Planregels

 

Bestemmingsplan Bilthoven Zuid 2009

Gemeente De Bilt

 

28 januari 2010

 

 

INHOUDSOPGAVE

 

HOOFDSTUK 1            INLEIDENDE REGELS

Artikel 1           Begrippen

Artikel 2           Wijze van meten

HOOFDSTUK 2            BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3           Bedrijf

Artikel 4           Bedrijf - Nutsvoorziening

Artikel 5           Detailhandel

Artikel 6           Dienstverlening

Artikel 7           Groen

Artikel 8           Horeca

Artikel 9           Kantoor

Artikel 10         Maatschappelijk - 1

Artikel 11         Maatschappelijk - 3

Artikel 12         Recreatie - Volkstuin

Artikel 13         Sport

Artikel 14         Verkeer

Artikel 15         Verkeer - Railverkeer

Artikel 16         Verkeer - Verblijfsgebied

Artikel 17         Water

Artikel 18         Wonen - 1

Artikel 19         Wonen - 2

Artikel 20         Waarde - Archeologie

Artikel 21         Waarde - Cultuurhistorie

HOOFDSTUK 3            ALGEMENE REGELS

Artikel 22         Anti-dubbeltelregel

Artikel 23         Algemene gebruiksregels

Artikel 24         Algemene aanduidingsregels

Artikel 25         Algemene ontheffingsregels

Artikel 26         Algemene wijzigingsregels

Artikel 27         Algemene procedureregels

Artikel 28         Overige regels

HOOFDSTUK 4            OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 29         Overgangsrecht

Artikel 30         Slotregel

 

 

HOOFDSTUK 1         inleidende regels                          terug naar inhoudsopgave

Artikel 1        Begrippen                             terug naar inhoudsopgave

1.1              In deze regels wordt verstaan onder:

 

a        plan

:

het bestemmingsplan Bilthoven Zuid 2009 van de gemeente De Bilt;

 

b        bestemmingsplan

:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0310.0011BP00106-VG01;

 

c        aanduiding

:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

d        aanduidingsgrens

:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

e        aan- en uitbouw

:

een aangebouwd gebouw dat in bouwkundig en/of architectonisch opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

 

f          aan huis verbonden beroep

:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

g        antennemast

:

een constructie, bestaande uit een mast, een ontvangst- en zendmast of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;

 

h        bebouwing

:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

i           bebouwings-karakteristiek

:

de bouwhoogte van de hoofdgebouwen, de situering daarvan ten opzichte van de openbare weg, de mate van aaneenbouwen en/of de onderlinge afstanden tussen de hoofdgebouwen en de bouwmassa van de hoofdgebouwen ten opzichte van het bouwperceel;

 

j           bedrijfswoning/ dienstwoning

:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

 

k         bestaand bouwwerk

:

een bouwwerk, dat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaat, dat/die of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een bouwvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;

 

l           bestemmingsgrens

 

:

de grens van een bestemmingsvlak;

m      bestemmingsvlak

:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

n        bijgebouw

:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

 

o        bouwen

:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

p        bouwgrens

:

de grens van een bouwvlak;

 

q        bouwlaag

:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

r          bouwperceel

:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

s        bouwperceelgrens

:

de grens van een bouwperceel;

 

t          bouwvlak

:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

u        bouwwerk

:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

v         dakterras

:

een plat dak dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras; een balkon (uitstekend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien;

 

w       detailhandel

:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of een bedrijfsactiviteit;

 

x         dienstverlening

:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

 

y         erftoegangsweg

:

een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor elke vervoerswijze;

 

z        gebiedsontsluitingsweg

:

een weg waarop zowel de stromen als de uitwisseling kan plaatsvinden; het is de verbindende schakel tussen erftoegangswegen en stroomwegen;

 

aa    gebouw

:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

bb    gemiddeld niveau

:

de gemiddelde hoogte van het aansluitend niveau;

 

cc    hoofdgebouw

:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

dd    horeca

:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder: bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij;

 

ee    horeca-1

:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken; het accent ligt op de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren; hieronder afhaalcentra mede begrepen;

 

ff        kantoor

:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

 

gg    maatschappelijke dienstverlening

:

activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening;

 

hh    monument

:

zaken als bedoeld in artikel 1 sub b van de Monumentenwet 1988, als zodanig geplaatst in het register van beschermde monumenten evenals zaken die zijn geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst;

 

ii         netto vloeroppervlakte

: 

de oppervlakte van de voor bewoning bestemde vertrekken, waaronder mede wordt verstaan verblijfsruimten; niet meegerekend worden verkeersruimten, toiletten, douche- en badruimten, alsmede ingebouwde bergingen;

 

jj         oorspronkelijke achtergevel

:

de achtergevel ten tijde van de oplevering van het hoofdgebouw;

 

kk     oorspronkelijke zijgevel

:

de zijgevel ten tijde van de oplevering van het hoofdgebouw;

 

ll         peil

:

1             voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

 

2             in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

mm           seksinrichting

:

hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

 

nn    voorgevel

:

de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;

 

oo    voorgevelrooilijn

:

1             langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

 

2             langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:

·              bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;

·              bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;

 

pp    vrijstaand hoofdgebouw

:

een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand(en) met een ander hoofdgebouw;

 

qq    woning/wooneenheid

:

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

 

rr       zorgwoning

:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden, waar diverse vormen van zorgverlening geboden worden;

 

Artikel 2        Wijze van meten                     terug naar inhoudsopgave

2.1              Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a        de afstand tot de bouwperceelgrens

:      

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;

 

b        de bouwhoogte van een bouwwerk

:      

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

c        de goothoogte van een bouwwerk

:      

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

d        de inhoud van een bouwwerk

:      

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

e        de oppervlakte van een bouwwerk

:      

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

f          de lengte, breedte en diepte van een gebouw

:      

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);

 

g        het bebouwings-percentage

:      

het deel van het aanduidingsvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.

 

 

2.2              De in lid 2.1 sub b genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 m overschrijden.

 

2.3              Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een breedte van 70 cm of meer, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk de buitenste goot als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

 

 

HOOFDSTUK 2         bestemmingsregels                          terug naar inhoudsopgave

Artikel 3        Bedrijf                          terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

3.1              De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de van deze planregels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

en verder:

b        ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ voor bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 van de van deze planregels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

c        ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1’ voor bedrijfsactiviteiten in categorie 4.1 van de van deze planregels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

d        ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (boven-)woningen;

 

inclusief bijbehorende:

e        toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;

f          parkeervoorzieningen;

g        groenvoorzieningen.

 

Bouwregels

3.2              Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;

b        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

c        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

d        ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

e        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        7 m voor palen en masten;

2        2 m voor erfafscheidingen;

3        3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Nadere eisen

3.3              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

 

Ontheffing van de bouwregels

3.4              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub b of c voor een hoger bebouwingspercentage tot maximaal 80%, mits:

a        het op basis van verkeerskundig onderzoek benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kan worden;

b        op basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor onder meer:

1        de verkeersveiligheid;

2        de doorstroming van het verkeer;

3        de bereikbaarheid van naastgelegen percelen;

c        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;

d        op basis van een stedenbouwkundige beoordeling blijkt dat de ontwikkeling passend is binnen de karakteristiek van de omgeving.

 

Specifieke gebruiksregels

3.5              Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden zijn geen bedrijfsactiviteiten toegestaan, betreffende

a        risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

b        inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer;

c        een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.

 

Ontheffing van de gebruiksregels

3.6              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor:

a        het toelaten van een bedrijf in een hogere milieucategorie dan in lid 3.1 genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

b        het toelaten van een bedrijf dat niet is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 3.1 genoemd.

 

Wijzigingsbevoegdheid

3.7              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij feitelijke en duurzame beëindiging van bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ te laten vervallen.

 

 

Artikel 4        Bedrijf - Nutsvoorziening                        terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

4.1              De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        nutsvoorzieningen;

 

inclusief bijbehorende:

b        toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;

c        parkeervoorzieningen;

d        groenvoorzieningen.

 

Bouwregels

4.2              Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a.      ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

c.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

Artikel 5        Detailhandel                                    terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

5.1              De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        detailhandel;

 

en verder:

b        ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (boven-)woningen;

 

inclusief bijbehorende:

c        toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;

d        parkeervoorzieningen;

e        groenvoorzieningen.

 

Bouwregels

5.2              Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;

b        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

c        ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

d        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        7 m voor palen en masten;

2        2 m voor erfafscheidingen;

3        3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Nadere eisen

5.3              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

 

 

Artikel 6        Dienstverlening                             terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

6.1              De voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        dienstverlening;

 

en verder:

b        ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (boven-)woningen;

 

inclusief bijbehorende:

c        toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;

d        parkeervoorzieningen;

e        groenvoorzieningen.

 

Bouwregels

6.2              Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

b        ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

c        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        7 m voor palen en masten;

2        2 m voor erfafscheidingen;

3        3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Nadere eisen

6.3              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

 

 

Artikel 7        Groen                                terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

7.1              De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        parken;

b        plantsoenen;

c        overige groenvoorzieningen;

 

en verder:

d        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - bunker’ voor een bunker;

e        ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ voor een parkeerterrein;

 

inclusief:

f          speelvoorzieningen;

g        waterpartijen;

h        toegangswegen;

i           voet- en fietspaden;

j           overig verblijfsgebied.

 

Bouwregels

7.2              Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        enkel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - bunker’ zijn gebouwen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte;

b        voor het overige zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

1        7 m voor palen en masten;

2        5 m voor speelvoorzieningen;

3        2 m voor erfafscheidingen;

4        3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

Artikel 8        Horeca                                  terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

8.1              De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        horeca-1-bedrijven;

 

en verder:

b        ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (boven-)woningen;

 

inclusief bijbehorende:

c        toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;

d        parkeervoorzieningen;

e        groenvoorzieningen.

 

Bouwregels

8.2              Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

b        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

c        ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

d        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        7 m voor palen en masten;

2        2 m voor erfafscheidingen;

3        3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Nadere eisen

8.3              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

 

 

Artikel 9        Kantoor                           terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

9.1              De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        kantoren;

 

en verder:

b        ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (boven-)woningen;

 

inclusief bijbehorende:

c        toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;

d        parkeervoorzieningen;

e        groenvoorzieningen.

 

Bouwregels

9.2              Op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

b        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

c        ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

d        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        7 m voor palen en masten;

2        2 m voor erfafscheidingen;

3        3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Nadere eisen

9.3              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

 

 

Artikel 10    Maatschappelijk - 1                              terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

10.1          De voor ‘Maatschappelijk - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        het uitoefenen van activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening;

 

inclusief bijbehorende:

b        zorgwoningen;

c        toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;

d        parkeervoorzieningen;

e        groenvoorzieningen.

 

Bouwregels

10.2          Op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;

b        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

c        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

d        ter plaatste van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

e        ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

f          de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        7 m voor palen en masten;

2        2 m voor erfafscheidingen;

3        3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Nadere eisen

10.3          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

 

Ontheffing van de bouwregels

10.4          Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.2 sub b, c en d voor het toestaan van het bebouwen van de gronden tot ten hoogste een bebouwingspercentage dat 15 procentpunt meer is dan het bebouwingspercentage dat is aangeduid, mits:

a        er een aantoonbare maatschappelijke noodzaak bestaat;

b        het op basis van verkeerskundig onderzoek benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kan worden;

c        op basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor onder meer:

1        de verkeersveiligheid;

2        de doorstroming van het verkeer;

3        de bereikbaarheid van naastgelegen percelen;

d        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast.

 

 

Artikel 11    Maatschappelijk - 3                         terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

11.1          De voor ‘Maatschappelijk - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        religieuze voorzieningen;

 

inclusief bijbehorende:

b        toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;

c        parkeervoorzieningen;

d        groenvoorzieningen.

 

Bouwregels

11.2          Op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

b        ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

c        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        7 m voor palen en masten;

2        2 m voor erfafscheidingen;

3        3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Nadere eisen

11.3          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

 

Ontheffing van de bouwregels

11.4          Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.2 sub a voor een hoger bebouwingspercentage tot maximaal 15 procentpunt meer dan het bebouwingspercentage dat is aangeduid, mits:

a        er een aantoonbare maatschappelijke noodzaak bestaat;

b        het op basis van verkeerskundig onderzoek benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kan worden;

c        op basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor onder meer:

1        de verkeersveiligheid;

2        de doorstroming van het verkeer;

3        de bereikbaarheid van naastgelegen percelen;

d        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast.

 

 

Artikel 12    Recreatie - Volkstuin                              terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

12.1          De voor ‘Recreatie - Volkstuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        moes- en volkstuinen;

 

inclusief bijbehorende:

b        toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;

c        parkeervoorzieningen;

d        groenvoorzieningen.

 

Bouwregels

12.2          Op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden, mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals terreinafscheidingen en gereedschapsopbergingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m en de oppervlakte niet meer dan 4 m².

 

Nadere eisen

12.3          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

 

 

Artikel 13    Sport                         terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving:

13.1          De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        een zwembad;

b        een fitnesscentrum;

c        tennisbanen;

 

inclusief bijbehorende:

d        horecavoorzieningen;

e        maatschappelijke voorzieningen;

f          toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;

g        parkeervoorzieningen;

h        groenvoorzieningen.

 

Bouwregels

13.2          Op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden, mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a        ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;

b        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        20 m voor lichtmasten;

2        7 m voor overige palen en masten;

3        2 m voor erfafscheidingen;

4        3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Nadere eisen

13.3          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

 

 

Artikel 14    Verkeer                            terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

14.1          De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        gebiedsontsluitingswegen;

 

inclusief bijbehorende:

b        langzaam-verkeersvoorzieningen;

c        parkeervoorzieningen;

d        groenvoorzieningen, bermen en waterlopen.

 

Bouwregels

14.2          Op of in de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

a        10 m voor palen en masten;

b        2 m voor erfafscheidingen;

c        3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

  

Artikel 15    Verkeer - Railverkeer                            terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

15.1          De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        (voorzieningen voor) railverkeer;

 

inclusief bijbehorende:

b        geluidsbeperkende voorzieningen;

c        groenvoorzieningen, bermen, waterlopen.

 

Bouwregels

15.2          Op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.

 

 

Artikel 16    Verkeer - Verblijfsgebied                      terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

16.1          De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        erftoegangswegen;

b        parkeervoorzieningen, met dien verstande dat gebouwde parkeervoorzieningen (garageboxen) uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;

c        groen- en speelvoorzieningen;

d        voet- en fietspaden en overig verblijfsgebied;

e        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

Bouwregels

16.2          Op of in de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a        gebouwen zijn enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’, met inachtneming van de volgende regels:

1        de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;

2        de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;

3        de oppervlakte per garagebox mag niet meer bedragen dan 20 m²;

b        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1        7 m voor palen en masten;

2        5 m voor speelvoorzieningen;

3        2 m voor erfafscheidingen;

4        3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

  

Artikel 17    Water                                terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

17.1          De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        waterpartijen en waterlopen, inclusief taluds en bermen;

b        waterberging;

c        waterhuishoudkundige werken;

d        bruggen en duikers.

 

Bouwregels

17.2          Op of in de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

17.3          De breedte van bruggen mag niet meer bedragen dan 6 meter.

 

 

Artikel 18    Wonen - 1                         terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

18.1          De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        het wonen in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en gestapelde woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

en verder:

b        ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ voor detailhandel;

c        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van dienstverlening - 1’ voor dienstverlening;

d        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van dienstverlening - 2’ voor dienstverlening op de begane grond;

e        ter plaatse van de aanduiding ‘zorgwoning’ voor zorgwoningen;

 

inclusief bijbehorende:

f          tuinen en erven;

g        groenvoorzieningen;

h        parkeergelegenheid (op eigen terrein).

 

Bouwregels:

18.2          Op of in de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

 

Hoofdgebouwen

a        per bestemmingsvlak mogen niet meer hoofdgebouwen/woningen worden gerealiseerd dan ten tijde van de ter-inzage-legging van dit plan bestaan;

b        de goothoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogste goothoogte, waarbij dakkapellen buiten beschouwing blijven;

c        de bouwhoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de hoogst toegestane goothoogte;

d        de voorgevels van de hoofdgebouwen/woningen dienen evenwijdig aan en in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;

e        de diepte en breedte van een hoofdgebouw/woning mogen niet meer bedragen dan de bestaande diepte en breedte;

 

Uitzondering voor bouwmogelijkheid Zwanenlaan 2

f          in afwijking van het bepaalde in lid 18.2 sub a tot en met e gelden ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ de volgende regels:

1        het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1;

2        de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 3 meter;

3        de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 8 meter;

4        de afstand van de voorgevel van de woningen tot de voorste bouwperceelgrens dient 2 meter te bedragen;

5        de diepte en de breedte van de woning mag per woning niet meer bedragen dan respectievelijk 8 meter en 7 meter;

6        per woning dient ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd te worden;

 

Uitbreidingen aan de voorgevel

g        ondergeschikte uitbreidingen aan de voorgevel met aan- en uitbouwen op de begane grond van een hoofdgebouw/woning, zoals erkers en toegangen, zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

1        de voorgevelrooilijn mag met niet meer dan 1 meter worden overschreden;

2        de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning – in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft – eveneens een aan- of uitbouw aanwezig is;

3        de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m;

 

Uitbreidingen aan de achtergevel

h        uitbreiding van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke achtergevel met aan- en uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

1        de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 8 m bedraagt;

2        de diepte van de aan- uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 5 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 20 m bedraagt en de diepte van het hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m;

3        de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 8 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 30 m bedraagt en de diepte van het hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m;

4        de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 10 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 40 m bedraagt en de diepte van het hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m;

5        de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 15 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 50 m bedraagt en de diepte van het hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m;

6        de breedte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de breedte van de oorspronkelijke achtergevel;

7        de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

8        de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;

 

Uitbreidingen aan de zijgevel

i           uitbreiding van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke zijgevel met aan- en uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

1        de afstand van de aan- en uitbouw tot de voorgevelrooilijn mag niet minder dan 4 m bedragen;

2        de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen;

3        de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de diepte van de oorspronkelijke zijgevel;

4        de goothoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

5        de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;

 

Bijgebouwen

j           op een afstand van ten minste 4 m achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 15% van een bouwperceel met bijgebouwen worden bebouwd, een en ander:

1        met een maximum van 24 m² bij bouwpercelen kleiner dan 200 m²;

2        met een maximum van 36 m² bij bouwpercelen groter dan 200 m² maar kleiner dan 300 m²; en

3        met een maximum van 50 m² bij bouwpercelen groter dan 300 m²;

k         de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 7 m;

l           de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 7 m;

 

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

m      voor de voorgevelrooilijn zijn slechts erfafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;

n        achter de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

1        7 m voor palen en masten;

2        2 m voor erfafscheidingen;

3        3 m voor overige bouwwerken; geen gebouwen zijnde;

 

Dakterrassen

o        dakterrassen op aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

1        de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning – in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft – eveneens een dakterras aanwezig is;

2        indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) 3 meter of minder bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 2 meter;

3        indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) meer dan 3 meter bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 3 meter;

4        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een dakterras mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;

 

Onderkeldering

p        onderkeldering van bebouwing is uitsluitend toegestaan tot maximaal de grondoppervlakte van de bebouwing die op basis van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan;

q        onderkeldering van bebouwing mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen;

 

Bestaande afwijkingen

r          bestaande aan- en uitbouwen, bijgebouwen en dakterrassen, waarvan de situering, de afmeting, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald, zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd, maar niet vergroot.

 

Nadere eisen

18.3          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

 

Ontheffingen van de bouwregels

18.4          Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

a        lid 18.2 sub d voor een ander beloop van voorgevelrooilijnen, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de voorgevelrooilijnen de bebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;

b        lid 18.2 sub j en sub i onder 1 voor de situering van bijgebouwen en aan- en uitbouwen op een kleinere afstand ten opzichte van de voorgevelrooilijn, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;

c        lid 18.2 sub h onder 7 of lid 18.2 sub i onder 4 voor het toestaan van een goothoogte van aan- en uitbouwen die maximaal gelijk is aan de goothoogte van het bestaande hoofdgebouw/de bestaande woning, mits:

1        de afstand van de buitenzijde van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 meter bedraagt, behalve indien bij de aangrenzende woning/het aangrenzende hoofdgebouw eveneens een hogere goothoogte bij een aan- en uitbouw aanwezig is of wordt gerealiseerd, in welk geval de afstand tot de gemeenschappelijke zijdelingse bouwperceelgrens 0 m mag bedragen;

2        de bebouwingskarakteristiek en/of het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast.

 

Specifieke gebruiksregels

18.5          In het hoofdgebouw of in een aan- of uitbouw van de woning is een aan-huis-verbonden beroep alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a        de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;

b        de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;

c        de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

d        de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;

e        de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

 

 

Artikel 19    Wonen - 2                     terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

19.1          De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        het wonen in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en gestapelde woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

inclusief bijbehorende:

b        tuinen en erven;

c        groenvoorzieningen;

d        parkeergelegenheid (op eigen terrein).

 

Bouwregels:

19.2          Op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

 

Hoofdgebouwen

a        per bestemmingsvlak mogen niet meer hoofdgebouwen/woningen worden gerealiseerd dan ten tijde van de ter-inzage-legging van dit plan bestaan;

b        de goothoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogste goothoogte, waarbij dakkapellen buiten beschouwing blijven;

c        de bouwhoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de hoogst toegestane goothoogte;

d        de voorgevels van de hoofdgebouwen/woningen dienen evenwijdig aan en in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;

e        de diepte en breedte van een hoofdgebouw/woning mogen niet meer bedragen dan de bestaande diepte en breedte;

f          de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 2,5 m;

 

Uitbreidingen aan de voorgevel

g        ondergeschikte uitbreidingen aan de voorgevel met aan- en uitbouwen op de begane grond van een hoofdgebouw/woning, zoals erkers en toegangen, zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

1        de voorgevelrooilijn mag met niet meer dan 1 meter worden overschreden;

2        de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen) dient minimaal 2,5 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning – in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft – eveneens een aan- of uitbouw aanwezig is;

3        de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m;

 

Uitbreidingen aan de achtergevel

h        uitbreiding van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke achtergevel met aan- en uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

1        de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 8 m bedraagt;

2        de diepte van de aan- uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 5 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 20 m bedraagt en de diepte van het hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m;

3        de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 8 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 30 m bedraagt en de diepte van het hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m;

4        de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 10 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 40 m bedraagt en de diepte van het hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m;

5        de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 15 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 50 m bedraagt en de diepte van het hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m;

6        de breedte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de breedte van de oorspronkelijke achtergevel;

7        de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

8        de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;

 

Uitbreidingen aan de zijgevel

i           uitbreiding van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke zijgevel met aan- en uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

1        de afstand van de aan- en uitbouw tot de voorgevelrooilijn mag niet minder dan 4 m bedragen;

2        de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 2,5 m bedragen;

3        de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de diepte van de oorspronkelijke zijgevel;

4        de goothoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

5        de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;

 

Bijgebouwen

j           op een afstand van ten minste 4 m achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van ten minste 2,5 m van de zijdelingse bouwperceelgrens mag maximaal 15% van een bouwperceel met bijgebouwen worden bebouwd, een en ander:

1        met een maximum van 24 m² bij bouwpercelen kleiner dan 200 m²;

2        met een maximum van 36 m² bij bouwpercelen groter dan 200 m² maar kleiner dan 300 m²; en

3        met een maximum van 50 m² bij bouwpercelen groter dan 300 m²;

k         de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;

l           de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;

 

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

m      voor de voorgevelrooilijn zijn slechts erfafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;

n        achter de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

1        7 m voor palen en masten;

2        2 m voor erfafscheidingen;

3        3 m voor overige bouwwerken; geen gebouwen zijnde;

o        ter plaatse van de aanduiding ‘antennemast’ is in afwijking van het bepaalde in lid 19.2 sub n onder 1 een antennemast toegestaan met een maximale bouwhoogte van 19 m;

 

Dakterrassen

p        dakterrassen op aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

1        de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen) dient minimaal 2,5 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning – in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft – eveneens een dakterras aanwezig is;

2        indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) 3 meter of minder bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 2 meter;

3        indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) meer dan 3 meter bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 3 meter;

4        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een dakterras mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;

 

Onderkeldering

q        onderkeldering van bebouwing is uitsluitend toegestaan tot maximaal de grondoppervlakte van de bebouwing die op basis van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan;

r          onderkeldering van bebouwing mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen;

 

Bestaande afwijkingen

s        bestaande hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en dakterrassen, waarvan de situering, de afmeting, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald, zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd, maar niet vergroot.

 

Nadere eisen

19.3          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

 

Ontheffingen van de bouwregels

19.4          Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

a        lid 19.2 sub d voor een ander beloop van voorgevelrooilijnen, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de voorgevelrooilijnen de bebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;

b        lid 19.2 sub j en sub i onder 1 voor de situering van bijgebouwen en aan- en uitbouwen op een kleinere afstand ten opzichte van de voorgevelrooilijn, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;

c        lid 19.2 sub h onder 7 of lid 19.2 sub i onder 4 voor het toestaan van een goothoogte van aan- en uitbouwen, die maximaal gelijk is aan de goothoogte van het bestaande hoofdgebouw/de bestaande woning, mits:

1        de afstand van de buitenzijde van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 meter bedraagt,;

2        de bebouwingskarakteristiek en/of het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast.

 

Specifieke gebruiksregels

19.5          In het hoofdgebouw of in een aan- of uitbouw van de woning is een aan-huis-verbonden beroep alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a        de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;

b        de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;

c        de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

d        de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;

e        de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

 

 

Artikel 20    Waarde - Archeologie                       terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

20.1          De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

Bouwregels

20.2          Ver-/nieuwbouw of uitbreiding van bestaande bouwwerken of de bouw van nieuwe bouwwerken is slechts toegestaan, indien de bebouwde oppervlakte met ten hoogste 100 m² toeneemt en voor zover het passend is binnen de andere daar voorkomende bestemming.

 

Ontheffing van de bouwregels

20.3          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 20.2 ten behoeve van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden.

 

20.4          Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 20.2, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

a        de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b        de verplichting tot het doen van opgravingen, of

c        de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

20.5          Alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg om advies.

 

Aanlegvergunning

20.6          Het is verboden op de in lid 20.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, indien deze over een oppervlakte van meer dan 100 m² uitgevoerd worden:

a        het ophogen van de bodem;

b        het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

c        het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

d        het verlagen of verhogen van het waterpeil;

e        het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

f          het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

 

20.7          Het in lid 20.6 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:

a        het normale onderhoud betreffen;

b        noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;

c        reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

20.8          De aanlegvergunning wordt verleend, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de in lid 20.6 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van eventueel aanwezige archeologische waarden.

 

20.9          Voor zover de in lid 20.6 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

a        de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b        de verplichting tot het doen van opgravingen, of

c        de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

20.10      De aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan het moment nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag mogelijk zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

Wijzigingsbevoegdheid

20.11      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

a        uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b        het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

 

Artikel 21    Waarde - Cultuurhistorie                        terug naar inhoudsopgave

Bestemmingsomschrijving

21.1          De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de versterking van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht. Deze waarden komen tot uitdrukking in het historisch karakter van het gebied, de aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten, de onderlinge samenhang van de verschillende panden en de stedenbouwkundige structuur.

 

Nadere eisen

21.2          Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en/of vormgeving van de bouwwerken op de bouwpercelen ter bescherming van de in lid 21.1 genoemde cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht.

 

Aanlegvergunning

21.3          Op of in de in lid 21.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

a        het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b        het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

c        het planten, vellen of rooien van houtgewas en bomen;

d        het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

e        het verlagen of verhogen van het waterpeil;

f          het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

g        alle overige werkzaamheden, die de cultuurhistorische waarden van het gebied kunnen aantasten en die niet gerekend worden tot het normale gebruik van de grond.

 

21.4          Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 21.2 mag alleen en moet worden geweigerd:

a        indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het cultuurhistorisch waardevolle karakter van het gebied en daaraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;

b        indien is gebleken dat de in lid 20.2 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan, zullen leiden tot een inbreuk op het cultuurhistorisch waardevolle karakter van het gebied.

 

21.5          Geen aanlegvergunning is vereist voor:

a        werken of werkzaamheden, behorend bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;

b        werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;

c        werken of werkzaamheden die, gelet op de bestemmingsomschrijving, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis moeten worden beschouwd.

 

Sloopvergunning

21.6          Op of in de in lid 21.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken te slopen.

 

21.7          Een sloopvergunning als bedoeld in lid 21.6 mag alleen en moet worden geweigerd, indien het bouwplan voor nieuwbouw of de afwezigheid daarvan onevenredige afbreuk doet aan de in lid 21.1 genoemde cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht.

 

 

HOOFDSTUK 3         Algemene regels                               terug naar inhoudsopgave

Artikel 22    Anti-dubbeltelregel                          terug naar inhoudsopgave

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 23    Algemene gebruiksregels                 terug naar inhoudsopgave

Als een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

 

 

Artikel 24    Algemene aanduidingsregels                       terug naar inhoudsopgave

24.1          Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1’ zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van woningbouw, inclusief eventuele bijbehorende toegangswegen en -paden, groenvoorzieningen en/of parkeervoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

a        het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 3;

b        de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m;

c        de breedte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m;

d        de diepte van de woningen mag niet meer bedragen dan 15 m;

e        op basis van een stedenbouwkundige beoordeling moet blijken dat het plan passend is binnen de karakteristiek van de omgeving;

f          de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting mag niet meer bedragen dan 10 dB boven de voorkeurswaarde, zoals genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet geluidhinder;

g        op basis van verkeerskundig onderzoek dient aangetoond te worden dat het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen en dat er geen nadelige gevolgen zijn voor onder meer:

1        de verkeersveiligheid;

2        de doorstroming van het verkeer;

3        de bereikbaarheid van naastgelegen percelen.

 

24.2          Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 2’ zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van woningbouw, inclusief eventuele bijbehorende toegangswegen en -paden, groenvoorzieningen en/of parkeervoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

a        het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 2;

b        de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m;

c        de breedte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m;

d        de diepte van de woningen mag niet meer bedragen dan 15 m;

e        op basis van een stedenbouwkundige beoordeling moet blijken dat het plan passend is binnen de karakteristiek van de omgeving;

f          de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting mag niet meer bedragen dan 10 dB boven de voorkeurswaarde, zoals genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet geluidhinder;

g        op basis van verkeerskundig onderzoek dient aangetoond te worden dat het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen en dat er geen nadelige gevolgen zijn voor onder meer:

1        de verkeersveiligheid;

2        de doorstroming van het verkeer;

3        de bereikbaarheid van naastgelegen percelen.

 

24.3          Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 3’ zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van woningbouw, inclusief eventuele bijbehorende toegangswegen en -paden, groenvoorzieningen en/of parkeervoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

a        het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 3;

b        de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m;

c        de breedte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m;

d        de diepte van de woningen mag niet meer bedragen dan 15 m;

e        op basis van een stedenbouwkundige beoordeling moet blijken dat het plan passend is binnen de karakteristiek van de omgeving;

f          de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting mag niet meer bedragen dan 10 dB boven de voorkeurswaarde, zoals genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet geluidhinder;

g        op basis van verkeerskundig onderzoek dient aangetoond te worden dat het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen en dat er geen nadelige gevolgen zijn voor onder meer:

1        de verkeersveiligheid;

2        de doorstroming van het verkeer;

3        de bereikbaarheid van naastgelegen percelen.

 

24.4          Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 4’ zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van woningbouw, inclusief eventuele bijbehorende toegangswegen en -paden, groenvoorzieningen en/of parkeervoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

a        het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 8;

b        de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m;

c        de breedte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m;

d        de diepte van de woningen mag niet meer bedragen dan 15 m;

e        op basis van een stedenbouwkundige beoordeling moet blijken dat het plan passend is binnen de karakteristiek van de omgeving;

f          de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting mag niet meer bedragen dan 10 dB boven de voorkeurswaarde, zoals genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet geluidhinder;

g        op basis van verkeerskundig onderzoek dient aangetoond te worden dat het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen en dat er geen nadelige gevolgen zijn voor onder meer:

1        de verkeersveiligheid;

2        de doorstroming van het verkeer;

3        de bereikbaarheid van naastgelegen percelen.

 

24.5          Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 5’ zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van woningbouw, inclusief eventuele bijbehorende toegangswegen en -paden, groenvoorzieningen en/of parkeervoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

a        enkel vrijstaande woningen zijn toegestaan;

b        het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 3;

c        de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m;

d        de breedte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m;

e        de diepte van de woningen mag niet meer bedragen dan 15 m;

f          op basis van een stedenbouwkundige beoordeling moet blijken dat het plan passend is binnen de karakteristiek van de omgeving;

g        de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting mag niet meer bedragen dan 10 dB boven de voorkeurswaarde, zoals genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet geluidhinder;

h        op basis van verkeerskundig onderzoek dient aangetoond te worden dat het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen en dat er geen nadelige gevolgen zijn voor onder meer:

1        de verkeersveiligheid;

2        de doorstroming van het verkeer;

3        de bereikbaarheid van naastgelegen percelen.

 

 

Artikel 25    Algemene ontheffingsregels                    terug naar inhoudsopgave

25.1          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, tenzij op grond van overige regels in dit bestemmingsplan ter zake reeds ontheffing kan worden verleend, ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan, indien het betreft:

a        het bouwen van een gebouw ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer, of het waterbeheer, mits de inhoud van het gebouw niet meer bedraagt dan 50 m3 en de hoogte niet meer dan 3,50 meter;

b        het overschrijden van de regels inzake goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;

c        het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;

d        het overschrijden van de in lid 2.2 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;

e        overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 m;

f          geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze regels inzake de afmetingen van woningen, evenals de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen ontheffing van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;

g        het creëren van huisvestingsmogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

1        mantelzorg mag, behalve in de vorm van inwoning, alleen plaatsvinden binnen een onzelfstandige woonruimte, zijnde binnen een aan- of uitbouw of bijgebouw;

2        de afstand tussen het hoofdgebouw en een bijgebouw mag maximaal 6 m bedragen;

3        de gebouwen waarin mantelzorg plaatsvindt, dienen te voldoen aan de bouwtechnische eisen voor woningen, tenzij sprake is van plaatsing van een zogenaamde ‘portocabin’ of stacaravan;

4        de oppervlakte voor mantelzorg mag maximaal 200 m² bedragen;

5        er dient een indicatie Wmo door of vanwege de gemeente De Bilt te zijn afgegeven;

6        er moet volledig op eigen terrein worden geparkeerd;

7        de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen mogen niet in onevenredige mate worden beperkt;

8        aan de ontheffing kan een termijn worden verbonden, waarbinnen van de ontheffing gebruik moet worden gemaakt;

9        een ontheffing inzake huisvesting ten behoeve van mantelzorg vervalt indien de mantelzorgsituatie ter plaatse eindigt;

h        het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

1        de hoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 meter;

2        de hoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;

3        plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is;

4        plaatsing op woongebouwen en/of een gemeentelijk monument is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is.

 

 

Artikel 26    Algemene wijzigingsregels                      terug naar inhoudsopgave

26.1          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

a        de in dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de over­schrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen;

b        tot het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht.

 

 

Artikel 27    Algemene procedureregels                        terug naar inhoudsopgave

Een beslissing omtrent het verlenen van een ontheffing of het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken na publicatie van het voornemen tot het verlenen van ontheffing of het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld mondeling of bij voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen ontheffing of nadere eis bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

 

 

Artikel 28    Overige regels                                         terug naar inhoudsopgave

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de ter-inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

 

HOOFDSTUK 4         Overgangs- en slotregels                    terug naar inhoudsopgave

Artikel 29    Overgangsrecht                        terug naar inhoudsopgave

Overgangsrecht bouwwerken

29.1          Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a        gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b        na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

29.2          Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

29.3          Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Overgangsrecht gebruik

29.4          Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

29.5          Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het vierde lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

29.6          Indien het gebruik, bedoeld in het vierde lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

29.7          Het vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

 

Artikel 30        Slotregel                              terug naar inhoudsopgave

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bilthoven Zuid 2009.