Planregels
Bestemmingsplan Bilthoven Zuid 2009
Gemeente De
Bilt
28 januari 2010
Artikel
4 Bedrijf -
Nutsvoorziening
Artikel
10 Maatschappelijk - 1
Artikel
11 Maatschappelijk - 3
Artikel
12 Recreatie - Volkstuin
Artikel
15 Verkeer - Railverkeer
Artikel
16 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel
20 Waarde - Archeologie
Artikel
21 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel
22 Anti-dubbeltelregel
Artikel
23 Algemene gebruiksregels
Artikel
24 Algemene aanduidingsregels
Artikel
25 Algemene ontheffingsregels
Artikel
26 Algemene wijzigingsregels
Artikel
27 Algemene procedureregels
HOOFDSTUK
4 OVERGANGS-
EN SLOTREGELS
HOOFDSTUK 1
inleidende regels
terug
naar inhoudsopgave Artikel 1 Begrippen
terug naar inhoudsopgave 1.1
In deze regels wordt verstaan onder:
Artikel 2
Wijze
van meten
terug naar inhoudsopgave 2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2
De in lid 2.1 sub b genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 m
overschrijden. 2.3
Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een breedte van 70 cm of meer,
dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk de buitenste
goot als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.
HOOFDSTUK 2
bestemmingsregels
terug
naar inhoudsopgave Artikel 3 Bedrijf
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 3.1
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a bedrijfsactiviteiten
in categorie 1 en 2 van de van deze planregels deeluitmakende Staat van
Bedrijfsactiviteiten; en verder: b ter
plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ voor
bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 van de van deze planregels
deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten; c ter
plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1’ voor
bedrijfsactiviteiten in categorie 4.1 van de van deze planregels
deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten; d ter
plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (boven-)woningen; inclusief bijbehorende: e toegangswegen,
-paden en verblijfsgebied; f parkeervoorzieningen; g groenvoorzieningen. Bouwregels 3.2
Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van
gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid; b ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen
dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het
bebouwingspercentage dat is aangeduid; c ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is
aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het
bebouwingspercentage dat is aangeduid; d ter
plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen
tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met
dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan
voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet
minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse
bouwperceelgrens; e de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1
7 m voor palen en masten; 2
2 m voor erfafscheidingen; 3
3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Nadere eisen 3.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het
oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein. Ontheffing
van de bouwregels 3.4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 3.2 sub b of c voor een hoger bebouwingspercentage tot
maximaal 80%, mits: a het
op basis van verkeerskundig onderzoek benodigde aantal parkeerplaatsen op
eigen terrein gerealiseerd kan worden; b op
basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling geen
onevenredige nadelige gevolgen heeft voor onder meer: 1
de verkeersveiligheid; 2
de doorstroming van het verkeer; 3
de bereikbaarheid van naastgelegen percelen; c de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in
onevenredige mate worden aangetast; d op
basis van een stedenbouwkundige beoordeling blijkt dat de ontwikkeling
passend is binnen de karakteristiek van de omgeving. Specifieke
gebruiksregels 3.5
Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden zijn geen bedrijfsactiviteiten
toegestaan, betreffende a risicovolle
inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe
veiligheid inrichtingen; b inrichtingen
zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit
milieubeheer; c een
groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg
consumentenvuurwerk. Ontheffing van de gebruiksregels 3.6
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor: a het
toelaten van een bedrijf in een hogere milieucategorie dan in lid 3.1
genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving
(gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan
worden te behoren tot de in lid 3.1 genoemde categorieën van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten; b het
toelaten van een bedrijf dat niet is opgenomen in de Staat van
Bedrijfsactiviteiten, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op
de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 3.1 genoemd. Wijzigingsbevoegdheid 3.7
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij feitelijke en duurzame
beëindiging van bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 de aanduiding ‘bedrijf
tot en met categorie 3.1’ te laten vervallen. Artikel 4
Bedrijf
- Nutsvoorziening
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving
4.1
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a nutsvoorzieningen; inclusief bijbehorende: b toegangswegen,
-paden en verblijfsgebied; c parkeervoorzieningen; d groenvoorzieningen. Bouwregels 4.2
Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a.
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen
dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het
bebouwingspercentage dat is aangeduid; b.
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer
bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste
het bebouwingspercentage dat is aangeduid; c.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan 3 m.
Artikel 5 Detailhandel
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 5.1
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a detailhandel; en verder: b ter
plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (boven-)woningen; inclusief bijbehorende: c toegangswegen,
-paden en verblijfsgebied; d parkeervoorzieningen; e groenvoorzieningen. Bouwregels 5.2
Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van
gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid; b ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan
is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het
bebouwingspercentage dat is aangeduid; c ter
plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen
tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met
dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan
voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet
minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse
bouwperceelgrens; d de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1
7 m voor palen en masten; 2
2 m voor erfafscheidingen; 3
3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Nadere eisen 5.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het
oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein. Artikel 6
Dienstverlening
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 6.1
De voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a dienstverlening; en verder: b ter
plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (boven-)woningen; inclusief bijbehorende: c toegangswegen,
-paden en verblijfsgebied; d parkeervoorzieningen; e groenvoorzieningen. Bouwregels 6.2
Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan
is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het
bebouwingspercentage dat is aangeduid; b ter
plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen
tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met
dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan
voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet
minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse
bouwperceelgrens; c de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1
7 m voor palen en masten; 2
2 m voor erfafscheidingen; 3
3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Nadere eisen 6.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het
oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein. Artikel
7
Groen
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 7.1
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a parken; b plantsoenen; c overige
groenvoorzieningen; en verder: d ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - bunker’ voor
een bunker; e ter
plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ voor een parkeerterrein; inclusief: f speelvoorzieningen; g waterpartijen; h toegangswegen; i
voet- en fietspaden; j
overig verblijfsgebied. Bouwregels 7.2
Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a enkel
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - bunker’
zijn gebouwen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de
bestaande bouwhoogte; b voor
het overige zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan: 1
7 m voor palen en masten; 2
5 m voor speelvoorzieningen; 3
2 m voor erfafscheidingen; 4
3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 8 Horeca
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 8.1
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a horeca-1-bedrijven; en verder: b ter
plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (boven-)woningen; inclusief bijbehorende: c toegangswegen,
-paden en verblijfsgebied; d parkeervoorzieningen; e groenvoorzieningen. Bouwregels 8.2
Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen
dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het
bebouwingspercentage dat is aangeduid; b ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan
is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage
dat is aangeduid; c ter
plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen
tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met
dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan
voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet
minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse
bouwperceelgrens; d de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1
7 m voor palen en masten; 2
2 m voor erfafscheidingen; 3
3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Nadere eisen 8.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het
oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein. Artikel 9 Kantoor
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 9.1
De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a kantoren; en
verder: b ter
plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (boven-)woningen; inclusief
bijbehorende: c toegangswegen,
-paden en verblijfsgebied; d parkeervoorzieningen; e groenvoorzieningen. Bouwregels 9.2
Op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen
dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het
bebouwingspercentage dat is aangeduid; b ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan
is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het
bebouwingspercentage dat is aangeduid; c ter
plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen
tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met
dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan
voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet
minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens; d de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1
7 m voor palen en masten; 2
2 m voor erfafscheidingen; 3
3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Nadere eisen 9.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het
oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein. Artikel 10 Maatschappelijk
- 1
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 10.1
De voor ‘Maatschappelijk - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a het
uitoefenen van activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve
en openbare dienstverlening; inclusief bijbehorende: b zorgwoningen; c toegangswegen,
-paden en verblijfsgebied; d parkeervoorzieningen; e groenvoorzieningen. Bouwregels 10.2
Op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van
gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid; b ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen
dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het
bebouwingspercentage dat is aangeduid; c ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan
is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het
bebouwingspercentage dat is aangeduid; d ter
plaatste van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ mogen de
gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is
aangeduid; e ter
plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen
tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met
dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan
voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet
minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse
bouwperceelgrens; f de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1
7 m voor palen en masten; 2
2 m voor erfafscheidingen; 3
3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Nadere eisen 10.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het
oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein. Ontheffing
van de bouwregels 10.4
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in
lid 10.2 sub b, c en d voor het toestaan van het bebouwen van de gronden tot
ten hoogste een bebouwingspercentage dat 15 procentpunt meer is dan het
bebouwingspercentage dat is aangeduid, mits: a er
een aantoonbare maatschappelijke noodzaak bestaat; b het
op basis van verkeerskundig onderzoek benodigde aantal parkeerplaatsen op
eigen terrein gerealiseerd kan worden; c op
basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling geen
onevenredige nadelige gevolgen heeft voor onder meer: 1
de verkeersveiligheid; 2
de doorstroming van het verkeer; 3
de bereikbaarheid van naastgelegen percelen; d de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in
onevenredige mate worden aangetast. Artikel 11 Maatschappelijk
- 3
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 11.1
De voor ‘Maatschappelijk - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a religieuze
voorzieningen; inclusief bijbehorende: b toegangswegen,
-paden en verblijfsgebied; c parkeervoorzieningen; d groenvoorzieningen. Bouwregels 11.2
Op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan
is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het
bebouwingspercentage dat is aangeduid; b ter
plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat de afstand van gebouwen
tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m, met
dien verstande dat indien de situering van bestaande gebouwen hier niet aan
voldoet, de de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet
minder mag bedragen dan de bestaande afstand tot de zijdelingse
bouwperceelgrens; c de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1
7 m voor palen en masten; 2
2 m voor erfafscheidingen; 3
3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Nadere eisen 11.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het
oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein. Ontheffing
van de bouwregels 11.4
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in
lid 11.2 sub a voor een hoger bebouwingspercentage tot maximaal 15
procentpunt meer dan het bebouwingspercentage dat is aangeduid, mits: a er
een aantoonbare maatschappelijke noodzaak bestaat; b het
op basis van verkeerskundig onderzoek benodigde aantal parkeerplaatsen op
eigen terrein gerealiseerd kan worden; c op
basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling geen
onevenredige nadelige gevolgen heeft voor onder meer: 1
de verkeersveiligheid; 2
de doorstroming van het verkeer; 3
de bereikbaarheid van naastgelegen percelen; d de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in
onevenredige mate worden aangetast.
Artikel 12 Recreatie -
Volkstuin
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 12.1
De voor ‘Recreatie - Volkstuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a moes-
en volkstuinen; inclusief bijbehorende: b toegangswegen,
-paden en verblijfsgebied; c parkeervoorzieningen; d groenvoorzieningen. Bouwregels 12.2
Op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden, mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals terreinafscheidingen en
gereedschapsopbergingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m
en de oppervlakte niet meer dan 4 m². Nadere eisen 12.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het
oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein. Artikel 13 Sport
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving:
13.1
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a een
zwembad; b een
fitnesscentrum; c tennisbanen; inclusief bijbehorende: d horecavoorzieningen; e maatschappelijke
voorzieningen; f toegangswegen,
-paden en verblijfsgebied; g parkeervoorzieningen; h groenvoorzieningen. Bouwregels 13.2
Op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden, mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen
dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het
bebouwingspercentage dat is aangeduid; b de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1
20 m voor lichtmasten; 2
7 m voor overige palen en masten; 3
2 m voor erfafscheidingen; 4
3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Nadere eisen 13.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het
oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein. Artikel 14 Verkeer
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 14.1
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a gebiedsontsluitingswegen; inclusief bijbehorende: b langzaam-verkeersvoorzieningen; c parkeervoorzieningen; d groenvoorzieningen,
bermen en waterlopen. Bouwregels 14.2
Op of in de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan: a 10 m
voor palen en masten; b 2 m
voor erfafscheidingen; c 3 m
voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Artikel 15 Verkeer -
Railverkeer
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 15.1
De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a (voorzieningen
voor) railverkeer; inclusief bijbehorende: b geluidsbeperkende
voorzieningen; c groenvoorzieningen,
bermen, waterlopen. Bouwregels 15.2
Op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.
Artikel 16 Verkeer -
Verblijfsgebied
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 16.1
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a erftoegangswegen; b parkeervoorzieningen,
met dien verstande dat gebouwde parkeervoorzieningen (garageboxen)
uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’; c groen-
en speelvoorzieningen; d voet-
en fietspaden en overig verblijfsgebied; e water
en waterhuishoudkundige voorzieningen. Bouwregels 16.2
Op of in de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de
volgende voorwaarden: a gebouwen
zijn enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’, met
inachtneming van de volgende regels: 1
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; 2
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m; 3
de oppervlakte per garagebox mag niet meer bedragen dan 20 m²; b de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1
7 m voor palen en masten; 2
5 m voor speelvoorzieningen; 3
2 m voor erfafscheidingen; 4
3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Artikel 17 Water
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 17.1
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a waterpartijen
en waterlopen, inclusief taluds en bermen; b waterberging; c waterhuishoudkundige
werken; d bruggen
en duikers. Bouwregels 17.2
Op of in de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m. 17.3
De breedte van bruggen mag niet meer bedragen dan 6 meter. Artikel 18 Wonen - 1
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 18.1
De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a het
wonen in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en gestapelde
woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen; en verder: b ter
plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ voor detailhandel; c ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van dienstverlening - 1’ voor
dienstverlening; d ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van dienstverlening - 2’ voor dienstverlening
op de begane grond; e ter
plaatse van de aanduiding ‘zorgwoning’ voor zorgwoningen; inclusief
bijbehorende: f tuinen
en erven; g groenvoorzieningen; h parkeergelegenheid
(op eigen terrein). Bouwregels: 18.2
Op of in de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: Hoofdgebouwen a per
bestemmingsvlak mogen niet meer hoofdgebouwen/woningen worden gerealiseerd
dan ten tijde van de ter-inzage-legging van dit plan bestaan; b de
goothoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag niet meer bedragen dan de
bestaande hoogste goothoogte, waarbij dakkapellen buiten beschouwing blijven; c de
bouwhoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag maximaal 4 meter meer bedragen
dan de hoogst toegestane goothoogte; d de
voorgevels van de hoofdgebouwen/woningen dienen evenwijdig aan en in de
voorgevelrooilijn te worden gebouwd; e de
diepte en breedte van een hoofdgebouw/woning mogen niet meer bedragen dan de
bestaande diepte en breedte; Uitzondering voor bouwmogelijkheid Zwanenlaan 2 f in
afwijking van het bepaalde in lid 18.2 sub a tot en met e gelden ter plaatse
van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ de volgende regels: 1
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1; 2
de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 3 meter; 3
de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 8 meter; 4
de afstand van de voorgevel van de woningen tot de voorste
bouwperceelgrens dient 2 meter te bedragen; 5
de diepte en de breedte van de woning mag per woning niet meer bedragen
dan respectievelijk 8 meter en 7 meter; 6
per woning dient ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd
te worden;
Uitbreidingen aan de voorgevel g ondergeschikte
uitbreidingen aan de voorgevel met aan- en uitbouwen op de begane grond van
een hoofdgebouw/woning, zoals erkers en toegangen, zijn toegestaan met
inachtneming van de volgende regels: 1
de voorgevelrooilijn mag met niet meer dan 1 meter worden overschreden; 2
de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen)
dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de
bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning – in geval het aaneengebouwde
of halfvrijstaande woningen betreft – eveneens een aan- of uitbouw aanwezig
is; 3
de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m; Uitbreidingen
aan de achtergevel h uitbreiding
van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke achtergevel met aan- en
uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels: 1
de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m, mits de
afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens
ten minste 8 m bedraagt; 2
de diepte van de aan- uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer
bedragen dan 5 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de
achterste bouwperceelgrens ten minste 20 m bedraagt en de diepte van het
hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m; 3
de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer
bedragen dan 8 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de
achterste bouwperceelgrens ten minste 30 m bedraagt en de diepte van het
hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m; 4
de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer
bedragen dan 10 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de
achterste bouwperceelgrens ten minste 40 m bedraagt en de diepte van het
hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m; 5
de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer
bedragen dan 15 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de
achterste bouwperceelgrens ten minste 50 m bedraagt en de diepte van het hoofdgebouw
inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m; 6
de breedte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de breedte
van de oorspronkelijke achtergevel; 7
de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte
van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; 8
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal 2 m meer bedragen dan de
toegestane goothoogte; Uitbreidingen
aan de zijgevel i
uitbreiding van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke zijgevel
met aan- en uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels: 1
de afstand van de aan- en uitbouw tot de voorgevelrooilijn mag niet
minder dan 4 m bedragen; 2
de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag
niet minder dan 1 m bedragen; 3
de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de diepte van
de oorspronkelijke zijgevel; 4
de goothoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte
van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; 5
de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag maximaal 2 m meer bedragen dan
de toegestane goothoogte; Bijgebouwen j
op een afstand van ten minste 4 m achter de voorgevelrooilijn mag maximaal
15% van een bouwperceel met bijgebouwen worden bebouwd, een en ander: 1
met een maximum van 24 m² bij bouwpercelen kleiner dan 200 m²; 2
met een maximum van 36 m² bij bouwpercelen groter dan 200 m² maar kleiner
dan 300 m²; en 3
met een maximum van 50 m² bij bouwpercelen groter dan 300 m²; k de
goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien
verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ de goothoogte van
bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 7 m; l
de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien
verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ de bouwhoogte van
bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 7 m; Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde m voor de
voorgevelrooilijn zijn slechts erfafscheidingen toegestaan, waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m; n achter
de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan,
waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan: 1
7 m voor palen en masten; 2
2 m voor erfafscheidingen; 3
3 m voor overige bouwwerken; geen gebouwen zijnde; Dakterrassen o dakterrassen
op aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende
regels: 1
de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen)
dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de
bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning – in geval het aaneengebouwde
of halfvrijstaande woningen betreft – eveneens een dakterras aanwezig is; 2
indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse
bouwperceelgrens(-zen) 3 meter of minder bedraagt, mag de diepte van het
dakterras, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw,
niet meer bedragen dan 2 meter; 3
indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse
bouwperceelgrens(-zen) meer dan 3 meter bedraagt, mag de diepte van het
dakterras, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw,
niet meer bedragen dan 3 meter; 4
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een dakterras mag
niet meer bedragen dan 1,50 meter; Onderkeldering p onderkeldering
van bebouwing is uitsluitend toegestaan tot maximaal de grondoppervlakte van
de bebouwing die op basis van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan; q onderkeldering
van bebouwing mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen; Bestaande
afwijkingen r bestaande
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en dakterrassen, waarvan de situering, de
afmeting, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan hetgeen hier is
bepaald, zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd, maar niet vergroot. Nadere eisen 18.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het
oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein. Ontheffingen
van de bouwregels 18.4
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde
in: a lid
18.2 sub d voor een ander beloop van voorgevelrooilijnen, indien dit vanuit
stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de
voorgevelrooilijnen de bebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden
aangetast; b lid
18.2 sub j en sub i onder 1 voor de situering van bijgebouwen en aan- en uitbouwen
op een kleinere afstand ten opzichte van de voorgevelrooilijn, indien dit
past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in
onevenredige mate worden aangetast; c lid
18.2 sub h onder 7 of lid 18.2 sub i onder 4 voor het toestaan van een
goothoogte van aan- en uitbouwen die maximaal gelijk is aan de goothoogte van
het bestaande hoofdgebouw/de bestaande woning, mits: 1
de afstand van de buitenzijde van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse
bouwperceelgrens ten minste 3 meter bedraagt, behalve indien bij de
aangrenzende woning/het aangrenzende hoofdgebouw eveneens een hogere
goothoogte bij een aan- en uitbouw aanwezig is of wordt gerealiseerd, in welk
geval de afstand tot de gemeenschappelijke zijdelingse bouwperceelgrens 0 m
mag bedragen; 2
de bebouwingskarakteristiek en/of het stedenbouwkundig beeld niet wordt
aangetast.
Specifieke
gebruiksregels 18.5
In het hoofdgebouw of in een aan- of uitbouw van de woning is een
aan-huis-verbonden beroep alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden: a de
activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan
ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie
dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden
beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden
gebruikt; b de
activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent
dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van
bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deeluitmakende
Staat van bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend; c de
activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten
ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving; d de
activiteiten mogen geen detailhandel betreffen; e de
activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling
en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Artikel 19 Wonen - 2
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 19.1
De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a het
wonen in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en gestapelde
woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen; inclusief
bijbehorende: b tuinen
en erven; c groenvoorzieningen; d parkeergelegenheid
(op eigen terrein). Bouwregels: 19.2
Op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: Hoofdgebouwen a per
bestemmingsvlak mogen niet meer hoofdgebouwen/woningen worden gerealiseerd
dan ten tijde van de ter-inzage-legging van dit plan bestaan; b de
goothoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag niet meer bedragen dan de
bestaande hoogste goothoogte, waarbij dakkapellen buiten beschouwing blijven; c de
bouwhoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag maximaal 4 meter meer bedragen
dan de hoogst toegestane goothoogte; d de
voorgevels van de hoofdgebouwen/woningen dienen evenwijdig aan en in de voorgevelrooilijn
te worden gebouwd; e de
diepte en breedte van een hoofdgebouw/woning mogen niet meer bedragen dan de
bestaande diepte en breedte; f de
afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 2,5
m; Uitbreidingen aan de voorgevel g ondergeschikte
uitbreidingen aan de voorgevel met aan- en uitbouwen op de begane grond van
een hoofdgebouw/woning, zoals erkers en toegangen, zijn toegestaan met
inachtneming van de volgende regels: 1
de voorgevelrooilijn mag met niet meer dan 1 meter worden overschreden; 2
de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse
bouwperceelsgrens(-zen) dient minimaal 2,5 meter te bedragen, behalve indien
bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning – in geval het
aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft – eveneens een aan- of
uitbouw aanwezig is; 3
de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m; Uitbreidingen
aan de achtergevel h uitbreiding
van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke achtergevel met aan- en
uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels: 1
de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m, mits de
afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens
ten minste 8 m bedraagt; 2
de diepte van de aan- uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer
bedragen dan 5 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de
achterste bouwperceelgrens ten minste 20 m bedraagt en de diepte van het
hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m; 3
de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer
bedragen dan 8 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de
achterste bouwperceelgrens ten minste 30 m bedraagt en de diepte van het
hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m; 4
de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer
bedragen dan 10 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de
achterste bouwperceelgrens ten minste 40 m bedraagt en de diepte van het
hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m; 5
de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer
bedragen dan 15 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de
achterste bouwperceelgrens ten minste 50 m bedraagt en de diepte van het
hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m; 6
de breedte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de breedte
van de oorspronkelijke achtergevel; 7
de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de
bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; 8
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal 2 m meer bedragen dan de
toegestane goothoogte; Uitbreidingen
aan de zijgevel i
uitbreiding van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke zijgevel
met aan- en uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels: 1
de afstand van de aan- en uitbouw tot de voorgevelrooilijn mag niet
minder dan 4 m bedragen; 2
de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag
niet minder dan 2,5 m bedragen; 3
de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de diepte van
de oorspronkelijke zijgevel; 4
de goothoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de
bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; 5
de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag maximaal 2 m meer bedragen dan
de toegestane goothoogte; Bijgebouwen j
op een afstand van ten minste 4 m achter de voorgevelrooilijn en op
een afstand van ten minste 2,5 m van de zijdelingse bouwperceelgrens mag
maximaal 15% van een bouwperceel met bijgebouwen worden bebouwd, een en
ander: 1
met een maximum van 24 m² bij bouwpercelen kleiner dan 200 m²; 2
met een maximum van 36 m² bij bouwpercelen groter dan 200 m² maar kleiner
dan 300 m²; en 3
met een maximum van 50 m² bij bouwpercelen groter dan 300 m²; k de
goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 m; l
de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m; Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde m voor de
voorgevelrooilijn zijn slechts erfafscheidingen toegestaan, waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m; n achter
de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan,
waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan: 1
7 m voor palen en masten; 2
2 m voor erfafscheidingen; 3
3 m voor overige bouwwerken; geen gebouwen zijnde; o ter
plaatse van de aanduiding ‘antennemast’ is in afwijking van het bepaalde in
lid 19.2 sub n onder 1 een antennemast toegestaan met een maximale bouwhoogte
van 19 m; Dakterrassen p dakterrassen
op aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende
regels: 1
de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen)
dient minimaal 2,5 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de
bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning – in geval het aaneengebouwde
of halfvrijstaande woningen betreft – eveneens een dakterras aanwezig is; 2
indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse
bouwperceelgrens(-zen) 3 meter of minder bedraagt, mag de diepte van het
dakterras, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw,
niet meer bedragen dan 2 meter; 3
indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse
bouwperceelgrens(-zen) meer dan 3 meter bedraagt, mag de diepte van het
dakterras, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw,
niet meer bedragen dan 3 meter; 4
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een dakterras mag
niet meer bedragen dan 1,50 meter; Onderkeldering q onderkeldering
van bebouwing is uitsluitend toegestaan tot maximaal de grondoppervlakte van
de bebouwing die op basis van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan; r onderkeldering
van bebouwing mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen; Bestaande
afwijkingen s bestaande
hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en dakterrassen, waarvan de
situering, de afmeting, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan
hetgeen hier is bepaald, zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd,
maar niet vergroot. Nadere eisen 19.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het
oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein. Ontheffingen
van de bouwregels 19.4
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde
in: a lid
19.2 sub d voor een ander beloop van voorgevelrooilijnen, indien dit vanuit
stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de
voorgevelrooilijnen de bebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden
aangetast; b lid
19.2 sub j en sub i onder 1 voor de situering van bijgebouwen en aan- en
uitbouwen op een kleinere afstand ten opzichte van de voorgevelrooilijn,
indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in
onevenredige mate worden aangetast; c lid 19.2
sub h onder 7 of lid 19.2 sub i onder 4 voor het toestaan van een goothoogte
van aan- en uitbouwen, die maximaal gelijk is aan de goothoogte van het
bestaande hoofdgebouw/de bestaande woning, mits: 1
de afstand van de buitenzijde van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse
bouwperceelgrens ten minste 3 meter bedraagt,; 2
de bebouwingskarakteristiek en/of het stedenbouwkundig beeld niet wordt
aangetast. Specifieke
gebruiksregels 19.5
In het hoofdgebouw of in een aan- of uitbouw van de woning is een
aan-huis-verbonden beroep alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden: a de
activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan
ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie
dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden
beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden
gebruikt; b de
activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent
dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van
bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deeluitmakende
Staat van bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend; c de
activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten
ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving; d de
activiteiten mogen geen detailhandel betreffen; e de
activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale
verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Artikel 20 Waarde -
Archeologie
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 20.1
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en
veiligstelling van archeologische waarden. Bouwregels 20.2
Ver-/nieuwbouw of uitbreiding van bestaande bouwwerken of de bouw van nieuwe
bouwwerken is slechts toegestaan, indien de bebouwde oppervlakte met ten
hoogste 100 m² toeneemt en voor zover het passend is binnen de andere daar
voorkomende bestemming. Ontheffing
van de bouwregels 20.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 20.2 ten behoeve van overige aan deze gronden toegekende
bestemmingen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het
oprichten van het bouwwerk, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, niet zal leiden
tot een onevenredige aantasting van eventueel aanwezige archeologische
waarden. 20.4
Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor ontheffing wordt
gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen
burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 20.2,
indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden: a de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b de
verplichting tot het doen van opgravingen, of c de
verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet
aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties. 20.5
Alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders een
deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg om advies. Aanlegvergunning 20.6
Het is verboden op de in lid 20.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, indien
deze over een oppervlakte van meer dan 100 m² uitgevoerd worden: a het
ophogen van de bodem; b het
aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c het
aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; d het
verlagen of verhogen van het waterpeil; e het
aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere
leidingen en de daarmee verband houdende constructies; f het
uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter,
waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen
van drainage en ontginnen. 20.7
Het in lid 20.6 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden,
die: a het
normale onderhoud betreffen; b noodzakelijk
zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer; c reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 20.8
De aanlegvergunning wordt verleend, indien uit archeologisch onderzoek is
gebleken dat de in lid 20.6 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de
directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen
leiden tot een verstoring van eventueel aanwezige archeologische waarden. 20.9
Voor zover de in lid 20.6 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de
directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden
tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden
verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden: a de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b de
verplichting tot het doen van opgravingen, of c de
verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die
voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties. 20.10
De aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan het moment nadat de
aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van
het terrein dat blijkens de aanvraag mogelijk zal worden verstoord, naar het
oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Wijzigingsbevoegdheid 20.11
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen
door de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ geheel of gedeeltelijk te
laten vervallen, indien: a uit
nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische
waarden aanwezig zijn; b het
op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt
geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling
van archeologische waarden voorziet. Artikel 21 Waarde -
Cultuurhistorie
terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 21.1
De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor
de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de
versterking van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht.
Deze waarden komen tot uitdrukking in het historisch karakter van het gebied,
de aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten, de onderlinge samenhang van
de verschillende panden en de stedenbouwkundige structuur. Nadere eisen 21.2
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering
en/of vormgeving van de bouwwerken op de bouwpercelen ter bescherming van de
in lid 21.1 genoemde cultuurhistorische waarden van het beschermd
dorpsgezicht. Aanlegvergunning 21.3
Op of in de in lid 21.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren: a het
aanleggen, verbreden en verharden van wegen en paden en het aanbrengen van
andere oppervlakteverhardingen; b het
afgraven, ophogen en egaliseren van gronden; c het
planten, vellen of rooien van houtgewas en bomen; d het
aanleggen van ondergrondse en bovengrondse leidingen en de daarmee verband
houdende constructies, installaties en apparatuur; e het
verlagen of verhogen van het waterpeil; f het
aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; g alle
overige werkzaamheden, die de cultuurhistorische waarden van het gebied
kunnen aantasten en die niet gerekend worden tot het normale gebruik van de
grond. 21.4
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 21.2 mag alleen en moet worden geweigerd: a indien
door de uitvoering van de werken of werkzaamheden of door de daarvan direct
of indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan
aan het cultuurhistorisch waardevolle karakter van het gebied en daaraan door
het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen; b indien
is gebleken dat de in lid 20.2 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de
directe of indirecte gevolgen daarvan, zullen leiden tot een inbreuk op het
cultuurhistorisch waardevolle karakter van het gebied. 21.5
Geen aanlegvergunning is vereist voor: a werken
of werkzaamheden, behorend bij het normale onderhoud, gebruik en beheer; b werken
of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan
in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat
tijdstip verleende vergunning; c werken
of werkzaamheden die, gelet op de bestemmingsomschrijving, voor deze gronden
van ondergeschikte betekenis moeten worden beschouwd. Sloopvergunning 21.6
Op of in de in lid 21.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
bouwwerken te slopen. 21.7
Een sloopvergunning als bedoeld in lid 21.6 mag alleen en moet worden
geweigerd, indien het bouwplan voor nieuwbouw of de afwezigheid daarvan
onevenredige afbreuk doet aan de in lid 21.1 genoemde cultuurhistorische
waarden van het beschermd dorpsgezicht.
HOOFDSTUK 3
Algemene regels
terug
naar inhoudsopgave Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
terug naar inhoudsopgave Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft
bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 23 Algemene
gebruiksregels
terug naar inhoudsopgave Als
een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke
ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken
ten behoeve van seksinrichtingen. Artikel 24 Algemene
aanduidingsregels
terug naar inhoudsopgave 24.1
Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1’ zijn
burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van
woningbouw, inclusief eventuele bijbehorende toegangswegen en -paden,
groenvoorzieningen en/of parkeervoorzieningen, met inachtneming van de
volgende regels: a het
aantal woningen mag niet meer bedragen dan 3; b de
goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m; c de
breedte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m; d de
diepte van de woningen mag niet meer bedragen dan 15 m; e op
basis van een stedenbouwkundige beoordeling moet blijken dat het plan passend
is binnen de karakteristiek van de omgeving; f de
ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting mag niet meer bedragen dan 10 dB
boven de voorkeurswaarde, zoals genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet geluidhinder; g op
basis van verkeerskundig onderzoek dient aangetoond te worden dat het plan
voorziet in voldoende parkeerplaatsen en dat er geen nadelige gevolgen zijn
voor onder meer: 1
de verkeersveiligheid; 2
de doorstroming van het verkeer; 3
de bereikbaarheid van naastgelegen percelen. 24.2
Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 2’ zijn
burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van
woningbouw, inclusief eventuele bijbehorende toegangswegen en -paden,
groenvoorzieningen en/of parkeervoorzieningen, met inachtneming van de
volgende regels: a het
aantal woningen mag niet meer bedragen dan 2; b de
goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m; c de
breedte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m; d de
diepte van de woningen mag niet meer bedragen dan 15 m; e op
basis van een stedenbouwkundige beoordeling moet blijken dat het plan passend
is binnen de karakteristiek van de omgeving; f de
ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting mag niet meer bedragen dan 10 dB
boven de voorkeurswaarde, zoals genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet
geluidhinder; g op
basis van verkeerskundig onderzoek dient aangetoond te worden dat het plan
voorziet in voldoende parkeerplaatsen en dat er geen nadelige gevolgen zijn
voor onder meer: 1
de verkeersveiligheid; 2
de doorstroming van het verkeer; 3
de bereikbaarheid van naastgelegen percelen. 24.3
Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 3’ zijn
burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van
woningbouw, inclusief eventuele bijbehorende toegangswegen en -paden,
groenvoorzieningen en/of parkeervoorzieningen, met inachtneming van de
volgende regels: a het
aantal woningen mag niet meer bedragen dan 3; b de
goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m; c de
breedte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m; d de
diepte van de woningen mag niet meer bedragen dan 15 m; e op
basis van een stedenbouwkundige beoordeling moet blijken dat het plan passend
is binnen de karakteristiek van de omgeving; f de
ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting mag niet meer bedragen dan 10 dB
boven de voorkeurswaarde, zoals genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet
geluidhinder; g op
basis van verkeerskundig onderzoek dient aangetoond te worden dat het plan
voorziet in voldoende parkeerplaatsen en dat er geen nadelige gevolgen zijn
voor onder meer: 1
de verkeersveiligheid; 2
de doorstroming van het verkeer; 3
de bereikbaarheid van naastgelegen percelen. 24.4
Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 4’ zijn
burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van
woningbouw, inclusief eventuele bijbehorende toegangswegen en -paden,
groenvoorzieningen en/of parkeervoorzieningen, met inachtneming van de volgende
regels: a het
aantal woningen mag niet meer bedragen dan 8; b de
goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m; c de
breedte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m; d de
diepte van de woningen mag niet meer bedragen dan 15 m; e op
basis van een stedenbouwkundige beoordeling moet blijken dat het plan passend
is binnen de karakteristiek van de omgeving; f de
ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting mag niet meer bedragen dan 10 dB
boven de voorkeurswaarde, zoals genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet
geluidhinder; g op
basis van verkeerskundig onderzoek dient aangetoond te worden dat het plan
voorziet in voldoende parkeerplaatsen en dat er geen nadelige gevolgen zijn
voor onder meer: 1
de verkeersveiligheid; 2
de doorstroming van het verkeer; 3
de bereikbaarheid van naastgelegen percelen. 24.5
Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 5’ zijn
burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van
woningbouw, inclusief eventuele bijbehorende toegangswegen en -paden,
groenvoorzieningen en/of parkeervoorzieningen, met inachtneming van de
volgende regels: a enkel
vrijstaande woningen zijn toegestaan; b het
aantal woningen mag niet meer bedragen dan 3; c de
goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m; d de
breedte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m; e de
diepte van de woningen mag niet meer bedragen dan 15 m; f op
basis van een stedenbouwkundige beoordeling moet blijken dat het plan passend
is binnen de karakteristiek van de omgeving; g de
ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting mag niet meer bedragen dan 10 dB
boven de voorkeurswaarde, zoals genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet
geluidhinder; h op
basis van verkeerskundig onderzoek dient aangetoond te worden dat het plan
voorziet in voldoende parkeerplaatsen en dat er geen nadelige gevolgen zijn
voor onder meer: 1
de verkeersveiligheid; 2
de doorstroming van het verkeer; 3
de bereikbaarheid van naastgelegen percelen. Artikel 25 Algemene
ontheffingsregels
terug naar inhoudsopgave 25.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, tenzij op grond van overige
regels in dit bestemmingsplan ter zake reeds ontheffing kan worden verleend,
ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan, indien het betreft: a het
bouwen van een gebouw ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten
nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het
wegverkeer, of het waterbeheer, mits de inhoud van het gebouw niet meer
bedraagt dan 50 m3 en de hoogte niet meer dan 3,50 meter; b het
overschrijden van de regels inzake goothoogte, hoogte en oppervlakte van
gebouwen met niet meer dan 10%; c het
overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%; d het
overschrijden van de in lid 2.2 genoemde regels ten aanzien van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met
niet meer dan 5 m wordt overschreden; e overschrijdingen
van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers,
balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen,
toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt
dan 3 m; f geringe
afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze regels inzake de afmetingen
van woningen, evenals de afmetingen van de bij de woningen toegestane
bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van
minder valide personen noodzakelijk is en geen ontheffing van de
desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het
bepaalde onder b van dit artikel; g het
creëren van huisvestingsmogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning
of een afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels: 1
mantelzorg mag, behalve in de vorm van inwoning, alleen plaatsvinden
binnen een onzelfstandige woonruimte, zijnde binnen een aan- of uitbouw of
bijgebouw; 2
de afstand tussen het hoofdgebouw en een bijgebouw mag maximaal 6 m
bedragen; 3
de gebouwen waarin mantelzorg plaatsvindt, dienen te voldoen aan de
bouwtechnische eisen voor woningen, tenzij sprake is van plaatsing van een
zogenaamde ‘portocabin’ of stacaravan; 4
de oppervlakte voor mantelzorg mag maximaal 200 m² bedragen; 5
er dient een indicatie Wmo door of vanwege de gemeente De Bilt te zijn
afgegeven; 6
er moet volledig op eigen terrein worden geparkeerd; 7
de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen mogen niet in
onevenredige mate worden beperkt; 8
aan de ontheffing kan een termijn worden verbonden, waarbinnen van de
ontheffing gebruik moet worden gemaakt; 9
een ontheffing inzake huisvesting ten behoeve van mantelzorg vervalt
indien de mantelzorgsituatie ter plaatse eindigt; h het
plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met
inachtneming van de volgende voorwaarden: 1
de hoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 meter; 2
de hoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter; 3
plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het
betreffende gebouw 15 meter of hoger is; 4
plaatsing op woongebouwen en/of een gemeentelijk monument is slechts
toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk
is. Artikel 26 Algemene
wijzigingsregels
terug naar inhoudsopgave 26.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd: a de in
dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding
van bestemmingsgrenzen voor zover dit van belang is voor een technisch betere
realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de
overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen; b tot
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de
categorie-indeling van soorten bedrijven in de Staat van
Bedrijfsactiviteiten, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de
milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de
aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht. Artikel 27 Algemene
procedureregels
terug naar inhoudsopgave Een beslissing omtrent het
verlenen van een ontheffing of het stellen van nadere eisen wordt niet eerder
genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken na
publicatie van het voornemen tot het verlenen van ontheffing of het stellen
van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-,
nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld mondeling of bij
voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen ontheffing of nadere
eis bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen. Artikel 28 Overige
regels
terug naar inhoudsopgave Waar
in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op
die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de ter-inzagelegging
van het ontwerpbestemmingsplan.
HOOFDSTUK 4
Overgangs- en slotregels
terug
naar inhoudsopgave Artikel 29 Overgangsrecht
terug naar inhoudsopgave Overgangsrecht
bouwwerken 29.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze
afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd; b na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee
jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 29.2
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het
eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
het eerste lid met maximaal 10%. 29.3
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan
op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan. Overgangsrecht
gebruik 29.4
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet. 29.5
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
het vierde lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat
plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind. 29.6
Indien het gebruik, bedoeld in het vierde lid, na het tijdstip van de
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten. 29.7
Het vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsregels van dat plan. Artikel 30 Slotregel terug naar inhoudsopgaveDeze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bilthoven Zuid 2009. |