Regels, behorende bij het bestemmingsplan "De Plantage Noordwest" van de gemeente Geldermalsen
Opdrachtgever:
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen
Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v. Barendrecht
28 september 2010
|
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk – onderwijs
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Water
Artikel 7 Wonen - 1
Artikel 8 Wonen - 2
Dubbelbestemmingen
Artikel 9 Leiding – Gas
Artikel 10 Waterstaat – Waterstaatkundige functie
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 11 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
a. Plan
Het bestemmingsplan De Plantage Noordwest van de gemeente Geldermalsen.
b. Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 0236.METplantageno-VSG1.gml.
c. Aanbouw / uitbouw
Een gebouw dat aangebouwd is aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw én dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding is van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw.
d. Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
e. Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
f. Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
g. Bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte som van de oppervlakte van de bebouwing in verhouding tot het grondoppervlak binnen een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel.
h. Beroep aan huis
De uitoefening van een beroep, niet zijnde een vrij beroep, in de woning waarin de beroepsuitoefenaar woont, mits deze uitoefening ondergeschikt is aan de woonfunctie als hoofdfunctie van de woning en het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning grotendeels verliest en mits deze uitoefening geen onevenredige afbreuk doet aan het woonklimaat in de directe omgeving.
i. Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
j. Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
k. Bijgebouw
Een gebouw, behorende bij een woning op hetzelfde bouwperceel al dan niet aan die woning gebonden, zoals een berging, hobbyruimte, dierenverblijf, garagebox of uitbreiding van de woning.
l. Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
m. Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
n. Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
o. Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
p. Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
q. Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
r. Carport
Een aan de ontsluitingszijde geheel open en voor het overige geheel of gedeeltelijk omsloten overdekte ruimte voor de stalling van voertuigen.
s. Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke verbruiker en gebruiker.
t. Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
u. Horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de horecabedrijven zijn in vier categorieën te onderscheiden:
- categorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua
exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een cafetaria, snackbar, afhaalcentrum, automatiek;
- categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de middag- en avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
- categorie 4: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bar-dancings, discotheken, nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie.
v. Hoofdgebouw
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
w. Kantoor
Een gebouw dat door zijn indeling en inrichting geschikt is om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden al dan niet inclusief balieruimte en praktijkruimten.
x. Ontheffing
Een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening.
ij. Peil
Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
z. Straatmeubilair
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloembakken, speeltoestellen, straatverlichting of bewegwijzering; verkooppunten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair.
aa. Voorgevellijn
De denkbeeldige lijn die direct langs de voorgevel van een gebouw en in het verlengde daarvan, over de gehele breedte van het bouwperceel, getrokken kan worden.
bb. Vrij beroep
De uitoefening van een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied in een woning of bijgebouw, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
cc. Woning
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b. De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
c. De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d. De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e. De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
f. Afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
Het dichtst bijgelegen punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. water, waterhuishoudkundige voorzieningen, infiltratie;
c. paden en verhardingen;
d. speelvoorzieningen en voorwerpen van beeldende kunst;
e. nutsvoorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Groen bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m.
Artikel 4 Maatschappelijk - onderwijs
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Maatschappelijk – onderwijs aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. onderwijsvoorzieningen;
b. voorzieningen voor jeugdopvang, waaronder zijn begrepen een peuterspeelzaal, kinderdagopvang en buitenschoolse opvang;
c. speelvoorzieningen;
d. een gymzaal;
e. groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen;
f. waterhuishoudkundige voorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Maatschappelijk – onderwijs bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen worden gebouwd;
b. het bouwvlak mag worden bebouwd tot ten hoogste het op de plankaart aangeduide maximum bebouwingspercentage;
c. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de plankaart aangeduide maximale goot- en/of bouwhoogte;
d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m;
e. in afwijking van het bepaalde onder d. de bouwhoogte van:
klim- en speeltoestellen niet meer mag bedragen dan 4 m
lichtmasten niet meer mag bedragen dan 6 m.
Afwijking van de bouwregels
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 1 voor de bouw van woningen in de vorm van schoolwoningen of appartementen, met dien verstande dat de bouwregels zoals neergelegd in lid 2 onverminderd van kracht blijven.
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen;
b. fiets- en voetpaden;
c. straatmeubilair en overige verkeersvoorzieningen;
d. groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen;
e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f. speelvoorzieningen en voorwerpen van beeldende kunst;
g. nutsvoorzieningen;
h. ten hoogste 1 kiosk met een horecabedrijf in categorie 1 of 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding.
Bouwregels
2. Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en de verkeerstechnische uitrusting van wegen - evenwel met uitzondering van motorbrandstofverkooppunten - worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3,5 m
met uitzondering van de kiosk waarvan de maximale goot- en bouwhoogte 3m / 5m bedragen;
b. de oppervlakte van een gebouw niet meer mag bedragen dan 12 m2
met uitzondering van de kiosk waarvan de oppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 8 m.
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
b. waterberging en infiltratie;
c. waterbeheersing en oeververbindingen;
d. ten hoogste 1 kiosk met een horecabedrijf in categorie 1 of 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding.
e. voorwerpen van beeldende kunst.
Bouwregels
2. Op de voor Water bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de keur van het waterschap uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van een kiosk, waaronder in elk geval gemalen, aanlegsteigers, duikers en bruggen zijn begrepen tot een maximale bouwhoogte van 2 m.
Steigers mogen een lengte respectievelijk breedte hebben van ten hoogste 6 m / 1 m.
De maximale goot- en bouwhoogte van de kiosk bedragen 3 m / 5 m.
De maximale vloeroppervlakte van de kiosk bedraagt 50 m2.
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. de uitoefening van vrije beroepen met inachtneming van het bepaalde in lid 10 van dit artikel;
c. beroep aan huis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘beroep aan huis’;
d. parkeren, ontsluitingswegen en verkeersruimte, uitsluitend ter plaatse van en 5 m ter weerszijden van de aanduiding “verkeer”;
e. tuinen en erven;
f. waterhuishoudkundige voorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Wonen - 1 aangewezen gronden mogen uitsluitend woningen met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
b. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de plankaart aangeduide maximale goot- en/of bouwhoogte; ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – hoekaccent–1’ geldt een afwijkende maximale bouwhoogte van 16 m;
c. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met een kap met een dakhelling van tenminste 40˚ en ten hoogste 80˚;
d. de breedte van de gezamenlijke dakkapellen op het dakvlak van de voorgevel van een gebouw bedraagt ten hoogste 50% van de breedte van dat dakvlak;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ niet gebouwd mag worden tot een bouwhoogte van minimaal 3 m.
3. Voor bijgebouwen, waaronder in elk geval aanbouwen, uitbouwen en uitbreidingen van de woning en overkappingen (hierna erfbebouwing) zijn begrepen, gelden de volgende regels:
a. aanbouwen en uitbouwen van de woning mogen niet voor de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd met uitzondering van een uitbouw met een diepte van maximaal 1,5 m en een resterende diepte van de voortuin van tenminste 2 m;
b. bijgebouwen bij vrijstaande en geschakelde woningen mogen niet minder dan 11 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
c. bijgebouwen bij rijenwoningen en twee-onder-een-kap woningen mogen niet minder dan 6 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
d. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met een kap;
e. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning bedraagt ten hoogste 3,2 m / 6 m;
f. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m / 5 m;
g. het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning per woning bedraagt ten hoogste:
1. 50 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m2;
2. 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 250 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2;
3. 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1000 m2;
4. 140 m2 voor bouwpercelen groter dan 1000 m2;
met dien verstande dat het totale bouwperceel bebouwd mag worden tot ten hoogste 50 %.
4. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m
met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.
5. Binnen de verbeelde ‘geluidzone - spoor’ en ‘geluidzone – weg’ mogen geen woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder;
Nadere eisen
6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, afmetingen, dakbeëindiging en kapvorm van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
a. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied;
b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Afwijking van de gebruiks- en bouwregels
7. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van:
a. van het bepaalde in lid 2 sub b., uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – ontheffingsgebied’ voor een goothoogte tot 6 m;
b. van het bepaalde in lid 2 sub c. voor het plat afdekken van gestapelde woningen dan wel voor een kleinere of grotere dakhelling;
c. het bepaalde in lid 2 sub d. detailhandel voor een buurtsupermarkt met een maximale vloeroppervlakte van 500 m2;
d. het bepaalde in lid 3 sub a. bij woningen op een hoekperceel voor de bouw van een uitbouw voor de voorgevel of het verlengde daarvan met een grotere omvang;
e. het bepaalde in lid 3 sub b. voor het bouwen van bijgebouwen tot niet minder dan 6 m achter de voorgevellijn;
f. het bepaalde in lid 3 sub c. voor het bouwen van bijgebouwen tot niet minder dan 3 m achter de voorgevellijn;
g. van het bepaalde in lid 3 sub d. voor het plat afdekken.
Specifieke gebruiksregel
9. Vrije beroepsuitoefening en beroepsuitoefening aan huis is toegestaan, mits die ondergeschikt is aan de functie wonen. Hiertoe mag niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte met een maximum van 50 m2 van de woning en/of het bijgebouw worden gebruikt. Reclame-uitingen zijn niet toegestaan. Naamsaanduidingen tot een maximum van in totaal 0,5 m2 zijn wel toegestaan. Vanwege de beroepsuitoefening mag geen verkeersoverlast ontstaan. Parkeren ten dienste van de beroepsuitoefening dient op eigen terrein plaats te vinden. De woning dient als zodanig herkenbaar te blijven aan raam- en deurindeling, die voor het betreffende type woning gebruikelijk is. De beroepsuitoefening mag niet leiden tot een onevenredige afbreuk van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing en van het woon- en leefmilieu. Verkoop van goederen ter plaatse is toegestaan in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt of bewerkt, en mits dit een ondergeschikt deel van de bedrijfsvoering is.
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. de uitoefening van vrije beroepen met inachtneming van het bepaalde in lid 10 van dit artikel;
c. beroep aan huis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘beroep aan huis’;
d. detailhandel, peuterspeelzaal, gezondheidscentrum, buurthuis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’;
e. parkeren, verkeersruimte en ontsluitingswegen, uitsluitend ter plaatse van en 5 m ter weerszijden van de aanduiding “verkeer”;
f. tuinen en erven;
g. waterhuishoudkundige voorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Wonen - 2 aangewezen gronden mogen uitsluitend woningen met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
b. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de plankaart aangeduide maximale goot- en/of bouwhoogte, met dien verstande dat de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding gemengd verhoogd mogen worden met 1,5 m; ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding – hoekaccent–1’ en ‘specifieke bouwaanduiding – hoekaccent–2’ geldt een afwijkende maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 7 m en 16 m / 9 m en 13 m;
c. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met een kap met een dakhelling van tenminste 40˚ en ten hoogste 80˚;
d. de breedte van de gezamenlijke dakkapellen op het dakvlak van de voorgevel van een gebouw bedraagt ten hoogste 50% van de breedte van dat dakvlak;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ niet gebouwd mag worden tot een bouwhoogte van minimaal 3 m;
f. ter plaatse van de aanduiding gemengd gelden de volgende maximale vloeroppervlaktes per functie:
- detailhandel 100 m2
- peuterspeelzaal 950 m2
- gezondheidscentrum 300 m2
- buurthuis 1250 m2.
3. Voor bijgebouwen, waaronder in elk geval aanbouwen, uitbouwen en uitbreidingen van de woning en overkappingen (hierna erfbebouwing) zijn begrepen, gelden de volgende regels:
a. aanbouwen en uitbouwen van de woning mogen niet voor de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd met uitzondering van een uitbouw met een diepte van maximaal 1 m
en een resterende diepte van de voortuin van tenminste 2 m;
b. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met een kap;
c. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning bedraagt ten hoogste 3,2 m / 7 m;
d. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m / 5 m;
e. het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning per woning bedraagt ten hoogste:
1. 50 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m2;
2. 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 250 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2;
3. 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1000 m2;
4. 140 m2 voor bouwpercelen groter dan 1000 m2
met dien verstande dat het totale bouwperceel bebouwd mag worden tot ten hoogste 50 %.
4. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m
met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.
Nadere eisen
5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, afmetingen, dakbeëindiging en kapvorm van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
a. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied;
b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Afwijking van de gebruiks- en bouwregels
6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van:
a. het bepaalde in lid 2 sub b. voor een goothoogte van 9 m en een bouwhoogte van 15 m;
b. van het bepaalde in lid 2 sub c. voor het plat afdekken van gestapelde woningen dan wel voor een kleinere of grotere dakhelling;
c. het bepaalde in lid 2 sub d. detailhandel voor een buurtsupermarkt met een maximale vloeroppervlakte van 500 m2;
d. het bepaalde in lid 3 sub a. bij woningen op een hoekperceel voor de bouw van een uitbouw voor de voorgevel of het verlengde daarvan met een grotere omvang;
e. van het bepaalde in lid 3 sub d. voor het plat afdekken.
f. van het bepaalde in lid 4, sub a. voor een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn met een hoogte tot 2 m.
Specifieke gebruiksregel
7. Vrije beroepsuitoefening en beroepsuitoefening aan huis is toegestaan, mits die ondergeschikt is aan de functie wonen. Hiertoe mag niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte met een maximum van 50 m2 van de woning en/of het bijgebouw worden gebruikt. Reclame-uitingen zijn niet toegestaan. Naamsaanduidingen tot een maximum van in totaal 0,5 m2 zijn wel toegestaan. Vanwege de beroepsuitoefening mag geen verkeersoverlast ontstaan. Parkeren ten dienste van de beroepsuitoefening dient op eigen terrein plaats te vinden. De woning dient als zodanig herkenbaar te blijven aan raam- en deurindeling, die voor het betreffende type woning gebruikelijk is. De beroepsuitoefening mag niet leiden tot een onevenredige afbreuk van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing en van het woon- en leefmilieu. Verkoop van goederen ter plaatse is toegestaan in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt of bewerkt, en mits dit een ondergeschikt deel van de bedrijfsvoering is.
Dubbelbestemmingen
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn primair bestemd voor hogedrukgasleiding alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, ter plaatse waar deze bestemmingen samenvallen met de bestemming Leiding – Gas (dubbelbestemming).
Bouwregels
2. Op de voor Leiding - Gas aangewezen gronden mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de andere op deze gronden liggende bestemmingen, mits de belangen van de hogedrukgasleiding zich daartegen niet verzetten, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de hogedrukgasleiding.
Omgevingsvergunning aanleg werken
3. Het is verboden op of in de tot Leiding – Gas bestemde gronden zonder of in afwijking van het een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
a. het afgraven van gronden;
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c. het uitvoeren van heiwerken of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
e. het verrichten van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk;
f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
g. het aanleggen van waterleidingen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
h. het plaatsen van onroerende objecten.
4. De werken of werkzaamheden, als bedoeld in lid 3, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden geen schade wordt toegebracht aan de leiding.
5. Voordat over een aanvraag wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder.
Artikel 10 Waterstaat – Waterstaatkundige functie
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden, zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) primair bestemd voor:
a. het beheer en het onderhoud van de watergangen en retentievoorzieningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing;
b. bescherming, het instandhouden en het beheer en het onderhoud van de waterkering;
één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap.
Bouwregels
2. Op de in lid 1 bedoelde gronden zijn, voor zover deze zijn gelegen binnen een afstand van 4 m uit een watergang, uitsluitend toegestaan gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming met een bebouwingshoogte van maximaal 2 m.
Afwijking van de bouwregels
3. Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 2. voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het belang van de watergangen en retentievoorzieningen in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt de beheerder van de watergang gehoord.
Omgevingsvergunning aanleg werken
4. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) van burgemeester en wethouders, in verband met de bescherming van de waterkering de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het opruimen/verwijderen van wegen en paden;
b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
c. het aanleggen van voet-, fiets- ruiter- en andere paden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers;
d. het incidenteel aanpassen van het beloop en/of het dwarsprofiel van bestaande wegen;
e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
f. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
g. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 30 cm;
h. het dempen, vergraven en aanleggen van sloten;
i. het bebossen van gronden en het aanleggen van boomgaarden.
5. Het onder lid 4. vervatte verbod geldt niet indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
a. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
b. gelet op de elders in deze voorschriften genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
c. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4. wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.
Onevenredige afbreuk
7. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van de beheerder van de watergang omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de bescherming, instandhouding en het beheer en onderhoud van de waterkering.
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 11 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van regels in dit plan voor:
a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut, waaronder abri’s, afval- en inzamelingscontainers, transformatorhuisjes en installatiekasten, met dien verstande dat de inhoud van een gebouw niet meer mag bedragen dan 60 m3 en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m
b. het overschrijden van de op de verbeelding aangeduide bouwvlakken of andere in de regels voorkomende bouwgrenzen tot ten hoogste 3 m voor ondergeschikte delen van een bouwwerk, zoals erkers, serres, balkons, bordessen, luifels, galerijen, buitentrappen, overhangende bouwlagen, dakoverstekken, uitspringende schoorsteenwanden, pergola’s, lift- en trappenhuizen en dergelijke;
c. het overschrijden van de regels inzake de goothoogte, bouwhoogte en de oppervlakte van gebouwen tot maximaal 10 %;
d. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 %;
e. geringe afwijkingen van het beloop van wegen, groenstroken of de begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een juiste verwerkelijking van het gewenst of noodzakelijk zijn, met dien verstande dat de afwijkingen ten opzichte van de plankaart niet meer dan 5 m mogen bedragen;
f. het bouwen van voorzieningen voor de telecommunicatie, met een bouwhoogte van minimaal 10 m en maximaal 15 m
met dien verstande dat deze omgevingsvergunning ter afwijking slechts wordt verleend indien:
1. toepassing van het principe van ‘site-sharing’ (waarbij meerdere aanbieders samen één voorziening delen) redelijkerwijs niet mogelijk blijkt, waardoor oprichting van een nieuwe voorziening kennelijk noodzakelijk moet worden geacht;
2. de voorziening niet leidt tot een onevenredige verstoring van het stedelijk c.q. landschappelijk beeld; een criterium hierbij is dat de plaatsing van een enkele, hogere mast de voorkeur verdient boven de plaatsing van meerdere, kleine masten.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Plantage Noordwest van de gemeente Geldermalsen.