Planregels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bestemmingsplan Ede-Centrum en

Omgeving

 

 

 

Definitief plan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Ede-Centrum e.o.' met identificatienummer NL.IMRO.0228.BP2017EDEC0001-0301 van de gemeente Ede.

 

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

1.3 aanbouw:

Een aan een hoofdgebouw toegevoegde ruimte met een dak die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.4 aan-huis-verbonden beroep:

De uitoefening van een dienstverlenend beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan een (raam)prostitutiebedrijf.

 

1.5 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.6 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.7 achtergevelrooilijn:

 

1.8 afhaalpunt:

Een locatie waar de consument uitsluitend voorafgaand aan het bezoek via internet bestelde goederen kan (betalen,) afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van deze eerder bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt, en waarbij geen sprake is van uitstalling ter verkoop en/of overige activiteiten.

 

1.9 agrarisch bedrijf:

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij alleen opslag van door het bedrijf voortgebrachte producten is toegestaan.

 

1.10 agrarische nevenactiviteiten:

Een kleinschalige agrarische activiteit bij een woning gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder begrepen bomen en heesters, en/of het houden van dieren, waarbij opslag van ter plaatse voortgebrachte producten is toegestaan.

 

1.11 antenne:

Een bouwwerk in de vorm van een zend- en/of ontvangstinstallatie voor telecommunicatiedoeleinden.

 

 

1.12 askophoogte:

de hoogte van het centrisch middelpunt van de molenwieken tot de begane grond van de molen;

 

1.13 atelier:

Een werkplaats, in het bijzonder die van een beeldend kunstenaar. Tevens is het binnen het atelier toegestaan om kunstwerken ten toon te stellen en te verkopen die door de kunstenaar zelf zijn vervaardigd.

 

1.14 bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.15 bedrijfsgebouw:

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

1.16 bedrijfswoning/dienstwoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk en wenselijk is.

 

1.17 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

De totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

 

1.18 bestaande situatie:

legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het legaal gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

1.19 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

 

1.20 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.21 bijgebouw:

Een gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

1.22 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

 

1.23 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

 

1.24 bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.25 bouwmassa:

Een verzameling bij elkaar horende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

 

1.26 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.27 bouwperceelsgrens:

De grens van een bouwperceel.

 

1.28 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.29 bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

 

1.30 carport:

Een dakconstructie vrijstaand zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, bedoeld voor de stalling van een motorvoertuig.

 

1.31 culturele voorzieningen:

Het uitoefenen van activiteiten op (sociaal) cultureel en kunstzinnig vlak, waaronder ateliers, galeries, dansscholen, muziekscholen, musea en theaters.

 

1.32 detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.33 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

Bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen waaronder zijn begrepen alternatieve geneeswijze, kapperszaken, schoonheidsinstituten, massagesalon, nagelstudio, zonnebankstudio, fotostudio, stomerij, wasserette, videotheek, kleding- en/of schoenenreparatie, belwinkel, internetcafé, en naar aard en uitstraling daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, evenwel met uitzondering van prostitutie.

 

1.34 eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond.

 

1.35 erf:

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

 

1.36 escortbedrijf:

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en -bemiddelingsbureaus.

 

1.37 functie:

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

1.38 galerie:

Ruimte voor het exposeren en verkopen van kunstwerken.

 

1.39 garagebedrijf:

Een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

 

1.40 gebouw:

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.41 gestapelde bebouwing:

Bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.

 

1.42 geurgevoelig object:

Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, worden gebruikt.

 

1.43 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, zoals een melkveehouderij, een akkerbouwbedrijf of een biologisch veehouderijbedrijf, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf.

 

1.44 groothandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

 

1.45 plan:

Het bestemmingsplan 'Ede-Centrum e.o.' met identificatienummer NL.IMRO.0228.BP2017EDEC0001-0301 van de gemeente Ede.

 

1.46 hoofdfunctie:

Een functie waarvoor het hoofdgebouw of de gronden als zodanig mag respectievelijk mogen worden gebruikt.

 

1.47 hoofdgebouw:

Een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

1.48 horeca:

Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt

(uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum) en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

 

1.49 horeca categorie 1:

Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van overwegend niet-alcoholhoudende dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom, broodjeszaak, ijssalon en koffiehuis.

 

1.50 horeca categorie 2:

Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met zaalverhuur, zoals een restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria.

 

1.51 horeca categorie 3:

Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholhoudende dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café.

 

1.52 horeca categorie 4:

Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen dan wel tot het uitoefenen van een kans- en behendigheidsspel al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing, discotheek/nachtzaak, casino of automatenspeelhal.

 

1.53 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (recreatief) nachtverblijf aan reizigers met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

 

1.54 huisvesting in verband met mantelzorg

Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

 

1.55 onzelfstandig kantoor:

Een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.

 

1.56 kantoor- en/of praktijkruimte:

Een ruimte die door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen arbeid, dan wel dat dient voor het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied.

 

1.57 karakteristiek pand:

Historisch bouwkundig object dat door de zeggingskracht van zijn architectuur, bijzonderheid van het type, interactie met de omliggende bebouwing of plek in het straatbeeld dan wel landschap in sterke mate bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de omgeving.

 

1.58 kelder:

een geheel ondergronds gelegen ruimte die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk, en waarvan de bovenkant van de vloer zich op ten minste 1,75 m onder peil bevindt;

 

1.59 kunstobject:

Een bouwwerk zonder een specifiek gebruiksdoel ter verfraaiing en verrijking van de directe omgeving waarbij de artistieke waarde van het bouwwerk voorop staat.

 

1.60 lichte bedrijvigheid:

Het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in categorie A van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten.

 

1.61 maatschappelijke voorzieningen:

Educatieve, (para)medische, sociale, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

 

1.62 magneetgevoelig object:

Bouwwerk waarin kinderen langdurig verblijven, waaronder woningen, kinderdagverblijven en onderwijsgebouwen.

 

1.63 mantelzorg:

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

 

1.64 molen:

Inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van wind- of waterkracht.

 

1.65 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf.

 

1.66 onderbouw:

Een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant op minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

 

1.67 ondergeschikte detailhandel:

Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.

 

1.68 ondergeschikte functie:

Functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

 

1.69 ondergeschikte horeca:

Horeca waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt voor ten hoogste horeca categorie 1.

 

1.70 overig bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

1.71 overkapping:

Een dakconstructie zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen of andere bouwwerken.

 

1.72 plaatsingsplan:

Plan waarin de bestaande antenne-installaties binnen de gemeente alsmede de zoekgebieden voor toekomstige installaties zijn aangegeven.

 

1.73 plangrens:

De aangegeven begrenzing van het bestemmingsplan.

 

1.74 productiegebonden detailhandel:

Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

 

1.75 prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

1.76 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:

Een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper en videotheek, alsmede commerciële en medische dienstverlening, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd is aan het bedrijf.

 

1.77 raamprostitutie:

Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

 

1.78 recreatief medegebruik:

Recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan. Het medegebruik legt geen specifiek beslag op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.

 

1.79 recreatiewoning:

Een permanent aanwezig gebouw, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar gebruikt te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

 

1.80 ruimtelijke kwaliteit:

De kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

 

1.81 seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.82 stacaravan:

Een kampeermiddel zonder fundering met een maximale oppervlakte van 55m², inclusief al dan niet vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, waarbij onder fundering wordt verstaan, een bouwwerk in de grond als basis voor een, al dan niet tot de constructie daarvan behorend, kampeermiddel.

 

1.83 standplaats:

Een kavel die is aangewezen voor het plaatsen van een kiosk, waarop of waarbij voorzieningen aanwezig kunnen zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

 

1.84 standplaats voor kraam, wagen of ander verkoopmiddel

een vaste plaats gelegen in de openbare ruimte en in de openlucht, waar goederen aangeboden, verkocht of afgeleverd worden, dan wel diensten aangeboden worden, daarbij gebruikmakend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel.

 

Hieronder wordt niet verstaan

- een (vaste) plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

een (vaste) plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de APV;

 

1.85 straatprostitutie:

Het in hoofdzaak op de openbare weg door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

1.86 stedenbouwkundig beeld:

Het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

 

1.87 terras:

Een buiten een gebouw gelegen gebied behorende bij een horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt.

 

1.88 uitbouw:

De vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het

hoofdgebouw.

 

1.89 veldschuur/schuilgelegenheid:

Een overdekte ruimte voor weidedieren dat tot doel heeft het bieden van bescherming tegen weersomstandigheden waarbij (buiten)opslag niet is toegestaan met uitzondering van kleinschalige aan het gebruik gerelateerde opslag (onder andere voerproducten, stroo, hooi en mest);

 

1.90 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

 

1.91 voorgevellijn:

De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

 

1.92 voorgevelrooilijn:

De grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

 

1.93 winkel:

Een gebouw dat een ruimte omvat die door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.

 

1.94 woonwagen

Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat kan worden verplaatst.

 

1.95 woonwagenstandplaats

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een woonwagen geplaatst mag worden.

 

1.96 woning:

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

1.97 zaalverhuur:

Een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

 

1.98 zelfstandig kantoor:

Een voorziening die op zichzelf het bedrijf vormt en gericht is op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek al dan niet rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

 

1.99 zelfstandige woonruimte:

Woonruimte met een een eigen aparte opgang en voordeur, met eigen voorzieningen waarbij onder andere een keuken, toilet, badkamer, douche, niet met anderen hoeft te worden gedeeld.

 

1.100 zorginstelling:

Een instelling of complex ten behoeve van wonen in combinatie met een zorgfunctie met bijbehorende voorzieningen dan wel zelfstandige wooneenheden met een bijbehorende zorgfunctie.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

De kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

 

bebouwingspercentage:

Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

Bovenkant Spoorstaaf (BS):

De hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf.

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

Overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken.

 

breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

 

peil:

het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

 

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:

 

2.3 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De als ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijf) onder de categorieën A en B;

  2. opslag en uitstalling;

 

 

met daarbij behorende:

  1. laad- en losvoorzieningen;

  2. onzelfstandige kantoren;

  3. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  4. detailhandel in uitsluitend ter plaats vervaardigde of bewerkte goederen;

  5. tevens is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-opslag van consumentenvuurwerk' het opslaan, verpakken, bewerken en verkopen van consumentenvuurwerkt (evenals onverwerkt vuurwerk) toegestaan;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. tuinen, erven en verhardingen;

  8. groenvoorzieningen;

  9. brandveiligheids- en blusvoorzieningen;

 

  1. tevens is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-groothandel in overige consumentenartikelen'een groothandel in consumentenartikelen toegestaan;

  2. tevens zijn ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' detailhandelsactiviteiten toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is per aanduiding één bedrijfswoning toegestaan.

 

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevellijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  6. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een ondergrondse parkeergarage mogelijk tot een bouwdiepte van ten hoogste 10 m.

 

3.2.2 Onzelfstandige kantoren

Ten hoogste 30% van het bedrijfsvloeroppervlak van een bedrijf mag worden benut voor onzelfstandige kantoren behorende bij dit bedrijf, zulks tot een maximum van 1.500 m² dan wel het aantal m² in de bestaande situatie.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a en bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak toestaan, mits:

  1. de uitbreiding noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering en

  2. de afmeting, situatie en hoogte van het bouwwerk niet leidt tot onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van de directe omgeving en belangen van derden en

  3. de uitbreiding in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving.

 

3.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

 

3.4.2 Toestaan ondergeschikte detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning de uitoefening van detailhandel toestaan in relatie tot en in combinatie met bedrijfsactiviteiten, mits:

  1. de oppervlakte ten behoeve van de detailhandelsactiviteiten niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 150 m²;

  2. de detailhandelsactiviteiten een directe relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten;

  3. de detailhandelsactiviteiten niet leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het plangebied en/of belangen van derden.

 

 

Artikel 4 Centrum

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. horeca categorie 1 en 2 met bijbehorende terrassen, met uitzondering van hotels;

  3. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

  4. kantoor- en/of praktijkruimten;

  5. accommodaties ten behoeve van actieve recreatie zoals bowlingbanen/lasergames;

  6. maatschappelijke en culturele voorzieningen;

  7. wonen, uitsluitend op de verdieping van de hoofdgebouwen;

  8. brandveiligheids- en blusvoorzieningen;

 

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. terrassen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. wegen, voet- en fietspaden;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. toegangswegen voor aangrenzende bestemmingen.

  10. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' is tevens een horecabedrijf van categorie 3 toegestaan;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3 en 4' is tevens een horecabedrijf van categorie 3 en 4 toegestaan.

  12. ter plaatse van de aanduiding 'hotel' is tevens een hotel toegestaan;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is tevens een ondergrondse parkeergarage toegestaan.

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte mag niet minder bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  6. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een ondergrondse parkeergarage mogelijk tot een bouwdiepte van ten hoogste 10 m.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag volledig worden bebouwd;

  3. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met uitzondering van gevallen waar op de verbeelding een afwijkende goothoogte is opgenomen; in dat geval geldt de aangegeven goothoogte als maximum.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, met uitzondering van gevallen waar op de verbeelding een afwijkende bouwhoogte is opgenomen; in dat geval geldt de aangegeven bouwhoogte als maximum.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Centrum' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

  3. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

4.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

4.4.2 Toestaan horeca

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder b voor het toestaan van horecabedrijven van categorie 3 of die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met een horecabedrijf van categorie 1 en 2, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

 

 

4.4.3 Toestaan hotel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van een hotelbedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

  3. er is aangetoond dat het toevoegen van een hotelfunctie past in de programmatische opgave voor deze sector.

 

 

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf- Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut zoals gebouwen ten behoeve van de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

 

met daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder erf-en terreinafscheidingen), geldt dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

 

Artikel 6 Cultuur en Ontspanning

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende culturele voorzieningen:

 

  1. poppodium, inclusief bijbehorende functies (zoals nevengeschikte horeca, gebruik als bijeenkomstruimte, culturele activiteiten, studie-/studioruimte), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'poppodium';

  2. ondergrondse parkeergarage uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

 

met daarbij behorende:

  1. laad- en losvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. tuinen, erven en verhardingen;

  6. speelvoorzieningen;

  7. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding;

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  5. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een ondergrondse parkeergarage mogelijk tot een bouwdiepte van ten hoogste 10 m.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevel, en 2 m achter de voorgevel;

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

6.3 Afwijken van de gebruikregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 en andere culturele voorzieningen toestaan, mits er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bouwwerken plaatsvindt.

 

 

 

Artikel 7 Dienstverlening

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor de 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

 

met daarbij behorende:

  1. wegen, voet- en fietspaden;

  2. tuinen, erven en verhardingen;

  3. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

  8. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is per aanduiding één bedrijfswoning toegestaan;

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

7.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

Per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  1. Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

overschreden.

 

7.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

Artikel 8 Gemengd-1

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in de vorm van één of meerdere woningen;

  2. zelfstandige kantoren.

 

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  2. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  5. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.

  6. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd.

  7. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen uitsluitend gestapeld worden gebouwd.

  8. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen woningen uitsluitend aaneengesloten worden gebouwd.

 

8.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Gemengd-1’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

8.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

8.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

 

Artikel 9 Gemengd-2

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. wonen, uitsluitend op de verdieping(en) van de hoofdgebouwen;

  2. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;

  3. zelfstandige kantoren;

  4. maatschappelijke en culturele voorzieningen;

  5. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

  6. horeca categorie 1 of 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca toegestaan' en uitsluitend op de begane grond;

 

met daarbij behorende:

  1. laad- en losvoorzieningen;

  2. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  3. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

  10. ter plaatse van de aanduiding 'h=3' is tevens horeca van categorie 3 toegestaan.

  11. ter plaatse van de aanduiding 'h=4' is tevens horeca van categorie 3 en 4 toegestaan.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  2. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

9.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Gemengd-2’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

9.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

9.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

 

Artikel 10 Gemengd-3

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, uitsluitend op de verdieping(en) van de hoofdgebouwen;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. maatschappelijke en culturele voorzieningen;

  4. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, waarbij ondergeschikte detailhandel is toegestaan;

  5. accommodaties ten behoeve van actieve recreatie zoals bowlingbanen/lasergames en dergelijke

  6. horeca van categorie 1 of 2, met uitzondering van hotels, en uitsluitend op de begane grond.

 

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

  8. ter plaatse van de aanduiding 'hotel' is tevens een hotel toegestaan.

  9. ter plaatse van de aanduiding 'h=3' is tevens horeca van categorie 3 toegestaan.

  10. ter plaatse van de aanduiding 'h=4' is tevens horeca van categorie 3 en 4 toegestaan.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  2. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

10.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Gemengd-3’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

10.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

10.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

10.4.2 Toestaan andere vorm van horeca

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 voor het toestaan van horecabedrijven van categorie 3 of die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met een horecabedrijf van categorie 1 en 2, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

 

10.4.3 Toestaan hotel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 voor het toestaan van een hotelbedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

  3. er is aangetoond dat er voldoende het toevoegen van een hotelfunctie past in de programmatische opgave voor deze sector.

 

 

Artikel 11 Gemengd-4

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. praktijk en kantoorruimten;

  3. dienstverlenende bedrijven en instellingen;

  4. ateliers;

  5. maatschappelijke en culturele voorzieningen;

 

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder f is van toepassing.

  2. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  2. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

 

11.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

11.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Gemengd-4’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

11.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

11.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

11.4.2 Toestaan hotel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 voor het toestaan van een hotelbedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

  3. er is aangetoond dat er voldoende het toevoegen van een hotelfunctie past in de programmatische opgave voor deze sector.

 

 

Artikel 12 Gemengd-5

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met uitzondering van wonen op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding - wonen op de begane grond uitgesloten';

  2. praktijk en kantoorruimten;

  3. dienstverlenende bedrijven en instellingen;

  4. ateliers;

  5. maatschappelijke en culturele voorzieningen;

  6. horeca categorie 1 of 2, uitsluitend op de begane grond en met uitzondering van hotels;

 

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

  8. ter plaatse van de aanduiding 'hotel', is tevens een hotel toegestaan.

  9. ter plaatse van de aanduiding 'h=3' is tevens horeca van categorie 3 toegestaan.

  10. ter plaatse van de aanduiding 'h=4' is tevens horeca van categorie 4 en 4 toegestaan.

 

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder f is van toepassing.

  2. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  2. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

 

12.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

12.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Gemengd-5’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

12.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

12.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

12.4.2 Toestaan hotel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.1 voor het toestaan van een hotelbedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

  3. er is aangetoond dat er voldoende het toevoegen van een hotelfunctie past in de programmatische opgave voor deze sector.

 

 

Artikel 13 Gemengd-6

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-6’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met uitzondering van wonen op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding - wonen op de begane grond uitgesloten';

  2. detailhandel;

  3. horecabedrijven van categorie 1 en 2, uitsluitend op de begane grond, met uitzondering van een hotel;

  4. dienstverlenende bedrijven en instellingen;

  5. ateliers;

 

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

  8. ter plaatse van de aanduiding 'hotel' is tevens een hotel toegestaan.

  9. ter plaatse van de aanduiding 'h=3' is tevens horeca van categorie 3 toegestaan.

  10. ter plaatse van de aanduiding 'h=4' is tevens horeca van categorie 3 en 4 toegestaan.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder f is van toepassing.

  2. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  2. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

 

13.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

13.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Gemengd-6’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

13.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

13.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

13.4.2 Toestaan hotel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.1 voor het toestaan van een hotelbedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

  3. er is aangetoond dat er voldoende het toevoegen van een hotelfunctie past in de programmatische opgave voor deze sector.

 

 

Artikel 14 Gemengd-7

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-7’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. horeca categorie 1 en 2 met bijbehorende terrassen;

  3. hotels

  4. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

  5. kantoor- en/of praktijkruimten;

  6. accommodaties ten behoeve van actieve recreatie zoals bowlingbanen/lasergames;

  7. maatschappelijke en culturele voorzieningen;

  8. wonen, uitsluitend op de verdieping van de hoofdgebouwen;

  9. brandveiligheids- en blusvoorzieningen;

 

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. terrassen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. wegen, voet- en fietspaden;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. toegangswegen voor aangrenzende bestemmingen.

  10. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' is tevens een horecabedrijf van categorie 3 toegestaan;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3 en 4' is tevens een horecabedrijf van categorie 3 en 4 toegestaan.

  12. ter plaatse van de aanduiding 'hotel' is tevens een hotel toegestaan;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is tevens een ondergrondse parkeergarage toegestaan.

 

 

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte mag niet minder bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  6. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een ondergrondse parkeergarage mogelijk tot een bouwdiepte van ten hoogste 10 m.

 

14.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag volledig worden bebouwd;

  3. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met uitzondering van gevallen waar op de verbeelding een afwijkende goothoogte is opgenomen; in dat geval geldt de aangegeven goothoogte als maximum.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, met uitzondering van gevallen waar op de verbeelding een afwijkende bouwhoogte is opgenomen; in dat geval geldt de aangegeven bouwhoogte als maximum.

 

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Gemengd-7' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

  3. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

14.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

14.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

 

Artikel 15 Gemengd-8

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-8’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. detailhandel;

  3. dienstverlenende bedrijven en instellingen;

  4. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten - Gemengd-8) onder de categorieën A en B;

 

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  2. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

15.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Gemengd-8’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

15.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

15.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

15.4.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.1 onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.

 

 

Artikel 16 Gemengd-9

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-9’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. detailhandel;

  3. horecabedrijven van categorie 1 en 2, met uitzondering van een hotel, uitsluitend op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca toegestaan';

  4. dienstverlenende bedrijven en instellingen;

  5. ateliers;

 

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

  8. ter plaatse van de aanduiding 'hotel' is tevens een hotel toegestaan.

  9. ter plaatse van de aanduiding 'h=3' is tevens horeca van categorie 3 toegestaan.

  10. ter plaatse van de aanduiding 'h=4' is tevens horeca van categorie 3 en 4 toegestaan.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  2. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

16.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

16.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Gemengd-9’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

16.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

16.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

16.4.2 Toestaan hotel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.1 voor het toestaan van een hotelbedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

  3. er is aangetoond dat er voldoende het toevoegen van een hotelfunctie past in de programmatische opgave voor deze sector.

 

 

Artikel 17 Gemengd-10

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-10’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, uitsluitend op de verdieping van de hoofdgebouwen;

  2. horecabedrijven van categorie 1 en 2, met uitzondering van een hotel;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3 en 4' is tevens een horecabedrijf van categorie 3 en 4 toegestaan;

  4. dienstverlenende bedrijven en instellingen;

  5. ateliers

  6. kantoor- en praktijkruimten;

  7. maatschappelijkele voorzieningen;

  8. accommodaties ten behoeve van actieve recreatie zoals bowlingbanen/lasergames e.d.

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

  8. ter plaatse van de aanduiding 'hotel' is tevens een hotel toegestaan.

 

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  2. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

17.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Gemengd-10’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

17.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

17.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

17.4.2 Toestaan hotel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.1 voor het toestaan van een hotelbedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

  3. er is aangetoond dat er voldoende het toevoegen van een hotelfunctie past in de programmatische opgave voor deze sector.

 

 

Artikel 18 Gemengd-11

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-11’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijf) onder de categorieën A en B.

  3. ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand': woning in een vrijstaande woning.

 

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.

  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.

  4. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

 

18.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

18.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Gemengd-11’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

18.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

18.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

18.4.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.1 onder b voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.

 

 

Artikel 19 Gemengd-12

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Gemengd-12' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. wonen;

  2. detailhandel;

  3. horecabedrijven van de categorieën 1 en 2, uitsluitend ten noorden van de Molenstraat;

  4. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

  5. atelier;

 

met daarbij behorende:

  1. laad- en losvoorzieningen;

  2. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  3. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

  10. ter plaatse van de aanduiding 'h=3' is tevens horeca van categorie 3 toegestaan.

  11. ter plaatse van de aanduiding 'h=4' is tevens horeca van categorie 4 en 4 toegestaan.

  12. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is tevens een kantoor toegestaan.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder f is van toepassing.

  2. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  2. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

 

19.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

19.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Gemengd-12’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

19.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

19.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

 

Artikel 20 Gemengd-13

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. detailhandel;

  3. horecabedrijven van de categorieën 1 en 2, uitsluitend ten noorden van de Molenstraat;

  4. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

  5. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 (staat van bedrijfsactiviteiten - Gemengd) onder de categorieën A en B;

 

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder f is van toepassing.

  2. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  2. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

 

20.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

20.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Gemengd-13’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

20.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

20.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

20.4.2 Toestaan andere vorm van horeca

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.1 onder c voor het toestaan van horecabedrijven van categorie 3 of die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met een horecabedrijf van categorie 1 en 2, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

 

 

Artikel 21 Gemengd-14

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-14’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. detailhandel;

  3. dienstverlenende bedrijven en instellingen;

  4. uitsluitend wonen in een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

 

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder f is van toepassing.

  2. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  2. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

 

21.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  3. Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

21.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Gemengd-14’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. Detailhandel is niet toegestaan.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

 

21.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

21.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.4 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

 

Artikel 22 Groen

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplantingen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. kunstobjecten;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. voet- en fietspaden;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. brandveiligheids- en blusvoorzieningen;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is tevens een ondergrondse parkeergarage toegestaan;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein is tevens een parkeerterrein toegestaan;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein - schaatsbaan' is tevens een schaatsbaan met bijbehorende voorzieningen toegestaan;

  12. ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’, tevens het behoud en de bescherming van monumentale bomen.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Gebouwen

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'evenemententerrein';

b. Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein - schaatsbaan' mag jaarlijks, voor een periode van maximaal 8 aaneengesloten weken, een overdekte schaatsbaan met horecavoorziening in gebruik worden genomen.

c. De maximaal toegestane oppervlakte van het tijdelijke gebouw is 1000 m².

d. De maximaal toegestane bouwhoogte van het tijdelijke gebouw is 4 meter.

 

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte van maximaal één overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m² met een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 6 m.

  2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.2.1 en een gebouw toestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen met in achtneming van de volgende regels:

  1. De oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 20 m².

  2. De bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

22.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;

  2. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m² betreft;

 

22.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

22.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 22.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

 

22.5 Gebruiksregels

 

22.5.1 Gebruiksregel schaatsbaan

 

a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - evenemententerrein (schaatsbaan)' is éénmaal per jaar voor een aaneengesloten periode van maximaal 8 weken het gebruik ten behoeve van een schaatsbaan met bijbehorende voorzieningen toegestaan.

b. Het gebruik als schaatsbaan is gebonden aan een aantal voorwaarden:

 

1. Het geluidsniveau van (live)muziek mag maximaal 55 dB(A) zijn, gemeten op 1,5 meter afstand van de gevel van de meest getroffen woning.

2. Op vooraf overeengekomen muziekmiddagen/-avonden is een maximaal dB(A) van 70 toegestaan.

3. De initiatiefnemer legt een verkeersplan ter goedkeuring voor aan het college van Burgemeester en wethouders. In het verkeersplan moet worden aangetoond dat de bereikbaarheid van het centrum gedurende het evenement wordt geborgd en er voldoende parkeergelegenheid is gedurende het evenement.

4. De schaatsbaan mag op week- en zaterdagen openen om 10.00 uur, en op zondagen om 12.00 uur.

5. De schaatsbaan moet op weekdagen en zaterdag sluiten om 22.00 uur, en op zondagen om 17.00 uur.

6. Er mogen maximaal 900 bezoekers gelijktijdig aanwezig zijn.

7. Op- en afbouwwerkzaamheden mogen plaatsvinden tussen de onder 4 en 5 genoemde tijden.

 

 

Artikel 23 Horeca

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca categorie 1 met bijbehorende terrassen;

 

met daarbij behorende:

  1. laad- en losvoorzieningen;

  2. tuinen, erven en verhardingen;

  3. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

  7. horeca categorie 2 en 3 zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3 met bijbehorende terrassen';

  8. horeca categorie 2, 3 en 4 zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ' 'horeca tot en met categorie 4 met bijbehorende terrassen';

  9. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is per aanduiding één bedrijfswoning toegestaan met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

 

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

  5. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

 

23.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

23.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. Overkappingen voor de voorgevel zijn niet toegestaan.

 

23.3 Afwijken specifieke gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.1 onder a voor het toestaan van horecabedrijven van categorie 2 en 3 of die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met een horecabedrijf van categorie 1, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

 

 

Artikel 24 Kantoor

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. zelfstandige kantoren;

 

met daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor-dienstverlenende bedrijven' zijn tevens detailhandelsachtige- en dienstverlenende bedrijven toegestaan;

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

  5. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

Artikel 25 Maatschappelijk

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende maatschappelijke voorzieningen:

 

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is per aanduiding één bedrijfswoning toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne' is uitsluitend één brandweerkazerne toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn uitsluitend religieuze voorzieningen toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' zijn uitsluitend onderwijs- en kinderopvanginstellingen toegestaan; ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' is uitsluitend een zorginstelling toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is tevens een onderdoorgang voor wegen, fiets- en voetpaden toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-fietsenstalling' is uitsluitend een fietsenstalling toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-politiebureau' is uitsluitend een politiebureau toegestaan;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-raadhuis' is uitsluitend een raadhuis toegestaan;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'drugsopvang' is uitsluitend drugs- en/of verslaafdenopvang toegestaan;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' zijn uitsluitend voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg en zorggerelateerde functies toegestaan;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum' is uitsluitend een uitvaartcentrum toegestaan;

  12. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' is uitsluitend verenigingsleven toegestaan;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-buurtcentrum' is uitsluitend een buurtcentrum toegestaan;

  14. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk- molen' is uitsluitend toegestaan, educatieve en recreatieve doeleinden en tevens het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en monumentale waarden van de molen;

 

met daarbij behorende:

  1. laad- en losvoorzieningen;

  2. tuinen, erven en verhardingen;

  3. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

 

25.2 Bouwregels

 

25.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

f In afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak stallingsruimten voor fietsen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. het bouwvlak een bebouwingspercentage heeft van 100% en

  2. de (gezamenlijke) oppervlakte van de stallingsruimte niet meer dan 100 m2 bedraagt en

  3. de hoogte niet meer dan 2,5 meter bedraagt.

 

25.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

Per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  1. Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

overschreden.

 

25.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

25.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

25.3 Afwijken van de bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2.1 en bebouwing buiten een bouwvlak toestaan met inachtneming van de volgende regels:

  1. In totaal mag ten hoogste 1% van de gronden worden bebouwd.

  2. De oppervlakte van een gebouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m².

  3. De bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

25.4 Afwijken van de gebruikregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.1 en andere maatschappelijke voorzieningen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bouwwerken plaats.

  2. Er vindt geen onevenredige toename van de parkeerdruk alsmede van de verkeersaantrekkende werking plaats.

 

 

Artikel 26 Tuin

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. brandveiligheids- en blusvoorzieningen.

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Uitzondering hierop is het herbouwen van bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen onder de voorwaarde dat:

  1. de oppervlakte en de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte en bouwhoogte, en;

  2. het gebouw op dezelfde plek wordt herbouwd.

 

26.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van overkappingen en/of carports), mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. Het bouwen van overkappingen en/of carports is niet toegestaan. Uitzondering hierop is het herbouwen van bestaande overkappingen en/of carports onder de voorwaarde dat:

  1. de bouwhoogte en oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte en oppervlakte, en;

  2. het gebouw op dezelfde plek wordt herbouwd.

 

26.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.2.1 voor het bouwen van erkers, luifels en balkons aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw onder de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen.

  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder dan 2 m bedragen.

 

26.4 Specifieke gebruiksregels

De gronden gelegen voor de voorgevel van een woning mogen, met uitzondering van bestaande situaties, niet worden gebruikt voor het parkeren of stallen van caravans, voer- en vaartuigen.

 

 

Artikel 27 Verkeer

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met bijbehorende voorzieningen;

  2. voet- en fietspaden met bijbehorende voorzieningen;

  3. parkeer- en fietsvoorzieningen

  4. terrassen;

  5. standplaatsen.

 

met daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen;

  2. speelvoorzieningen;

  3. kunstobjecten;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen, brandveiligheids- en blusvoorzieningen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - evenemententerrein (grootschalige evenementen)' is tevens een evenemententerrein met bijbehorende voorzieningen toegestaan.

 

27.2 Bouwregels

 

27.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 meter.

  4. Het bouwen van overkappingen en luifels ten behoeve van een terrasvoorziening is niet toegestaan.

 

27.3 Nadere eisen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld ten behoeve van:

  1. de bescherming van de groenstructuur;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

27.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.2.2 onder d voor het toestaan van overkappingen en/of luifels ten behoeve van een terrasvoorziening bij een horecabedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

 

1. het plan past in het straatbeeld en sluit qua uitstraling en maat aan bij bestaande overkappingen en/of luifels in de omgeving;

2. het plan voldoet aan redelijke eisen van welstand;

3. het bouwwerk vormt geen belemmering voor de doorstroming/toegankelijkheid van alle soorten verkeer, waaronder voetgangers, fietsers, laad- en losverkeer, nood- en hulpdiensten;

4. er is een directe relatie met de gevelopening(en);

5. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 meter.

 

27.5 Specifieke gebruiksregels

a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - evenemententerrein (grootschalige evenementen)' mogen jaarlijks acht grootschalige (muziek)evenementen worden gehouden.

b. Buiten de Heideweek mogen maximaal 4 grootschalige, ééndaagse (muziek)evenementen plaatsvinden; indien tijdens de Heideweek meer dan 4 grootschalie (muziek)evenementen plaatsvinden, neemt het aantal toegestane evenementen buiten de Heideweek evenredig af.

c. Evenementen voldoen aan de volgende voorwaarden:

 

1. de kwartier gemiddelde geluidsbelasting van woningen bedraagt tijdens de grote muziek evenementen ten hoogste 85 dB(A).

2. het kwartier gemiddelde geluidsniveau op de dansvloer bedraagt ten hoogste 103 dB(A). Voor evenementen ten behoeve van specifieke doelgroepen kunnen lagere gemiddelde geluidsniveaus gelden.

3. de kwartier gemiddelde geluidsbelasting van woningen bedraagt tijdens overige evenementen ten hoogste 75 dB(A).

4. het verschil tussen de gemeten geluidsbelasting bij woningen in dB(A) en dB(C) bedraagt ten hoogste 10 dB.

5. Na de in de evenementenvergunning afgesproken eindtijden mag geen versterkte muziek meer worden afgespeeld.

6. De initiatiefnemer legt een verkeersplan ter goedkeuring voor aan het college van Burgemeester en wethouders. In het verkeersplan moet worden aangetoond dat de bereikbaarheid van het centrum gedurende het evenement wordt geborgd en er voldoende parkeergelegenheid is gedurende het evenement ten behoeve van de centrumbezoekers en vergunninghouders.

7. Gedurende de evenementen mogen maximaal 8500 bezoekers gelijktijdig op het evenemententerrein verblijven.

8. De muziekevenementen mogen op weekdagen en zaterdagen aanvangen om 10.00 uur, en op zondagen om 12.00 uur.

9. De muziekevenementen moeten op weekdagen en zaterdagen eindigen om 00.00 uur, en op zondagen om 17.00 uur.

10. Op- en afbouwwerkzaamheden mogen plaatsvinden gedurende de onder punt 8 en 9 aangegeven tijden. Het college kan toestemming verlenen om de op - en afbouwwerkzaamheden op een ander tijdstip uit te voeren, waarbij nadere eisen kunnen worden gesteld.

 

 

Artikel 28 Verkeer- Railverkeer

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer-Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. spoorwegen met bijbehorende bebouwing en voorzieningen;

  2. wegen met bijbehorende voorzieningen;

  3. voet- en fietspaden met bijbehorende voorzieningen;

 

met daarbij behorende:

  1. parkeer- en fietsvoorzieningen;

  2. kunstobjecten;

  3. groenvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. brandveiligheids- en blusvoorzieningen;

 

28.2 Bouwregels

 

28.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van tot de spoorwerken behorende gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf.

  2. De gezamenlijke oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 20 m².

 

28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van geluidsschermen gemeten vanaf de Bovenkant Spoorstaaf mag niet meer bedragen dan 3 m. Waar de sporen verdiept zijn gelegen, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 m vanaf peil.

  2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

Artikel 29 Wonen

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in de vorm van één of meerdere woningen;

 

met daarbij behorende:

  1. aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij de woning;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. brandveiligheids- en blusvoorzieningen;

  7. in- en uitritten;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwonen' is tevens een zorginstelling toegestaan;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' zijn tevens bedrijven of instellingen toegestaan waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van prostitutie.

 

29.2 Bouwregels

 

29.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder f is van toepassing.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd.

  4. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen uitsluitend gestapeld worden gebouwd.

  5. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen woningen uitsluitend aaneengesloten worden gebouwd.

  6. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  7. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  8. De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

  9. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven. Het bepaalde in artikel 35, lid 1, onder e is van toepassing.

 

29.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².

  3. Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².

  4. De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

29.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouw van een zwembad is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

29.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.2.4 onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².

  2. De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.

  3. De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

29.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².

  2. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.

  3. Detailhandel is niet toegestaan.

  4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

 

29.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

 

29.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.4, sub a onder 1 voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 80 m², mits:

  1. De activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van parkeerbehoefte veroorzaken.

 

29.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.4 onder a, sub 4 voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.

 

 

Artikel 30 Leiding - Brandstof

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Leiding – Brandstof' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de brandstofleiding.

 

30.2 Voorrangsregel

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

30.3 Bouwregels

  1. Op of in de in artikel 30.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m met een maximum oppervlakte van 5 m².

  2. Op of in de in artikel 30.1 bedoelde gronden mag uitsluitend ten dienste van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

30.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels, mits het behoud van een veilige ligging en continuïteit van de leidingen zijn gewaarborgd.

 

30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden

 

30.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding-Brandstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, of anderszins wijzigen van het maaiveld of weghoogte;

  3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

  4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

  5. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  6. het permanent opslaan van goederen.

 

30.5.2 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 30.5.1, zijn slechts toelaatbaar indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

 

30.5.3 Uitzonderingen

Het in artikel 30.5.1 bepaalde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;

  4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

30.5.4 Advisering over de omgevingsvergunning

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 30.4 en 30.5 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

 

30.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke

ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding – Brandstof' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien is aangetoond dat de noodzaak om de brandstofleiding op de betrokken locatie te beschermen, is komen te vervallen.

 

 

Artikel 31 Waarde - Archeologie-1

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie-1' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen

bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van behoudenswaardige archeologische waarden.

 

31.2 Voorrangsregel

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

31.3 Bouwregels

  1. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

  2. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 31.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;

2 Een bouwwerk dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

31.4 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.3 lid a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.

  2. De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

  3. De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

31.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-1' zonder of in

afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen

bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

31.5.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod in artikel 31.5.1 geldt, zijn slechts

toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch

deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden

geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden

gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

31.5.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in artikel 31.5.1, is niet van toepassing indien:

  1. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;

  3. de werken behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden;

  4. de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

31.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke

ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie-1' geheel of

gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

 

 

Artikel 32 Waarde - Archeologie-2

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde - Archeologie-2' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen

bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van bekende en te verwachten archeologische waarden.

 

32.2 Voorrangsregel

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

32.3 Bouwregels

  1. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

  2. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 32.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;

2. Een bouwwerk dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

32.4 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.3 lid a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.

  2. De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

  3. De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

32.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-2' zonder of in

afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen

bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

32.5.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod in artikel 32.5.1 geldt, zijn slechts

toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch

deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden

geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden

gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

32.5.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in artikel 32.5.1, is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m²;

  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  3. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;

  4. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;

  5. de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

32.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke

ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie-2' geheel of

gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

 

Artikel 33 Waarde - Cultuurhistorie

 

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast voor de overige aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van cultuurhistorische waarden.

 

33.2 Voorrangsregel

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

Bodem

  1. het verlagen, vergraven, verhogen of egaliseren van de bodem met daarin voorkomende hoogteverschillen;

  2. het afgraven, verdiepen, ophogen of anderszins herprofileren van taluds, steilranden en greppels;

 Beplanting en grondgebruik

  1. het vellen, rooien of verwijderen van bestaande groenopstanden, beplantingen en gazons;

  2. het aanleggen van nieuwe groenopstanden, beplantingen en gazons;

  3. het omzetten van groenopstanden, beplantingen of gazons in verharding;

  4. het omzetten van verharding in groenopstanden, beplantingen of gazons;

  5. het aanleggen van kleinschalige landschapselementen;

 Infrastructuur en voorzieningen

  1. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, (fiets)paden;

  2. het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen;

  3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

33.3.1 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 33.3 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien naar het oordeel van een adviseur cultuurhistorie / monumentenzorg is aangetoond dat de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op behoud dan wel versterking van cultuurhistorische waarden.

 

 

33.3.2 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in artikel 33.3, is niet van toepassing indien:

  1. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, met dien verstande dat dit onderhoud en beheer strekken tot behoud van het cultuurhistorische karakter van de gronden;

  2. de werken of werkzaamheden worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds verleende (omgevings)vergunning;

  3. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan.

 

 

33.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 35 Algemene bouwregels

 

35.1 Algemeen

  1. Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

  1. goot- en bouwhoogten;

  2. oppervlakte;

  3. inhoud;

  4. afdekking van gebouwen;

  5. afstand tot voorgevelbouwgrens;

  6. afstand tot de perceelsgrens;

zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan, onder de

voorwaarde dat herbouw uitsluitend op dezelfde locatie mag plaatsvinden.

  1. In afwijking van het bepaalde in sub a, kan herbouw op een andere locatie plaatsvinden voor zover dit betrekking heeft op de aan- en uitbouwen en bijgebouwenregeling van de bestemming 'wonen'. Hiervoor kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van de betreffende gebouwen.

Deze nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

- het stedenbouwkundig beeld;

- de verkeersveiligheid;

- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

  1. Voor zover in dit plan maximale goothoogten zijn aangegeven, dienen gebouwen te worden voorzien van een kap, waarvan de minimale dakhelling niet minder mag bedragen dan 30º en de maximale dakhelling niet meer mag bedragen dan 60º, zoals in onderstaande afbeelding is weergegeven

(V is toegestaan en X is niet toegestaan).

  [image]

 

  1. Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ondergronds bouwen is toegestaan;

  2. de verticale diepte van ondergronds bouwen mag maximaal 4 m bedragen;

  3. bij het berekenen van het maximaal te bouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergronds gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze is gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.

e. De toegestane bouw- en goothoogte van hoofdgebouwen op de percelen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - correctie bouw- en/of goothoogte per 1-1-2020 ' en tevens opgenomen in bijlage 3 bij de planregels wijzigen op 1 januari 2020 van rechtswege. De opgenomen bouw- en goothoogtes zijn vanaf dat moment van toepassing.

f. De bouwvlakken op de percelen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - correctie bouwvlakken per 1-1-2020 en tevens opgenomen in bijlage 4 bij de planregels wijzigen op 1 januari 2020 van rechtswege. De weergegeven bouwvlakken zijn vanaf dat moment van toepassing.

 

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

 

36.1 Algemeen

Onder het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en/of raam- en straatprostitutie;

  2. het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een standplaats en/of het (doen) stallen van (een) woonwagen(s), caravan(s), aanhangwagen(s);

  4. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen voor bewoning;

  5. het onttrekken van de parkeervoorziening op eigen terrein.

 

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

 

37.1 Karakteristiek pand

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming mede bestemd voor het behoud en versterking van de karakteristieke panden.

 

37.1.1 Sloopverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een karakteristiek pand geheel of gedeeltelijk te slopen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘karakteristiek’.

 

37.1.2 Uitzonderingen

Het in artikel 37.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:

  1. uitsluitend inpandig plaatsvinden en/of;

  2. noodzakelijk zijn in verband met regulier onderhoud en/of;

  3. noodzakelijk zijn in verband met het vergunningvrij bouwen zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.

 

37.1.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 37.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de historische karakterstieke c.q. kenmerkende elementen van het karakteristieke pand niet op onevenredige wijze worden verstoord, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

 

37.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de aanduiding ‘karakteristiek’ te verwijderen indien:

  1. de historische karakteristieke c.q. kenmerkende elementen van het bouwwerk zijn vervallen door volledige verwoesting en/of

  2. uit een integrale belangenafweging blijkt dat behoud van het karakteristiek pand in onevenredige verhouding staat tot ruimtelijke, maatschappelijke en economische belangen.

 

 

37.2 Monumentale boom

 

37.2.1 Aanduidingsomschrijving

 

Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van monumentale bomen. Indien de boom door ziekte of om een andere reden is gekapt en zijn boomwaarde heeft verloren, is deze regeling niet van toepassing.

 

37.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 15 m te bedragen.

 

37.2.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in artikel 37.2.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot tenminste 5 m uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.

 

37.2.4 Specifieke gebruikregels

Als strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening geldt het agrarisch gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom', met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet.

 

37.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

37.3.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone-molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop-1': bescherming van de functie als werktuig van de in dit gebied voorkomende windmolen, onder andere gelet op de windvang;

  2. ter plaate van de aanduiding ‘vrijwaringszone-molenbiotoop-2’: bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.

 

37.3.2 Bouwregels

  1. Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop-1' geldt, dat de maximale bouwhoogte binnen molenbeschermingszone A (zone A is de eerste 100 m vanaf de molen) 16,8 m is ten opzichte van NAP (= hoogte van de voet van de molen);

  2. Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone-molenbiotoop-2’ geldt dat binnen de op de verbeelding aangegeven molenbeschermingszone B (zone B begint vanaf 100m uit de molen) maximaal zo hoog mag worden gebouwd als de maat die voor deze zone op de verbeelding is aangegeven; als maximale bebouwingshoogte geldt de uitkomst van de volgende formule:

H(x) = x/n+c*z

waarin:
H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters)
x = afstand van een obstakel tot de molen (in meters)
n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare windreductie. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt: 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied.
c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2
z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling)

 

37.3.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde in artikel 37.3.1 is bebouwing met een grotere hoogte in de volgende gevallen toegestaan:

  1. het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of

  2. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;

  2. het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m uit bestaande bouwwerken;

  3. het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd;

  4. het oprichten van een bouwwerk is uitsluitend toegestaan, voor zover dit mogelijk is op basis van de overige voor deze bestemming geldende bestemming.

 

 

37.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

37.3.4.1 Omgevingsvergunning

Het is op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop-1' en de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop-2' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft, met een grotere bouwhoogtemaat dan de uitkomst van de formule als bedoeld in artikel 37.3.2, en;

  2. het beplanten met bomen en heesters en andere hoog opgaande beplanting met grotere hoogtemaat dan wel een in volwassen staat te bereiken grotere hoogtemaat dan de uitkomst van de formule als bedoeld in artikel 37.3.2.

 

37.3.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 37.3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

37.3.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 37.3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien met een onderzoek wordt aangetoond dat door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 37.3.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een onafhankelijke terzake deskundige.

 

37.4 Waardevolle boom

 

37.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van waardevolle bomen. Indien de boom door ziekte of om een andere reden is gekapt en zijn boomwaarde heeft verloren, is deze regeling niet van toepassing.

 

37.4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 15 m te bedragen.

 

37.4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in artikel 37.4.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot tenminste 5 m uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.

 

37.5 Voetgangersgebied

 

37.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voetgangersgebied' blijven de voorschriften uit artikel 41 van dit bestemmingsplan ten aanzien van het onderwerp parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden buiten toepassing indien de functie wordt veranderd. Met dien verstande dat de bestaande parkeercapaciteit dient te worden gehandhaafd.

 

37.5.2 Uitzondering

Artikel 37.5.1 is niet van toepassing indien een woonfunctie wordt veranderd in een andere functie. Met dien verstande dat bij berekening van de parkeernormering de bestaande parkeercapaciteit ten behoeve van de woonfunctie in mindering kan worden gebracht op de parkeernorm die geldt voor de nieuwe functie.

 

37.6 Geluidszone industrie

 

37.6.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' zijn de gronden, naast de andere voor die

gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge

geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai en mede

bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid

van een inrichting als bedoeld in artikel 41 en artikel 53 van de Wet geluidhinder.

 

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

  2. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 m wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  4. de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 3 m;

  2. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

  3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

  1. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

  1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m3;

  2. de bouwhoogte niet meer dan bedraagt dan 5 m.

  1. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

  1. ten behoeve de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 m;

  2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 16 m;

  3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 6 m.

  1. het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:

  1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw.

  1. de regels en toestaan dat antennes worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;

  2. de noodzaak van plaatsing is aangetoond;

  3. is aangetoond dat de plaatsing van een antenne niet mogelijk is op bestaande hoogbouw of een bestaande (hoogspannings)mast;

  4. de locatie in overeenstemming is met het plaatsingsplan, waarbij plaatsing bij voorkeur plaatsvindt op bedrijventerreinen, sportterreinen en/of groene gebieden, dan wel nabij kantoren en bij voorkeur niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen;

  5. is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende gebieden. In de afweging omtrent de verlening van omgevingsvergunning worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Wet natuurbescherming betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet, indien vereist, zal worden verleend;

  6. de bouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond.

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden gesteld omtrent de kleur en de exacte locatie van de antennemast c.a. en het aanbrengen van afschermende beplanting;

  1. de regels ten aanzien van de situering van het hoofdgebouwen ten opzichte van de voorgevelrooilijn, mits dit niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied.

  2. Er kan worden afgeweken van artikel 35, lid 1, onder c om een gebouw te voorzien van een plat dak en/of andere dakhelling met dien verstande dat de maximale goothoogte gelijk kan worden gesteld aan de maximale bouwhoogte, mits dit niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied.

  3. Het gebruik van de gronden voor de voorgevel voor het parkeren of stallen van voertuigen.

  4. Ten behoeve van strijdig gebruik van gronden en/of bouwwerken, mits de afwijking niet zal leiden tot een onomkeerbare wijziging van de bestemming.

 

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

 

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

  3. Burgemeester en wethouder zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingen 'Gemengd-2', 'Gemengd-6', 'Gemengd-8', 'Gemengd-9' en 'Centrum', te wijzigen in de één van de overige gemengde functies in dit bestemmingsplan, ofwel de bestemming 'Wonen'. De bevoegdheid ontstaat indien:

1. het detailhandelsgebruik overeenkomstig deze bestemming is gestaakt of sinds de vaststelling van het bestemmingsplan 18 maanden niet heeft plaatsgevonden en één van de overige toegelaten functies binnen de bestemming is gerealiseerd of aanwezig is geweest;

2. het detailhandelsgebruik overeenkomstig deze bestemming voor de duur van tenminste 18 maanden feitelijk is gestaakt.

  1. Burgemeester en wethouder zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingen 'Gemengd-1', 'Gemengd-3', 'Gemengd-4', 'Gemengd-5', 'Gemengd-7' en 'Gemengd-10', te wijzigen in de één van de overige gemengde functies in dit bestemmingsplan, ofwel de bestemming 'centrum' of 'wonen'. De bevoegdheid ontstaat indien:

1. binnen 18 maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan wordt onderbouwd dat het gewenste gebruik past;

2. aangetoond wordt dat het gewenste gebruik in de afgelopen 60 maanden op het perceel heeft plaatsgevonden.

 

 

Artikel 40 Algemene procedureregels

 

40.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

 

40.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

40.3 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisenregeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

 

 

Artikel 41 Overige regels

 

41.1 Parkeren

 

  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het wijzigen van het gebruik van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende opgave, zoals deze hiervoor is opgenomen in het artikel over de Parkeereis (artikel 3), in het artikel over Halen/ brengen bij scholen (artikel 4 lid 2 en lid 3) en over de Maatvoering (artikel 5) van de Nota parkeernormering gemeente Ede 2017;

  2. Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in het plangebied bij de ontwikkeling wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende opgave, zoals deze hiervoor is opgenomen in het artikel over de Parkeereis (artikel 3), in het artikel over Halen/ brengen bij scholen (artikel 4 lid 2 en lid 3) en over de Maatvoering (artikel 5) van de Nota parkeernormering gemeente Ede 2017. Voor de definitie van het plangebied wordt verwezen naar de betreffende Nota;

  3. Indien de onder a en b bedoelde (beleids)regels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.

 

41.2 Laden en lossen

 

  1. Indien de functie van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien in het plangebied overeenkomstig met de Nota parkeernormering gemeente Ede 2017;

  2. Indien de onder a bedoelde (beleids)regels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.

 

41.3 Afwijken van Parkeren en Laden en Lossen

 

41.3.1 Bevoegdheid

 

Bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 41.1 en artikel 41.2:

  1. voor zover op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;

  2. voor zover door een maatregel geen of minder dan de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte noodzakelijk is;

  3. voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

 

41.3.2 Voorwaarden

 

Bij de toepassing van de in artikel 41.3.1 genoemde afwijkingen wordt rekening gehouden met de afwijkingsvoorwaarden, zoals deze zijn neergelegd in de Nota parkeernormering gemeente Ede 2017. Indien deze regeling worden gewijzigd moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

 

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 42 Overgangsrecht

 

42.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

42.2 Overgangsrecht gebruik

 

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder sub a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 43 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Ede-Centrum e.o.'.