Landelijk Gebied
Status: | Geconsolideerde versie |
Idn: | NL.IMRO.0342.BPLG0002-0401 |
Artikel 16 Maatschappelijk - Militair oefenterrein
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Militair oefenterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
oefenterrein ten behoeve van defensiedoeleinden;
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurgebieden en de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden daarvan;
ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening': een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening;
wegen met ten hoogste twee rijstroken of rijbanen en andere infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestonden op het tijdstip van de vaststelling van het plan;
met daarbij behorende:
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen zijn niet toegestaan met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’;
op de gronden ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening' geldt voor de maatvoering de op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven maten;
op de overige gronden zijn wildrasters toegestaan en mogen terreinafscheidingen met een maximale hoogte van 3 meter worden gebouwd.
16.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 ten behoeve van het bouwen van terreinafscheidingen en militaire oefenobjecten in de vorm van casco-oefengebouwen tot een hoogte van 5 meter, mits de natuur-, landschap-, en cultuurhistorische waarden niet worden aangetast hetgeen aanvrager aan de hand van een advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur dient aan te tonen.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - militair oefenterrein' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen of verharden van wegen, paden en banen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparaten met een grotere hoogte of diepte dan 0,75 meter;
het vellen of rooien van bomen en hagen, met dien verstande, dat geen vergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover het betreft de normale uitoefening van het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande bodemgebruik;
het beplanten van gronden met bomen en ander opgaand houtgewas, voor de gronden, die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan niet als zodanig beplant zijn;
het graven, verbreden, verdiepen, dempen of aanleggen van waterpartijen, waterlopen, sloten en andere wateren.
16.4.2 Uitzondering zonder omgevingsvergunning
Het verbod van lid 16.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
16.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden zoals bedoeld in lid 16.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen aanvrager aan de hand van een advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur dient aan te tonen.