
Op de verdieping: |
|
|
1. |
Wonen, al dan niet in combinatie met de
uitoefening van aan-huis -verbonden beroep; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
c. |
Gebouwen; |
|
d. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
e. |
Tuinen, erven en paden; |
|
f. |
Parkeer- en groenvoorzieningen. |
5.2. |
Ten aanzien van de uitoefening van een
aan-huis-verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden: |
|
|
a. |
Ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep mag
niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een
maximum van 75m²; |
|
b. |
De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten
aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de
woning en de woonomgeving; |
|
c. |
De activiteiten mogen geen detailhandel,
seksinrichting en/of horeca betreffen; |
|
d. |
De activiteiten mogen
niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004,
619); |
|
e. |
De activiteiten mogen geen nadelige invloed
hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige
parkeerdruk veroorzaken; |
|
f. |
Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1
bewoner en de uitgeoefende activiteit(en). |
5.3. Bouwvoorschriften |
|||
5.3.1 |
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen: |
||
|
a. |
Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een
bouwvlak worden gebouwd; |
|
|
b. |
De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
|
c. |
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
|
d. |
Voor
zover slechts de goothoogte is gegeven mag het hoofdgebouw worden verhoogd
tot maximaal |
|
|
|
||
5.3.2 |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: |
||
|
a. |
De aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mogen uitsluitend
in een bouwvlak en binnen het, met de nadere aanduiding op de kaart
aangegeven, gebied te bebouwen erf worden gebouwd; |
|
|
b. |
De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en
uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan |
|
|
|
- |
De oppervlakte van het te bebouwen erf dat
onbebouwd en onoverdekt is dient ten minste 60% te bedragen; |
|
c. |
De bouwhoogte van een aan- en uitbouw mag niet
meer bedragen dan de hoogte van de bouwlaag van de eerste bouwlaag van het
hoofdgebouw; |
|
|
d. |
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan |
|
|
e. |
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan |
|
|
|
||
5.3.3 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
||
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
|
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
5.4. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Een goede woonsituatie; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De milieusituatie; |
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
5.5. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
|||
5.5.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
||
|
a. |
Het bepaalde in lid 5.3.2 onder b en toestaan dat
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij
een hoofdgebouw wordt vergroot tot |
|
|
|
- |
De oppervlakte van het te bebouwen erf dat
onbebouwd en onoverdekt is dient ten minste 75% te bedragen; |
|
b. |
Het bepaalde in
artikel 5.2. onder d en een activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht
geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer
(Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven
betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel
uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van
deze voorschriften deel uitmakende "Lijst na vrijstelling toelaatbare
activiteiten in het kader van een aan-huis-verbonden beroep"; |
|
|
c. |
Het bepaalde in
artikel 5.2. onder f en een aan huis
verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten
minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover het medische
beroepen betreft. |
|
|
|
||
5.5.2 |
De in lid 5.5.1 genoemde vrijstellingen kunnen
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
||
|
a. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
|
b. |
De woonsituatie; |
|
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
|
d. |
De sociale veiligheid; |
|
|
e. |
De milieusituatie; |
|
|
f. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
5.6. Gebruiksvoorschriften |
||
5.6.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
|
|
5.6.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 5.6.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor
bewoning; |
|
b. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van prostitutie of een seksinrichting; |
|
|
|
5.6.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 5.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
5.7. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 5.6.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
6. Gemengde doeleinden 4 (GD4)
6.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor gemende doeleinden 4
(GD4) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Op de begane grond en onder peil: |
|
|
1. |
Dienstverlening; |
|
2. |
Ambachtelijke bedrijven; |
|
3. |
Maatschappelijke doeleinden; |
|
4. |
Ter plaatse van de
aanduiding GD4b tevens bedrijven welke voorkomen in de categorie 1 en 2 van
de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten,
alsmede tevens ter plaatse van de aanduiding GD4bz een zeilmakerij voorzover
voorkomend in categorie 3A van de van deze voorschriften deel uitmalende
Staat van Bedrijfsactiviteiten; |
|
5. |
Ter plaatse van de
aanduiding GD4d: tevens detailhandel; |
|
6. |
Ter plaatse van de
aanduiding GDh: tevens horecabedrijven, voorzover voorkomend in de
categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
Horeca-activiteiten; |
|
7. |
Wonen, al dan niet in combinatie met de
uitoefening van aan-huis-verbonden beroep; |
b. |
Op de verdieping: |
|
|
1. |
Wonen, al dan niet in combinatie met de
uitoefening van aan-huis-verbonden beroep; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
c. |
Gebouwen; |
|
d. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
e. |
Tuinen, erven en paden; |
|
f. |
Parkeer- en groenvoorzieningen. |
6.2. |
Ten aanzien van de uitoefening van een
aan-huis-verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden: |
|
|
a. |
Ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep mag
niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een
maximum van 75m²; |
|
b. |
De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten
aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de
woning en de woonomgeving; |
|
c. |
De activiteiten mogen geen detailhandel,
seksinrichting en/of horeca betreffen; |
|
d. |
De activiteiten mogen
niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004,
619); |
|
e. |
De activiteiten mogen geen nadelige invloed
hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige
parkeerdruk veroorzaken; |
|
f. |
Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1
bewoner en de uitgeoefende activiteit(en). |
6.3. Bouwvoorschriften |
|||
6.3.1 |
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen: |
||
|
a. |
Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een
bouwvlak worden gebouwd; |
|
|
b. |
De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
|
c. |
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
|
d. |
Voor
zover slechts de goothoogte is gegeven mag het hoofdgebouw worden verhoogd
tot maximaal |
|
|
|
||
6.3.2 |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: |
||
|
a. |
De aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mogen
uitsluitend in een bouwvlak en binnen het, met de nadere aanduiding op de
kaart aangegeven, gebied te bebouwen erf worden gebouwd; |
|
|
b. |
De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en
uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan |
|
|
|
- |
De oppervlakte van het te bebouwen erf dat
onbebouwd en onoverdekt is dient ten minste 60% te bedragen; |
|
c. |
De bouwhoogte van een aan- en uitbouw mag niet
meer bedragen dan de hoogte van de bouwlaag van de eerste bouwlaag van het
hoofdgebouw; |
|
|
d. |
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan |
|
|
e. |
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan |
|
|
|
||
6.3.3 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
||
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
|
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
6.4. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Een goede woonsituatie; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De milieusituatie; |
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
6.5. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
|||
6.5.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
||
|
a. |
Het bepaalde in lid 6.3.2 onder b en toestaan dat
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij
een hoofdgebouw wordt vergroot tot |
|
|
|
- |
De oppervlakte van het te bebouwen erf dat
onbebouwd en onoverdekt is dient ten minste 75% te bedragen; |
|
b. |
Het bepaalde in
artikel 6.2. onder d en een activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht
geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer
(Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven
betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel
uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van
deze voorschriften deel uitmakende "Lijst na vrijstelling toelaatbare
activiteiten in het kader van een aan-huis-verbonden beroep"; |
|
|
c. |
Het bepaalde in
artikel 6.2. onder f en een aan huis
verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten
minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover het medische
beroepen betreft. |
|
6.5.2 |
De in lid 6.5.1 genoemde vrijstellingen kunnen
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
||
|
a. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
|
b. |
De woonsituatie; |
|
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
|
d. |
De sociale veiligheid; |
|
|
e. |
De milieusituatie; |
|
|
f. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
6.6. Gebruiksvoorschriften |
||
6.6.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
|
|
6.6.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 6.6.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor
bewoning; |
|
b. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van prostitutie of een seksinrichting. |
|
|
|
6.6.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 6.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
|
|
|
|
6.6.4 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 6.1 onder a6 om: |
|
|
a. |
Horecabedrijven toe te laten in één categorie
hoger dan in lid 6.1 onder a6 is aangeven, voorzover het betrokken
horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke
werkwijze of de bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te
behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten; |
|
b. |
Horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat
van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voorzover betrokken horecabedrijf naar
aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de
bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de
categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten. |
|
|
|
6.6.5 |
Burgemeester en wethouders kunnen, met
inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in
lid 6.1 onder a4 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die: |
|
|
a. |
Zijn genoemd in de van deze voorschriften deel
uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorie 3A; èn |
|
b. |
Naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te
stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de van deze voorschriften
deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder ten hoogste categorie 2; |
|
mits het geen geluidzoneringsplichtige en/of
risicovolle inrichtingen betreft. |
|
|
|
|
6.6.6 |
Burgemeester en wethouders kunnen met
inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in
lid 6.1 onder a4 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet
zijn genoemd in de van deze voorschriften deeluitmakende Staat van
Bedrijfsactiviteiten, voorzover de betrokken bedrijven naar aard en de
invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd
in de van deze voorschriften deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten
onder categorie 1 en 2, mits het geen geluidzoneringsplichtige en/of
risicovolle inrichtingen betreft. |
6.7. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 6.6.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
7. Kantoren (K)
7.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor kantoren (K) aangewezen
gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Kantoren, al dan niet in combinatie met aan de
kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
c. |
Gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen; |
d. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
e. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven,
paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen. |
7.2. Bouwvoorschriften |
||
7.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen: |
|
|
a. |
Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak
worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de plankaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot
maximaal het op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden
bebouwd; indien geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het
bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd. |
|
e. |
De hoogte van bijgebouwen mag ten hoogste |
|
|
|
7.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
7.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Sociale veiligheid; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De milieusituatie; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
7.4. Gebruiksvoorschriften |
||
7.4.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
|
|
7.4.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 7.4.1 wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van detailhandel; |
|
b. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van een seksinrichting; |
|
|
|
7.4.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 7.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
7.5. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 7.4.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
8. Bedrijfsdoeleinden (B)
8.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor bedrijfsdoeleinden (B)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Ter plaatse van de
aanduiding B(1)gma: bedrijven welke voorkomen in de categorie 1 van de Staat
van Bedrijfsactiviteiten alsmede een handelsbedrijf in kantoormachines
voorkomend in categorie 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat
van Bedrijfsactiviteiten; |
b. |
Ter plaatse van de
aanduiding B(2): bedrijven welke voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de
van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten; |
c. |
Dienstverlening; |
d. |
Ambachtelijke bedrijven; |
e. |
Bedrijfswoningen; |
Met dien verstande dat geluidshinderlijke
inrichtingen en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan; |
|
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
f. |
Gebouwen; |
g. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
h. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven,
paden, parkeer- en groenvoorzieningen; |
8.2. Bouwvoorschriften |
||
8.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen
gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
Een gebouw en een overkapping mag uitsluitend binnen
een bouwvlak worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
d. |
De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer
dan |
|
e. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot
maximaal het op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden
bebouwd; indien geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het
bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd. |
|
f. |
Per bouwperceel is één bedrijfswoning toegestaan; |
|
g. |
De inhoud van een niet-inpandige bedrijfswoning
mag ten hoogste |
|
h. |
De goothoogte van een niet-inpandige
bedrijfswoning mag ten hoogste |
|
|
|
8.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
8.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Een goede milieusituatie; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
Sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
8.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
8.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 8.2.1 onder a en toegestaan
dat een gebouw tot maximaal |
|
|
|
8.4.2 |
De in lid 8.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts
worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
De milieusituatie; |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
d. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
8.5. Gebruiksvoorschriften |
||
8.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
|
|
8.5.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 8.5.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van detailhandel. |
|
|
|
8.5.3 |
Burgemeester en wethouders kunnen, met
inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in
lid 8.1 onder a, respectievelijk b en toestaan dat tevens bedrijven worden
gevestigd die: |
|
|
a. |
zijn genoemd in de van deze voorschriften deel
uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie 2, respectievelijk
3A; èn |
|
b. |
naar aard en invloed op de omgeving gelijk te
stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de van deze voorschriften deel
uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder ten hoogste categorie 2,
respectievelijk 3A; |
|
mits het geen geluidszoneringsplichtige en/of
risicovolle inrichtingen betreft. |
|
|
|
|
8.5.4 |
Burgemeester en wethouders kunnen, met
inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in
lid 8.1 onder a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet
zijn genoemd in de van deze voorschriften deeluitmakende Staat van
Bedrijfsactiviteiten, voorzover de betrokken bedrijven naar aard en invloed
op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de
van deze voorschriften deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder
categorie 2 mits het geen geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle
inrichtingen betreft. |
|
|
|
|
8.5.5 |
Burgemeester en Wethouders kunnen, met
inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in
lid 8.1 onder b en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet
zijn genoemd in de van deze voorschriften deeluitmakende Staat van
Bedrijfsactiviteiten, voorzover de betrokken bedrijven naar aard en invloed
op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de
van deze voorschriften deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder
categorie 3A mits het geen geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle
inrichtingen betreft. |
|
|
|
|
8.5.6 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 8.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
8.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 8.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische
Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
9. Sportdoeleinden (S)
9.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor sportdoeleinden (S)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Sportterreinen met de daarbij behorende
voorzieningen, zoals een kantine. |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
b. |
Gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen; |
c. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
d. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, parkeer
en groenvoorzieningen. |
9.2 Bouwvoorschriften |
||
9.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen
gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
Een gebouw of overkapping mag uitsluitend binnen
een bouwvlak worden gebouwd; |
|
b. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan de op de kaart aangegeven hoogte; |
|
c. |
De bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste |
|
|
|
9.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
ten hoogste |
|
b. |
De hoogte van hekwerken rond tennisbanen mag ten
hoogste |
|
c. |
De hoogte van lichtmasten mag ten hoogste |
|
d. |
De hoogte van andere masten mag ten hoogste |
|
e. |
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer dan |
9.3 Nadere eisen |
|
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
c. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
d. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
9.4. Gebruiksvoorschriften |
||
9.4.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming (en). |
|
|
|
|
9.4.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 9.4.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van een seksinrichting. |
|
|
|
9.4.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 9.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
9.5. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 9.4.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
10. Groenvoorzieningen (G)
10.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor groenvoorzieningen (G)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Groenvoorzieningen; |
|
Alsmede voor: |
||
b. |
Een ecologische verbindingszone ter plaatse van
de nadere aanduiding Ge op de plankaart; |
|
c. |
Een dierenweide ter plaatse van de aanduiding Gd
op de kaart; |
|
d. |
Een brug ten behoeve van verkeersdoeleinden ter
plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart; |
|
e. |
Geluidwerende voorzieningen; |
|
f. |
Oeververbindingen; |
|
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
g. |
Groenvoorzieningen en beplantingen; |
|
h. |
Water, mits geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van; |
|
|
1. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
2. |
De woonsituatie; |
|
3. |
De verkeersveiligheid; |
|
4. |
De sociale veiligheid; |
|
5. |
De milieusituatie; |
|
6. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden; |
i. |
Speelvoorzieningen; |
|
j. |
Gebouwen; |
|
k |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
l. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en
paden; |
10.2 Bouwvoorschriften |
|||
10.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
||
|
|
||
10.2.2 |
In afwijking van het bepaalde in lid 10.2.1 mogen
ter plaatse van de aanduiding Gd gebouwen worden gerealiseerd met dien
verstande dat: |
||
|
- |
De bouwhoogte niet meer bedraagt dan |
|
|
- |
De gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt
dan |
|
|
|
||
10.2.3 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
||
|
a. |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste |
|
|
b. |
In afwijking van het bepaalde onder a mag: |
|
|
|
- |
De bouwhoogte van lichtmasten en geluidwerende
voorzieningen ten hoogste |
10.3 Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
c. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
d. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
10.4. Aanlegvoorschriften |
||
10.4.1 |
Het is verboden op of in de gronden met de
aanduiding Ge zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover
geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: |
|
|
a. |
Het afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem; |
|
b. |
Het aanleggen of verharden van wegen, paden,
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; |
|
c. |
Het aanbrengen van boven- of ondergrondse
transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband
houdende constructies, installaties of apparatuur; |
|
d. |
Het aanlegen van waterlopen, sloten en andere
waterwegen; |
|
e. |
Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere
diepte dan |
|
|
|
10.4.2 |
Het verbod als bedoeld in lid 10.4.1 is niet van
toepassing op werken of werkzaamheden die: |
|
|
a. |
Betrekking hebben op het aanbrengen van
oppervlakteverhardingen met een oppervlakte kleiner dan |
|
b. |
Normaal onderhoud en beheer ten dienste van de
bestemming betreffen; |
|
c. |
Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan; |
|
d. |
Reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een
verleende vergunning. |
|
|
|
10.4.3 |
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid
10.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de betekenis van de gronden
als ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt of kan worden
aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel daarvan niet onevenredig
worden of kunnen worden verkleind. |
10.5. Gebruiksvoorschriften |
||
10.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en). |
|
|
|
|
10.5.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 10.5.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van een seksinrichting. |
|
|
|
10.5.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 10.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
10.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 10.4.1 en
10.5.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet
op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
11. Natuur, uiterwaarden
11.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor natuur, uiterwaarden (Nu)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Behoud en bescherming van natuurwetenschappelijke
en landschappelijke waarden; |
b. |
Extensief recreatief medegebruik; |
c. |
Water, waterberging, water aan- en afvoer en
geleiding van de scheepvaart; |
Alsmede voor |
|
d. |
Een brug ten behoeve van verkeersdoeleinden ter
plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart; |
Ten dienste van en in verband met de primaire
bestemming zijn toegelaten: |
|
e. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
f. |
Groenvoorzieningen en
beplantingen; |
g. |
Watergangen, waterlopen en, waterpartijen. |
11.2. Bouwvoorschriften |
|
11.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
11.2.2 |
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van
de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, welke van ondergeschikte
betekenis zijn. De hoogte van deze bouwwerken mag niet meer bedragen dan |
11.3. Aanlegvoorschriften |
||
11.3.1 |
Het is verboden op of in de gronden met de
bestemming natuur, uiterwaarden (Nu) zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: |
|
|
a. |
Het aanleggen van wegen, paden, banen en andere
oppervlakteverhardingen; |
|
b. |
Werken of werkzaamheden, welke wijziging van de
waterhuishouding of de waterstanden beogen of ten gevolge hebben; |
|
c. |
Het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse
transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband
houdende constructies, installaties of apparatuur; |
|
d. |
Het veranderen van het huidige maaiveldniveau
door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; |
|
e. |
Het vellen of rooien van houtgewas anders dan bij
wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand; |
|
f. |
Het aanbrengen of aanleggen van
oeverbeschoeiingen, tenzij zulks in het belang is van de waterhuishoudkundige
betekenis van de Lek en van kaden of aanlegplaatsen; |
|
g. |
Het bebossen van gronden die ten tijde van het
rechtskracht verkrijgen van het plan niet als bosgronden konden worden aangemerkt. |
|
h. |
Het in de grond brengen van voorwerpen op een
grotere diepte dan |
|
i. |
Het aanbrengen van gewassen of beplantingen die
dieper wortelen of kunnen wortelen dan |
|
j. |
Het verrichten van graaf- en grondwerkzaamheden
dieper dan |
|
||
11.3.2 |
Het verbod als bedoeld in 11.3.1 is niet van
toepassing op werken of werkzaamheden die: |
|
|
a. |
Betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; |
|
b. |
Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan; |
|
c. |
Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende vergunning; |
|
d. |
Indien en voor zover tot de realisering van de
aanpassingswerken samenhangend met de aanleg van de Rijksweg wordt
overgegaan. |
|
||
11.3.3 |
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid
11.3.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door de genoemde werken en/of
werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen de belangen als genoemd in lid 11.1 van dit artikel, niet
worden of kunnen worden aangetast. |
11.4. Gebruiksvoorschriften |
||
11.4.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemmingen. |
|
|
||
11.4.2 |
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 11.4.1 wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Als staan- of ligplaats van kampeer- en
verblijfsmiddelen; |
|
b. |
Als sport-, wedstrijd- of speelterrein, als
parkeerterrein, als lig- en/of speelstrand, lig- of speelweide en als
zwemgelegenheid; |
|
c. |
Voor het aanwezig of opgeslagen hebben van
materialen en voorwerpen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in
verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en zulks
bovendien geen afgedankte voorwerpen, stoffen of producten betreft. |
|
||
11.4.3 |
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 11.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
11.5. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 11.3.1 en
11.4.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet
op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
12. Water (WA)
12.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor water (WA) aangewezen
gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Waterberging; |
b. |
Waterhuishouding; |
c. |
Waterlopen en waterpartijen; |
d. |
Infiltratievoorzieningen; |
e. |
Afvoer van hoog oppervlaktewater, ijs en
sediment; |
f. |
Scheepvaart en geleiding en beveiliging van de
scheepvaart; |
Alsmede voor: |
|
g. |
Een brug ten behoeve van verkeersdoeleinden ter
plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
h. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
i. |
Taluds, oevers en onderhoudsstroken; |
j. |
Kruisingen en overbruggingen ten behoeve van
verkeersdoeleinden. |
12.2. Bouwvoorschriften |
|
12.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
12.2.2 |
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste |
12.3 Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
De woonsituatie; |
b. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. |
12.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
12.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 12.2.2 en toestaan dat een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, wordt gebouwd met een maximale bouwhoogte van |
|
|
|
|
12.4.2 |
De in lid 12.4.1 genoemde vrijstellingen kunnen
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
de woonsituatie; |
|
c. |
de verkeersveiligheid; |
|
d. |
de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
|
e. |
Waterstaatsbelangen |
|
f. |
De ingevolge de bestemming gegeven
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. |
|
En er vooraf
schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder. |
12.5. Gebruiksvoorschriften |
|
12.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en). |
|
|
12.5.2 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 12.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
12.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 12.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
13. Verkeersdoeleinden (V)
13.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor verkeersdoeleinden (V)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Ter plaatse van rijksweg 2: een weg met ten
hoogste 2x5 doorgaande rijstroken, exclusief opstelstroken en busstroken; |
|
b. |
Wijkwegen met ten hoogste 2x2 doorgaande
rijstroken, exclusief opstelstroken en busstroken; |
|
c. |
Wijk- en buurtwegen met ten hoogste 2x1 doorgaande
rijstrook, exclusief opstelstroken en busstroken; |
|
d. |
Parallelwegen en carpoolstroken; |
|
e. |
Een brug ter plaatse van de nadere aanduiding
daartoe op de plankaart; |
|
f. |
Straten en paden; |
|
g. |
Voet- en fietspaden; |
|
h. |
Oeververbindingen; |
|
i. |
Geluidwerende voorzieningen; |
|
j. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals abri’s; |
|
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
k. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
l. |
Parkeervoorzieningen; |
|
m. |
Groenvoorzieningen; |
|
n. |
Water, mits geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van: |
|
|
1. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
2. |
De woonsituatie; |
|
3. |
De verkeersveiligheid; |
|
4. |
De sociale veiligheid; |
|
5. |
De milieusituatie; |
|
6. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
13.2. Bouwvoorschriften |
||
13.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
|
|
13.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde mag ten hoogste |
|
b. |
In afwijking van het bepaalde onder a mag de
bouwhoogte van lichtmasten en
geluidswerende voorzieningen ten hoogste |
|
c. |
In afwijking van het bepaalde onder a mag de
bouwhoogte van abri’s ten hoogste |
13.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
De woonsituatie; |
b. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. |
13.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
13.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 13.2.2 onder a en een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale bouwhoogte van |
|
b. |
Het bepaalde in lid 13.2.2 onder b en lichtmasten
toestaan met een maximale bouwhoogte van |
13.4.2 |
De in lid 13.4.1 genoemde vrijstelling kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
de woonsituatie; |
|
c. |
de verkeersveiligheid; |
|
d. |
de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
13.5. Gebruiksvoorschriften |
|
13.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en). |
|
|
13.5.2 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 13.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
13.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 13.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
14.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor verkeers- en
verblijfsdoeleinden (V V) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Woonstraten; woonerven en pleinen; |
|
b. |
Voet- en fietspaden; |
|
c. |
(loop)Bruggen; |
|
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
d. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
e. |
Verhardingen, waaronder parkeervoorzieningen; |
|
f. |
Groenvoorzieningen; |
|
g. |
Water, mits geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van: |
|
|
1. |
Het staat- en bebouwingsbeeld; |
|
2. |
De woonsituatie; |
|
3. |
De verkeersveiligheid; |
|
4. |
De sociale veiligheid; |
|
5. |
De milieusituatie; |
|
6. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
14.2. Bouwvoorschriften |
||
14.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
|
|
14.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste |
|
b. |
In afwijking van het bepaalde onder a mag de
bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste |
14.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
De woonsituatie; |
b. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. |
14.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
14.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 14.2.2 onder a en een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale bouwhoogte van |
|
|
|
14.4.2 |
De in lid 14.4.1 genoemde vrijstelling kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
de woonsituatie; |
|
c. |
de verkeersveiligheid; |
|
d. |
de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
14.5. Gebruiksvoorschriften |
|
14.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en) |
|
|
14.5.2 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 14.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
14.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 14.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
15.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor verkeersdoeleinden
railverkeer (VR) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Spoorwegvoorzieningen; |
b. |
Watergangen, waterlopen en waterpartijen. |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
c. |
Gebouwen; |
c. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
c. |
Wegen en paden; |
f. |
Groenvoorzieningen. |
15.2. Bouwvoorschriften |
||
15.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan |
|
b. |
De oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan |
|
|
|
15.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag ten hoogste |
15.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
De woonsituatie; |
b. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. |
15.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
15.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 15.2.1 onder a en een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale bouwhoogte van |
|
b. |
Het bepaalde in lid 15.2.1 onder b en een gebouw
toestaan met een oppervlak van ten hoogste |
|
c. |
Het bepaalde in lid
15.2.2 onder b en een bouwwerk, geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale
bouwhoogte van |
|
|
|
15.4.2 |
De in lid 15.4.1. genoemde vrijstelling kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
de woonsituatie; |
|
c. |
de verkeersveiligheid; |
|
d. |
de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
15.5. Gebruiksvoorschriften |
|
15.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en). |
|
|
15.5.2 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 15.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
15.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 15.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
16. Leidingenstrook (dubbelbestemming)
16.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor leidingenstrook
aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen
bestemmingen, tevens bestemd voor: |
|
a. |
Ter plaatse van de nadere aanduiding een ondergrondse
aardgasleiding; |
b. |
Ter plaatse van de nadere aanduiding een ondergrondse
brandstofleiding; |
c. |
Ter plaatse van de nadere aanduiding een ondergrondse
rioolpersleiding; |
d. |
Ter plaatse van de nadere aanduiding een ondergrondse
watertransportleiding; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
e. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
16.2. Voorschriften vanwege samenvallende
bestemmingen |
Al hetgeen in deze
voorschriften omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de
bestemming leidingen is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en
voorzover zulks, gehoord de beheerder van de leiding, verenigbaar is met het
belang van de leiding. |
16.3. Bouwvoorschriften |
||
16.3.1 |
In afwijking van het
bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten
behoeve van deze bestemming. |
|
|
||
16.3.2 |
Op of in deze gronden
mogen geen gebouwen worden gebouwd. |
|
|
||
16.3.3 |
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen en hoogspanningsmasten zijnde, geldt de volgende
bepaling: |
|
|
- |
De bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,5 m bedragen. |
16.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
16.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 16.3.1 en 16.3.2 en toestaan dat ten behoeve
van de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits: |
|
|
- |
Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het
doelmatig functioneren van de leiding; |
|
- |
Vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij
de betreffende leidingbeheerder. |
16.5. Aanlegvoorschriften |
||
16.5.1 |
Het is verboden op of in de gronden met de
bestemming Leidingen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning
van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: |
|
|
a. |
Het aanleggen van wegen, paden, banen en andere
oppervlakteverhardingen; |
|
b. |
Het veranderen van het huidige maaiveldniveau
door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; |
|
c. |
Het aanbrengen van diepwortelende beplantingen
en/of bomen; |
|
d. |
Het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een
of ander wijze indrijven van voorwerpen; |
|
e. |
Diepploegen; |
|
f. |
Het aanleggen van andere kabels en leidingen dan
in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende
constructies; |
|
g. |
Het aanleggen van watergangen of het vergraven,
verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen. |
|
||
|
||
16.5.2 |
Het verbod als bedoeld
in lid 16.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: |
|
|
a. |
Betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; |
|
b. |
Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan; |
|
c. |
Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende vergunning. |
|
|
|
16.5.3 |
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid
16.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits: |
|
|
a. |
Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het
doelmatig functioneren van de leiding; |
|
b. |
Vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij
de betreffende leidingbeheerder. |
16.6. Gebruiksvoorschriften |
|
16.6.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemmingen. |
|
|
16.6.2 |
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 16.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
16.7. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 16.5.1 en16.6.1
is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
17. Waterstaatsdoeleinden
(dubbelbestemming)
17.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor waterstaatsdoeleinden
aangewezen gronden zijn primair bestemd voor: |
|
a. |
Waterberging; |
b. |
Waterhuishouding; |
c. |
Waterkering; |
d. |
Waterlopen; |
e. |
Afvoer van hoog oppervlaktewater, ijs en sediment
en vergroting van de afvoercapaciteit; |
f. |
Scheepvaart en geleiding en beveiliging van de
scheepvaart; |
En secundair voor de overige daaraan gegeven
bestemmingen. |
|
Ten dienste van en in verband met de primaire
bestemming zijn toegelaten: |
|
g. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
h. |
Duikers; |
i. |
Watergangen, waterlopen en, waterpartijen; |
j. |
Taluds, oevers en onderhoudsstroken; |
k. |
Kruisingen en overbruggingen ten behoeve van
verkeersdoeleinden. |
17.2. Voorschriften vanwege samenvallende bestemmingen |
Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de
ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming
waterstaatsdoeleinden is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en
voorzover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering en/of waterloop,
verenigbaar is met het belang van de waterkering en/of waterloop. |
17.3. Bouwvoorschriften |
|
17.3.1 |
In afwijking van het bepaalde bij de andere
bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze
bestemming. |
|
|
17.3.2 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
17.3.3 |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste |
17.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
17.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 17.3.1 en 17.3.2 en toestaan dat ten behoeve
van de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits: |
|
|
- |
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de
waterstaatsbelangen; |
|
- |
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij
de betreffende beheerder van de waterloop, en/of de rivier. |
17.5. Gebruiksvoorschriften |
|
17.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemmingen. |
|
|
17.5.2 |
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 17.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
17.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 17.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
18. Waterkering (dubbelbestemming)
18.1.
Bestemmingsomschrijving |
|
De op
de plankaart voor waterkering aangewezen gronden zijn, naast de andere voor
die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor: |
|
a. |
Het
onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere
voorzieningen ten behoeve van de waterkering; |
Ten
dienste van en in verband met de primaire bestemming zijn toegelaten: |
|
b. |
Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde. |
18.2.
Voorschriften vanwege samenvallende bestemmingen |
Al
hetgeen in deze voorschriften omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen
het gebied met de bestemming waterstaatsdoeleinden is toegestaan, is
uitsluitend toelaatbaar indien en voorzover zulks, gehoord de beheerder van
de waterkering en/of waterloop, verenigbaar is met het belang van de
waterkering en/of waterloop. |
18.3.
Bouwvoorschriften |
|
18.3.1 |
In
afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden
gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. |
|
|
18.3.2 |
Op of
in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. |
18.4.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
18.4.1 |
Burgemeester
en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 18.3.1 en
18.3.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming bouwwerken worden
gebouwd, mits: |
|
|
- |
Geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de
waterkering; |
|
- |
Vooraf
schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de
betreffende waterkering. |
18.5.
Aanlegvoorschriften |
||
18.5.1 |
Het is
verboden op of in de gronden met de bestemming waterkering zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren: |
|
|
a. |
Het
aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; |
|
b. |
Het
veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen,
egaliseren, afgraven of ophogen; |
|
c. |
Het
aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; |
|
d. |
Het
uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van
voorwerpen; |
|
e. |
Diepploegen; |
|
f. |
Het
aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies; |
|
g. |
Het
aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds
bestaande watergangen. |
|
||
18.5.2 |
Het
verbod als bedoeld in lid 18.5.1 is niet van toepassing op werken of
werkzaamheden die: |
|
|
a. |
Betrekking
hebben op normaal onderhoud en beheer; |
|
b. |
Reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; |
|
c. |
Mogen
worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. |
|
||
|
||
18.5.3 |
De
werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.5.1 zijn slechts toelaatbaar,
mits: |
|
|
- |
Geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de
waterkering; |
|
- |
Vooraf
schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de
betreffende waterkering. |
18.6.
Gebruiksvoorschriften |
|
18.6.1 |
Het is
verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een
wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemmingen. |
|
|
18.6.2 |
Burgemeester
en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 18.6.1, indien
strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest
doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt
gerechtvaardigd. |
18.7.
Strafbepaling |
Overtreding
van het bepaalde in lid 18.5.1 en 18.6.1 is een economisch delict in de zin
van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig
strafbaar op grond van deze wet. |
Hoofdstuk
3 Overige bepalingen
Artikel
19. Anti-dubbeltelbepaling
Gronden welke eenmaal in aanmerking zijn genomen
bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden
gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing. |
Artikel
20. Bestaande afstanden en andere maten
20.1. Indien afstanden tot, en bouwhoogten,
inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn
met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het
tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer
bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en
hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden. |
|
20.2. In die gevallen dat afstanden tot, en
bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken,
die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de
Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het
plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven,
mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden
aangehouden. |
|
20.3. In het geval van (her)oprichting van
gebouwen is het bepaalde in lid 20.1 en 20.2 uitsluitend van toepassing
indien het geschiedt op dezelfde plaats. |
Artikel
21. Algemene vrijstellingsbevoegdheid
21.1. Burgemeester en Wethouders kunnen
vrijstelling verlenen van: |
||
a. |
De bij recht in de voorschriften gegeven maten,
afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en
percentages; |
|
b. |
De bestemmingsbepalingen en toestaan dat het
beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in
geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit
daartoe aanleiding geeft; |
|
c. |
De bestemmingsbepalingen en toestaan dat
bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding
geeft; |
|
d. |
De bestemmingsbepalingen en toestaan dat
nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer,
telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken,
toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden
gebouwd, mits: De inhoud per gebouwtje ten hoogste |
|
e. |
De bestemmingsbepalingen ten aanzien van de
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste |
|
f. |
Het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte
van gebouwen en toestaand dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van
plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen,
mits: |
|
|
- |
De maximale oppervlakte van de vergroting ten
hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen; |
|
- |
De hoogte ten hoogste 1,25 maal de maximale
bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen. |
g. |
Het bepaalde ten aanzien van de maximale
(bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte op het dakvlak ten
behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftschachten en installaties,
mits: |
|
|
- |
De maximale oppervlakte van de vergroting ten
hoogste 10% van het betreffende dakvlak zal bedragen; |
|
- |
De maximale bouwhoogte
|
21.2. Vrijstelling wordt niet verleend indien
daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming
gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken |
Artikel
22. Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van
overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het
plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: |
|
a. |
Overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover
dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of
bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein; |
b. |
Overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan
dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe
mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe
aanleiding geeft. |
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan |
Artikel
23. Algemene procedurevoorschriften
23.1. Bij toepassing van een
wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de
navolgende procedureregels in acht te worden genomen: |
|
a. |
Het ontwerpbesluit tot wijziging ligt met
bijbehorende stukken gedurende 4 weken ter inzage; |
b. |
Burgemeester en wethouders maken deze
terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen,
die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze
bekend; |
c. |
De bekendmaking houdt mededeling in van de
bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen; |
d. |
Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen
belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen
tegen het ontwerpbesluit. |
23.2. Bij toepassing van een uitwerkingsverplichting,
zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende
procedureregels in acht te worden genomen: |
|
a. |
Het ontwerpbesluit, waarbij toepassing is gegeven
aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijk Ordening ligt met
bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage; |
b. |
Alvorens het plan ter inzage wordt gelegd, wordt
de functionele raadscommissie gehoord; |
c. |
Burgemeester en wethouders maken deze
terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen,
die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze
bekend; |
d. |
De bekendmaking houdt mededeling in van de
bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen; |
e. |
Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen
belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen
tegen het ontwerpbesluit; |
f. |
Indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn
ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed; |
g. |
Burgemeester en wethouders delen aan hen, die
zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed
mee; |
h. |
Bij het ter goedkeuring aanbieden van het besluit
aan Gedeputeerde Staten worden gelijktijdig de ingediende zienswijzen
overgelegd; |
i. |
Burgemeester en wethouders doen mededeling van het
besluit van Gedeputeerde Staten aan hen die zienswijzen hebben ingediend. |
Artikel
24. Overgangsbepalingen
24.1 Overgangsbepalingen ten aanzien van
bouwwerken |
|
Bouwwerken, welke ten tijde van de
terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan van dit plan bestaan dan wel
worden gebouwd of kunnen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip
aangevraagde bouwvergunning of gedane melding en in enigerlei opzicht van het
plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang
niet worden vergroot: |
|
a. |
Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
b. |
Na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning
geschiedt binnen 2 jaar na het tenietgaan. |
24.2 Vrijstellingsbepaling |
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 24.1, dat de bestaande afwijkingen naar de
omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting
plaatsvindt van de inhoud van de in lid 24.1 toegelaten bouwwerken met ten
hoogste 10%. |
24.3 Overgangsbepaling ten aanzien van het
gebruik |
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond
ten tijde van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of
gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte
van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en
omvang niet wordt vergroot. |
24.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht |
|
24.4.1 |
Lid 24.1 is niet van toepassing op bouwwerken,
die weliswaar bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp
van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
24.4.2 |
Lid 24.3 is niet van toepassing op het gebruik
dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan en waartegen wordt of alsnog kan
worden opgetreden. |
Artikel
25. Slotbepaling
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder
de titel: |
|
Voorschriften deel uitmakend van het
bestemmingsplan (Hoog)zandveld-Lekboulevard van de gemeente Nieuwegein. |
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van |
||
……………………… |
||
|
||
De griffier, |
|
De voorzitter, |
………. |
|
……… |