|
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kantooractiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', met een maximum van 1500 m2;
-
zelfstandig wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
openbare museale functie, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'museum';
-
opslag, uitsluitend ter plaatste van de aanduiding 'opslag';
-
extensief gebruik in de vorm van een dagactiviteitenruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - activiteitenruimte';
-
extensief gebruik in de vorm van een belevingsruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - belevingsruimte';
-
instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden;
-
extensieve dagrecreatie;
-
vekeer en veblijf, niet zijnde parkeren;
met de daarbij behorende:
-
(grondgedekte) gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouw zijnde;
-
wegen en paden;
-
sanitaire voorzieningen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
horeca-activiteiten voor zover behorende tot categorie 4 van de van deze regels deel uitmakende ‘Staat van Horeca-activiteiten’.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de grondgedekte gebouwen die onderdeel uitmaken van het verdedigingswerk dienen behouden te blijven;
-
overige gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
in het bouwvlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - genieloods' mag een genieloods gebouwd worden van maximaal 450 m2, waarbij:
-
de goothoogte de maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte mag bedragen;
-
de bouwhoogte de maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'mag maximaal 1 bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogte op de verbeelding zijn aangegeven.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bedrijfswoning, ter plaatse van de aaduiding 'bijgebouwen' met een oppervlak van maximaal 50 m2 en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,2 meter en 6 meter.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen welke maximaal 2 meter mogen bedragen en (licht)masten tot een hoogte van 6 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis zoals genoemd in artikel 3 lid 1b, gelden de volgende regels:
-
De woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m2, met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;
-
Het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;
-
Detailhandel is niet toegestaan. Webwinkels zijn toegestaan waarbij een maximum van 20 m2 geldt voor opslag en distributie van de te verhandelen goederen. De te verhandelen goederen mogen niet ter plaatse worden afgehaald. Verkoop van behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij de behandeling is wel toegestaan;
-
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
-
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
-
De activiteit dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één ondersteunend personeelslid;
-
Er zijn maximaal twee beroepen en/of bedrijven aan huis toegestaan per woning;
-
Het gebruik mag geen nadelige effecten hebben op de omliggende natuurwaarden.
3.4 Omgevingsvergunning werken en werkzaamheden
3.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen of verharden van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
3.4.2 Uitzonderingen
Van het vereiste van een omgevingsvergunning zijn uitgezonderd werken en werkzaamheden die:
-
behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;
-
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogenworden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen een grondgedekt gebouw.
3.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien:
-
door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
-
afbreuk wordt gedaan aan de de omliggende natuurwaarden;
-
dit leidt tot een onevenredige aantasting van de aanwezige cultuurhistorische waarden van het plangebied.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen inclusief in- en uitritten; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'. met een maximum van 55 parkeerplaatsen;
-
instandhouding en ontwikkeling van natuur- en ecologische waarden;
-
behoud van de cultuurhistorische waarden;
met daaraan ondergeschikt:
-
nutsvoorzieningen;
-
water.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
-
de bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter, respectievelijk 25 m2.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
-
de cultuurhistorische waarde.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub b voor het aanleggen van extra parkeerplaatsen, mits:
-
er een aantoonbaar tekort is;
-
het niet ten koste gaat van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden;
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
instandhouding en ontwikkeling van actuele en potentiele natuur-, ecologische (vleermuizen) en landschappelijke waarden;
-
extensieve dagrecreatie, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - vleermuizenhotel';
-
maatschappelijke functies in de vorm van activiteiten gericht op educatie en voorlichting;
met de daarbij behorende:
-
(grondgedekte) gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouw zijnde;
-
wegen en paden;
-
sanitaire voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
5.3 Omgevingsvergunning werken en werkzaamheden
5.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen of verharden van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
5.3.2 Uitzonderingen
Van het vereiste van een omgevingsvergunning zijn uitgezonderd werken en werkzaamheden die:
-
behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;
-
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien:
-
door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
-
afbreuk wordt gedaan aan de omliggende natuurwaarden;
-
dit leidt tot een onevenredige aantasting van de aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Kantoor, ter plaatse van de op de op de plankaart als 'wijzigingszone-wro' aangeduide locatie, ten behoeve van de bouw van twee kantoorpaviljoens, met dien verstande dat:
-
vooraf wateradvies is ingewonnen bij het waterschap;
-
blijkt dat actuele en potentiele natuurwaarden niet geschaad worden;
-
uit archeologisch onderzoek blijkt dat er geen belemmeringen zijn;
-
blijkt dat het toe te voegen vloeroppervlak maximaal 240 m2 bedraagt;
-
blijkt dat de wijziging niet leidt tot een overschrijding van de 1500 m2 aan kantooroppervlakte binnen dit bestemmingsplan;
-
een positief advies is afgegeven door de monumentencomissie.
Artikel 6 Recreatie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
extensieve dagrecreatie;
met daaraan ondergeschikt:
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
verkeersvoorzieningen in de vorm van voet- en fietspaden;
-
nutsvoorzieningen;
-
water.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
-
de cultuurhistorische waarde.
Artikel 7 Verkeer - Wegverkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer-Wegverkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verkeer en verblijf;
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
water.
7.2 Bouwregels
-
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd;
-
De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 3 meter bedragen, m.u.v lichtmasten tot een hoogte van 6 meter.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
-
de cultuurhistorische waarde.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterberging;
-
waterhuishouding;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;
-
behoud van de cultuurhistorische waarden;
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
infiltratievoorzieningen;
-
bruggen;
-
extensieve dagrecreatie.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:
-
een goede verkeerskundige inpassing;
-
een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
-
een goede hydrologische inpassing.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als 'Waarde - Archeologie 2' (gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
-
De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, die betrekking heeft op gronden die zijn aangewezen als ‘Waarde – Archeologie 2’ legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
-
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien deze past binnen de bouwregels van de onderliggende bestemming en naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid blijkt dat:
-
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
-
schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften;
-
In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden (insitu-behoud); of
-
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
-
Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 500 m2;
-
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst; of
-
een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.
9.3 Omgevingsvergunning werken en werkzaamheden
9.3.1 Werken en werkzaamheden
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden en behoudens het bepaalde in 9.3.2 is het verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, over een oppervlakte van 500 m2 of meer, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 meter onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
-
het ophogen van het maaiveld met meer dan 0,75 meter;
-
het egaliseren van gronden;
-
het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen of onderbemalen, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en veranderen van waterlopen, sloten en greppels;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 0,5 meter onder peil;
-
het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 meter onder peil.
9.3.2 Uitzonderingen
Van het vereiste van omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.1 zijn uitgezonderd:
-
werken en werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen;
-
werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
9.3.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.1 kan slechts worden verleend indien:
-
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
-
vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, wat inhoudt dat:
-
de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
-
er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
-
de archeologische waarden hierdoor niet (in geval van op de verbeelding aangegeven hoge archeologische waarden) of niet onevenredig worden geschaad.
-
burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de verbeelding van het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
-
naar ligging wordt verschoven; dan wel
-
naar omvang wordt vergroot of verkleind; dan wel
-
van de verbeelding wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 3
10.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met een matige archeologische verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
-
De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, die betrekking heeft op gronden die zijn aangewezen als ‘Waarde – Archeologie 3’ legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
-
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien deze past binnen de bouwregels van de onderliggende bestemming en naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid blijkt dat:
-
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
-
schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften;
-
In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden (insitu-behoud); of
-
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
-
Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 5000 m2;
-
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 1 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst; of
-
een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.
10.3 Omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
10.3.1 Werken en werkzaamheden
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden en behoudens het bepaalde in 10.3.2 is het verboden op of in de in lid 10.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, over een oppervlakte van 5000 m2 of meer, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 1 meter onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
-
het ophogen van het maaiveld met meer dan 0,75 meter;
-
het egaliseren van gronden;
-
het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen of onderbemalen, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en veranderen van waterlopen, sloten en greppels;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 1 m onder peil;
-
het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 1 m onder peil.
10.3.2 Uitzonderingen
Van het vereiste van omgevingsvergunning als bedoeld in 10.3.1 zijn uitgezonderd:
-
werken en werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen;
-
werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
10.3.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning als bedoeld in 10.3.1 kan slechts worden verleend indien:
-
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
-
vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, wat inhoudt dat:
-
de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
-
er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
-
de archeologische waarden hierdoor niet (in geval van op de verbeelding aangegeven hoge archeologische waarden) of niet onevenredig worden geschaad.
-
burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de verbeelding van het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
-
-
naar ligging wordt verschoven; dan wel
-
naar omvang wordt vergroot of verkleind; dan wel
-
van de verbeelding wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 11 Waarde - Cultuurhistorie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van het bij de Nieuwe Hollandse Waterlinie behorende bij Fort 't Hemeltje.
11.2 Bouwregels
In aanvulling op het elders in deze regels bepaalde met betrekking tot het bouwen, mogen op de voor Waarde-Cultuurhistorie aangewezen gronden, bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Waarde - Cultuuthistorie worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, zoals terreinafscheidingen en informatie- en aanwijsborden.
|