Regels
Inhoudsopgave
1.
Inleidende bepalingen 1
Artikel 1
Begrippen
1
Artikel 2
Wijze van meten 6
2.
Bestemmingsregels 7
2.1. Bestemmingen 7
Artikel 3
Bedrijventerrein 7
Artikel 4
Detailhandel 11
Artikel 5
Groen
12
Artikel 6
Kantoor 13
Artikel 7
Maatschappelijk 15
Artikel 8
Verkeer - Wegverkeer 16
2.2. Uit te
werken bestemmingen 17
Artikel 9
Maatschappelijk - U 17
Artikel 10
Wonen - U
18
2.3. Dubbelbestemmingen 20
Artikel 11
Leiding
20
3.
Algemene regels 22
Artikel 12
Anti-dubbeltelbepaling 22
Artikel 13
Algemene gebruiksregels 23
Artikel 14
Algemene ontheffingsregels 24
Artikel 15
Algemene wijzigingsregels 25
Artikel 16
Algemene procedureregels 26
4.
Overgangs- en slotregels 27
Artikel 17
Overgangsregels 27
Artikel 18
Slotregel
28
1.
Inleidende bepalingen
Artikel 1
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.0321.0070BPKoppelSchaft-vast;
1.2
plan:
het bestemmingsplan "Koppeling-De Schaft" van de gemeente Houten;
1.3
plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand
NL.IMRO.0321.0070BPKoppelSchaft-vast;
1.4
aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerp-technisch of hiermee gelijk te
stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende
bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;
1.5
aan- of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan
het hoofdgebouw maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat hoofdgebouw;
1.6
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge deze Regels, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden regels worden gesteld;
1.7
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.9
bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel
dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.10
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer
bedrijfsactiviteiten;
1.11
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts
bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op
de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.12
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een
aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een
dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en
dergelijke;
1.13
bestaand:
a.
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van
het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden
gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip
van terinzagelegging is ingediend;
b.
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het
plan bestaat;
1.14
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16
bezorgdienst:
horeca-activiteiten die gericht zijn op het bedrijfsmatig bereiden van dranken
en/of etenswaren, niet voor gebruik ter plaatse, die door middel van een
koerier bij de eindgebruiker worden bezorgd;
1.17
bijgebouw:
een gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel
gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;
1.18
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip
van de begane grond en gedeeltelijke ondergrondse bouwdelen, maar met
uitsluiting van geheel ondergrondse bouwdelen en zolders;
1.20
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.21
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.23
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
1.24
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
1.25
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-
of bedrijfsactiviteit;
1.26
dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder
zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering
van milieuvergunningplichtige bedrijven en instellingen en een seksinrichting;
1.27
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.28
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 grootschalige
detailhandel:
grootschalige detailhandelsvestiging, die vanwege zijn omvang niet in een woon-
of centrumgebied thuishoort en waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. detailhandel in
volumineuze goederen, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot
oppervlak nodig heeft voor uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten en
caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;
b. bouwmarkt met
een al dan niet geheel overdekt bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²,
waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit
voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;
c. grootschalige
detailhandel in meubelen en woninginrichting en daarmee rechtstreeks
samenhangende artikelen met een minimum bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000
m²;
1.30
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of
afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.31
horeca-activiteiten:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter
plaatse verstrekt en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander
al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, maar met uitzondering van
een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.32
kampeermiddel:
a.
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b.
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of
gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze
onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend
zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor
recreatief nachtverblijf;
1.33
kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van
administratieve, boekhoudkundige, financiële, technische, organisatorische
en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, al dan niet met een
publieksgerichte baliefunctie;
1.34
kantooractiviteiten:
de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, technische,
organisatorische- en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, al
dan niet met een publieksgerichte baliefunctie.
1.35
maatschappelijke activiteiten:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke activiteiten
en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede
ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze activiteiten;
1.36
maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van maatschappelijke activiteiten;
1.37
opslag:
het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen;
1.38
overkapping:
een bouwwerk dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van
een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover
gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie
wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
1.39
peil:
a.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de
weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct
aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang
bij voltooiing van de bouw;
c.
indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of
een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.40
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of
toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt
is aan de productiefunctie;
1.41
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
een ander tegen vergoeding;
1.42
prostitutiebedrijf:
prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub,
bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters
en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen;
1.43
verkoopvloeroppervlakte (bruto):
de oppervlakte van alle voor mensen toegankelijke winkelruimte ten behoeve van
de detailhandel;
1.44
verkoopvloeroppervlakte (netto):
de oppervlakte van voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten)
winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.45
voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden
afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.46
winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is
te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.47
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen;
1.48
woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar
gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid
beschouwd kan worden;
1.49
woonwagen:
een ongemotoriseerd voertuig dat voortdurend of nagenoeg voortdurend als woning
wordt gebezigd of daartoe is bestemd, met dien verstande dat een woonwagen niet
ophoudt dit te zijn, indien aan of bij de woonwagen voorzieningen worden
getroffen ten gevolge waarvan deze niet langer kan worden voortbewogen.
1.50 zorgwonen:
een bijzondere vorm van wonen, waarbij de bewoner in een zelfstandige
woonruimte woont, waarbij in de woning specifieke voorzieningen zijn getroffen
om de hulp van een zorgverlener in te roepen en waarbij eventueel extra ruimte
voor verzorging aanwezig is.
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a.
lengte, breedte en diepte van bouwwerken:
tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
b.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen;
d.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
f.
onderlinge afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot
erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden
ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers,
balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter
bedraagt.
2.
Bestemmingsregels
2.1.
Bestemmingen
Artikel 3
Bedrijventerrein
Bestemmingsomschrijving
3.1
De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a. bedrijfsactiviteiten
voor zover deze behoren tot de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften
deel uitmakende "Staat van bedrijfsactiviteiten" met uitzondering van
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer;
b. in afwijking
van het bepaalde sub a zijn op de onderstaande adressen bedrijven tot en met de
daarbij aangegeven milieucategorie toegestaan.
Afbeelding 1: Overzicht
bestemmingsomschrijvingen.
Adres
|
Milieucategorie
|
Korte Schaft
7
|
3.1
|
Korte
Schaft 9
|
3.2
|
Korte
Schaft 13
|
3.2
|
Korte
Schaft 17
|
3.2
|
Korte
Schaft 23
|
3.2
|
Lange
Schaft 18
|
3.1
|
Nieuwe
Schaft 3b
|
3.1
|
Nieuwe
Schaft 3g
|
3.1
|
Nieuwe
Schaft 5b
|
3.2
|
Nieuwe
Schaft 9
|
3.1
|
Nieuwe Schaft
11
|
3.1
|
Nieuwe
Schaft 15
|
3.1
|
Nieuwe
Schaft 23
|
3.1
|
c.
kantooractiviteiten, ten dienste van de onder a genoemde activiteiten;
d. wonen;
e.
grootschalige detailhandel als bedoeld in artikel 1, lid 1.29, sub a;
f.
productiegebonden detailhandel;
g. horeca-activiteiten:
1. ondergeschikt
aan en ten dienste van de onder a genoemde activiteiten voor zover deze behoren
tot de categorie 1, onder d van de van deze voorschriften deel uitmakende
"Staat van Horeca-activiteiten";
2.
bezorgdiensten;
h.
maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een kinderdagverblijf;
i.
verkeer en verblijf;
j.
water;
k.
groenvoorzieningen;
l.
nutsvoorzieningen.
Bouwregels
3.2
Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk
zijnde worden gerealiseerd, met inachtneming van:
a.
de in lid 3.3 tot en met 3.5 genoemde regels;
b.
de aangegeven bouw- en maatvoeringsaanduidingen.
3.3
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. een gebouw mag
uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. het
bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan die door de
aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
c.
de minimale respectievelijk maximale hoogte van gebouwen mag niet minder
respectievelijk meer bedragen dan die door de aanduiding 'minimale-maximale
bouwhoogte' is aangegeven;
d.
de afstand tussen gebouwen bedraagt minimaal 3 meter, tenzij gebouwen
aaneen worden gebouwd;
e.
de oppervlakte van kantooractiviteiten mag niet meer bedragen dan 50%
van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 1.000 m²;
f.
het kinderdagverblijf mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
'jeugdopvang' worden gebouwd;
g.
het aantal bezorgdiensten mag niet meer bedragen dan 8, met dien
verstande dat het bedrijfsvloeroppervlak per bezorgdienst niet meer mag
bedragen dan 60 m²;
h.
de oppervlakte ten behoeve van horeca als bedoeld in lid 3.1, sub g,
onder 1 mag niet meer bedragen dan 100 m² per bedrijf;
i.
bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
'bedrijfswoning' mag worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van de
bestaande woning met niet meer dan 10% mag worden vergroot.
3.4
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij
bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a.
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het
aanduidingsvlak 'bedrijfswoning', op het zij- en achtererf en minimaal 3 meter
achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden
gebouwd, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het
verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd, en:
1.
de horizontale diepte niet meer 1,5 meter mag bedragen;
2.
de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden niet
minder dan 2,5 meter mag bedragen;
3.
voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van de
bedrijfswoning, de breedte niet meer dan 2/3 van de breedte van die gevel mag
bedragen;
4.
de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen dan wel de hoogte van
de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 meter;
b.
de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning niet meer dan 100 m² mag
bedragen;
c.
de goothoogte en bouwhoogte bij een inpandige bedrijfswoning niet meer
dan 3 respectievelijk 6 meter mag bedragen;
d.
de goothoogte bij een niet-inpandige bedrijfswoning niet meer dan 3
meter dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25
meter mag bedragen;
e.
de bouwhoogte bij een niet-inpandige bedrijfswoning niet meer dan de bouwhoogte
van de bedrijfswoning minus 2 meter mag bedragen, waarbij geldt dat de
bouwhoogte in ieder geval 3 meter en niet meer dan 6 meter mag bedragen.
3.5
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt, dat de
hoogte van:
a.
licht- en vlaggenmasten ten hoogste 6 meter mag bedragen;
b.
erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 3 meter mag bedragen;
c.
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 2 meter mag
bedragen.
Nadere eisen
3.6
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid1, sub d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen te
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van
de afstand van de bebouwing tot de perceelsgrens.
3.7
De in 3.6 bedoelde nadere eisen kunnen slechts worden gesteld ten
behoeve van de stedenbouwkundige inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en
reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen vanuit het oogpunt van
brandveiligheid en bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
Ontheffing van de bouwregels
3.8
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te
verlenen van:
a.
het bepaalde in lid 3.3, sub b voor het vergroten van het
bebouwingspercentage tot maximaal 90% mits er voldoende parkeergelegenheid op
eigen terrein aanwezig blijft.
b.
het bepaalde in lid 3.5, voor het vergroten van de bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 meter, met uitzondering van
erfafscheidingen;
met dien verstande dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van
betrokken en nabijgelegen gronden en/of het straat- en bebouwingsbeeld niet
onevenredig mogen worden geschaad.
Specifieke gebruiksregels
3.9
Tot een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet
ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ten
behoeve van opslag buiten gebouwen.
3.10
In afwijking van het bepaalde in lid 3.9 is op- en overslag van goederen
op bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'opslag' toegestaan.
Ontheffing gebruiksregels
3.11 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1,
sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde
in lid 3.1 onder a voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die niet
voorkomen in de tot het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, voor
zover die:
a.
niet voorkomen in de tot het plan behorende Staat van
bedrijfsactiviteiten, voor zover die bedrijfsactiviteiten naar aard en omvang
maximaal gelijk te stellen zijn aan de in de Staat van bedrijfsactiviteiten
genoemde bedrijfsactiviteiten, danwel
b.
behoren tot de naasthogere subcategorie uit de tot het plan behorende
Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover die bedrijfsactiviteiten naar aard
en omvang maximaal gelijk te stellen zijn aan de toegelaten
bedrijfsactiviteiten en deze overigens voldoen aan het bepaalde in dit artikel;
3.12
De in lid 3.11 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a.
het straat- en bebouwingsbeeld;
b.
de verkeersveiligheid;
c.
de sociale veiligheid;
d.
de milieusituatie;
e.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Wijzigingsbevoegdheid
3.13
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van het bepaalde in artikel
3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve
van:
a.
het onderbrengen van bedrijfsactiviteiten in een andere categorie,
indien op grond van technologische ontwikkelingen de in de "Staat van
bedrijfsactiviteiten" vermelde categorie niet meer de juiste is;
b.
het toevoegen van bedrijfsactiviteiten aan een bepaalde categorie van de
"Staat van bedrijfsactiviteiten", mits deze activiteit naar haar aard
en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de in de betreffende
categorie opgenomen bedrijfsactiviteiten.
3.14
Burgemeester en wethouders kunnen, ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied", op grond van het bepaalde
in artikel 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming
wijzigen in de bestemming "Kantoor", met dien verstande dat:
a.
de bouw- en maatvoeringsaanduidingen van toepassing blijven;
b.
twee parkeerplaatsen per 125 m² bvo kantoorruimte op eigen terrein wordt
gerealiseerd.
Artikel
4
Detailhandel
Bestemmingsomschrijving
4.1
De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
grootschalige detailhandel als bedoeld in artikel 1, lid 1.29, sub b en
c;
met daaraan ondergeschikt:
b.
verkeer en verblijf;
c.
groen- en speelvoorzieningen.
Bouwregels
4.2
Ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk
zijnde worden gerealiseerd, met inachtneming van:
a.
de in lid 4.3 en 4.4 genoemde regels;
b.
de aangegeven bouw- en maatvoeringsaanduidingen.
4.3
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
de minimale respectievelijk maximale hoogte van gebouwen mag niet minder
respectievelijk meer bedragen dan die door de aanduiding 'minimale-maximale
bouwhoogte' is aangegeven.
4.4
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt, dat de
hoogte van:
a.
licht- en vlaggenmasten ten hoogste 6 meter mag bedragen;
b.
erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 3 meter mag bedragen;
c.
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 2 meter mag
bedragen.
Specifieke gebruiksregels
4.5
Tot een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet
ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen:
a.
als bedrijfswoning;
b.
detailhandel, niet zijnde grootschalige detailhandel, met uitzondering
van de verkoop van consumentenvuurwerk.
Artikel
5
Groen
Bestemmingsomschrijving
5.1
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
groenvoorzieningen;
b.
verkeer en verblijf;
c.
water;
d.
speelvoorzieningen.
Bouwregels
5.2
Ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden mogen, met
inachtneming van de in lid 5.3 en 5.4 genoemde regels, de daarbij behorende
gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken worden
gerealiseerd.
5.3
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen;
b.
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
c.
de hoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
5.4
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:
a.
de hoogte van lantaarnpalen niet meer dan 6 meter mag bedragen;
b.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 3
meter mag bedragen.
Artikel 6
Kantoor
Bestemmingsomschrijving
6.1
De voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. kantooractiviteiten.
met
daaraan ondergeschikt:
b.
verkeer en verblijf;
c.
groenvoorzieningen;
d.
nutsvoorzieningen;
e.
horeca-activiteiten ondergeschikt aan en ten dienste van de sub a genoemde
activiteiten voor zover deze behoren tot de categorie 1, onder d van de van
deze voorschriften deel uitmakende "Staat van Horeca-activiteiten";
Bouwregels
6.2
Ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk
zijnde worden gerealiseerd, met inachtneming van:
a.
de in lid 6.3 en 6.4 genoemde regels;
b.
de aangegeven bouw- en maatvoeringsaanduidingen.
6.3
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien
verstande dat fietsenstallingen buiten het bouwvlak mogen worden gerealiseerd
waarbij per bouwperceel maximaal 10% van de gronden ten behoeve van die
fietsenstalling mag worden bebouwd;
b. het
bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan die door de
aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
c.
de bouwgrens aan de zijde van de Koppeling voor minimaal 85% bebouwd moet
worden en gebouwd wordt op de bouwgrens;
d.
de minimale respectievelijk maximale hoogte van gebouwen mag niet minder
respectievelijk meer bedragen dan die door de aanduiding 'minimale-maximale
bouwhoogte' is aangegeven;
e.
in afwijking van het bepaalde sub d:
1.
mag de hoogte van fietsenstallingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
2.
dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -
differentiatie bouwhoogte' minimaal om de 75 meter, gemeten in de bouwgrens aan
de zijde van de Koppeling, een verspringing in het gebouw te worden
gerealiseerd, met dien verstande dat deze verspringing dient te voldoen aan de
volgende voorwaarden:
a. de
breedte mag niet minder dan 10 meter bedragen, waarbij gemeten wordt in de
bouwgrens aan de zijde van de Koppeling;
b. de
diepte mag niet minder dan 15 meter bedragen, waarbij gemeten wordt vanuit de
bouwgrens aan de zijde van de Koppeling;
c. het
hoogteverschil mag niet minder dan 7 meter bedragen. De maximale bouwhoogte mag
derhalve niet meer bedragen dan de maximale bouwhoogte minus 7 meter;
f.
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mogen uitsluitend
gebouwen vanaf 3 meter boven peil tot de maximale bouwhoogte worden gebouwd met
uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals pilasters en opgangen.
6.4
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:
a.
de hoogte van antenne-installaties niet meer dan 45 meter mag bedragen;
b.
licht- en vlaggenmasten ten hoogste 6 meter mag bedragen;
c.
erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 3 meter mag bedragen;
d.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2
meter mag bedragen.
Specifieke gebruiksregels
6.5
Tot een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke
ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen als
bedrijfswoning.
Artikel
7
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
7.1
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a. het uitoefenen
van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en
openbare dienstverlening;
met
daaraan ondergeschikt:
b.
horeca-activiteiten ten dienste van de sub a genoemde activiteiten voor
zover deze behoren tot de categorie 1, onder d van de van deze voorschriften
deel uitmakende "Staat van Horeca-activiteiten";
c.
verkeer en verblijf;
d.
groen- en speelvoorzieningen.
Bouwregels
7.2
Ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk
zijnde worden gerealiseerd, met inachtneming van:
a.
de lid 7.3 en 7.4 genoemde regels;
b.
de aangegeven bouw- en maatvoeringsaanduidingen.
7.3
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien
verstande dat fietsenstallingen buiten het bouwvlak mogen worden gerealiseerd
waarbij per bouwperceel maximaal 10% van de gronden ten behoeve van die
fietsenstalling mag worden bebouwd;
b. de minimale
respectievelijk maximale hoogte van gebouwen mag niet minder respectievelijk
meer bedragen dan die door de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' is
aangegeven;
c.
in afwijking van het bepaalde sub b mag de hoogte van:
1.
de kerktoren niet meer dan 20 meter bedragen, met dien verstande dat de
oppervlakte niet meer dan 5% van het bouwvlak mag bedragen
2.
fietsenstallingen niet meer dan 3 meter mag bedragen.
7.4
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt, dat de
hoogte van:
a.
licht- en vlaggenmasten en beeldende kunst ten hoogste 10 meter mag
bedragen;
b.
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 2 meter mag
bedragen.
Artikel 8
Verkeer - Wegverkeer
Bestemmingsomschrijving
8.1
De voor "Verkeer - Wegverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a.
verkeer en verblijf;
met
daaraan ondergeschikt:
b.
groenvoorziening;
c.
water;
d.
nutsvoorzieningen.
Bouwregels
8.2
Ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken worden
gerealiseerd, met inachtneming van de in lid 8.3 en 8.4 genoemde regels.
8.3
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
8.4
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt, dat:
a.
de hoogte van lantaarnpalen niet meer dan 12 meter mag bedragen;
b.
de hoogte van verkeersregelinstallaties niet meer dan 5 meter mag
bedragen;
c.
de hoogte van bewegwijzering niet meer dan 10 meter mag bedragen
d.
deze in overige gevallen uitsluitend zijn toegestaan voor zover (en in
het geval dat) de in artikel 43 van de Woningwet genoemde situaties dit
toelaten.
2.2.
Uit te werken bestemmingen
Artikel
9
Maatschappelijk - U
Bestemmingsomschrijving
9.1
De voor "Maatschappelijk - U" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a. het uitoefenen van
activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare
dienstverlening;
b.
zorgwonen,
met
daaraan ondergeschikt:
c.
horeca-activiteiten ten dienste van de sub a genoemde activiteiten voor
zover deze behoren tot de categorie 1, onder d van de van deze voorschriften
deel uitmakende "Staat van Horeca-activiteiten";
d.
verkeer en verblijf;
e.
groen- en speelvoorzieningen.
Uitwerkingsregels
9.2
Burgemeester en wethouders werken het plan uit met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub b van de Wet ruimtelijke ordening en met
inachtneming van de aanduidingen op de plankaart, en de volgende
uitwerkingsregels:
a.
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien
verstande dat fietsenstallingen buiten het bouwvlak mogen worden gerealiseerd
waarbij per bouwperceel maximaal 10% van de gronden ten behoeve van die
fietsenstalling mag worden bebouwd;
b.
het oprichten van de in lid 9.1, sub a. genoemde geluidgevoelige
bestemmingen, is slechts toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel als
gevolg van het verkeer, niet meer bedraagt dan:
1.
de voorkeursgrenswaarde, danwel;
2.
een door burgemeester en wethouders vast te stellen hogere grenswaarde,
deze regel blijft buiten werking
indien een permanent geluiddichte gevel wordt gerealiseerd;
Bouwregels
9.3
Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is het
verboden te bouwen.
Ontheffing bouwregels
9.4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 9.3 indien een bouwplan in overeenstemming is
met het ontwerp van een uitwerkingsplan.
Artikel 10
Wonen - U
Bestemmingsomschrijving
10.1 De
voor "Wonen - U" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
b.
verkeer en verblijf;
c.
groen- en speelvoorzieningen;
d.
water;
e.
nutsvoorzieningen;
f.
alle overige voorzieningen die functioneel tot een woongebied behoren.
Uitwerkingsregels
10.2 Burgemeester
en wethouders werken het plan uit met inachtneming van het bepaalde in artikel
3.6, lid 1, sub b van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de
aanduidingen op de plankaart, en de volgende uitwerkingsregels:
a.
de goothoogte van gebouwen mag niet meer dan 20 meter bedragen;
b.
bij de uitwerking dient rekening te worden gehouden met een milieuzonering
vanuit het bestaande bedrijfsterrein de Schaft;
c.
er dienen minimaal 2 parkeerplaatsen per woning te worden gerealiseerd;
d.
het oprichten van de in lid 10.1, sub a. genoemde woningen, of andere
geluidgevoelige bestemmingen, is slechts toegestaan indien de geluidsbelasting
van de gevel als gevolg van het verkeer, niet meer bedraagt dan:
1.
de voorkeursgrenswaarde, danwel;
2.
de door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde.
deze regel blijft buiten werking
indien een permanent geluiddichte gevel wordt gerealiseerd;
e.
de bestemming mag niet worden uitgewerkt voordat op grond van:
1.
milieukundig bodemonderzoek vaststaat dat de bodem geschikt is voor het
beoogde gebruik; en
2.
onderzoek flora en fauna blijkt dat de natuurwaarden niet in
onevenredige mate door de planvorming worden aangetast; en
3.
archeologisch onderzoek blijkt dat:
a. de
archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
b. er
geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
c. de
archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad;
f.
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3
meter bedragen;
Bouwregels
10.3 Zolang
en voor zover het uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is het verboden te
bouwen.
Ontheffing bouwregels
10.4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen
van het bepaalde in lid 10.3 indien een bouwplan in overeenstemming is met het
ontwerp van een uitwerkingsplan.
2.3.
Dubbelbestemmingen
Artikel 11
Leiding
Bestemmingsomschrijving
11.1 De
voor "Leiding" aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die
gronden aangewezen bestemmingen, primair bestemd voor een hoofdgasleiding. Voor
zover dat is aangegeven zijn deze gronden secundair bestemd voor de
samenvallende doeleinden als omschreven in deze regels.
Bouwregels
11.2 Uitsluitend
ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende
gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden
gerealiseerd.
11.3
In afwijking van hetgeen in lid 11.2 is gesteld, mogen bouwwerken ten
dienste van de samenvallende bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande
dat:
a.
de bouwwerken slechts zijn toegestaan indien en voor zover de belangen
van de betrokken leidingen zulks gedogen;
b.
alvorens de bouwvergunning wordt verleend de betrokken leidingbeheerder
wordt gehoord.
Aanlegvergunning
11.4 Het
is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning op basis van artikel 3.3, sub a
van de Wet ruimtelijke ordening) op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden, de
volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
a.
het verlagen en/of ophogen van de gronden;
b.
het aanbrengen van hoog opgaande beplantingen en/of bomen;
c.
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
d.
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
11.5
Burgemeester en wethouder geven slechts toepassing aan hun bevoegdheid
tot het verlenen van de in lid 11.4 bedoelde vergunning, indien geen afbreuk
wordt gedaan aan de belangen van de leiding.
11.6
Het in lid 11.4 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden die:
a.
het normale onderhoud betreffen;
b.
noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of
gebruik van de gronden;
c.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van
dit plan.
Wijzigingsbevoegdheid
11.7
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van het bepaalde in artikel
3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening:
a.
het tracé van de leiding wijzigen;
b.
de bestemming te verwijderen,
c.
met dien verstande dat de leidingbeheerder wordt gehoord, voordat deze
bevoegdheid wordt toegepast.
3.
Algemene regels
Artikel
12
Anti-dubbeltelbepaling
12.1
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel
13
Algemene gebruiksregels
13.1
Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke
ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken
voor prostitutiebedrijven.
Ontheffingsbevoegdheid
13.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 13.1, voor de vestiging van ten hoogste één
prostitutiebedrijf, met inachtneming van het volgende:
a.
in de Lekstroomgemeenten Lopik, Nieuwegein, IJsselstein en Houten is op
dat moment geen enkel prostitutiebedrijf gehuisvest;
b.
de activiteiten vinden uitsluitend plaats binnen de bestaande of nieuw
te realiseren bebouwing;
c.
er dient voldoende parkeercapaciteit voor zowel bezoekers als personeel
op het bijbehorende perceel aanwezig te zijn. Dit terrein wordt niet
meegerekend bij het bepalen van het bedrijfsvloeroppervlak als genoemd onder d;
d. de
bedrijfsvloeroppervlakte van het prostitutiebedrijf is niet groter dan 100 m²;
e.
vestiging is niet toegestaan binnen een straal van 50 meter vanuit het
hart van een (bedrijfs)woning, tenzij het gebruik als zodanig is beëindigd;
f.
vestiging is niet toegestaan binnen een straal van 50 meter vanaf de ingang
van een kinderdagverblijf;
g.
vestiging is niet toegestaan indien op de bedrijventerreinen Het Rondeel
of De Meerpaal een beter alternatief beschikbaar is;
h.
burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel
3.6, lid 1, sub d van de Wet ruimtelijke ordening in verband met bescherming
van het woon- en leefklimaat in afwijking van het voorgaande, nadere eisen te
stellen aan de plaats, afmetingen en uitstraling van de bebouwing ten behoeve
van:
1.
de situering van de bebouwing op het bouwperceel;
2.
het straat- en bebouwingsbeeld;
3.
landschappelijke en milieutechnische aspecten;
4.
de verkeersveiligheid;
5.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 14
Algemene ontheffingsregels
Meetverschillen
14.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te
verlenen van de regels van het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe
afwijkingen of onnauwkeurigheden, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van
het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 5 meter
mogen bedragen.
10%-regeling
14.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te
verlenen van de regels van het plan ten behoeve van een vermeerdering van de
voorgeschreven maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de
bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.
Nutsvoorzieningen
14.3 Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c
van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de regels van het
plan ten behoeve van de bouw van nutsgebouwtjes met een maximale hoogte,
oppervlakte en inhoud van respectievelijk 5 meter, 25 m² en 75 m³.
Bouwhoogte
14.4 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1,
sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van:
a.
de regels en toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten
behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan
40 meter;
b.
de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, en toe te staan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter.
14.5
De ontheffing als bedoeld in lid 14.4 kan slechts worden verleend,
indien:
a.
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en
nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b.
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet
onevenredig worden geschaad.
Artikel 15
Algemene wijzigingsregels
15.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen
zodat bestemmingsgrenzen in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling
kunnen worden aangepast, met dien verstande dat de bij de wijziging betrokken
bestemmingen met niet meer dan 10% worden verkleind of vergroot, met dien
verstande dat:
a.
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en
nabijgelegen gronden niet onevenredig mogen worden geschaad;
b.
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet
onevenredig mogen worden geschaad..
Artikel 16
Algemene procedureregels
Procedure ontheffingen
16.1
Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing op grond van deze
regels is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van
toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).
Procedure uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheid
16.2 Op
de voorbereiding van een besluit tot uitwerking/wijziging op grond van deze
regels is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van
toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).
4.
Overgangs- en slotregels
Artikel 17
Overgangsregels
Bouwwerken
17.1 Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.2
Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid 17.1 voor het vergroten
van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.
17.3
Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
Gebruik
17.4 Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
17.5 Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4,
te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind.
17.6
Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na de inwerkingtreding van het
plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
17.7
Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18
Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als "Regels
bestemmingsplan Koppeling-De Schaft".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der
gemeente Houten, gehouden op 12 mei 2009
...., voorzitter
...., griffier
Bijlage
Staat van bedrijfsactiviteiten
Staat van bedrijfsactiviteiten
|
|
|
|
|
|
De gebruikte categorieën staan voor de volgende
bedrijfsactiviteiten:
|
|
Categorie 1:
|
Activiteiten, die door hun aard nodig en/of toelaatbaar
zijn tussen of onmiddellijk naast woningen (geen minimale afstand);
|
Categorie 2:
|
Activiteiten, die door hun aard slechts toelaatbaar zijn
tussen of onmiddellijk naast woningen, indien geconcentreerd in een wijk of
buurtcentrum (minimale afstand 30 meter);
|
Categorie 3A:
|
Activiteiten, die door hun aard slechts toelaatbaar zijn
aan de rand van woonwijken (minimale afstand 50 meter);
|
Categorie 3B:
|
Activiteiten, die door hun aard slechts toelaatbaar zijn
aan de rand van woonwijken (minimale afstand 100 meter);
|
Categorie 4A:
|
Activiteiten, die door hun aard gescheiden dienen te zijn
van woonwijken, bijvoorbeeld door middel van groenstroken of water (minimale
afstand 200 meter);
|
Categorie 4B:
|
Activiteiten, die door hun aard gescheiden dienen te zijn van
woonwijken, bijvoorbeeld door middel van groenstroken of water (minimale
afstand 300 meter);
|
Categorie 5:
|
Activiteiten, die door hun aard behoorlijk ver verwijderd,
dan wel op grote afstand van woongebieden gesitueerd moeten worden (minimale
afstand 500 meter).
|
|
|
|
|
Gebruikte afkortingen:
|
|
o.v.
|
opgesteld vermogen
|
|
p.c.
|
productie capaciteit
|
|
p.o.
|
productie oppervlakte
|
|
t/d
|
ton per dag
|
|
t/j
|
ton per jaar
|
|
t.o.
|
terreinoppervlakte
|
|
t/u
|
ton per uur
|
|
v.c.
|
verwerkingscapaciteit
|
|
SBI-CODE
|
OMSCHRIJVING
|
|
-
|
|
CATEGORIE
|
15
|
|
|
15
|
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
|
|
1551
|
Zuivelprodukten fabrieken:
|
|
1552
|
- consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²
|
2
|
1581
|
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
|
|
1581
|
- v.c. < 2500 kg meel/week
|
2
|
1584
|
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
|
|
1584
|
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van
chocoladewerken met p.o. <= 200 m²
|
2
|
1584
|
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200
m²
|
2
|
1593 t/m 1595
|
Vervaardiging van wijn, cider e.d.
|
2
|
18
|
|
|
18
|
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
|
|
182
|
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)
|
2
|
20
|
|
|
20
|
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET,
KURK E.D.
|
|
205
|
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
|
2
|
22
|
|
|
22
|
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN
MEDIA
|
|
221
|
Uitgeverijen (kantoren)
|
1
|
2222.6
|
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
|
2
|
2223
|
Grafische afwerking
|
1
|
2223
|
Binderijen
|
2
|
2224
|
Grafische reproduktie en zetten
|
2
|
2225
|
Overige grafische aktiviteiten
|
2
|
223
|
Reproduktiebedrijven opgenomen media
|
1
|
24
|
|
|
24
|
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
|
|
2442
|
- verbandmiddelenfabrieken
|
2
|
26
|
|
|
26
|
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN
GIPSPRODUKTEN
|
|
262, 263
|
Aardewerkfabrieken:
|
|
262, 263
|
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
|
2
|
30
|
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
|
|
30
|
|
|
30
|
Kantoormachines- en computerfabrieken
|
2
|
31
|
|
|
31
|
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN
BENODIGDH.
|
|
316
|
Elektrotechnische industrie n.e.g.
|
2
|
33
|
|
|
33
|
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN
INSTRUMENTEN
|
|
33
|
Fabrieken voor medische en optische apparaten en
instrumenten e.d.
|
2
|
36
|
|
|
36
|
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
|
|
361
|
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2
|
1
|
362
|
Fabricage van munten, sieraden e.d.
|
2
|
363
|
Muziekinstrumentenfabrieken
|
2
|
3661.1
|
Sociale werkvoorziening
|
2
|
40
|
|
|
40
|
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM
WATER
|
|
40
|
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met
transformatorvermogen:
|
|
40
|
- < 10 MVA
|
2
|
40
|
Gasdistributiebedrijven:
|
|
40
|
- gas: reduceer-, compressor-, meet-
en regelinst. Cat. A
|
1
|
40
|
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B
en C
|
2
|
40
|
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
|
|
40
|
- blokverwarming
|
2
|
41
|
|
|
41
|
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
|
|
41
|
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
|
|
41
|
- < 1 MW
|
2
|
45
|
|
|
45
|
BOUWNIJVERHEID
|
|
45
|
- aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²
|
2
|
50
|
|
|
50
|
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
|
|
501, 502, 504
|
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en
servicebedrijven
|
2
|
5020.4
|
Autobeklederijen
|
1
|
5020.5
|
Autowasserijen
|
2
|
503, 504
|
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
|
2
|
505
|
Benzineservisestations:
|
|
505
|
- zonder LPG
|
2
|
51
|
|
|
51
|
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
|
|
511
|
Handelsbemiddeling (kantoren)
|
1
|
5122
|
Grth in bloemen en planten
|
2
|
5134
|
Grth in dranken
|
2
|
5135
|
Grth in tabaksprodukten
|
2
|
5136
|
Grth in suiker, chocolade en suikerwerk
|
2
|
5137
|
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen
|
2
|
5138, 5139
|
Grth in overige voedings- en genotmiddelen
|
2
|
514
|
Grth in overige consumentenartikelen
|
2
|
5148.7
|
Grth in vuurwerk en munitie:
|
|
5148.7
|
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
|
2
|
5148.7
|
- munitie
|
2
|
5153
|
Grth in hout en bouwmaterialen:
|
|
5153
|
- algemeen: b.o. <= 2000 m²
|
2
|
5153.4
|
zand en grind:
|
|
5153.4
|
- algemeen: b.o. <= 200 m²
|
2
|
5154
|
Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
|
|
5154
|
- algemeen: b.o. < = 2.000 m²
|
2
|
5155.2
|
Grth in kunstmeststoffen
|
2
|
5156
|
Grth in overige intermediaire goederen
|
2
|
5162
|
Grth in machines en apparaten:
|
|
517
|
Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden
e.d.
|
2
|
52
|
|
|
52
|
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
|
|
5246/9
|
Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten
|
2
|
5249
|
Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt
|
1
|
527
|
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en
motorfietsen)
|
1
|
60
|
|
|
60
|
VERVOER OVER LAND
|
|
6022
|
Taxibedrijven
|
2
|
603
|
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
|
2
|
61, 62
|
|
|
61, 62
|
VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
|
|
61, 62
|
Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
|
1
|
63
|
|
|
63
|
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
|
|
6321
|
Autoparkeerterreinen, parkeergarages
|
2
|
6322, 6323
|
Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)
|
1
|
633
|
Reisorganisaties
|
1
|
634
|
Expediteurs, cargadoors (kantoren)
|
1
|
64
|
|
|
64
|
POST EN TELECOMMUNICATIE
|
|
641
|
Post- en koeriersdiensten
|
2
|
642
|
Telecommunicatiebedrijven
|
1
|
642
|
zendinstallaties:
|
|
642
|
- FM en TV
|
1
|
642
|
- GSM en UMTS-steunzenders
|
1
|
70
|
|
|
70
|
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
|
|
70
|
Verhuur van en handel in onroerend goed
|
1
|
71
|
|
|
71
|
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE
GOEDEREN
|
|
711
|
Personenautoverhuurbedrijven
|
2
|
714
|
Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
|
2
|
72
|
|
|
72
|
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
|
|
72
|
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.
|
1
|
72
|
Switchhouses
|
2
|
73
|
|
|
73
|
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
|
|
731
|
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
|
2
|
732
|
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
|
1
|
74
|
|
|
74
|
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
|
|
7481.3
|
Foto- en filmontwikkelcentrales
|
2
|
7484.4
|
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
|
1
|
75
|
|
|
75
|
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
|
|
75
|
Openbaar bestuur (kantoren e.d.)
|
1
|
90
|
|
|
90
|
MILIEUDIENSTVERLENING
|
|
9001
|
RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking
voorbezinktanks:
|
|
9001
|
rioolgemalen
|
2
|
9002.2
|
Afvalverwerkingsbedrijven:
|
|
9002.2
|
- verwerking fotochemisch en galvano-afval
|
2
|
92
|
|
|
92
|
CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
|
|
921, 922
|
Studio's (film, TV, radio, geluid)
|
2
|
93
|
|
|
93
|
OVERIGE DIENSTVERLENING
|
|
9301.2
|
Chemische wasserijen en ververijen
|
2
|
9301.3
|
Wasserettes, wassalons
|
1
|
Bijlage
Lijst van Horeca-activiteiten
Categorie I "lichte horeca"
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven
te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor
slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie
worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
§ automatiek;
§ broodjeszaak;
§ cafetaria;
§ croissanterie;
§ koffiebar;
§ lunchroom;
§ ijssalon;
§ snackbar;
§ tearoom;
§ traiteur.
b. Overige lichte horeca
§ bistro;
§ restaurant (zonder
bezorg- en/of afhaalservice);
§ hotel.
c. Restaurant
§ restaurant met
bezorg- en/of afhaalservice tot 250 m² bvo.
d. Aan andere functies verwante horeca
§ kantine
§ bedrijfsrestaurant
Categorie 2 "middelzware horeca"
a.
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en/of
daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
§ bar;
§ bierhuis;
§ biljartcentrum;
§ café;
§ proeflokaal;
§ shoarma/grillroom;
§ zalenverhuur (zonder regulier
gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
b. Bedrijven met een relatief grote
verkeersaantrekkende werking
§ bedrijven genoemd
onder 1a, 1b en 1c met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m² bvo;
Categorie 3 "zware horeca"
a.
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die
tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en/of grote hinder voor de
omgeving met zich mee kunnen brengen:
§ dancing;
§ discotheek;
§ nachtclub;
§ partycentrum
(regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.