Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene bouwregels
23.1 Bestaande afwijkende maatvoering
In die gevallen, dat de goot- en/of bouwhoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot enige bouwperceel-, bestemmings- of bouwgrens en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
23.2 Ondergronds bouwen
-
Op plaatsen waar gebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
-
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder gebouwen mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
-
zelfstandige bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
-
buitenrijbanen voor paarden;
-
de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis in vrijstaande bijbehorende bouwwerken.)
Artikel 25 Algemene afwijkingsregels
25.1 Verkamering
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte, mits:
-
de omzetting geen onevenredige toename van de verkeersintensiteit tot gevolg heeft;
-
wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de parkeernorm per woning 0,6 p.p. bedraagt;
-
5 m² berging aanwezig is per onzelfstandige woonruimte.
25.2 Afwijkingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
-
de op de verbeelding of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de plaats en richting van bouwgrenzen, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 5 m;
-
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil op de verbeelding of in het terrein daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat openbare nutsgebouwen, abri’s voor het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouw ten hoogste 50 m³ zal bedragen;
-
de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 3 m zal bedragen;
-
-
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend- en/of ontvangstmasten wordt vergroot tot ten hoogste 40 m;
-
het gebruik van een bestaand bijgebouw ten behoeve van wonen of het plaatsen van een tijdelijke woonunit bij een woning, mits:
-
de medische/sociale urgentie wordt aangetoond;
-
de tijdelijkheid wordt vastgelegd;
-
geen extra bebouwingsmogelijkheden gerealiseerd worden;
-
de nieuwe situatie geen belemmering vormt voor omwonenden en bedrijven;
-
het bouwwerk ondergeschikt is aan de woning, met een maximale maat van 80 m2.
-
25.3 Voorwaarde afwijkingen
De in lid 25.2 bedoelde omgevingsvergunningen worden slechts verleend indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en opstallen.