Afdrukken

 

3.1 Rijksbeleid

 

3.1.1 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. De wet spreekt van activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde soorten. De wet spreekt niet van ruimtelijke plannen. Op basis van de onderzoeksplicht Wro en de plicht tot het vaststellen van een uitvoerbaar plan dient echter al bij het maken van een bestemmingsplan beoordeeld te worden of er belemmeringen aanwezig zijn voor de realisatie van het plan.

 

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is in veel gevallen een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora-en faunawet van toepassing. Bij de vrijstellingsregeling is de zeldzaamheid van de aangetroffen soort en de ingrijpendheid van de werkzaamheden van belang. Hoe zeldzamer de soort en hoe ingrijpender de activiteit, hoe strikter de regelgeving. De Flora- en fauna wet maakt hiervoor onderscheid in tabel 1, tabel 2 en tabel 3-soorten.

 

Vogels hebben in de Flora- en faunawet een bijzonder status. Alle broedende vogels, hun broedplaatsen en de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Tevens zijn rust- en verblijfplaatsen en de functionele omgeving van een aantal vogelsoorten het hele jaar rond beschermd. Ook zijn er enkele vogelsoorten, die geen direct jaarronde bescherming genieten maar waarbij, door zwaarwegende feiten en ecologische omstandigheden, de nesten wel een jaarronde bescherming krijgen.

 

Ruimtelijke plannen worden, na enkele recente uitspraken van de Raad van State, nu als volgt getoetst:

  • voor tabel 1 soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling;

  • voor tabel 2 soorten geldt een vrijstelling mits er een gedragscode aanwezig is;

  • voor tabel 3 soorten is een ontheffing nodig; echter voor bijlage lV soorten (dit is een onderdeel van tabel 3) kan geen ontheffing meer worden verleend op basis van belang 'ruimtelijke ontwikkeling'.

  • voor vogels kan naast voor belang ‘ruimtelijke ontwikkeling’ ook geen ontheffing meer worden verleend voor belang 'dwingende reden van groot openbaar belang'.

 

De uitspraken hebben geleid tot een nieuwe aanpak van de beoordeling bij ruimtelijke ingrepen. Indien bijlage lV soorten en/of vogels aan de orde zijn, zijn er twee mogelijkheden:

  • Voorkomen van overtreding van de Flora- en faunawet door het treffen van mitigerende maatregelen. Als deze mitigerende maatregelen voldoende zijn, wordt er door LNV een beschikking met daarin de goedkeuring van de maatregelen afgegeven.

  • Indien mitigerende maatregelen niet mogelijk zijn, dient er een ontheffing te worden aangevraagd en volgt er een volledige beoordeling van de ontheffing.

 

3.1.2 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn verwerkt. Bij toetsing aan de Natuurbeschermingswet gaat het om soorten en habitats waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen en instandhoudingdoelstellingen zijn geformuleerd.

  

Het is van belang na te gaan of er een beschermd natuurgebied binnen de invloedsfeer van een plangebied ligt, waardoor er mogelijk sprake is van (significant) negatieve effecten. Indien dit het geval is, dienen de mogelijke effecten van de voorgenomen ingrepen op de instandhoudingdoelstellingen bepaald te worden. Dit kan leiden tot een vergunningplicht op grond van de Natuurbeschermingswet, middels een verstorings- en verslechteringstoets bij negatieve effecten en een passende beoordeling wanneer er significant negatieve effecten verwacht worden.

 

3.1.3 Ecologische Hoofdstructuur

Gebieden kunnen ook onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur. (EHS) Dit kunnen (gedeeltelijk) dezelfde gebieden zijn als de Natura 2000-gebieden, maar het kunnen ook andere gebieden zijn.

 

Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. Het ruimtelijke beleid, vastgelegd in de provinciale streekplannen, is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen de EHS zijn niet toegestaan als deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

 

3.1.4 Verwerking in het bestemmingsplan

In het plangebied zijn geen gebieden aanwezig die behoren tot Natura 2000-gebieden of de EHS. In hoofdstuk 5 heeft een nadere toets van de ontwikkelingslocaties aan de natuurwetgeving plaatsgevonden.

 

Plan: Tiel West
Status: Vastgesteld
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
IDN: NL.IMRO.0281.BP00004-va01