gemeente Houten
Gemeente:
Houten
Plannaam:
THEMELTJE
Status:
Vastgesteld
IDN:
NL.IMRO.0321.0010BPTHEMELTJE-VAST

Planregels

Behorende bij het bestemmingsplan "Fort 't Hemeltje"

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels 3

Artikel 1 Begripsbepaling 3

Artikel 2 Wijze van meten 7

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels 8

Artikel 3 Gemengd 8

Artikel 4 Groen 11

Artikel 5 Natuur 12

Artikel 6 Recreatie 14

Artikel 7 Verkeer - Wegverkeer 15

Artikel 8 Water 16

Artikel 9 Waarde - Archeologie 2 17

Artikel 10 Waarde - Archeologie 3 19

Artikel 11 Waarde - Cultuurhistorie 21

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels 22

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel 22

Artikel 13 Algemene regels 22

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels 24

Artikel 14 Overgangsrecht 24

Artikel 15 Slotregel 24

 

BIJLAGE BIJ DE REGELS - Staat van horeca-activiteiten 25

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begripsbepaling

 

1.1 plan

het bestemmingsplan "Fort 't Hemeltje" met identificatienummer

NL.IMRO.0321.0010BPTHEMELTJE-VAST van de gemeente Houten;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijgehorende regels en bijlagen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0321.0010BPTHEMELTJE-VAST;

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 afwijking van het bestemmingsplan

afwijking op grond van artikel 2.12 lid 1a onder 1 Wabo;

 

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

 

1.7 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

 

1.8 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

1.9 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

1.10 beroep of bedrijf aan huis

beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is; hieronder wordt in ieder geval niet verstaan het voeren van een:

  • horecabedrijf, 

  • prostitutiebedrijf, en

  • detailhandelvestiging, m.u.v. een webwinkel, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald;

 

1.11 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;

  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal bestaat;

 

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

1.14 bodemingreep/bodemverstoring

alle grondwerkzaamheden/activiteiten die een effect hebben op het voortbestaan van (archeologische) waarden of verwachtingen in de bodem;

 

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en gedeeltelijke ondergrondse bouwdelen, maar met uitsluiting van geheel ondergrondse bouwdelen en zolders;

 

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.19 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

 

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

 

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect duurzaam met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect duurzaam steun vindt in of op de grond;

 

1.22 dagactiviteitenruimte

ruimte waarin dagactiviteiten verricht kunnen worden;

 

1.23 dagactiviteiten

activiteiten tussen zonsopgang en zonsondergang voor personen met een handicap onder begeleiding;

 

1.24 dagrecreatie

recreatieve activiteit die plaats vindt tussen zonsopgang en zonsondergang;

 

1.25 deskundige op het terrein van de archeologie

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie;

 

1.26 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder

zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee

gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van milieuvergunningplichtige

bedrijven en instellingen en een seksinrichting;

 

1.27 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

 

1.28 extensief gebruik

gebruik met weinig dynamiek dat nauwelijks druk uitoefent op de omgeving en waarbij het aantal gebruikers per tijdseenheid of oppervlakte-eenheid beperkt is;

 

1.29 extensieve dagrecreatie

extensieve vormen van dagrecreatie zoals wandelen, fietsen, vissen en exentesieve vormen van watersport zoals zwemmen, roeien en kanoën;

 

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.31 gevellijn

de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;

 

1.32 gevoelige bestemmingen

met gevoelige bestemmingen worden gebouwen bedoeld die bestemd zijn voor verblijf van groepen personen waar deze zich gedurende langere tijd ophouden zoals scholen en verpleegtehuizen. Bij gevoelige bestemmingen kan een gegeven blootstelling een extra effect teweegbrengen;

 

1.33 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

1.34 kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, technische, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, al dan niet met een publieksgerichte baliefunctie;

 

1.35 kantooractiviteiten

de uitoefening van activiteiten ten behoeve van een kantoor;

 

1.36 kinderopvang

het opvangen van kinderen op locatie, al dan niet tegen betalinmg, waarbij de volgende indeling wordt aangehouden:

- kleinschalig: maximaal 6 kinderen;

- middelgroot: 7 - 30 kinderen;

- grootschalig: meer dan 30 kinderen;

 

1.37 maaiveld

  1. daar waar de hoofdtoegang van bouwwerken onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  2. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van de omliggende gronden of het afgewerkte bouwterrein;

 

1.38 opgraven/opgraving

het opgraven van een vindplaats door een partij, die beschikt over een opgravingvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988, met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen (PvE) verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen;

 

1.39 opslag

het in bewaring houden van goederen;

 

1.40 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, zonder eigen wanden;

 

1.41 peil

niveau van het maaiveld;

 

1.42 perceelgrens

de grens van een bouwperceel;

 

1.43 programma van eisen

het Programma van Eisen (PvE) is een door een bevoegde overheid opgesteld of bekrachtigd document dat de probleem- en doelstelling van de te verrichten werkzaamheden geeft en de daaruit af te leiden eisen formuleert met betrekking tot het uit te voeren werk;

 

1.44 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.45 prostitutiebedrijf

prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen;

 

1.46 sexinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of op een kennelijk bedrijfsmatige wijze seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.47 Staat van Horeca-activiteiten

De Staat van Horeca-activiteiten welke deel uit maken van de bijlage van de regels van dit bestemmingsplan;

 

1.48 verbeelding

de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0321.0010BPTHEMELTJE-VAST;

 

1.49 voorgevelrooilijn

de met de aanduiding "gevellijn" bedoelde rooilijn;

 

1.50 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

 

1.51 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

 

1.52 wet/wettelijke regelingen

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

 

1.53 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Wet zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

 

1.54 wettelijk beschermd archeologisch monument

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument en als zodanig is ingeschreven bij het Kadaster;

 

1.55 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één zelfstandig huishouden, niet zijnde een woonschip, of -ark;

 

1.56 zelfstandig wonen

het bewonen van een zelfstandige woonruimte;

 

1.57 zelfstandige woonruimte

woonruimte met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Meetmethode

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

lengte, breedte en diepte van bouwwerken:
tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;

de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

Voor de berekening van de bouwhoogte van gebouwen worden tevens gronden meegerekend voor zover deze direct boven (een deel van) het gebouw zijn gelegen;

de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

onderlinge afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

2.2 Uitzonderingen

ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Gemengd

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantooractiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', met een maximum van 1500 m2;

  2. zelfstandig wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  3. openbare museale functie, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'museum';

  4. opslag, uitsluitend ter plaatste van de aanduiding 'opslag';

  5. extensief gebruik in de vorm van een dagactiviteitenruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - activiteitenruimte';

  6. extensief gebruik in de vorm van een belevingsruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - belevingsruimte';

  7. instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden;

  8. extensieve dagrecreatie;

  9. vekeer en veblijf, niet zijnde parkeren;

 

met de daarbij behorende:

  1. (grondgedekte) gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. wegen en paden;

  4. sanitaire voorzieningen;

  5. tuinen, erven en terreinen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. horeca-activiteiten voor zover behorende tot categorie 4 van de van deze regels deel uitmakende ‘Staat van Horeca-activiteiten’.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de grondgedekte gebouwen die onderdeel uitmaken van het verdedigingswerk dienen behouden te blijven;

  2. overige gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. in het bouwvlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - genieloods' mag een genieloods gebouwd worden van maximaal 450 m2, waarbij:

  1. de goothoogte de maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte mag bedragen;

  2. de bouwhoogte de maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte bedragen;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'mag maximaal 1 bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogte op de verbeelding zijn aangegeven.

 

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bedrijfswoning, ter plaatse van de aaduiding 'bijgebouwen' met een oppervlak van maximaal 50 m2 en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,2 meter en 6 meter.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen welke maximaal 2 meter mogen bedragen en (licht)masten tot een hoogte van 6 meter.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis zoals genoemd in artikel 3 lid 1b, gelden de volgende regels:

  1. De woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m2, met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;

  2. Het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;

  3. Detailhandel is niet toegestaan. Webwinkels zijn toegestaan waarbij een maximum van 20 m2 geldt voor opslag en distributie van de te verhandelen goederen. De te verhandelen goederen mogen niet ter plaatse worden afgehaald. Verkoop van behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij de behandeling is wel toegestaan;

  4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  5. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;

  6. De activiteit dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één ondersteunend personeelslid;

  7. Er zijn maximaal twee beroepen en/of bedrijven aan huis toegestaan per woning;

  8. Het gebruik mag geen nadelige effecten hebben op de omliggende natuurwaarden.

 

3.4 Omgevingsvergunning werken en werkzaamheden

 

3.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanleggen of verharden van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

 

3.4.2 Uitzonderingen

Van het vereiste van een omgevingsvergunning zijn uitgezonderd werken en werkzaamheden die:

  1. behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogenworden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen een grondgedekt gebouw.

 

3.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien:

  1. door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;

  2. afbreuk wordt gedaan aan de de omliggende natuurwaarden;

  3. dit leidt tot een onevenredige aantasting van de aanwezige cultuurhistorische waarden van het plangebied.

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen inclusief in- en uitritten; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'. met een maximum van 55 parkeerplaatsen;

  3. instandhouding en ontwikkeling van natuur- en ecologische waarden;

  4. behoud van de cultuurhistorische waarden;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. water.

 

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter, respectievelijk 25 m2.

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de milieusituatie;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;

  4. de cultuurhistorische waarde.

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub b voor het aanleggen van extra parkeerplaatsen, mits:

  1. er een aantoonbaar tekort is;

  2. het niet ten koste gaat van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden;

 

Artikel 5 Natuur

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding en ontwikkeling van actuele en potentiele natuur-, ecologische (vleermuizen) en landschappelijke waarden;

  2. extensieve dagrecreatie, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - vleermuizenhotel';

  3. maatschappelijke functies in de vorm van activiteiten gericht op educatie en voorlichting;

 

met de daarbij behorende:

  1. (grondgedekte) gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. wegen en paden;

  4. sanitaire voorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

 

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

 

5.3 Omgevingsvergunning werken en werkzaamheden

 

5.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanleggen of verharden van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

 

5.3.2 Uitzonderingen

Van het vereiste van een omgevingsvergunning zijn uitgezonderd werken en werkzaamheden die:

  1. behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

5.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien:

  1. door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;

  2. afbreuk wordt gedaan aan de omliggende natuurwaarden;

  3. dit leidt tot een onevenredige aantasting van de aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied.

 

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Kantoor, ter plaatse van de op de op de plankaart als 'wijzigingszone-wro' aangeduide locatie, ten behoeve van de bouw van twee kantoorpaviljoens, met dien verstande dat:

  1. vooraf wateradvies is ingewonnen bij het waterschap;

  2. blijkt dat actuele en potentiele natuurwaarden niet geschaad worden;

  3. uit archeologisch onderzoek blijkt dat er geen belemmeringen zijn;

  4. blijkt dat het toe te voegen vloeroppervlak maximaal 240 m2 bedraagt;

  5. blijkt dat de wijziging niet leidt tot een overschrijding van de 1500 m2 aan kantooroppervlakte binnen dit bestemmingsplan;

  6. een positief advies is afgegeven door de monumentencomissie.

 

Artikel 6 Recreatie

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. extensieve dagrecreatie;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groen- en speelvoorzieningen;

  2. verkeersvoorzieningen in de vorm van voet- en fietspaden;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. water.

 

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

 

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de milieusituatie;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;

  4. de cultuurhistorische waarde.

 

Artikel 7 Verkeer - Wegverkeer

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer-Wegverkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeer en verblijf;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. water.

 

7.2 Bouwregels

  1. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd;

  2. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 3 meter bedragen, m.u.v lichtmasten tot een hoogte van 6 meter.

 

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de milieusituatie;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;

  4. de cultuurhistorische waarde.

 

Artikel 8 Water

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterberging;

  2. waterhuishouding;

  3. waterlopen en waterpartijen;

  4. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;

  5. behoud van de cultuurhistorische waarden;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. infiltratievoorzieningen;

  3. bruggen;

  4. extensieve dagrecreatie.

 

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  1. een goede verkeerskundige inpassing;

  2. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;

  3. een goede hydrologische inpassing.

 

 

Artikel 9 Waarde - Archeologie 2

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als 'Waarde - Archeologie 2' (gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

 

9.2 Bouwregels

  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, die betrekking heeft op gronden die zijn aangewezen als ‘Waarde – Archeologie 2’ legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.

  2. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien deze past binnen de bouwregels van de onderliggende bestemming en naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid blijkt dat:

  1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;

  2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften;

  1. In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden (insitu-behoud); of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;

  1. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 500 m2;

  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst; of

  4. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.

 

9.3 Omgevingsvergunning werken en werkzaamheden

 

9.3.1 Werken en werkzaamheden

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden en behoudens het bepaalde in 9.3.2 is het verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, over een oppervlakte van 500 m2 of meer, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 meter onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  3. het ophogen van het maaiveld met meer dan 0,75 meter;

  4. het egaliseren van gronden;

  5. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen of onderbemalen, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en veranderen van waterlopen, sloten en greppels;

  6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 0,5 meter onder peil;

  7. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 meter onder peil.

 

9.3.2 Uitzonderingen

Van het vereiste van omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.1 zijn uitgezonderd:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen;

  2. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

 

9.3.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.1 kan slechts worden verleend indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, wat inhoudt dat:

  1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of

  2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  3. de archeologische waarden hierdoor niet (in geval van op de verbeelding aangegeven hoge archeologische waarden) of niet onevenredig worden geschaad.

  1. burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie.

 

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de verbeelding van het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven; dan wel

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind; dan wel

  3. van de verbeelding wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

Artikel 10 Waarde - Archeologie 3

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met een matige archeologische verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

 

10.2 Bouwregels

  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, die betrekking heeft op gronden die zijn aangewezen als ‘Waarde – Archeologie 3’ legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;

  2. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien deze past binnen de bouwregels van de onderliggende bestemming en naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid blijkt dat:

  1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;

  2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften;

  1. In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden (insitu-behoud); of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;

  1. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 5000 m2;

  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 1 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst; of

  4. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.

 

10.3 Omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

 

10.3.1 Werken en werkzaamheden

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden en behoudens het bepaalde in 10.3.2 is het verboden op of in de in lid 10.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, over een oppervlakte van 5000 m2 of meer, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 1 meter onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  3. het ophogen van het maaiveld met meer dan 0,75 meter;

  4. het egaliseren van gronden;

  5. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen of onderbemalen, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en veranderen van waterlopen, sloten en greppels;

  6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 1 m onder peil;

  7. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 1 m onder peil.

 

10.3.2 Uitzonderingen

Van het vereiste van omgevingsvergunning als bedoeld in 10.3.1 zijn uitgezonderd:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen;

  2. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

 

10.3.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in 10.3.1 kan slechts worden verleend indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, wat inhoudt dat:

  1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of

  2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  3. de archeologische waarden hierdoor niet (in geval van op de verbeelding aangegeven hoge archeologische waarden) of niet onevenredig worden geschaad.

  1. burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie.

 

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de verbeelding van het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

    1. naar ligging wordt verschoven; dan wel

    2. naar omvang wordt vergroot of verkleind; dan wel

    3. van de verbeelding wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

 

 

Artikel 11 Waarde - Cultuurhistorie

 

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van het bij de Nieuwe Hollandse Waterlinie behorende bij Fort 't Hemeltje.

 

11.2 Bouwregels

In aanvulling op het elders in deze regels bepaalde met betrekking tot het bouwen, mogen op de voor Waarde-Cultuurhistorie aangewezen gronden, bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Waarde - Cultuuthistorie worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, zoals terreinafscheidingen en informatie- en aanwijsborden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 13 Algemene regels

 

13.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

13.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

 

13.2.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

13.2.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

13.2.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 13.2.1 en 13.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

13.3 Algemene gebruiksregels

Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven.

 

13.4 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de in het plan opgenomen maatvoering af te wijken ten behoeve van:

  1. realisering van bestemmingen of bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan10%;

  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen mogen worden overschreden, indien een meetverschil op de verbeelding of in het terrein daartoe aanleiding geeft.

 

13.5 Algemene procedureregels

 

13.5.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

 

 

13.5.2 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 14 Overgangsrecht

 

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

14.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

 

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Fort 't Hemeltje.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Houten gehouden op.

 

 

De voorzitter, De griffier,

 

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE BIJ DE REGELS - Staat van horeca-activiteiten

 

Categorie 1 "Horeca -licht

Categorie 1 wordt lichte horeca genoemd, omdat de horeca-activiteiten overdag en ’s avonds plaats vinden, verder omdat er slechts van een geringe geluidsbelasting sprake is en omdat het hoofddoel niet is gericht op het schenken van alcoholhoudende dranken. Binnen categorie 1 wor-den drie deelcategorieën onderscheiden: categorie 1a bevat de winkelondersteunende horeca, categorie 1b alleen kleinschalige horeca, categorie 1c ook de grootschaliger activiteiten in de lichte horeca. Een specifieke deelcategorie binnen de lichte horeca is de bezorgdienst van eten- en drinkenswaren.

 

Voorbeelden van horeca-activiteiten in categorie 1

Categorie 1a: automatiek, broodjeszaak, croissanterie, koffiebar, lunchroom, tearoom, traiteur, ijssalon

Categorie 1b: bistro, restaurant, hotel, snackbar, cafeteria, bed & breakfast

Categorie 1c: 1 a+b > 250m²

Categorie 1d: bezorgdiensten

 

Categorie 2 “Horeca - middelzwaar”

Onder middelzware horeca worden horeca-activiteiten verstaan met enerzijds late openingstijden, een hogere geluidsbelasting, het accent op het schenken van alcohol, maar anderzijds met een relatief gering volume, waardoor het aantal verkeersbewegingen en parkeeroppervlak beperkt blijft.

 

Voorbeelden van horeca-activiteiten in categorie 2

Bar, café, shoarma/grill-room, bierhuis, proeflokaal, zalenverhuur (zonder regulier gebruik muziek/dans).

 

Categorie 3 “Horeca - zwaar”

Het verschil met de middelzware horeca is dat er bij zware horeca sprake is van een fors volume. Hierdoor gaat deze horeca gepaard met een grote verkeersaantrekkende werking en een grote behoefte aan parkeergelegenheid.

 

Voorbeelden van horeca-activiteiten in categorie 3

Dancing, disco, nachtclub, partycentrum (met regulier gebruik muziek/dans).

 

Categorie 4: Ondergeschikte horeca

Als categorie 4 wordt de ondergeschikte horeca onderscheiden. Onder ondergeschikte horeca valt ook de paracommerciële horeca. Een instelling wordt aangemerkt als ondergeschikte horeca als horeca een ondergeschikte doelstelling is naast en ten dienste aan de hoofdactiviteit. De hoofdfunctie is bijvoorbeeld van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. De ondergeschikte doelstelling ten aanzien van horeca wordt door middel van beperkende voorwaarden, bijvoorbeeld ten aanzien van alcoholschenktijden en aantal m2, gekoppeld aan de hoofdfunctie. Hierdoor onderscheidt deze categorie zich van de eerste drie categorieën.

 

Voorbeelden van ondergeschikte horeca-activiteiten in categorie 4

Sportkantine, zalenverhuur (zonder regulier gebruik muziek/dans), sociale culturele centra en overige paracommerciële activiteiten.

 

Uitzonderingen: coffeeshop, sexclubs

Buiten deze categorisering vallen door de gemeente Houten als ongewenst gekenmerkte horeca-activiteiten, zoals coffeeshops en sexclubs.