21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘zorgwoning’, een zorgwoning;
d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' voor parkeren, met dien verstande dat de parkeergarage aan de Turfstraat tevens bestemd is voor sociaal-medische voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie met een maximaal bruto vloeroppervlak van 250 m²;
e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoor - 1', voor kantoren, uitsluitend op de begane grond,
met de daarbij behorende:
f. tuinen, erven en parkeervoorzieningen;
g. wegen en paden;
h. waterhuishoudkundige doeleinden;
i. bouwwerken.
Onder de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
- het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep en de aan-huis-verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, tot een maximum van 50 m²;
- ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep en de aan-huis-verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
- de aan-huis-verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken aan-huis-verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
21.2 Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. hoofdgebouwen in de vorm van woningen en aan- en uitbouwen;
2. bijgebouwen en overkappingen;
3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
b. Voor het bouwen gelden de volgende regels:
1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken;
2. kelders zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de diepte ten hoogste 4 m mag bedragen gemeten vanaf het peil; in uitzondering hierop is ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' ondergrondse bebouwing toegestaan buiten het vlak van de bovengrondse bebouwing tot een diepte van 4 m;
3. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan op het bij het hoofdgebouw behorende bouwperceel, op minimaal 3 m achter de voorgevel of het verlengde hiervan en op, of op minimaal 1 m uit, de zijdelingse en achterste bouwperceelgrens;
4. in afwijking van het bepaalde onder 3 zijn aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een zijerf, dat is gekeerd naar de openbare weg of openbaar groen niet toegestaan;
5. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
6. in afwijking van het bepaalde onder 5 mag, indien de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 1.000 m², de gezamenlijke oppervlakte van aan en -uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw maximaal 60 m² bedragen;
7. in afwijking van het bepaalde onder 3 zijn erkers, entrees of tochtportalen op de begane grondlaag toegestaan voor de voorgevel met een maximale diepte van 1,5 m en op minimaal 1 m uit de voorste bouwperceelgrens, en met dien verstande dat de breedte minder bedraagt dan 50% van de gevel waaraan wordt aangebouwd;
8. de goot- en bouwhoogten van gebouwen en overkappingen mogen ten hoogste bedragen:
Bouwwerk |
Goothoogte |
Bouwhoogte |
hoofdgebouwen |
zoals aangegeven op verbeelding |
zoals aangegeven op verbeelding |
aan- en uitbouwen |
de hoogte van de eerste bouwlaag (begane grond) |
5 m |
bijgebouwen en overkappingen |
3 m |
5 m |
9. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
Bouwwerk |
Bouwhoogte |
erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied |
1 m |
erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn |
2 m |
erf- en terreinafscheidingen elders |
2 m |
vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast |
15 m |
vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie |
5 m |
antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes |
5 m |
schotelantennes (niet aan voorgevel) |
3 m |
tuinmeubilair |
2 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
3 m |
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
- daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
- de goothoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
- geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 21.2 onder b.5 en b.6 ten aanzien van het ten hoogste te bebouwen gedeelte van de gronden.
21.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a. lid 21.2 onder b.1 voor het overschrijden van het bouwvlak ten behoeve van het bouwen van hoofdgebouwen met een maximale diepte van 12 m gerekend vanaf de voorgevel, mits de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste bouwperceelgrens minimaal 10 bedraagt;
b. lid 21.2 onder b.2 voor het overschrijden van het bouwvlak ten behoeve van het bouwen van kelders;
c. lid 21.2 onder b.2 voor het bouwen van kelders uitsluitend ten behoeve van parkeren waarvan de maximale diepte gemeten vanaf peil niet meer dan 7 m mag bedragen;
d. lid 21.2 onder b.3, ten behoeve van het bouwen van een aan-, uitbouw, bijgebouw of overkapping tot minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel;
e. lid 21.2 onder b.7, ten behoeve van het bouwen van een erker, entree of tochtportaal voor de voorgevel met een maximale diepte van 2,0 m, met dien verstande dat de breedte minder bedraagt dan 50% van de gevel en de afstand tot de voorste bouwperceelgrens minimaal 1 m bedraagt.
21.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a. lid 21.1 onder b ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteit met dien verstande dat:
1. de woonfunctie als overwegende functie op het desbetreffende bouwperceel en/of in de desbetreffende woning niet wordt aangetast;
2. dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast;
3. voor zover de ontheffing betrekking heeft op bijgebouwen, ten minste een grondgebonden berging ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is;
4. de oppervlakte van de gebouwen die gebruikt en/of verbouwd worden voor praktijkruimte, niet meer dan 25% van de totale vloeroppervlakte van de desbetreffende woning bedraagt, met een maximum van 100 m².