5.2 Milieuaspecten
5.2.1 Bodem
De bodem is van belang voor de mens. Landbouw, wonen, infrastructuur, natuur en recreatie zijn mogelijk dankzij de "diensten" die de bodem levert. Ecosystemen staan aan de basis van die diensten. Uitstoot van schadelijke stoffen en een niet duurzaam bodemgebruik hebben invloed op de kwaliteit van de bodem. Ook de mens kan daardoor risico’s lopen.
Het doel van de provincie is dat in 2030 geen Gelderse inwoners meer in hun woonomgeving worden blootgesteld aan ernstige bodemverontreinigingen. Dit is conform het landelijke bodemsaneringsbeleid. De provincie geeft voorrang aan het schoonmaken van locaties in woongebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Gedeputeerde Staten van de provincie zullen alleen in uitzonderlijke gevallen de sanering zelf ter hand nemen. Zij willen hun budget in de toekomst vooral inzetten voor financiële bijdragen aan derden om zo de bodemsanering een impuls te geven. Het is de bedoeling dat de markt een groot deel van de saneringen financiert, op momenten dat er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden op de locaties.
De gemeenten in Gelderland hebben samen met de provincie alle verdachte locaties in Gelderland in beeld gebracht. Daarnaast kunnen er bij de gemeenten nog meer of andere locaties bekend zijn dan die bij de provincie bekend zijn. Dat komt doordat de provincie alleen betrokken wordt bij een verontreiniging als uit onderzoek blijkt dat deze verontreiniging (vermoedelijk) ernstig is. Voor niet-ernstige verontreinigingen is de geldende gemeentelijke regelgeving van toepassing. De provinciale inventarisatiekaart bodemverontreiniging - samengesteld op basis van archiefonderzoek naar historisch gebruik van het gebied of uitgevoerde onderzoeken bekend bij de provincie - geeft in het plangebied verdachte en/of (voormalig) verontreinigde locaties weer.
Mogelijk verontreinigde locaties in plangebied, waarbij de gele gebieden mogelijk verontreinigd en blauw waarschijnlijk niet verontreinigd zijn (Kaart historisch bodembestand provincie Gelderland, 2009)
Daar waar de bestaande bebouwing en functies in dit bestemmingsplan worden vastgelegd, is geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek noodzakelijk. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, die binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, is via de bouwverordening in het kader van de bouwvergunningverlening zorggedragen voor een goede bodemkwaliteit. In principe is altijd een bodemonderzoek nodig bij vergunningplichtige bouwwerken die als verblijfsruimte(n) gebruikt gaan worden. Minimaal moet een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd worden. In de regel moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd als de voorgenomen ontwikkeling een nieuwbouw woning betreft of een bedrijf met verblijfsruimte(n) en nieuwbouw, aan- of uitbouw bij bouwwerken die voor 1970 gebouwd zijn.
Van het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden verleend, als bij de gemeente reeds bruikbare historische informatie beschikbaar is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als in een periode van minder dan twee jaar geleden daadwerkelijk een bodemonderzoek is uitgevoerd en sindsdien op het terrein geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Deze vrijstelling geldt alleen voor nieuwbouwwoningen en bedrijven.
Voorgaande geldt niet voor de nieuw te ontwikkelen locaties in onderhavig bestemmingsplan. Voor de locaties waaraan een wijzigingsbevoegdheid is toegekend, moet de haalbaarheid van de ontwikkeling in ieder geval in het op te stellen wijzigingsplan zijn aangetoond.
5.2.1.1 Historisch bodemonderzoek
Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan is door de afdeling Bouwen, Milieu & Monumenten een historisch onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat er in het plangebied verschillende potentiële bodemverontreinigingen voorkomen. Ook zijn delen van het plangebied nog niet onderzocht. Bij planuitwerking zal middels verder bodemonderzoek de omvang van de verschillende verontreinigingen worden vastgesteld en de kwaliteit van de bodem op de nog niet onderzochte delen moeten worden bepaald. De uitkomsten van de bodemonderzoeken worden getoetst aan
het van toepassing zijnde milieukwaliteitprofiel.
Voor meer informatie over het historisch onderzoek wordt verwezen naar de bijlagen.
5.2.2 Geluid
De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor) wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voorkeurgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeurgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor) wegen op een bepaalde afstand van de geluidsgevoelige functie(s).
In het kader van de Wgh is voor het beheersgerichte deel van dit bestemmingsplan geen akoestisch onderzoek noodzakelijk voor onderhavig bestemmingsplan. Binnen dit conserverende deel worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt.
Op aan aantal ontwikkelingslocaties zal woningbouw worden gerealiseerd. In dat geval moet worden aangetoond dat aan de geldende normen wordt voldaan. De nieuwe woningen worden in dit bestemmingsplan via een nader op te stellen wijzigingsplan mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkelingen moet de haalbaarheid ten tijde van het opstellen van het wijzigingsplan bekend zijn.
5.2.2.1 akoestisch onderzoek
De gemeente Tiel heeft in het kader van de voorziene ontwikkelingen een akoestisch onderzoek uit laten voeren. Doel van dit onderzoek is om na te gaan of er akoestische belemmeringen zijn c.q. de beoogde ontwikkelingen binnen de grenswaarden uit de Wet geluidhinder mogelijk zijn. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt zijn:
-
Aanleg van twee nieuwe wegen:
-
Spoorparallel West: tussen de provinciale weg N834 en de Spoorstraat;
-
Spoorparallel Oost: tussen het Hasselmanplein en de Predikbroederweg (via Lingeweide, Het Talud).
-
Wijziging van een aantal wegen en kruisingen:
-
Rotonde N834/Spoorparallel West;
-
Kruising Spoorstraat, Teisterbantlaan, Papesteeg;
-
constructie Hasselmanplein.
-
Realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen (woningen):
-
locatie Lingehoven (tussen Lingeweide/Het Talud en spoorlijn);
-
locatie Spoorstraat (Veilingterrein);
-
locatie Ter Navolging (tussen begraafplaats en spoorlijn);
-
locatie Siependaal/Kennedylaan (oostelijk van R.O.C. Rivierenlandcollege);
-
locatie Kwelkade (terrein Aldi);
-
Uitbreiding/wijziging van geluidsgevoelige bestemmingen:
-
uitbreiding Lingecollege aan de Heiligestraat.
Uit dit onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd. Binnen het plangebied worden wel voorkeursgrenswaarden overschreden, maar nergens de maximale grenswaarden. Welke maatregelen er moeten worden getroffen en of hogere grenswaarden nodig zijn, zal te zijner tijd bij de uitwerking van de plannen (opstellen wijzigingsplan) worden onderzocht.
5.2.3 Bedrijven en milieuzonering
Een doel van de ruimtelijke ordening en het milieubeleid is het handhaven en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. In een bestemmingsplan wordt daarom onder andere ingezet op de milieuzonering van bedrijfsfuncties. Dit betreft het verantwoord vastleggen van de milieuhygiënische situatie in het plangebied. Het gaat erom dat voldoende ruimtelijke scheiding is tussen enerzijds milieubelastende inrichtingen en bedrijven en anderzijds milieugevoelige functies als wonen.
Bij de milieuzonering wordt gebruikt gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde ‘Bedrijven en Milieuzonering’. Een kwalificatie van de bedrijfsfuncties in het plangebied vindt plaats op basis van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in voornoemde VNG-uitgave. Per milieuaspect (geur, stof, geluid, gevaar, lucht-, water- en bodemverontreiniging, verkeersaantrekkende werking en visuele hinder) is in deze brochure voor inrichtingen een afstand genoemd, welke tot de dichtstbijzijnde milieugevoelige bebouwing in beginsel in acht moet worden genomen. Zonering op basis van de VNG-methode gebeurt aan de hand van een categorie-indeling. Bedrijven zijn in categorieën ingedeeld, waarbij de categorie is gekoppeld aan een afstand die aangehouden dient te worden tot gevoelige functies. Bepalend is de afstand van het meest hinderlijke milieuaspect, hetgeen resulteert in de zogenaamde grootste afstand. De grootste afstand is de afstand, die tenminste in acht dient te worden genomen ten opzichte van een rustige woonwijk. Binnen de grootste afstanden dient te worden afgewogen in hoeverre de functies passend zijn ten opzichte van elkaar. Uit specifiek milieuonderzoek in het kader van het milieuvergunningtraject kan blijken dat de grootste afstand voor het betreffende bedrijf kleiner is dan op basis van de VNG-lijst is aangegeven, bijvoorbeeld door de omvang en/of aard van de activiteiten en/of technische vooruitgang.
De indicatieve richtafstanden kunnen op basis van een gebiedskwalificatie, waarbij sprake is van een functiemenging, worden gereduceerd. Dit betreft het zogenaamde gemengde gebied.
5.2.3.1 Situatie plangebied
Voor het plan is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven in en in de omgeving van het plangebied. Op basis van de bedrijfsactiviteiten kunnen de bedrijven overlast veroorzaken voor milieugevoelige functies, zoals wonen. Binnen het plangebied is – in aansluiting op het provinciale beleid – maximaal milieucategorie 2 aanvaardbaar. Voor bedrijven in milieucategorie 1 geldt een grootste afstand van 0 of 10 meter en voor bedrijven in milieucategorie 2 geldt een grootste afstand van 30 meter. De bedrijvigheid en andere functies in het woongebied zijn bestemd, conform de feitelijke situatie.
Daar waar bedrijven in hogere categorieën reeds aanwezig zijn, zijn deze specifiek bestemd door middel van een nadere aanduiding binnen de bestemming Bedrijf.
Voor de bestaande bedrijven en gevoelige functies in het plangebied geldt dat de onderlinge afstanden tussen de bestaande functies niet met dit bestemmingsplan worden gewijzigd. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe mogelijkheden voor bedrijven. De bestaande bedrijven in het plangebied waren op basis van het geldende planologisch regime reeds toegestaan. Deze bedrijven zijn planologisch ingepast in onderhavig bestemmingsplan. Voor deze bestaande bedrijven is de milieuhinder voor gevoelige functies geregeld via de Wet milieubeheer (milieuvergunning of AMvB). Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die de bedrijven beperken in de bestaande bedrijfsvoering. Eventuele ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven zijn, door strakke bestemmingsgrenzen en specifieke aanduidingen, wel aan banden gelegd.
Conclusie
De bestaande bedrijven zijn door middel van een aanduiding op de verbeelding mogelijk gemaakt. De mate van hinder geproduceerd door deze bedrijven is vastgelegd in milieuvergunningen. Het aspect bedrijvigheid vormt hiermee geen belemmering voor de haalbaarheid van het beheersgerichte deel van voorliggend plan.
Ter plaatse van een aantal ontwikkelingslocaties is voorzien in milieugevoelige functies, waaronder de woonfunctie. Deze ontwikkelingslocaties bevinden zich op voldoende afstand van bedrijven met hogere milieucategorieën, die zijn geconcentreerd op het bedrijventerrein Papesteeg. Eventuele lichtere bedrijvigheid in de directe omgeving van deze locaties heeft geen hinder voor de te realiseren gevoelige functies tot gevolg. Bovendien is ter plaatse van de ontwikkelingslocaties veelal een gemengd gebied voorzien met woningen, lichte bedrijvigheid en maatschappelijke voorzieningen. Binnen deze gemengde gebieden kunnen hinderafstanden worden gereduceerd. Nieuwe gevoelige (woon)functies kunnen op basis van onderhavig bestemmingsplan enkel worden gerealiseerd met een wijzigingsplan. Hoewel deze ontwikkelingen op dit moment haalbaar worden geacht, komt de haalbaarheid voor het aspect bedrijvigheid, aan de hand van het concrete initiatief, in het op te stellen wijzigingsplan opnieuw aan bod.
Voor wat betreft het aspect geur wordt verwezen naar de volgende paragraaf.
5.2.4 Geurhinder
Ter plaatse van het perceel Papesteeg 91 is een bedrijf gevestigd, dat een geurcontour over een deel van het plangebied Tiel West tot gevolg heeft. Het betreft het bedrijf Kemira Chemsolutions B.V.. Ten behoeve van de ontwikkeling van het Veilingterrein, waarbij onder andere de geurgevoelige functie wonen is voorzien, is deze geurcontour ter plaatse verkleind. In het geurbeleid is aangegeven dat de geurcontour waarbinnen geen nieuwe geurgevoelige objecten mogen worden gerealiseerd, evenwijdig aan een aantal wegen is gelegd. Dit om de handhaving hierop ter vergemakkelijken. Omdat de Spoorstraat verlegd gaat worden bij de ontwikkeling van het Veilingterrein, is de geurzone in dit bestemmingsplan evenwijdig aan deze nieuwe weg gelegd. Ten behoeve van de ontwikkeling van het Veilingterrein, vooruitlopend op het toekomstig verdwijnen van het geurhinder veroorzakende bedrijf, accepteert de gemeente een grotere geurhinder ter plaatse van het Veilingterrein.
De geurcontour is op de verbeelding behorende bij onderhavig bestemmingsplan opgenomen. Met de bijbehorende regeling is gewaarborgd dat binnen deze geurcontour geen nieuwe geurgevoelige objecten mogen worden gerealiseerd.
Geconcludeerd wordt dat het aspect geur geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.
5.2.5 Luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.
De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die ‘in betekenende mate’ (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit of ‘gevoelige bestemmingen’ binnen onderzoekszones van provinciale- en rijkswegen. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan ‘niet in betekende mate’ (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Voor het consoliderende deel geldt dat in het kader van dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk worden gemaakt, die leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan is hier beheersgericht en leidt hierdoor niet tot een wijziging in de verkeersaantrekkende werking. Bovendien blijkt uit de “Rapportage luchtkwaliteit 2006” van de gemeente Tiel dat er geen overschrijdingen in het plangebied zijn voor wat betreft stikstofdioxide en fijn stof. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Voorgaande geldt niet voor de nieuw te ontwikkelen locaties in onderhavig bestemmingsplan. Voor de locaties waaraan een wijzigingsbevoegdheid is toegekend, moet de haalbaarheid van de ontwikkeling in ieder geval in het op te stellen wijzigingsplan zijn aangetoond.
5.2.5.1 onderzoek
Ten behoeve van het bestemmingsplan Tiel West is onderzocht of aan de normen voor luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer wordt voldaan. Het onderzoek richt zich op de nieuw aan te leggen ontsluitingswegen langs het spoor, de Spoorparallel-West en -Oost en het wegvak Papesteeg- Prinses Beatrixlaan waar de verkeersintensiteit zal gaan toenemen. Het onderzoek beperkt zich tot stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Andere stoffen uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn in dit kader niet relevant.
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat aan de luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer wordt voldaan. Er zijn derhalve geen belemmeringen voor het bestemmingsplan op het punt van luchtkwaliteit.
Voor meer informatie wordt verwezen naar de bijlagen.
5.2.6 Externe veiligheid
5.2.6.1 Algemeen
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, LPG-vulpunt) en de mobiele bronnen (transport van gevaarlijke stoffen).
Binnen het plangebied bevinden zich geen stationaire bronnen. Wel liggen er grenzend aan het plangebied stationaire bronnen die invloed hebben op het plangebied. Met betrekking tot mobiele bronnen is het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Waal relevant voor dit bestemmingsplan. Over de spoorlijn Utrecht-Tiel vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Over enkele wegen vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Dit vervoer is echter zo gering, dat het risico niet relevant is. In de nabijheid van het plangebied bevindt zich geen hogedruk buisleiding.
5.2.6.2 Regelgeving
Stationaire bronnen
Op stationaire bronnen is het Besluit externe veiligheid voor inrichtingen (Bevi) van toepassing. Hierin is bepaald dat relevante ruimtelijke plannen getoetst moeten worden aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. In een nieuwe situatie bedraagt de norm voor kwetsbare objecten (zoals woningen), de kans van 1 op 1 miljoen. Dit wordt aangegeven met een zogenaamde 10-6 contour. Nieuwe kwetsbare objecten zijn binnen deze contour niet toegestaan. Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals bedrijven waarin weinig personen aanwezig zijn) geldt de 10-6 contour als richtwaarde.
Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met een groep dodelijke slachtoffers voorkomt. Het gebied waarbinnen het groepsrisico dient te worden beschouwd is het invloedsgebied. Aan het groepsrisico zijn geen normen verbonden. Wel noemt het Bevi een oriënterende waarde, deze dient als ijkpunt. Een toename van het groepsrisico dient verantwoord te worden. Het gaat daarbij uiteindelijk om een bestuurlijke afweging van de risico’s tegen de maatschappelijke baten en kosten van een (risicovolle) activiteit.
Mobiele bronnen
In de ‘circulaire vervoer gevaarlijke stoffen’ zijn normen gesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Door de Rijksoverheid wordt gewerkt aan het opstellen van het zogenaamde ‘basisnet vervoer gevaarlijke stoffen’. Het basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en wegen is vastgesteld. Het basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor moet nog worden vastgesteld. Als alle basisnetten zijn vastgesteld, worden deze opgenomen in regelgeving.
Het basisnet water is op dit moment het vastgestelde beleid. In het kader van dit bestemmingsplan is het volgende uit het basisnet water relevant:
-
de 10-6 contour treedt niet buiten de waterlijn van de Waal;
-
de grens van het plasbrandaandachtsgebied ligt op 25 meter van de waterlijn;
-
onder een bevolkingsdichtheid van 2.250 personen/hectare, bij een enkelzijdige bebouwing, is een berekening van het groepsrisico niet verplicht. Bij deze dichtheid is het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde.
5.2.6.3 Aanwezige risicobronnen
Stationaire risicobronnen
Er zijn geen stationaire risicobronnen in het plangebied aanwezig, maar grenzend aan het plangebied zijn wel drie bedrijven gelegen die onder het Bevi vallen:
-
Kemira Chemsolutions B.V. aan de Papesteeg 91. De plaatsgebonden 10-6 risicocontour en het invloedsgebied van dit bedrijf zijn berekend. De plaatsgebonden risicocontour ligt op korte afstand van het bedrijf. Het invloedsgebied van dit bedrijf is echter groot (een cirkel met een straal van 530 meter rond de bovengrondse ammoniak tank). Deze contour is op de verbeelding van onderhavig bestemmingsplan aangeduid.
-
PPG aan de Papesteeg 95. Dit bedrijf valt onder het Bevi en het Besluit risico’s zware ongevallen maar de risico’s zijn zo klein dat het invloedsgebied niet buiten de inrichtingsgrens ligt.
-
LPG-tankstation aan de Prinses Beatrixlaan 4. In het Bevi is bepaald dat het invloedsgebied begrensd wordt door een cirkel met een straal van 150 meter rond het vulpunt van een LPG tankstation. Het plaatsgebonden risico is afhankelijk van de hoeveelheid LPG die per jaar wordt verkocht. De LPG-doorzet wordt binnen afzienbare tijd vastgelegd op ten hoogste 1.000m3 per jaar. Hiervoor wordt een traject in het kader van de Wet Milieubeheer opgestart. Uitgaande van een LPG-doorzet tot 1000 m3/jaar ligt deze contour op 45 meter vanaf het vulpunt voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast ligt er een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 op 25 meter rond de ondergrondse tank en op 15 meter van de afleverinstallatie. Binnen deze contouren (voorzover gelegen binnen het bestemmingsplangebied) zijn geen (geprojecteerde) (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. De contouren zijn op de verbeelding van onderhavig bestemmingsplan aangeduid. Het vulpunt ligt overigens niet onderhavig plangebied. Het bestemmingsplan biedt dan ook geen mogelijkheden om vulpunten te realiseren.
De verantwoording van het groepsrisico heeft in het kader van het bestemmingsplan voor de Binnenstad reeds plaatsgevonden. Dit bestemmingsplan is inmiddels onherroepelijk.
Mobiele risicobronnen
Aan de rand van het plangebied loopt de Waal. Over de Waal vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.
Uitsnede gemeentelijke signaleringskaart + legenda
5.2.6.4 Ontwikkelingen in relatie tot externe veiligheid
Het bestemmingsplan maakt een aantal ontwikkelingen mogelijk. Ook zijn er in het bestemmingsplan een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In het kader van externe veiligheid zijn de volgende ontwikkelingen relevant.
Veilingterrein.
Voor het Veilingterrein is herontwikkeling aan de orde. De realisatie van woningen, lichte bedrijvigheid en maatschappelijke voorzieningen (waaronder mogelijk een school) wordt via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Een gedeelte van deze ontwikkelingen ligt binnen het invloedsgebied van het bedrijf Kemira Chemsolutions B.V. aan de Papesteeg 91. De ontwikkelingen liggen buiten de persoongebonden risicocontour van 10-6.
De bepalende risicobron bij Kemira is een bovengrondse tank gevuld met ammoniak (een toxische stof). De grootste kans op een incident is tijdens het laden van deze ammoniaktank. Het effect van een dergelijk incident is, door de kleine hoeveelheid ammoniak die dan kan vrijkomen, gering. Het grootste incident dat kan plaatsvinden is het instantaan scheuren van de tank. Hierbij komt de gehele hoeveelheid in de tank aanwezige ammoniak in een korte tijd vrij. Op dit scenario is het invloedsgebied gebaseerd. De kans op dit incident is erg klein.
Uit een recent onderzoek blijkt dat een toename van 100 personen of minder in het invloedsgebied een te verwaarlozen invloed heeft op het groepsrisico. In ‘het beleidskader externe veiligheid gemeente Tiel’ is dan ook vastgelegd dat tussen 338 meter en de grens van het invloedsgebied, 530 meter, volstaan kan worden met een globale verantwoording van het groepsrisico. Binnen 338 meter moet het groepsrisico uitvoeriger verantwoord worden.
Een gedeelte van de voorgenomen ontwikkelingen op het Veilingterrein ligt tussen de 338 meter en de 530 meter van de risicobron. Het bestemmingsplan maakt in dit gebied, met behulp van een wijziging, de vestiging van circa 150 appartementen en/of circa 6.000 m2 bedrijvigheid en maatschappelijke voorzieningen (waaronder ook een school) mogelijk. De verantwoording van het groepsrisico vindt ten tijde van het opstellen van het wijzigingsplan plaats.
Moskee aan de Tielerwaardlaan
In het bestemmingsplan wordt bij recht de mogelijkheid opgenomen tot de realisatie
van een uitbreiding van de moskee El-Hassani aan de Tielerwaardlaan. De moskee krijgt de bestemming ‘maatschappelijk’ mee. De uitbreiding betreft de toevoeging van een perceel met een oppervlakte van 700 m2 waarvan maximaal 300 m2 bebouwd kan worden. Dit betekent dat het aantal mensen dat in de moskee aanwezig kan zijn, toeneemt. De moskee wordt, vanwege het karakter van een ontmoetingsplaats waar gedurende langere perioden per dag mensen aanwezig kunnen zijn, gezien als kwetsbaar object. De bestemming ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6. Daarmee wordt voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico uit het Besluit externe veiligheid voor inrichtingen.
Figuur: plaatsgebonden risicocontour 10-6 (rode contour)
De moskee ligt geheel binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van Kemira en tevens binnen de zone van 338 meter die benoemd is in het Beleidskader externe veiligheid Tiel. Omdat het groepsrisico toeneemt maakt een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico onderdeel uit van dit plan. Hierna wordt het groepsrisico verantwoord.
Verantwoording groepsrisico
1 Toename groepsrisico.
Het huidige pand biedt ruimte aan circa 90 personen die ondermeer tijdens gebedsdiensten en godsdienstonderwijs aanwezig zijn. De moskee wordt meerder malen per jaar ingezet voor godsdienstige evenementen en feesten. Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van de huidige moskee mogelijk. Tijdens gebedsdiensten zijn naar verwachting 200 personen aanwezig. Tijdens evenementen en feesten kan dit oplopen tot circa 300 personen. De hoogte van het groepsrisico is berekend (zie bijlagen). Uit deze berekening volgt dat het groepsrisico toeneemt maar nog juist
onder de oriëntatiewaarde blijft.
2 Mogelijkheid tot zelfredzaamheid.
De in de moskee aanwezige mensen zijn aan te merken als zelfredzaam. Een uitzondering hierop vormen de kinderen die godsdienstonderwijs volgen. Deze kinderen zijn minder zelfredzaam. Het risico dat Kemira vormt bestaat uit het vrijkomen van een giftige ammoniakdamp. Ondanks periodieke controle en veiligheidsmaatregelen kan de ammoniaktank beschadigd raken of een incident zich voordoen bij het lossen van ammoniak. Wanneer hierbij ammoniak vrijkomt is er voor de omgeving weinig tijd om zich in veiligheid te brengen. De meest effectieve strategie voor zelfredzaamheid is om in de moskee te schuilen.
3 Mogelijkheden voor hulpverlening en bestrijding van een ramp.
De Regionale brandweer heeft, naar aanleiding van het voorontwerp bestemmingsplan, advies uitgebracht over de mogelijkheden voor hulpverlening en bestrijding van een ramp (advies VR/BRW/3002/11/HH d.d. 4 januari 2011). In dit advies is gesteld dat het niet mogelijk is een maatscenario bij Kemira volledig te voorkomen. Het gebied is goed toegankelijk voor hulpverlening en rampenbestrijding. Bij een incident is de opkomsttijd beperkt maar het gebruik van chemicaliënpakken vertraagt de inzet tot circa 30 – 60 minuten na alarmering. Bij het optreden van een volledig maatrampscenario is meer medische hulp mogelijk dan regionaal beschikbaar is.
4 Nut en noodzaak.
De uitbreiding is enkele jaren geleden in gang gezet omdat vanuit de Marokkaanse gemeenschap een grote behoefte is geuit aan uitbreiding van de moskee. De planlocatie is een logische plek voor een uitbreiding omdat de huidige moskee al vele jaren naar tevredenheid in gebruik is. Maatschappelijk gezien is de uitbreiding op de huidige plaats dan ook wenselijk. Daarom zijn alternatieve locaties niet verder onderzocht.
5 Optimaliseringmogelijkheden en maatregelen.
Het is niet mogelijk om in het kader van deze ruimtelijke procedure veiligheidsverhogende maatregelen te treffen bij Kemira. In dit bestemmingsplan zijn beperkingen opgenomen die een ongewenste toename van het groepsrisico tegengaan. Zo is het bebouwingspercentage en de bouwhoogte beperkt en de verplichting opgenomen om op het eigen terrein te parkeren. De zelfredzaamheid kan verder worden geoptimaliseerd door de ventilatie van het nieuw te bouwen pand centraal afsluitbaar te maken. Dit leidt, in combinatie met gesloten gevels aan de Kemira-zijde ertoe dat schadelijke stoffen het gebouw niet binnendringen. De brandweer adviseert tevens risicocommunicatie toe te passen en externe risico’s toe te passen in eventueel beschikbare BHV-plannen. De gemeente voert echter geen actieve risicocommunicatie. Evenmin is het mogelijk deze maatregelen vast te leggen in de verbeelding of regels van dit bestemmingsplan. Daarom wordt in overleg met het bestuur van de moskee de hiervoor genoemde optimaliseringsmaatregelen verder uitgewerkt.
6. Conclusie
Het groepsrisico als gevolg van de uitbreiding van de moskee is verantwoord, rekening houdend met de beperkingen die aan dit bestemmingsplan zijn verbonden voor de verdere uitbreiding van het groepsrisico en de wenselijkheid van het uitbreidingsplan dat enkele jaren geleden reeds is ingezet. De beperkingen in de zelfredzaamheid van de moskeebezoekers en beperkingen in de mogelijkheden voor de hulpverlening en bestrijding van een ramp worden zoveel mogelijk ondervangen door bouwkundige en organisatorische maatregelen in overleg met het bestuur van de moskee verder uit te werken..
Woningen aan de Papesteeg
Aan de Papesteeg ligt een aantal woningen die in het verleden niet bestemd zijn tot woningen, omdat er plannen waren voor industrie op deze locatie. In dit bestemmingsplan worden deze woningen bestemd tot, wat ze al sinds jaar en dag zijn, woningen. Deze woningen liggen buiten de 10-6 contour van Kemira. Theoretisch zal door het bestemmen tot woningen het groepsrisico enigszins toenemen. Deze geringe toename is echter beperkt. Aangezien het hier gaat om legalisatie van een gerealiseerde situatie, wordt deze toename verantwoord gevonden.
Maatschappelijke dienstverlening
Binnen het invloedsgebied van Kemira ligt een aantal objecten waaraan nu de bestemming maatschappelijke voorzieningen wordt toegekend. Om te voorkomen dat hier nieuwe zeer kwetsbare objecten zoals kinderdagverblijven en gezondheidszorg met verpleging kunnen worden gerealiseerd, is de realisatie van deze objecten in dit bestemmingsplan ter plekke uitgesloten.
Door de herdefiniëring van de objecten tot bestemming Maatschappelijk zal de mogelijkheid tot vergroting van het groepsrisico niet toenemen. Hierom is verantwoording van het groepsrisico niet aan de orde.
Aldi-locatie
De huidige ‘Aldi locatie’ wordt bestemd tot Detailhandel. In het bestemmingsplan wordt echter ook een wijzigingsbevoegdheid naar wonen opgenomen.
De locatie ligt buiten de 10-6 contour en het plasbrandaandachtsgebied van de Waal. Indien de wijzigingsbevoegdheid tot gevolg heeft dat ter plaatse een dichtheid van meer dan 2.250 personen per hectare wordt gerealiseerd, is verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Een dergelijke dichtheid is naar verwachting echter niet aan de orde.
Junior College
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om ter plekke van het terrein van het Lingecollege een Junior College te realiseren. Ten tijde van het opstellen van het wijzigingsplan zal onder andere met berekeningen van het groepsrisico de haalbaarheid nader worden aangetoond.
5.2.6.5 Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan de normen voor het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico neemt niet significant toe. De mate van zelfredzaamheid, de goede bereikbaarheid voor hulpdiensten in combinatie met de maatregelen die aan de gebouwen getroffen kunnen worden, maken de realisatie van de voorziene ontwikkelingen verantwoord.