4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf – Jachtwerf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. jachthaven,
met daaraan ondergeschikt:
b. de verkoop en verbouw/afbouw van boten;
c. detailhandel, gerelateerd aan het genoemde in sub a;
met de daarbij behorende:
c. voorzieningen gerelateerd aan het genoemde in sub a waaronder in ieder geval een botenberging, onderhoudswerkplaats, kantoor, botenlift, ligplaatsen, mastenkraan, mastenberging, spuitplaats en loswal worden verstaan;
d. bouwwerken;
e. terreinen en erven;
f. wegen en paden.
4.2 Bouwregels
a. Ten aanzien van het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
1. de gebouwen en de botenlift dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
2. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan aangegeven;
3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 15 m;
b. Ten aanzien van het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
2. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 8,5 m;
3. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.
c. Indien de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan afwijkt van het bepaalde in lid 4.2, sub a en b, dan is de bestaande maatvoering maatgevend, mits deze maatvoering op een legale wijze tot stand is gekomen.
4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van het verruimen van het bebouwingspercentage van het bouwvlak tot maximaal 80%, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m;
- de goothoogte niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij uit het beeldkwaliteitsplan blijkt dat een hogere goothoogte toelaatbaar is;
mits:
a. voorafgaand aan de uitvoering van de wijzigingsbevoegdheid onderzoek is verricht in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 met name met betrekking tot de ecologische verbindingzones. De uitvoering van de wijzigingsbevoegdheid kan slechts plaatsvinden indien geen afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden;
b. een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing wordt verkregen door middel van een beeldkwaliteitsplan;
c. de bedrijfsontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de archeologie of dat er mitigerende maatregelen worden genomen om negatieve gevolgen voor archeologie te voorkomen;
d. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een watertoets wordt uitgevoerd;
e. er geen verkeerstechnische problemen ontstaan;
f. de economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd door middel van een exploitatieplan of –overeenkomst.