Regels

 

 


Inhoudsopgave

 

1.         Inleidende bepalingen  1

Artikel 1               Begrippen  1

Artikel 2               Wijze van meten  6

2.         Bestemmingsregels  7

Artikel 3               Gemengd  7

Artikel 4               Groen  9

Artikel 5               Tuin  10

Artikel 6               Verkeer - Verblijfsgebied  11

Artikel 7               Water 12

Artikel 8               Wonen  13

3.         Algemene regels  15

Artikel 9               Anti - dubbeltelbepaling  15

Artikel 10             Algemene bouwregels  16

Artikel 11             Algemene gebruiksregels  17

Artikel 12             Algemene afwijkingsregels  18

4.         Overgangs- en slotregels  19

Artikel 13             Overgangsrecht 19

Artikel 14             Slotregel 20

 

 

 

 


1.        Inleidende bepalingen

Artikel 1     Begrippen

1.1       plan:
het bestemmingsplan "Oranjehof 2012" van de gemeente Wijk bij Duurstede;

1.2       bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0352.bplbroranjehof2012-va0
2 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3       aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4       aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5       aaneengebouwde woningen:
blokken van meer dan twee-aaneengebouwde woningen;

1.6       aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), dat is opgenomen in de bij dit plan behorende bijlage Staat van aan huis verbonden bedrijf; als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7       aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8       aan- of uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.9       bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10     bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.11     begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.12     Besluit omgevingsrecht (Bor):
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143.

1.13     bestaand:

a.   met betrekking tot bebouwing:
legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
b.   met betrekking tot gebruik:
het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;

1.14     bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;

1.15     bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16     bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.17     bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een al dan niet vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.18     bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19     bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;

1.20     bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21     bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;

1.22     bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23     bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24     dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25     detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26     dienstverlening:
het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.27     dove gevel:
een gevelconstructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB en/of 35 dB(A);

1.28     gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29     hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.30     horeca:
een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen waren worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.31     huishouden:
de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

a.   de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste twee verwanten of andere personen;
b.   een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband van maximaal 6 personen, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
c.   de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 6 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;

1.32     kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.33     maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.34     mantelzorg:
tijdelijke zorg die niet in het kader van het bedrijfsmatig bieden van zorg wordt geboden aan hooguit twee hulpbehoevenden door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.35     ondergeschikte horeca:
een niet zelfstandige horecafunctie die, naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie;

1.36     opslag:
het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen;

1.37     overkapping:
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal twee wanden is omgeven;

1.38     peil:

a.   voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.   in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;

1.39     seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:

a.   seksclub:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
b.   seksautomaat:
een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
c.   sekswinkel:
een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
d.   prostitutiebedrijf:
een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie;

1.40     voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.41     voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.42     voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.43     voorste bouwperceelgrens:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde bouwperceelgrens, met dien verstande dat indien een bouwperceelgrens gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwperceelgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.44     vrijstaande woningen:
niet-aaneengebouwde woningen;

1.45     wonen:
het gehuisvest zijn in een (bedrijfs)woning;

1.46     woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.47     zaalverhuur:
vorm van horeca gericht op zaalverhuur voor besloten bijeenkomsten of feesten, zoals bruiloften, al dan niet met muziek, verstrekking van (alcohol-houdende) dranken en etenswaren;

1.48     zijdelingse bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelgrens;

1.49     zorgwonen:
een bijzondere vorm van wonen, waarbij de bewoner in een zelfstandige woonruimte woont, waarbij in de woning specifieke voorzieningen zijn getroffen om de hulp van een zorgverlener in te roepen en waarbij eventueel extra ruimte voor verzorging aanwezig is.

 

 

 

Artikel 2     Wijze van meten

2.1       Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.   de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.   de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c.   de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
d.   de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
e.   de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
f.    de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
g.   lengte, breedte en diepte van bouwwerken:
tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
h.   onderlinge afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn,.

 

2.2       Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als ventilatievoorzieningen, schoorstenen en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer dan 2 meter bedraagt.

 

 

 

2.        Bestemmingsregels

Artikel 3     Gemengd

3.1       Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   maatschappelijke voorzieningen;
b.   ondergeschikte horeca-activiteiten en zaalverhuur;
c.   detailhandel
d.   dienstverlening;
e.   (zorg)wonen al dan niet in combinatie met het bieden van mantelzorg en aan huis verbonden beroep,
f.    met de daarbij behorende:
g.   groen- en speelvoorzieningen;
h.   tuinen, erven en paden;
i.    verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
j.    parkeervoorzieningen;
k.   nutsvoorzieningen.

 

3.2       Bouwregels

a.   Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1.   een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
2.   ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
3.   ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
4.   ter plaatse van de aanduidingen "detailhandel" en "dienstverlening" mag uitsluitend op de begane grond detailhandel en dienstverlening worden gerealiseerd waarvan de brutovloeroppervlakte van maximaal 600 m² mag bedragen.
b.   Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1.   de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
2.   de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 meter bedragen;
3.   het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen;
4.   de bouwhoogte van overige bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen.

 

3.3       Specifieke gebruiksregels

a.   Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep bedraagt de maximale oppervlakte 50 m², waarbij maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt, met dien verstande dat:
1.   het gebruik niet mag leiden tot onevenredige belemmeringen voor de omliggende functies;
2.   het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein dient te worden voorzien;
3.   de activiteiten geen detailhandel, seksinrichtingen of horeca mogen betreffen.
b.   Onder 'detailhandel' is ondergeschikte horeca mede inbegrepen, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m².
c.   De oppervlakte van horeca-activiteiten en zaalverhuur mag maximaal 430 m² b.v.o. bedragen.

 

 

 

Artikel 4     Groen

4.1       Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   groenvoorzieningen;
b.   speelvoorzieningen;
c.   water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d.   erven en paden;
e.   in- en uitritten;
f.    nutsvoorzieningen.

 

4.2       Bouwregels

a.   Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b.   Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1.   de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 meter bedragen;
2.   de bouwhoogte van lantaarnpalen mag maximaal:

a.   8 meter bedragen in de bestemming "Groen" voor zover deze grenst aan de Doornseweg;

b.   5 meter bedragen voor de overige bestemmingsvlakken;

3.   de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,5 meter bedragen.

 

 

 

Artikel 5     Tuin

5.1       Bestemmingsomschrijving
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

5.2       Bouwregels

a.   Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van erkers aan het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
1.   de diepte maximaal 1 meter mag bedragen;
2.   de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de gevel mag bedragen;
3.   de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, dan wel 30 cm boven de eerste verdiepingsvloer indien deze meer bedraagt.
b.   Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1.   erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan met dien verstande dat:

a.   de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen;

b.   de bouwhoogte tot 1 meter voor de voorgevel van het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw maximaal 2 meter mag bedragen;

2.   de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 meter bedragen.

 

 

 

Artikel 6     Verkeer - Verblijfsgebied

6.1       Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
b.   parkeervoorzieningen;
c.   groen- en speelvoorzieningen;
d.   water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e.   nutsvoorzieningen;
f.    voorzieningen voor langzaam verkeer;
g.   het houden van evenementen en (week)markten;
h.   terrassen;
i.    bergbezinkbassin.

 

6.2       Bouwregels

a.   Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen, ten dienste van de in lid 6.1 sub a. en e. genoemde bestemmingen, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1.   de bouwhoogte mag maximaal 4 meter bedragen;
2.   de oppervlakte van overkappingen mag maximaal 20 m² bedragen;
3.   de inhoud van gebouwen mag maximaal 70 m³ bedragen.
b.   Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en geldt dat de bouwhoogte mag maximaal 9 meter bedragen.

 

6.3       Specifieke gebruiksregels

a.   Het gebruik ten behoeve van het houden van evenementen en (week)markten als bedoeld in lid 6.1, sub g is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'.
b.   Het gebruik ten behoeve van terrassen als bedoeld in lid 6.1, sub h ten behoeve van horeca-activiteiten in het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'terras'.

 

 

 

Artikel 7     Water

7.1       Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   waterlopen en waterpartijen;
b.   bruggen;
c.   waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d.   waterberging;
e.   oeverbeschoeiing;
f.    natuur
g.   recreatief medegebruik;
h.   met de daarbij behorende:
i.    groenvoorzieningen.

 

7.2       Bouwregels

a.   Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b.   Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en geldt de volgende regel:
1.   de bouwhoogte mag maximaal 1,5 meter bedragen;
2.   de oppervlakte mag maximaal 10 m² bedragen.

 

 

 

Artikel 8     Wonen

8.1       Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
b.   parkeervoorzieningen;
c.   mantelzorg,
d.   met de daarbij behorende:
e.   groen- en speelvoorzieningen;
f.    tuinen, erven en paden;
g.   verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
h.   nutsvoorzieningen.

 

8.2       Bouwregels

a.   Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1.   een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
2.   de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de voorgeschreven afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen in acht moeten worden genomen;
3.   ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
4.   ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
5.   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen of vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen en twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
6.   ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
7.   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand, aaneengebouwd of twee-aaneen' mogen uitsluitend vrijstaande woningen, rijenwoningen en twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd
8.   de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens van niet aaneengebouwde zijden van hoofdgebouwen dient ten minste 3 meter te bedragen, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op aaneengebouwde woningen.
b.   Op deze gronden mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1.   aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
2.   de goothoogte mag maximaal 3,25 meter bedragen;
3.   de bouwhoogte mag maximaal 5,5 meter bedragen;
4.   het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mag maximaal 50% bedragen, met dien verstande dat het maximale oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 50 m² mag bedragen;
5.   de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 0 meter of ten minste 1 meter.
c.   Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1.   voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:

a.   de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 meter bedragen;

b.   de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 meter bedragen;

2.   de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 6 meter mag bedragen;
3.   de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,5 meter bedragen;
4.   in afwijking van het bepaalde onder 1 mag, ter plaatse waar de bestemming "Wonen" grenst aan de bestemming "Verkeer - verblijfsgebied", een erfafscheiding worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.

 

8.3       Specifieke gebruiksregels
Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf bedraagt de maximale oppervlakte 50 m², waarbij maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt, met dien verstande dat:

a.   het gebruik niet mag leiden tot onevenredige belemmeringen voor de omliggende functies;
b.   het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein dient te worden voorzien;
c.   de activiteiten geen detailhandel, seksinrichtingen of horeca mogen betreffen.

 

 

 

3.        Algemene regels

Artikel 9     Anti - dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 10  Algemene bouwregels

10.1     Vervangende bouwregel
Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven regels ten aanzien van:

a.   de goot- en bouwhoogte;
b.   de oppervlakte;
c.   de inhoud;
d.   de afdekking van gebouwen;
e.   de afstand tot de voorgevelrooilijn;
f.    de afstand tot de bouwperceelgrens,
g.   zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.

 

10.2     Ondergronds bouwen
Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

 

10.3     Afdekking gebouwen
Voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' goot- en bouwhoogten zijn aangegeven geldt de regel dat:

a.   gebouwen worden gebouwd met een kap waarvan de minimale dakhelling niet minder dan 30° mag bedragen en de maximale dakhelling niet meer dan 65° mag bedragen, met uitzondering van gebouwen binnen de bestemming ‘Gemengd’ dan wel;
b.   gebouwen worden afgedekt met een plat dak met dien verstande dat de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.

 

10.4     Goothoogte aan- en uitbouwen
Daar waar in dit plan het bouwen van aan- en uitbouwen is toegestaan, geldt in aanvulling op de regels dat de goothoogte van aan- en uitbouwen tevens de hoogte van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met maximaal 30 cm mag bedragen.

 

10.5     Nutsvoorzieningen
Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze:

a.   indien het gebouwen betreffen- geen grotere inhoud hebben dan 70 m³ en geen grotere goothoogte dan 4 meter, en
b.   indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreffen- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 meter.

 

 

 

Artikel 11  Algemene gebruiksregels

11.1     Als strijdig gebruik met het plan wordt in ieder geval verstaan:

a.   het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
b.   het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.

 

 

 

Artikel 12   Algemene afwijkingsregels

12.1     Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels:

a.   ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten met betrekking tot de goothoogte en bouwhoogte van bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt;
b.   voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 2,00 meter mogen bedragen.

 

12.2     De toepassing van de bevoegdheid om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1 te verlenen is beperkt tot incidentele gevallen en met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a.   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b.   het straat- en bebouwingsbeeld;
c.   de verkeersveiligheid.
 

 

 

4.        Overgangs- en slotregels

Artikel 13  Overgangsrecht

13.1     Overgangsrecht bouwwerken

a.   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.   Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde sub a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld sub a met maximaal 10%.
c.   Het bepaalde sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

13.2     Overgangsrecht gebruik

a.   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.   Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.   Indien het gebruik, bedoeld sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.   Het bepaalde sub a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

Artikel 14  Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Oranjehof 2012.