Regels
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Vliegbasis Soesterberg van de gemeente Zeist.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0355.BPVLIEGBASIS-0401 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen), en de verbeelding.
1.3 aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend of beroepsmatig verleend door de hoofdbewoner.
1.4 aan huis gebonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door de hoofdbewoner, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede handelsactiviteiten via internetwinkels, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.
1.10 Bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen, en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende activiteiten. Inrichtingen, die krachtens artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zijn hiervan uitgezonderd;
1.11 begane grondbouwlaag
de eerste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.12 bestaand
bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;
bij gebruik: bestaand ten tijde van het ten tijde van onherroepelijk worden van het betreffende gebruiksverbod.
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16 bouwgrens
Een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
1.18 bouwperceelgrens
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 bijbehorende bouwwerken
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.22 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld, dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.23 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.25 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten.
1.26 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (in geval van weg- en railverkeerslawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.27 ecologische verbindingszone
een verbinding tussen natuurgebieden, met nieuwe of herstelde natuur, om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken.
1.28 extensieve recreatie
die vormen van openluchtrecreatie, waarbij men vooral het landschap of bepaalde aspecten daarvan sterk beleeft, zoals wandelen en fietsen, waarbij relatief weinig mensen aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 hoofdbewoner
degene die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat, alsmede de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden.
1.31 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.32 horeca
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op het verstrekken van te nuttigen spijzen en/of dranken; Tot horeca worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend.
1.33 kantoor
een ruimte, die blijkens zijn indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor werkzaamheden van administratieve aard.
1.34 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.
1.35 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.36 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
1.37 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomende in dat gebied.
1.38 peil
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein.
1.39 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.40 verbeelding
de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen alsmede de aanduidingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.
1.41 vlak
een geografisch bepaald gebied.
1.42 vliesgevel
een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen, waarbij de afstand tussen vliesgevel en gevel tenminste 0,5 meter is en waarbij er tussen vliesgevel en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm³ per seconde per m² vloeroppervlak van de achterliggende woning(en).
1.43 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.44 voorgevelrooilijn
de bouwgrens, die bij het bouwen aan de wegzijde niet mag worden overschreden.
1.45 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.46 zakelijke dienstverlening
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.
1.47 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkt bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de bruto vloeroppervlakte van een gebouw
gemeten (op alle bouwlagen voor zover de hoogte ter plaatse tenminste 1,5 meter bedraagt) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.
2.7 hoogte van een uitkijktoren
vanaf de voet tot aan het hoogste punt van de uitkijktoren.
2.8 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage van de oppervlakte van de bestemming, dat mag worden bebouwd.
2.9 gemiddeld aantal woningen per hectare (zoals bedoeld in artikel 8.2.2 onder b)
het totaal aantal vergunde en te vergunnen woningen binnen het bestemmingsvlak gedeeld door de grootte van het totale bestemmingsvlak.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen en een op de natuurwaarden van het plangebied afgestemde groene inrichting;
watergangen, waterpartijen en waterbergingen;
speelvoorzieningen;
fiets- en voetpaden, wegen, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen;
bij de bestemming woongebied behorende voorzieningen, zoals verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, verblijfsgebieden en straatmeubilair;
overige bij de bestemming behorende voorzieningen;
geluidsschermen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende andere bouwwerken.
3.2.2 Bouwen
De bouwhoogte van andere bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1 mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken |
bouwhoogte |
Verlichtingselementen, en vlaggenmasten |
10 m |
Perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken |
2 m |
Geluidsschermen |
10 m |
Speelvoorzieningen |
5 m |
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Woongebied'waarbij de bepalingen gelden zoals opgenomen in artikel 8. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast als vaststaat dat de aangrenzende bedrijfsactiviteiten niet leiden tot hinder voor de woonfunctie die deze bestemming mogelijk maakt.
Artikel 4 Maatschappelijk - Militaire zaken
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
defensie/militaire zaken;
instandhouding van de ter plaatse voorkomende landschappelijke-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals parkeer-, en groenvoorzieningen, ontsluitingswegen en patrouillepaden;
water en waterhuishouding.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
gebouwen ten dienste van de bestemming;
bij de doeleinden behorende andere bouwwerken.
4.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 4.2.1 gelden de volgende eisen:
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangegeven;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 25 m bedragen.
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
instandhouding en ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende landschappelijke-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
instandhouding van de ter plaatse voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
openheid van het landschap, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - openheid';
ecoducten;
verbinding van hoogwaardig openbaar vervoer met daarbij behorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - recreatieve route' met een breedte van maximaal 6 meter;
fiets- en voetpaden met daarbij behorende voorzieningen;
uitkijktoren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren 10 m' en 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren 20 m';
cultuur en ontspanning, ter plaats van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
schaapskooi en opslag voor terreinbeheer, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
ontsluitingsweg, ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';
evenementen, mits de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet wezenlijk worden verstoord;
extensieve recreatie met bijbehorende voorzieningen en picknickplaatsen, mits de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet wezenlijk worden verstoord;
rustgebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rustgebied' waarbij uitsluitend het bepaalde onder a, b en c. van toepassing is.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen met uitzondering van de in lid 5.1.onder m genoemde rustgebieden, uitsluitend worden gebouwd:
gebouwen ten dienste van de bestemming;
bij de doeleinden behorende andere bouwwerken.
5.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 5.2.1 gelden de volgende eisen:
de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
de oppervlakte per uitkijktoren mag niet meer dan 100 m² mag bedragen;
de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken |
bouwhoogte |
uitkijktoren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren 10 m' |
10 m |
uitkijktoren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren 20 m' |
20 m |
Ecoducten |
10 m |
Gebouw, ter plaats van de aanduiding 'cultuur en ontspanning’ |
|
Gebouw, ter plaatse van de aanduiding 'opslag' |
bestaand |
Perceelsafscheidingen |
2 m |
Overige bouwwerken |
1 m |
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de ligging en zichtlijnen van de uitkijktoren als bedoeld in lid 5.1 onder e en aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren 20 m', in het belang van algemene veiligheidsdoeleinden van het naastgelegen defensieterrein Camp New Amsterdam.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden, in andere gevallen dan die waarop de Ontgrondingenwet of de Ontgrondingenverordening van de provincie Utrecht van toepassing is, op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen of verharden van wegen, paden of banen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparaten met een grotere hoogte of diepte van 0,75 m;
het vellen of rooien van bomen en hagen, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover het betreft de normale uitoefening van het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande bodemgebruik en voor zover de Boswet en de krachtens die wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;
het beplanten van gronden met bomen en ander opgaand houtgewas;
het dempen of aanleggen van waterlopen, sloten en andere wateren.
5.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 is vereist voor werken of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de karakteristieke waarden van de bomen en hagen geen afbreuk wordt gedaan;
(vernietigt bij besluit van de Raad van State van 19 juni 2013)
gelet op de in de doeleindenomschrijving als bedoeld in lid 5.1 opgenomen doeleinden, waaronder het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, voor de gronden van ondergeschikte betekenis moeten worden beschouwd.
5.4.3 Vergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in lid 5.4.1 mag slechts verleend worden, indien:
de werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
door het stellen van voorwaarden ten aanzien van plaats, omvang, wijze en tijd van uitvoering aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden kan worden voorkomen;
de mogelijkheden tot herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, rijbanen tot maximaal twee rijstroken, viaducten, verkeerstekens, verkeersborden en bij kruispunten meerdere in-, uitvoeg- en opstelstroken;
parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;
voet- en fietspaden;
groenvoorzieningen;
bermen en overige verhardingen;
bij deze doeleinden behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen, zulks met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen;
waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
gebouwen ten dienste van de bestemming;
bij de doeleinden behorende andere bouwwerken.
6.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 6.2.1 gelden de volgende eisen:
van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen;
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken |
bouwhoogte |
Lichtmasten en andere palen en masten |
12 m |
Overige andere bouwwerken |
3 m |
Nutsvoorzieningen |
4 m |
Geluidswering |
10 m |
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen,
beroep of bedrijf aan huis, en
tuinen en erven.
parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke Parkeerbeleidsnota Zeist van 3 mei 2004;
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in gronden, als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
woningen;
bijbehorende bouwwerken;
andere bouwwerken zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen.
7.2.2 Bouwen
Voor het bouwen op gronden als bedoeld in lid 7.1 gelden de volgende eisen:
woningen
binnen bouwvlakken mag het bebouwingspercentage 100% bedragen;
woningen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
ter plaatse mogen uitsluitend vrijstaande en halfvrijstaande woningen worden gebouwd;
de inhoud van de woning mag maximaal 800 m³ bedragen;
de goothoogte en bouwhoogte mag maximaal 6 m respectievelijk 10 m bedragen;
binnen een bouwvlak mag tussen twee niet aaneengebouwde woningen de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;
de grondoppervlakte van het bij een woning behorend bouwperceel mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel', dienen de gevels met een geluidsbelasting > 53 dB worden gebouwd als een dove gevel, waarbij maximaal 2 dove gevels per woning mogen worden gerealiseerd;
in afwijking van het bepaalde onder h. mag worden afgezien van het bouwen van een dove gevel, indien wordt gebouwd met toepassing van een afscherming of andere maatregelen waardoor de geluidsbelasting vanwege de Nieuwe Dolderseweg op die gevel ten hoogste 53 dB Lden bedraagt;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dient elke woning minimaal één gevel te bezitten waar de voorkeurswaarde van 48 dB Lden niet wordt overschreden;
bijbehorende bouwwerken
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
bijbehorende bouwwerken mogen slechts op ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de betreffende woning worden gebouwd;
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij elke woning 40 m² bedragen, plus 2% van het bijbehorende bouwperceel tot een maximum van 100 m²;
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij elke woning niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel;
van bijbehorende bouwwerken mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen, de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m en de dakhelling niet meer dan 60°.
bouwwerken geen gebouwen zijnde
de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
vlaggen- en andere masten |
5 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw |
|
overige erf- en perceelsafscheidingen |
1 m |
overige andere bouwwerken zoals een geluidscherm ter afscherming van het geluid ten gevolgen van het wegverkeerslawaai |
3 m |
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 beroep- of bedrijf aan huis
De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken en in ieder geval niet meer dan 100 m².
7.3.2 strijdig gebruik onbebouwde gronden
Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt, het gebruik van de in lid 7.1 bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor:
buitenopslag van goederen ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis, en
behoudens in- en uitladen, overige bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning.
7.3.3 gebruik vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken dient functioneel ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, dus te gebruiken voor functies zoals garage, stalling, hobbyruimte, bergruimte, kas, huisdierenverblijf, en/of voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep.
Artikel 8 Woongebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, met daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken;
beroep- of bedrijf aan huis;
tuinen en erven;
parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke Parkeerbeleidsnota Zeist van 3 mei 2004;
groenvoorzieningen en een op de natuurwaarden van het plangebied afgestemde groene inrichting;
water en speelvoorzieningen;
wegen, fiets- en voetpaden;
bij de bestemming behorende overige voorzieningen, zoals verkeersvoorzieningen, ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen, verblijfsgebieden, waterbergingen en straatmeubilair.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in gronden, als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
woningen;
bijbehorende bouwwerken;
andere bouwwerken.
8.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van woningen, als bedoeld in lid 8.2.1 onder a, gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen uitsluitend grondgebonden vrijstaande, halfvrijstaande, aaneengebouwde en gestapelde woningen worden gebouwd;
het aantal woningen mag gemiddeld niet meer bedragen dan 30 per hectare;
de afstand van de voorgevel van de woning tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens moet minimaal 3 meter bedragen;
tussen twee niet aaneengebouwde woningen mag de afstand van elk van de woningen tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedragen dan hierna is aangegeven:
type woning |
afstand |
Vrijstaande woningen |
3 meter aan beide zijdelingse perceelsgrenzen |
Twee-aaneen gebouwde woningen |
3m |
Eindwoningen van aaneengebouwde woningen |
3m |
de diepte van een woning mag niet meer bedragen dan 12 m;
de bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 10 m;
het bebouwingspercentage van vrijstaande woningen inclusief bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 25% van het bouwperceel;
het bebouwingspercentage van halfvrijstaande woningen inclusief bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 30% van het bouwperceel;
het bebouwingspercentage van aaneengebouwde woningen inclusief bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel;
de breedte van een vrijstaande woning dient ten hoogste 15 m te bedragen, gemeten in de voorgevelrooilijn.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende regels:
de bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op het bij een woning behorende bouwperceel op een afstand van 3 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan;
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de woning mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:
bouwperceel kleiner dan 1.000m² |
bouwperceel 1.000m² of groter |
75m² |
75m² + 2% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 150m² |
mits het totaal aan bebouwing buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 20% van de bij een woning behorende gronden;
de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 respectievelijk 5 meter.
8.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerk |
bouwhoogte |
voor de voorgevel van het hoofdgebouw |
1 meter |
achter de voorgevel van het hoofdgebouw |
2 meter |
vlaggen- en andere masten |
5 m |
voor het bouwen van een zwembad dient het volgende in acht te worden genomen:
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 3 meter te bedragen;
het totaal aan bebouwing buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 20% van de bij een woning behorende gronden.
8.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerk |
bouwhoogte |
voor de voorgevel van het hoofdgebouw |
1 meter |
achter de voorgevel van het hoofdgebouw |
2 meter |
vlaggen- en andere masten |
5 m |
voor het bouwen van een zwembad dient het volgende in acht te worden genomen:
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 3 meter te bedragen;
het totaal aan bebouwing buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 20% van de bij een woning behorende gronden.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Aan huis gebonden beroep en aan huis gebonden bedrijf
De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken en in ieder geval niet meer dan 100 m².
8.3.2 strijdig gebruik onbebouwde gronden
Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt, het gebruik van de in lid 8.1 bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor:
buitenopslag van goederen ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis, en
behoudens in- en uitladen, overige bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning.
8.3.3 gebruik vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken dient functioneel ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, dus te gebruiken voor functies zoals garage, stalling, hobbyruimte, bergruimte, kas, huisdierenverblijf, en/of voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep.
Artikel 9 Leiding - Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding -Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een (ondergrondse) watertransportleiding, met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - water'.
9.2 Bouwregels
Op en in gronden als bedoeld in lid 9.1 mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemmingen van deze gronden, mits
hiervoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
9.4 Omgevingsvergunning werken en werkzaamheden
9.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in lid 9.4.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1:
het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
het aanbrengen van diepgewortelde beplantingen.
9.4.2 Uitzonderingen omgevingsplicht
Het in lid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:
in het kader van het normale beheer en onderhoud;
waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning.
9.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, den wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:
geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Artikel 10 Waarde - Archeologie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning betreffende gronden als bedoeld in lid 10.1, over een oppervlakte van 100 m² of meer:
dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.3 Omgevingsvergunning werken en werkzaamheden
10.3.1 Omgevingsvergunningplicht
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 10.3.2, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 10.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:
het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
het ophogen en egaliseren van gronden.
10.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in lid 10.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
in het kader van het normale beheer en onderhoud;
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning.
10.3.3 Omgevingsvergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
door aanvrager van de vergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming Waarde - Archeologie naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene bouwregels
12.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in de Wabo buiten toepassing.
12.2 Algemene regels
De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in de bij de desbetreffende bestemming behorende bouwregels en nadere eisen.
Ter plaatse van de op de weg dan wel de openbare ruimte georiënteerde gevels, is overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt.
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, die ten dienste staan van de bestemming.
Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
13.1 Verboden gebruik
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, is ook de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen, onverminderd het bepaalde in artikel 17 (Overgangsrecht).
13.2 Strijdig gebruik
Onder het verboden gebruik valt in ieder geval het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen.
13.3 Afwijken gebruik
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
14.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de bepalingen voor de 100-jaarsaandachtsgebieden in de Provinciale Milieuverordening Utrecht van toepassing.
14.2 luchvaartverkeerzone
Binnen de gronden, ter plaatse voorzien van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone', gelden, in aanvulling op de regels in de andere daar voorkomende bestemming(en), beperkingen van bouwhoogte.
14.2.1 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen deze zone, geldt de volgende regel:
ter plaatse van de maximaal toegestane bouwhoogte bij de onderliggende bestemmingen mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de daar aangegeven bouwhoogte bedragen, met dien verstande dat deze bouwhoogte niet meer bedraagt dan de maximale hoogte die op de verbeelding binnen de luchtvaartverkeerzone middels een aanduiding 'maximum hoogte' is aangegeven, waarbij bij het verlenen van een omgevingsvergunning als maaiveld geldt het maaiveld ter plaatse van de start- en landingsbanen;
burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 14.2.1 sub a voor het bouwen hoger dan de op de verbeelding aangegeven hoogten;
alvorens af te wijken vragen burgemeester en wethouders advies aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW). Indien het advies van IVW negatief is, weigeren burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.2.1 sub b.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
15.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van dit plan:
voor de bouw van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m³ en de goothoogte niet meer dan 4 m bedraagt, en -indien het andere bouwwerken betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt;
voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor riolering;
voor de bouw van andere bouwwerken, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren, bruggen, verkeersgeleiders en lichtmasten;
voor de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken bij een woning voor de stalling van scootmobielen of daaraan gelijk te stellen vervoersmiddelen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 10 m² mag bedragen;
indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van bouwvlakken noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2 m bedragen;
voor het overschrijden van bestemmings- en bouwgrenzen tot 1,5 m door ondergeschikte bouwdelen, zoals dakkapellen, erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lift- en trappenhuizen, architectonische accenten en dergelijke;
voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
voor het plaatsen van beeldende kunstwerken met een maximale bouwhoogte van 5 m;
voor het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m, alsmede ten behoeve van het oprichten van antennemasten, die onderdeel uitmaken van een gebouw, mits de voor dat gebouw toegestane bouwhoogte met niet meer dan 6 m wordt overschreden.
15.2 Criteria
Omgevingsvergunningen als bedoeld in lid 15.1 worden niet verleend, indien daardoor afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
16.1 Wijzigingen
Burgemeester en wethouders kunnen binnen de volgende grenzen het plan wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ordening niet schaadt:
Burgemeester en wethouders kunnen bestemmingsgrenzen en grenzen van bouwvlakken wijzigen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken en zones niet meer dan 20% wordt verkleind of vergroot;
Burgemeester en wethouders kunnen voor het toepassen van de gemeentelijke parkeernota het bestemmingsplan wijzigen voor zover dit nodig is in verband met een nieuwe door de gemeenteraad vastgestelde parkeernota.
Artikel 17 Overige regels
17.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van dit plan.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
het bepaalde in sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 18.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
indien het gebruik, bedoeld in lid 18.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
het bepaalde in lid 18.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vliegbasis Soesterberg
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 juni 2012..
De gemeenteraad,