Bestemmingsplan Groenekan 2009
Planregels
Gemeente De Bilt
30 september 2010
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 10 Maatschappelijk - 1
Artikel 11 Maatschappelijk - 3
Artikel 14 Verkeer - Railverkeer
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 18 Wonen - Uit te werken - 1
Artikel 19 Wonen - Uit te werken - 2
Artikel 20 Wonen - Uit te werken - 3
Artikel 21 Wonen - Uit te werken - 4
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene gebruiksregels
Artikel 26 Algemene aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene ontheffingsregels
Artikel 28 Algemene wijzigingsregels
Artikel 29 Algemene procedureregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels terug naar inhoudsopgave Artikel 1 Begrippen terug naar inhoudsopgave 1.1 In deze regels wordt verstaan onder:
Artikel 2 Wijze van meten terug naar inhoudsopgave 2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 De in lid 2.1 sub b genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximumhoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden.
2.3 Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een breedte van 70 cm of meer, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk de buitenste goot als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels terug naar inhoudsopgave Artikel 3 Agrarisch terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 3.1 De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a het uitoefenen van het agrarisch bedrijf;
inclusief bijbehorende: b gras- en weilanden; c toegangswegen, -paden en verblijfsgebied; d groenvoorzieningen; e bermen en waterlopen.
Bouwregels 3.2 Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat per bouwvlak slechts gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf zijn toegestaan; b per agrarisch bedrijf is niet meer dan één dienstwoning toegestaan met een oppervlakte van maximaal 120 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is; c de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 meter en 10 meter; d bij een dienstwoning zijn bijgebouwen toegestaan tot een maximale oppervlakte van 50 m²; e de goothoogte van bijgebouwen bij de dienstwoning mag niet meer bedragen dan 3 meter bij vrijstaande bijgebouwen en niet meer dan het vloerpeil van de eerste verdieping bij aan- en uitbouwen; f de afstand tussen gebouwen en de zijdelingse bouwperceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen; g de bouw van kassen en andere glasopstallen, anders dan ter vervanging van de bestaande kassen en glasopstallen, is niet toegestaan; h uitsluitend binnen het bouwvlak is de bouw van mestopslagen toegestaan, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen; i de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan: 1 12 meter voor silo’s en hooitorens; 2 7 meter voor palen en masten; 3 2 meter voor erfafscheidingen; 4 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde; j de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 meter.
Ontheffing van de bouwregels 3.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in: a lid 3.2 sub b voor de splitsing van de bestaande dienstwoning in twee wooneenheden, mits de dienstwoning vanwege persoonlijke omstandigheden tijdelijk dient voor de huisvesting van twee huishoudens; b in lid 3.2 sub c voor het toestaan van een goothoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, tot ten hoogste 6 meter; c in lid 3.2 sub h voor het bouwen van mestopslagen buiten het bouwvlak, indien: 1 op het agrarisch bouwperceel geen of onvoldoende ruimte aanwezig is voor mestopslag; 2 realisering van mestopslag op het bouwperceel vanwege milieuredenen niet mogelijk is; 3 de bouwhoogte niet meer mag bedraagt dan 6 m; 4 de bedrijfseconomische noodzaak voor deze mestopslag is aangetoond. d lid 3.2 sub i onder 1 voor een bouwhoogte van silo’s tot ten hoogste 15 meter, indien de bedrijfseconomische noodzaak daartoe is aangetoond.
Wijzigingsbevoegdheid 3.4 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering binnen het bouwvlak een agrarisch hulp- en/of nevenbedrijf of een hoveniersbedrijf toe te staan, mits: a de hoeveelheid bebouwing niet wordt uitgebreid; b geen sprake is van een extra dienstwoning; c de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per gewijzigd agrarisch bedrijf, voor zover dit meer bedraagt dan 120 m², wordt teruggebracht tot ten minste 50% van het meerdere; d in voorkomende gevallen de vergunningen krachtens de milieuwetgeving zijn verkregen; e geen buitenopslag plaats vindt; f voldoende afstand wordt aangehouden tot woonbebouwing, waarbij wordt uitgegaan van een afstand van minimaal 30 meter; g parkeren op eigen erf plaatsvindt; h landschappelijk en of cultuurhistorisch verstorende bebouwing wordt afgebroken.
3.5 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ als bedoeld in artikel 17 van deze regels, mits: a de woonbestemming wordt gegeven aan de voormalige dienstwoning; b door de wijziging het aantal woningen ter plaatse niet toeneemt.
3.6 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering de bestemming van de binnen het bouwvlak gelegen gronden te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ als bedoeld in artikel 17 van deze regels en daarbij naast de reeds bestaande dienstwoning één extra woning toe te staan, mits: a de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met een ondergrens van ten minste 1.000 m²; b de oppervlakte van de nieuwe woning niet meer bedraagt dan 120 m2; c de nieuwe woning zorgvuldig landschappelijk wordt ingepast; d de gronden buiten het bouwvlak beschikbaar blijven of komen voor grondgebonden functies natuur, landbouw of recreatie in overeenstemming met de functie van het gebied; e er geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt gesloopt.
3.7 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering en sloop van ten minste de helft van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, de bestemming van de binnen het bouwvlak gelegen gronden te wijzigen ten behoeve van kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, kleinschalige dienstverlening of recreatie van beperkte omvang, onder de volgende voorwaarden: a de maximale oppervlakte ten behoeve van de nieuwe functie bedraagt niet meer dan 250 m²; b de gronden buiten het bouwvlak blijven of komen beschikbaar voor grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, in overeenstemming met de functie van het gebied; c er wordt geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gesloopt; d een zorgvuldige landschappelijke inpassing is vereist; e de nieuwe bestemming genereert geen zwaardere belasting voor het gebied en heeft geen onevenredige verkeersaantrekkende werking; f detailhandel is niet toegestaan; g aangetoond moet zijn dat volwaardig agrarisch hergebruik niet mogelijk is.
Artikel 4 Bedrijf terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 4.1 De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a bedrijfsmatige activiteiten van categorie 1 en 2 van de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
en verder: b ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ ook voor bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1 van de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten; c ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ ook voor bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.2 van de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten; d ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (boven-)woningen;
inclusief bijbehorende: e toegangswegen, -paden en verblijfsgebied; f parkeervoorzieningen; g groenvoorzieningen.
Bouwregels 4.2 Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid; b de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 7 m voor palen en masten; 2 2 m voor erfafscheidingen; 3 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Nadere eisen 4.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Ontheffing van de bouwregels 4.4 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 sub a voor een hoger bebouwingspercentage tot maximaal 80%, mits: a het op basis van verkeerskundig onderzoek benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kan worden; b op basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor onder meer: 1 de verkeersveiligheid; 2 de doorstroming van het verkeer; 3 de bereikbaarheid van naastgelegen percelen; c de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast.
Specifieke gebruiksregels 4.5 Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden zijn geen bedrijfsactiviteiten toegestaan, betreffende a risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen; b inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer; c een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk; 4.6 Detailhandel, mits voortvloeiend uit de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten, is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit.
Ontheffing van de gebruiksregels 4.7 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ontheffing te verlenen voor a het toelaten van een bedrijf in een hogere milieucategorie dan in lid 4.1 genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 4.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; b het toelaten van een bedrijf dat niet is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 4.1 genoemd.
Wijzigingsbevoegdheid 4.8 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij feitelijke en duurzame beëindiging van bedrijfsactiviteiten in categorie 3.2 de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ te wijzigen in de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ of de aanduiding te laten vervallen; 4.9 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij feitelijke en duurzame beëindiging van bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ te laten vervallen.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 5.1 De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a nutsvoorzieningen;
inclusief bijbehorende: b toegangswegen, -paden en verblijfsgebied; c groenvoorzieningen.
Bouwregels 5.2 Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 5 meter; b de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 60 m2; c de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 meter.
Artikel 6 Detailhandel terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 6.1 De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a detailhandel;
en verder: b ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (boven-)woningen;
inclusief bijbehorende: c opslag; d toegangswegen, -paden en verblijfsgebied; e parkeervoorzieningen; f groenvoorzieningen.
Bouwregels 6.2 Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a de gronden mogen voor maximaal 80% worden bebouwd; b de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m; c de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan: 1 7 meter voor palen en masten; 2 2 meter voor erfafscheidingen; 3 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Nadere eisen 6.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Artikel 7 Groen terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 7.1 De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a parken, plantsoenen, bosschages en overige groenvoorzieningen;
inclusief bijbehorende: b speelvoorzieningen; c waterpartijen; d voet- en fietspaden;
en verder voor: e voor bestaande ontsluitingswegen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen; f voor de instandhouding van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van de gronden, voor zover deze gronden gelegen zijn ten noorden van de Groenekanseweg.
Bouwregels 7.2 Op de in lid 7.1, met uitzondering van de in lid 7.1 sub f, bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan: a 7 meter voor palen en masten; b 5 meter voor speelvoorzieningen; c 2 meter voor erfafscheidingen; d 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Aanlegvergunning 7.3 Voor de in lid 7.1 sub f bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b het aanleggen of vergraven van waterlopen; c het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden; d het vellen en/of rooien van bomen en ander opgaand houtgewas.
7.4 Geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 7.3 is vereist voor werken en werkzaamheden die: a het normale onderhoud betreffen; b noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond; c reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden dit plan; d gelet op de in de bestemmingsomschrijving opgenomen bestemmingen voor deze gronden van ondergeschikte betekenis moeten worden beschouwd.
7.5 Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 7.3 wordt slechts verleend, indien aan landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van de gronden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.
Artikel 8 Horeca terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 8.1 De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a horeca-1;
en verder: b ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (boven-)woningen;
inclusief bijbehorende: c toegangswegen, -paden en verblijfsgebied; d parkeervoorzieningen; e groenvoorzieningen.
Bouwregels 8.2 Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a de gronden mogen worden bebouwd voor maximaal 50%; b de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m; c de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte; d de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 7 meter voor palen en masten; 2 2 meter voor erfafscheidingen; 3 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Nadere eisen 8.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Artikel 9 Kantoor terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 9.1 De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a kantoren;
inclusief bijbehorende: b toegangswegen, -paden en verblijfsgebied; c parkeervoorzieningen; d groenvoorzieningen.
Bouwregels 9.2 Op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid; b de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 7 meter voor palen en masten; 2 2 meter voor erfafscheidingen; 3 3 meter voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Nadere eisen 9.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Artikel 10 Maatschappelijk - 1 terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 10.1 De voor ‘Maatschappelijk - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a het uitoefenen van activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening;
met dien verstande dat: b ter plaatse van de aanduiding ‘jeugdopvang’ slechts een peuterspeelzaal, voor- en naschoolse opvang en kinderdagopvang zijn toegestaan;
inclusief bijbehorende: c toegangswegen, -paden en verblijfsgebied; d parkeervoorzieningen; e groenvoorzieningen.
Bouwregels 10.2 Op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid; b ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid; c de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 7 meter voor palen en masten; 2 2 meter voor erfafscheidingen; 3 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Nadere eisen 10.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Ontheffing van de bouwregels 10.4 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.2 sub a voor een hoger bebouwingspercentage tot maximaal 75%, mits: a er een aantoonbare maatschappelijke noodzaak bestaat; b het op basis van verkeerskundig onderzoek benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kan worden; c op basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor onder meer: 1 de verkeersveiligheid; 2 de doorstroming van het verkeer; 3 de bereikbaarheid van naastgelegen percelen; d de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast.
Wijzigingsbevoegdheid 10.5 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen door de aanduiding ‘jeugdopvang’ te laten vervallen, indien de in lid 10.1 sub b genoemde functies feitelijk en duurzaam zijn beëindigd.
Artikel 11 Maatschappelijk - 3 terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 11.1 De voor ‘Maatschappelijk - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a religieuze voorzieningen;
inclusief bijbehorende: b toegangswegen, -paden en verblijfsgebied; c parkeervoorzieningen; d groenvoorzieningen.
Bouwregels 11.2 Op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid; b ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid; c ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid; d de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 7 m voor palen en masten; 2 2 m voor erfafscheidingen; 3 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Nadere eisen 11.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Ontheffing van de bouwregels 11.4 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.2 sub a voor een hoger bebouwingspercentage tot maximaal 75%, mits: a er een aantoonbare maatschappelijke noodzaak bestaat; b het op basis van verkeerskundig onderzoek benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kan worden; c op basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor onder meer: 1 de verkeersveiligheid; 2 de doorstroming van het verkeer; 3 de bereikbaarheid van naastgelegen percelen; d de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast.
Artikel 12 Sport terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 12.1 De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a sportactiviteiten;
en verder:
b
ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor bestaande (bedrijfs-)
inclusief bijbehorende: c toegangswegen, -paden en verblijfsgebied; d parkeervoorzieningen; e groenvoorzieningen.
Bouwregels 12.2 Op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden, mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid; b de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 7 m voor palen en masten; 2 2 m voor erfafscheidingen; 3 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Nadere eisen 12.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Artikel 13 Verkeer terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 13.1 De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a stroomwegen; b gebiedsontsluitingswegen;
inclusief bijbehorende: c langzaam-verkeersvoorzieningen; d parkeervoorzieningen; e groenvoorzieningen, bermen en waterlopen.
Bouwregels 13.2 Op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan: a 10 m voor palen en masten; b 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 14 Verkeer - Railverkeer terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 14.1 De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a (voorzieningen voor) railverkeer;
inclusief bijbehorende: b geluidsbeperkende voorzieningen; c groenvoorzieningen, bermen en waterlopen.
Bouwregels 14.2 Op of in de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 15.1 De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a erftoegangswegen; b voet- en fietspaden; c parkeerterreinen; d groen- en speelvoorzieningen; e voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
Bouwregels 15.2 Op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan: a 7 meter voor palen en masten; b 5 meter voor speelvoorzieningen; c 2 meter voor erfafscheidingen; d 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 16 Water terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 16.1 De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a waterpartijen en waterlopen, inclusief taluds en bermen; b waterberging; c waterhuishoudkundige werken; d bruggen en duikers.
en verder: e ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - karakteristiek element’ ook voor de instandhouding van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van deze gronden.
Bouwregels 16.2 Op of in de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, met dien verstande dat op of in de in lid 16.1 sub e bedoelde gronden slechts de bestaande bouwwerken zijn toegestaan. 16.3 De breedte van bruggen mag niet meer bedragen dan 6 meter.
Aanlegvergunning 16.4 Voor de in lid 16.1 sub e bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a het aanleggen of vergraven van waterlopen; b het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden.
16.5 Geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 16.4 is vereist voor werken en werkzaamheden die: a het normale onderhoud betreffen; b noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond; c reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden dit plan; d gelet op de in de bestemmingsomschrijving opgenomen bestemmingen voor deze gronden van ondergeschikte betekenis moeten worden beschouwd.
16.6 Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 16.4 wordt slechts verleend, indien aan landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van de gronden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.
Artikel 17 Wonen terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 17.1 De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a het wonen in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en gestapelde woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
en verder: b ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’ voor de opslag van goederen; c ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’ voor kantoren; d ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf’ voor een schildersbedrijf; e ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - kappersbedrijf’ voor een kappersbedrijf; f ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - cateringbedrijf’ voor een cateringbedrijf; g ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf’ voor een timmerbedrijf; h ter plaatse van de aanduiding ‘zorginstelling’ voor een (para)medische praktijkruimte;
inclusief bijbehorende: i tuinen en erven; j groenvoorzieningen; k parkeergelegenheid (op eigen terrein).
Bouwregels 17.2 Op of in de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
Hoofdgebouwen a per bestemmingsvlak mogen niet meer hoofdgebouwen/woningen worden gerealiseerd dan ten tijde van de ter-inzage-legging van dit plan bestaan; b de goothoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogste goothoogte, waarbij dakkapellen buiten beschouwing blijven; c de bouwhoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de hoogst toegestane goothoogte; d de voorgevels van de hoofdgebouwen/woningen dienen evenwijdig aan en in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd; e de diepte en breedte van een hoofdgebouw/woning mogen niet meer bedragen dan de bestaande diepte en breedte;
Uitzondering voor bouwmogelijkheid Veldlaan 39 f in afwijking van het bepaalde in lid 17.2 sub a tot en met e gelden ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ de volgende regels: 1 er zijn maximaal vier vrijstaande of halfvrijstaande woningen toegestaan; 2 de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m; 3 de bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m; 4 de diepte en breedte van de woningen mag per woning niet meer bedragen dan respectievelijk 12 m en 6 m; 5 de afstand van de voorgevel tot de voorste bouwperceelgrens dient 4 m te bedragen; 6 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m; 7 per woning dienen ten minste 2 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd te worden;
Uitzondering voor bouwmogelijkheid Veldlaan 1 (Villa Uilestein) g in afwijking van het bepaalde in lid 17.2 sub a tot en met e gelden ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ de volgende regels: 1 er zijn maximaal zes gestapelde woningen toegestaan; 2 het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 3 de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m; 4 de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 m;
Uitbreidingen aan de voorgevel h ondergeschikte uitbreidingen aan de voorgevel met aan- en uitbouwen op de begane grond van een hoofdgebouw/woning, zoals erkers en toegangen, zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels: 1 de voorgevelrooilijn mag met niet meer dan 1 meter worden overschreden; 2 de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning – in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft – eveneens een aan- of uitbouw aanwezig is; 3 de bouwhoogte van de aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
Uitbreidingen aan de achtergevel i uitbreiding van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke achtergevel met aan- en uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels: 1 de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 8 m bedraagt; 2 de diepte van de aan- uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 5 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 20 m bedraagt en de diepte van het hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m; 3 de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 8 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 30 m bedraagt en de diepte van het hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m; 4 de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 10 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 40 m bedraagt en de diepte van het hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m; 5 de diepte van de aan- en uitbouw van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 15 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 50 m bedraagt en de diepte van het hoofdgebouw inclusief uitbouw niet meer bedraagt dan 30 m; 6 de breedte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de breedte van de oorspronkelijke achtergevel; 7 de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; 8 de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;
Uitbreidingen aan de zijgevel j uitbreiding van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke zijgevel met aan- en uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels: 1 de afstand van de aan- en uitbouw tot de voorgevelrooilijn mag niet minder dan 4 m bedragen; 2 de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen; 3 de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de diepte van de oorspronkelijke zijgevel; 4 de goothoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; 5 de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;
Aaneenbouwen uitbreiding achter- en zijgevel (hoekjesregel) k bebouwen van de hoek gelegen tussen de mogelijkheden voor uitbreiding aan de achter- en de zijgevel is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels: 1 de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen; 2 de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de maximaal toegestane diepte van de mogelijkheid voor uitbreiding aan de achtergevel; 3 de goothoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; 4 de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;
Bijgebouwen l op een afstand van ten minste 4 m achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 15% van een bouwperceel met bijgebouwen worden bebouwd, een en ander: 1 met een maximum van 24 m² bij bouwpercelen kleiner dan 200 m²; 2 met een maximum van 36 m² bij bouwpercelen groter dan 200 m² maar kleiner dan 300 m²; en 3 met een maximum van 50 m² bij bouwpercelen groter dan 300 m²; m de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 m; n de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde o voor de voorgevelrooilijn zijn slechts erfafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m; p achter de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan: 1 7 m voor palen en masten; 2 2 m voor erfafscheidingen; 3 3 m voor overige bouwwerken; geen gebouwen zijnde;
Dakterrassen q dakterrassen op aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels: 1 de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning – in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft – eveneens een dakterras aanwezig is; 2 indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) 3 meter of minder bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 2 meter; 3 indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) meer dan 3 meter bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 3 meter; 4 de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een dakterras mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
Onderkeldering r onderkeldering van bebouwing is uitsluitend toegestaan tot maximaal de grondoppervlakte van de bebouwing die op basis van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan; s onderkeldering van bebouwing mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen;
Bestaande afwijkingen t bestaande hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en dakterrassen, waarvan de situering, de afmeting, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald, zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd, maar niet vergroot.
Nadere eisen 17.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Ontheffing van de bouwregels 17.4 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in: a lid 17.2 sub d voor een ander beloop van voorgevelrooilijnen, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de voorgevelrooilijnen de bebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast; b lid 17.2 sub l en sub j onder 1 voor de situering van bijgebouwen en aan- en uitbouwen op een kleinere afstand ten opzichte van de voorgevelrooilijn, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast.
Specifieke gebruiksregels 17.5 In een woning of een aan- of uitbouw is een aan huis verbonden beroep alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden: a de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt; b de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze regels deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend; c de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving; d de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen; e de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Artikel 18 Wonen - Uit te werken - 1 terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 18.1 De voor ‘Wonen - Uit te werken - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a het wonen in de vorm van vrijstaande woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
inclusief bijbehorende: b tuinen en erven; c groenvoorzieningen; d parkeergelegenheid (op eigen terrein).
Uitwerkingsregels 18.2 Burgemeester en wethouders dienen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening het plan uit te werken, met inachtneming van de volgende regels: a het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 2; b de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m; c de bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m; d de diepte en breedte van de woningen mag per woning niet meer bedragen dan respectievelijk 12 m en 12 m; e de afstand van de voorgevel tot de voorste bouwperceelgrens dient 7 m te bedragen; f de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 m; g uit nader akoestisch onderzoek dient te blijken dat ter plaatse van de woningen voldaan wordt aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.
Bouwregels 18.3 Op of in de in lid 18.1 bedoelde gronden is bebouwing niet toegestaan, tot het moment dat het plan voor de betreffende gronden is uitgewerkt in de zin van artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening en het desbetreffende uitwerkingsplan in werking is getreden.
Artikel 19 Wonen - Uit te werken - 2 terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 19.1 De voor ‘Wonen - Uit te werken - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a het wonen in de vorm van vrijstaande woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
inclusief bijbehorende: b tuinen en erven; c groenvoorzieningen; d parkeergelegenheid (op eigen terrein).
Uitwerkingsregels 19.2 Burgemeester en wethouders dienen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening het plan uit te werken, met inachtneming van de volgende regels: a het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1; b de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 6 m; c de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 10 m; d de diepte en breedte van de woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 12 m en 6 m; e de afstand van de voorgevel tot de voorste bouwperceelgrens dient 6 m te bedragen; f de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m; g uit nader akoestisch onderzoek dient te blijken dat ter plaatse van de woningen voldaan wordt aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.
Bouwregels 19.3 Op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden is bebouwing niet toegestaan, tot het moment dat het plan voor de betreffende gronden is uitgewerkt in de zin van artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening en het desbetreffende uitwerkingsplan in werking is getreden.
Artikel 20 Wonen - Uit te werken - 3 terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 20.1 De voor ‘Wonen - Uit te werken - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a het wonen in de vorm van halfvrijstaande of aaneengebouwde woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
inclusief bijbehorende: b tuinen en erven; c groenvoorzieningen; d parkeergelegenheid (op eigen terrein).
Uitwerkingsregels 20.2 Burgemeester en wethouders dienen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening het plan uit te werken, met inachtneming van de volgende regels: a het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 4; b de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m; c de bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m; d de diepte en breedte van de woningen mag per woning niet meer bedragen dan respectievelijk 12 m en 6 m; e de afstand van de voorgevel tot de voorste bouwperceelgrens dient 6 m te bedragen; f de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m; g uit nader akoestisch onderzoek dient te blijken dat ter plaatse van de woningen voldaan wordt aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.
Bouwregels 20.3 Op of in de in lid 20.1 bedoelde gronden is bebouwing niet toegestaan, tot het moment dat het plan voor de betreffende gronden is uitgewerkt in de zin van artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening en het desbetreffende uitwerkingsplan in werking is getreden.
Artikel 21 Wonen - Uit te werken - 4 terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 21.1 De voor ‘Wonen - Uit te werken - 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a het wonen in de vorm van gestapelde woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
inclusief bijbehorende: b tuinen en erven; c groenvoorzieningen; d parkeergelegenheid (op eigen terrein).
Uitwerkingsregels 21.2 Burgemeester en wethouders dienen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening het plan uit te werken, met inachtneming van de volgende regels: a het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 8; b de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 8,5 m; c de afstand van de voorgevel tot de voorste bouwperceelgrens dient 3 m te bedragen; d de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m; e uit nader akoestisch onderzoek dient te blijken dat ter plaatse van de woningen voldaan wordt aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.
Bouwregels 21.3 Op of in de in lid 20.1 bedoelde gronden is bebouwing niet toegestaan, tot het moment dat het plan voor de betreffende gronden is uitgewerkt in de zin van artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening en het desbetreffende uitwerkingsplan in werking is getreden.
Artikel 22 Leiding - Riool terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 22.1 De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van een rioolpersleiding.
Bouwregels 22.2 Op of in de in lid 22.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming zijn toegestaan, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m. b in afwijking van het bepaalde in sub a zijn bestaande bouwwerken wel toegestaan.
Ontheffing van de bouwregels 22.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 22.2 ten behoeve van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van het doelmatig functioneren van de rioolpersleiding. 22.4 Alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders de leidingbeheerder om advies.
Aanlegvergunning 22.5 Het is verboden op of in de in lid 22.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a het ophogen van de bodem; b het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; d het verlagen of verhogen van het waterpeil; e het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; f het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen. 22.6 Het in lid 22.5 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die: a het normale onderhoud betreffen; b noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer; c reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 22.7 De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 22.5 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting van het doelmatig functioneren van de rioolpersleiding oplevert. 22.8 Alvorens de aanlegvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders de leidingbeheerder om advies.
Artikel 23 Waterstaat terug naar inhoudsopgave Bestemmingsomschrijving 23.1 De voor ‘Waterstaat’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer en instandhouding van de waterkering en het doelmatig functioneren van de waterhuishouding.
Bouwregels 23.2 Op of in de in lid 23.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
Ontheffing van de bouwregels 23.3 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, overeenkomstig de daarvoor geldende bouwregels, gehoord de beheerder van de waterkering en waterhuishoudkundige voorzieningen en mits de belangen van de waterhuishouding daardoor niet in onevenredige mate worden of kunnen worden geschaad.
Aanlegvergunning 23.4 Het is verboden op of in de in lid 23.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a het ophogen van de bodem; b het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; d het verlagen of verhogen van het waterpeil; e het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; f het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen. 23.5 Het in lid 23.4 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die: a het normale onderhoud betreffen; b noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer; c reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 23.6 De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 23.4 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden zich verenigen met de in lid 23.1 genoemde bestemming van de gronden. 23.7 Alvorens de aanlegvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders de leidingbeheerder om advies.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels terug naar inhoudsopgave Artikel 24 Anti-dubbeltelregel terug naar inhoudsopgave Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene gebruiksregels terug naar inhoudsopgave 25.1 Als een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan: a het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen; b het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte.
Artikel 26 Algemene aanduidingsregels terug naar inhoudsopgave Grondwaterbeschermingsgebied 26.1 Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater. Ter plaatse is ook de Provinciale Milieuverordening van toepassing.
Aanlegvergunning 26.2 Onverminderd het bepaalde in de Provinciale Milieuverordening is het verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a werken, daaronder begrepen leidingen en installaties tot stand te brengen met tot doel door middel daarvan het vervoeren door en/of het opslaan of storten van schadelijke stoffen op de bodem mogelijk te maken; b kadavers op of in de bodem te brengen of te hebben, onverminderd het bepaalde in de Destructiewet; c natuurlijke meststoffen of kunstmeststoffen, anders dan ten behoeve van de normale bodemstructuur, op te slaan; d slib, afkomstig van rioolwaterzuiveringsinstallaties of rioolstelsels, al dan niet vermengd met andere stoffen, te verspreiden; e grond te roeren dieper dan 2,5 meter onder het maaiveld.
26.3 Geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 26.2 is vereist voor werken en werkzaamheden die: a het normale onderhoud betreffen; b noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond; c reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden dit plan; d gelet op het bepaalde in artikel 26.1 voor deze gronden van ondergeschikte betekenis moeten worden beschouwd.
26.4 Burgemeester en wethouders verlenen een vergunning als door de in lid 26.2 genoemde werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan de kwaliteit van het grondwater niet in gevaar komt.
Artikel 27 Algemene ontheffingsregels terug naar inhoudsopgave 27.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, tenzij op grond van overige regels in dit bestemmingsplan ter zake reeds ontheffing kan worden verleend, ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan, indien het betreft: a het bouwen van een gebouw ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer, of het waterbeheer, mits de inhoud van het gebouw niet meer bedraagt dan 50 m3 en de hoogte niet meer dan 3,50 meter; b het overschrijden van de regels inzake goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%; c het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%; d het overschrijden van de in lid 2.2 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden; e overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 m; f geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze regels inzake de afmetingen van woningen, evenals de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen ontheffing van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel; g het creëren van huisvestingsmogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, met inachtname van de volgende regels: 1 mantelzorg mag, behalve in de vorm van inwoning, alleen plaatsvinden binnen een onzelfstandige woonruimte, zijnde binnen een aan- of uitbouw of bijgebouw; 2 de afstand tussen het hoofdgebouw en een bijgebouw mag maximaal 6 m bedragen; 3 de gebouwen waarin mantelzorg plaatsvindt, dienen te voldoen aan de bouwtechnische eisen voor woningen, tenzij sprake is van plaatsing van een zogenaamde ‘portocabin’ of stacaravan; 4 de oppervlakte voor mantelzorg mag maximaal 200 m² bedragen; 5 er dient een indicatie Wmo door of vanwege de gemeente De Bilt te zijn afgegeven; 6 er moet volledig op eigen terrein worden geparkeerd; 7 de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen mogen niet in onevenredige mate worden beperkt; 8 aan de ontheffing kan een termijn worden verbonden, waarbinnen van de ontheffing gebruik moet worden gemaakt; 9 een ontheffing inzake huisvesting ten behoeve van mantelzorg vervalt indien de mantelzorgsituatie ter plaatse eindigt; h het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden: 1 de hoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 meter; 2 de hoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter; 3 plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is; 4 plaatsing op woongebouwen en/of een gemeentelijk monument is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is.
Artikel 28 Algemene wijzigingsregels terug naar inhoudsopgave 28.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd: a de in dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen; b tot het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht.
Artikel 29 Algemene procedureregels terug naar inhoudsopgave Een beslissing omtrent het verlenen van een ontheffing of het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken na publicatie van het voornemen tot het verlenen van ontheffing of het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld mondeling of bij voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen ontheffing of nadere eis bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 30 Overige regels terug naar inhoudsopgave
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels terug naar inhoudsopgave Artikel 31 Overgangsrecht terug naar inhoudsopgave Overgangsrecht bouwwerken 31.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 31.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 31.3 Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Overgangsrecht gebruik 31.4 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 31.5 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het vierde lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 31.6 Indien het gebruik, bedoeld in het vierde lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 31.7 Het vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 32 Slotregel terug naar inhoudsopgave Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan Groenekan 2009’.
|