direct naar inhoud van Regels

Landelijk Gebied

Status: Geconsolideerde versie
Idn: NL.IMRO.0342.BPLG0002-0401

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een bedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 3 van de planregels;

alsmede uitsluitend:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': een waterzuiveringsinstallatie;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg-verkoop;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak': een paardenbak;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'agrarisch loonbedrijf': een agrarisch loonbedrijf;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'caravanstalling': een caravanstalling;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsbedrijf': een nutsbedrijf;

  8. ter plaatse van de functieaanduiding 'paardenhouderij': een gebruiksgerichte paardenhouderij;

  9. ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag': opslag, uitsluitend inpandig, van caravans, campers en boten;

  10. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - telecommunicatie- en signaalapparaten fabrieken': een fabriek in telecommunicatie en signaalapparaten;

  11. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf': een bouwbedrijf;

  12. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinereparatiebedrijf': een reparatiebedrijf in landbouwmachines;

  13. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoverhuurbedrijf': een autoverhuurbedrijf;

  14. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinning': een bedrijf voor waterwinning;

  15. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – sloopbedrijf’: een sloopbedrijf tot maximaal milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 3 van de planregels;

  16. ter plaatse van de functieaanduiding 'dierenasiel': een dierenpension- en opvang voor huisdieren, al dan niet gecombineerd met een asiel, een vogelopvangcentrum en activiteiten gericht op natuur- en milieu-educatie;

  17. ter plaatse van een functieaanduiding 'verkeer': een voet- en fietspad;

  18. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - opslag buiten’: uitsluitend ten behoeve van buiten opslag (dus niet inpandig);

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. bij deze bestemming behorende tuinen, ontsluitingsverhardingen, erven en bedrijfsterreinen, groenvoorzieningen, paardenbakken en nutsvoorzieningen;

  3. technische installaties, luifels, overkappingen, reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten.

 

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Bedrijfsgebouwen

  1. bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. in afwijking van het gestelde onder b van dit lid, mag ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaand' het bestaande oppervlak en de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet worden uitgebreid of verhoogd;

  4. de maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 7 meter en 9 meter, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' of met de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte' op de verbeelding anders is aangegeven;

  5. de instandhouding en bescherming van een gemeentelijk monument, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monumenten';

  6. ter plaatse van de functieaanduiding ‘dierenasiel' dienen alle gebouwen en andere bouwwerken binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming als bedoeld in dit artikel te worden gebouwd.

 

4.2.2 Bedrijfswoning

  1. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, tenzij met de functieaanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding anders is aangegeven;

  2. de maatvoering van de bedrijfswoningen zijn op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven;

  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.

 

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m²;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

3 meter

  1. van bijbehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhooglopen.

 

4.2.4 Andere bouwwerken

  1. ten behoeve van paardenbakken gelden de volgende bouwregels:

  1. de maximale maatvoering van een paardenbak bedraagt 20 x 40 meter;

  2. paardenbakken dienen achter de voorgevel van de bedrijfswoning en -gebouwen gerealiseerd te worden en binnen het bouwvlak;

  3. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 75 meter;

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel bedrijfswoning/bebouwing

achter de voorgevel bedrijfswoning/bebouwing

perceelafscheidingen

1 meter

3 meter

technische installaties

niet toegestaan

5 meter

licht-, vlaggen- en andere masten

8 meter

10 meter

overig, waaronder luifel tankstation

3 meter

5 meter

  1. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen (zoals een geluidsscherm of –wal) mag niet meer bedragen dan 5 meter. De geluidwerende voorzieningen dienen achter de voorgevel van de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning gerealiseerd te worden. Voor de exacte locatie van de geluidwerende voorzieningen moet de situatie van de bedrijfsgebouwen zwaarder wegen dan de situatie van de bedrijfswoning.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Vergroten inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder c om een grotere inhoudsmaat van de bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  1. de inhoud van de bedrijfswoning mag vergroot worden tot ten hoogste 800 m3;

  2. de afwijkingsbevoegdheid wordt niet worden toegepast voor woningen opgenomen in bijlage 2 Lijst Monumenten en Cultuurhistorisch waardevolle panden;

  3. de vergroting van de woning dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;

  4. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

4.3.2 Vergroten bedrijfswoning opgenomen in bijlage 2 Lijst Monumenten en Cultuurhistorische panden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder c om een grotere bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  1. de bedrijfswoning is opgenomen in bijlage 2 Lijst Monumenten en Cultuurhistorisch waardevolle panden dan wel is een onderdeel van een pand dat is opgenomen op deze lijst;

  2. voor de vergroting mag uitsluitend het aangebouwde deel worden gebruikt;

  3. het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume: uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - behouden blijft;

  4. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

4.3.3 Vergroten bestaande bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder b voor het vergroten van bestaande bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  1. de vergroting mag niet meer bedragen dan 20% van de netto vloeroppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing;

  2. de afwijkingsbevoegdheid wordt niet toegepast ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bestaand’;

  3. de vergroting dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;

  4. de vergroting moet passen binnen de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit en voor het overige landschappelijk goed worden ingepast;

  5. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van gronden ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi';

  2. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

  3. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

  4. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter is op onbebouwde gronden niet toegestaan;

  5. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte van maximaal 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte toegestaan met een maximum van 400 m²;

  6. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  7. gebruik ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – voorwaardelijke verplichting 2' overeenkomstig de bestemming 'Bedrijf' als bedoeld in artikel 4 is uitsluitend toelaatbaar indien de grond wordt ingericht conform het bepaalde in het inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 6 van de planregels en aldus in stand wordt gehouden.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 van dit artikel:

  1. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in artikel 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar zijn met activiteiten die behoren tot de categorieën, zoals genoemd in artikel 4, lid 1 onder a;

  2. om bedrijven toe te laten, die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten als bedoeld in bijlage 3 van de planregels zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 4, lid 1 genoemd;

  3. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.6.1 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Bedrijf' als bedoeld in artikel 4 zodanig te wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een bedrijf - vervolgfuncties toegestaan zijn, met dien verstande dat:

  1. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, indien het bedrijfsmatig gebruik aantoonbaar is beëindigd;

  2. er na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;

  3. in afwijking van het bepaalde onder b van dit lid geldt, dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor een vervolgfunctie, aanspraak gemaakt kan worden op de saneringsregeling, waarbij de huidige bebouwing gesloopt wordt, waarna 50% van het voormalige bebouwingsoppervlak met een maximum van 400 m² teruggebouwd mag worden;

  4. de bestemmingswijziging zich richt op de gronden waar bebouwing aanwezig is;

  5. bij de bestemmingswijziging een bestemming wordt opgenomen, die op de vervolgfunctie betrekking heeft;

  6. er geen sprake mag zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten, die buiten de bebouwing plaatsvinden;

  7. de vervolgfunctie de in bijlage 1 van de planregels beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit niet onevenredig mag aantasten;

  8. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  9. de aanvrager dient door middel van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het bepaalde onder h en i van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder r van dit lid;

  10. de publiek- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties niet onevenredig wordt vergroot en dat de bestaande infrastructuur berekend moet zijn op de nieuwe activiteit;

  11. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  12. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  13. het bestaande aantal woningen niet mag toenemen;

  14. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;

  15. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie, die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, als bedoeld in bijlage 5 van de planregels;

  16. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, als bedoeld in bijlage 3 van de planregels zijn niet toegestaan;

  17. stapeling van vervolgfuncties niet is toegestaan;

  18. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing dient aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

Postadres:
Postbus 2000
3760 CA Soest
Telefoon: (035) 6093411
E-mail: postbus2000@soest.nl